NL8600453A - Op de tastzin werkende weergeefinrichting en werkwijze voor de vervaardiging daarvan. - Google Patents

Description

άΤΓ/ΗΜ -1- Ορ de tastzin werkende weergeefinrichting en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op een elektromechanische op de tastzin werkende weergeefinrichting, voorzien van één of meer voelbare organen, die beweegbaar zijn tussen een eerste stand en een tweede stand, waarbij door persoonlijke 5 aftasting bepaald kan worden in welke van de genoemde twee standen het voelbare orgaan is, welk voelbare orgaan gekoppeld is met een langwerpig piëzo-elektrisch riet of buigorgaan, dat onder invloed van daaraan aangelegde spanningen krom trekt, en op een eerste en een tweede plaats 10 is bevestigd terwijl het op een derde plaats met het voelbare orgaan is gekoppeld.

üJen dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.044.350. Bij deze bekende inrichting worden de piëzo-elektrische rieten aan hun uiteinden 15 bevestigd en zijn zij in hun middengedeelte met een voelbaar orgaan gekoppeld.

Bij deze bekende constructie heeft men bijgevolg weliswaar een redelijke aandrijfkracht voor de voelbare organen, maar is de uitslag bij een bepaalde lengte van de 20 rieten en aangelegde spanning betrekkelijk klein.

Een verdere moeilijkheid is, dat in regelmatige patronen, zoals bijvoorbeeld bij brailleweergeefinrichtingen gebruikt worden, de voelbare organen betrekkelijk dicht bij elkaar moeten liggen en dat daardoor ook betrekkelijk veel rieten 25 boven elkaar zijn gemonteerd. Dit is bij deze bekende constructie een zestal, bij het verzorgen van een elementair brailleleesregel, die per karakter zes punten in twee rijen van drie heeft.

Verder is bij deze bekende constructie de noodzaak 30 aanwezig, dat de rieten zich ter weerszijden van de voelbare organen moeten uitbreiden, zodat het nodig is, dat zij langs deze organen heen gaan. Daardoor wordt in principe meer ruimte in beslag genomen.

In het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift gaat 35 het om een weergave van zes-punts-braille. Een andere ·*- ï' - 'i v X \ .V ·; J -» i .. '*· -2- uitvoeringsvorm van een zes-punts-braille, onder gebruik-making van piëzo-elektrische rieten, is bekend uit liet Amerikaanse octrooischrift 4.283.178» Daarbij zijn de rieten aan dén zijde ingeklemd en werken zij aan de andere 5 zijde samen met de voelbare organen. Hoewel deze opstelling voor een bepaalde rietlengte en een bepaalde daaraan aangelegde spanning, dus een bepaalde kromming, een grotere uitslag geeft dan de constructie volgens het Amerikaanse octrooischrift 4.044.350» doet zich hier het nadeel voor, 10 dat de uitgeoefende kracht betrekkelijk gering is. Bovendien is het uitermate moeilijk de rieten zodanig in te klemmen, dat een stabiele stand van de rieten wordt verkregen. Daarbij is bovendien de mechanische belasting van de rieten in de nabijheid van de plaatsen waar zij eenzijdig zijn bevestigd 15 betrekkelijk groot. Daardoor zal een dergelijke inrichting betrekkelijk brede rieten moeten hebben om een voldoende kracht voor bediening van een voelbaar orgaan dat als braillepunt dienst doet, op te kunnen brengen. Verder is de kans op de noodzaak van justering gedurende het gebruik 20 aanmerkelijk. Tenslotte blijkt, dat de inklemming niet zodanig kan worden uitgevoerd, dat zelfs bij een goed recht riet de voelbare organen zonder justering gebruikt kunnen worden, waarbij bovendien nog rekening gehouden moet worden met het feit, dat niet alle piëzo-elektrische rieten in hun 25 stand waarin geen elektrische buiging aanwezig is voldoende recht zijn. Daardoor vergt deze inrichting normaal zowel een .justering bij het begin als gedurende het gebruik" bijvoorbeeld van de lengte van de voelbare organen. Bovendien is, wanneer de voelbare organen die op een zelfde plaats 30 zijn gelegen door de justering een iets verschillende lengte hebben, bij reiniging van het geheel, bijvoorbeeld ter verwijdering van huidvet, de noodzaak aanwezig dat steeds weer hetzelfde voelbare orgaan komt samen te werken met hetzelfde riet.

35 Bén van de problemen bij weergeefinrichtingen van het beschouwde type is, dat de verschillende rieten, die verschillende voelbare organen moeten bedienen, elkaar niet moeten hinderen, maar dat anderzijds wel een voldoend dicht patroon van voelbare organen wordt verkregen, bijvoorbeeld 40 voor het maken van een normale braille leesregel, dan wel Λ -·% -t -* · f ... > ;) ) * * -3- voor het maken van een twee-dimensionaal beeld, waarin een aantal beeldpunten bediend kan worden, zoals bijvoorbeeld op zichzelf bekend is uit het Amerikaanse ootrooischrift 3.229.387.

5 De uitvinding beoogt nu een weergeefinrichting van het beschouwde type te verschaffen, waarmede op eenvoudige wijze een vodoende kracht gecombineerd kan worden met een voldoende uitslag en justeerproblemen aanmerkelijk worden vereenvoudigd.

De bovengenoemde doeleinden worden volgens de uitvinding 10 bereikt door er in te voorzien, dat de derde plaats waar het riet met het voelbare orgaan samenwerkt buiten de eerste en de tweede plaats ligt, waar het riet is bevestigd.

Doordat bij de uitvinding het bèweegbare einde van het riet een vrij einde is wordt bij een bepaalde kromming van 15 het riet een grotere uitslag verkregen dan bij de bekende inrichting waarbij de beide uiteinden van het riet zijn vastgelegd. Bovendien geeft de uitvinding een betere kracht-verdeling dan bij de inrichting waarbij een riet eenzijdig wordt ingeklemd en tenslotte is ook de nauwkeurigheid van 20 instelling van het riet belangrijk beter dan bij inklemming aan één einde. Daardoor heeft de weergeefinrichting volgens de uitvinding, nadat zij eenmaal is gejusteerd» minder correctie van de justering nodig dan een inrichting met eenzijdig ingeklemde rieten. Bovendien geeft de goede 25 definitie van de stand van het riet tussen twee uiteen liggende punten, zoals nog in het volgende besproken zal worden, de mogelijkheid van een vervaardiging zonder dat individuele justering van de voelbare organen nodig is.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding wordt, 30 wanneer op op zichzelf bekende wijze de eerste plaats bij een uiteinde van het riet ligt, er in voorzien, dat de tweede plaats in het middengebied van het riet ligt en de derde plaats bij het andere uiteinde. Hoewel in het algemeen de beste resultaten worden verkregen, wanneer de tweede 35 plaats in het midden van het riet ligt, is hier een zekere variatie mogelijk, zodat de omschrijving middengebied een gebied omvat dat bijvoorbeeld loopt vanaf een kwart van de lengte van het riet ten opzichte van de eerste plaats tot even voorbij het midden, aangezien de uitslag snel kleiner 40 wordt, wanneer de tweede plaats verder dan het midden van de « -4- eerste plaats afligt.

Piëzo-elektrische rieten, die bij voorkeur bij de uitvinding gebruikt worden, hebben een centraal geleidend blad met aan weerszijden daarvan een piëzo-elektrische laag 5 met daarop een geleidende bekleding. Bij toepassing van een dergelijk riet wordt er volgens een nadere uitwerking van de uitvinding bij voorkeur in voorzien, dat de bevestiging op de eerste plaats gebeurt door bevestiging van het centrale blad en dat de bevestiging op de tweede plaats gebeurt 10 door inklemming van het riet tussen steundelen.

Baarbij heeft de bevestiging bij voorkeur plaats aan een uitstekend gedeelte van het centrale blad, dat zeer kort ie in vergelijking met het riet. Een dergelijke bevestiging geeft de mogelijkheid enerzijds verplaatsing in het buigvlak 15 van het uiteinde van het riet praktisch volledig tegen te gaan, maar anderzijds wel voldoende flexibiliteit te geven, om de buiging van het riet op te kunnen vangen, zonder dat vermoeidheidsverschijnselen te vrezen zijn.

Volgens nog een nadere uitwerking van de uitvinding 20 wordt er in voorzien, dat het riet op de tweede plaats is ingeklemd tussen klemoppervlakken, die naar het riet toe enigszins bol staan. Omdat bij de uitvinding op de plaats van de inklemming een zekere zwenkbeweging van het riet mogelijk is kan op deze wijze de aanligging van het riet 25 tegen de tweede vasthoudorganen zowel soepel als nauwkeurig zijn.

Bij toepassing van de uitvinding op een onderlinge opstelling van de rieten in een trapvorm, zoals op zichzelf bekend is uit het Amerikaanse octrooischrift 4.283.178 en 30 waarbij die rieten dezelfde lengte hebben, wordt er bij voorkeur in voorzien, dat de eerste, tweede en derde bevestigingsplaatsen volgens overeenkomende trapvormen zijn gelegen.

'Een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding met 35 al dan niet trapvormig boven elkaar liggende rieten bestaat daaruit, dat de eerste bevestigingsplaatsen voor de rieten gevormd worden door een verbinding tussen één van de geleiders van de rieten en een geleidend vlak, dat in hoofdzaak evenwijdig is aan het vlak, waarin de rieten buigen.

1 ' * -5-

Een dergelijke verbinding kan een soldeerverbinding zijn tussen bijvoorbeeld bet centrale blad en bet geleidende vlak, maar lasverbindingen of vastzetting door klemmen en/of schroeven is eveneens mogelijk.

5 Doordat bij deze uitvoeringsvorm een verbinding tot stand wordt gebracht met een vlak, dat in hoofdzaak evenwijdig is aan bet vlak, waar de rieten in buigen, is bet mogelijk eventuele verscbillen in de aanvangskromming van bet riet op te vangen.

10 Set andere geleidende deel kan met een bjjyoorbeeld flexibel geleidend draadje met de bijbehorende elektrische aansluiting worden verbonden door middel van solderen, lassen, klemmen en/of schroeven.

Bovendien is deze uitvoeringsvorm zeer geschikt voor 15 duplicatie, waarbij twee stellen rieten boven elkaar elk in de vorm van een trap zijn aangebracbt, welke trappen naast elkaar zijn gelegen, waarbij de geleidende oppervlakken, waarmede de soldeer- of lasverbindingen tot stand worden gebracht tegenover elkaar liggende geleidende oppervlakken 20 van een plaat zijn, die in de ruimte tussen de verlengden van de rieten is aangebracbt en evenwijdig is aan bet vlak van buiging van de rieten.

Een uitermate voordelige vervaardigingswijze van een dergelijke inrichting wordt volgens een nadere uitwerking 25 van de uitvinding verkregen door er in te voorzien, dat de rieten op bun tweede plaatsen enigszins zwenkbaar in hun vlak-van buiging worden bevestigd, dat de rieten op de derde plaatsen in een stand gebracht worden, waarin zij gejusteerd zijn ten opzichte van de voelbare organen en 30 dat de rieten op de eerste bevestigingsplaatsen in deze stand worden bevestigd. Hiermede is het niet alleen mogelijk de beginkromming van bet riet zodanig op te vangen, dat met standaard voelorganen kan worden uitgekomen, die dus niet gejusteerd behoeven te worden, maar wordt bovendien de « 35 goede definitie van de plaatsbepaling van de rieten gebruikt zodat in de praktijk bijregeling niet meer nodig is.

Ingeval die rieten zodanig worden gebruikt, dat een voelbaar door bekrachtiging in een richting wordt veroorzaakt en de nulstand door bekrachtiging in de andere richting, is 40 gebleken dat voldoende compensatie voor de individuele vorm -6- * w van de rieten mogelijk is, door de rietuiteinden te bevestigen in de stand, die een gemiddeld riet in onbekrachtigde toestand inneemt bij juist gejusteerde rieten.

Een verder voordeel van een op deze wijze vervaardigde 5 weergeefinrichting bestaat daaruit, dat de voelorganen pennetjes van een vaste lengte kunnen zijn die overeenstemt met de plaats die zij in de trapconfiguratie innemen, hetgeen bij schoonmaken en onderhoud tot zeer aanmerkelijke tijdsbesparingen leidt.

10 Dergelijke weergeefinrichtingen nemen namelijk op den duur een zekere hoeveelheid vuil op, bijvoorbeeld huidvet.

Het is dan gebruikelijk een dergelijke inrichting, bijvoorbeeld een brailleleesregel, te demonteren en de als afgeronde pennetjes uitgevoerde voelbare organen schoon te maken, 15 evenals het vlak, waar zij door naar boven steken of niet.

Bij de uitvinding nu is een pennetje van eeii bepaalde lengte altijd geschikt voor willekeurig welk weergeefpunt, dat op dezelfde plaats in een trapvorm ligt.

De uitvinding wordt bij voorkeur uitgevoerd in de vorm 2Ö van een uitgebreide braillecel met twee rijen van vier aftastbare punten. Daardoor is het mogelijk, zoals op zichzelf bekend is, behalve de normale aanduiding van het brailleschrift een aanvullende aanduiding te geven, bijvoorbeeld hóófdletters, cijfers, muziekschrift en dergelijke.

25 Het is evenwel op zichzelf bekend dergelijke informatie ook toe te voeren bij zespunts-braille uitleescellen, bijvoorbeeld door een of meer van de punten in trilling te brengen dan wel het voelbare orgaan een voelbaar randje te geven, dat afhankelijk van de aanvullende informatie een bepaalde 50 draaiing ondergaat. (Men zie Amerikaans octrooischrift 4.445.871).

De uitvinding is evenwel niet beperkt tot toepassing op verschillende typen van brailleschrift, maar kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor andere beeldinformatie voor 35 visueel gehandicapten.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig, 1 schematisch een zijaanzicht toont van een braillecel, waarin de uitvinding is toegepast; * ·* r

, ' J ' J

* -7- fig. 2 een doorsnede door die cel toont over de lijn II-IIï fig. 3 een aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, op vergrote schaal toont over de lijn III-III; 5 fig. 4 een deelaanzicht toont op vergrote schaal van fig. 2; fig. 5 een aanzicht van een riet toont; en fig. 6 op vergrote schaal de inklemming van een riet toont.

10 In de tekening is met 1 een gestel aangeduid met een benedenbalk 2, een centraal schot 3 met daarop bevestigd ter weerszijden uitstekende horizontale steunschotten 4, 5 en 6 en een bovenbalk 7.

Ier weerszijden van het schot 3 is telkens in de 15 horizontaal naar buiten open uitsparing tussen de benedenbalk 2 en het eerste dwarssehot 4; respectievelijk het eerste dwarssehot 4 en het tweede dwarssehot 5; het tweede dwarssehot 5 en het derde dwarssehot 6; respectievelijk het dwarssehot 6 en de bovenbalk 7 een zogenaamd piëzo-20 elektrisch riet 8,9,10 respectievelijk 11 aangebraeht. Met deze rieten werken pennetjes 12,13,14,15 samen, die vrij op en neer kunnen bewegen in boringen 16,17,18 en 19, die in de bovenbalk 7 zijn aangebracht. Op deze balk is verder op losneembare wijze een tastplaatje 20 aangebracht met gaten 25 in het verlengde van de gaten 16,17,18 en 19. De pennetjes 12,13,14 en 15 hebben een aan de hoogte van het piëzo-elektrische riet 8',9* 10,11, waar zij mee samenwerken, aangepaste lengte, zodanig dat wanneer het riet op op zichzelf bekende wijze onder invloed van een elektrische spanning 30 buigt, aan de bovenzijde van het plaatje een afgeronde kop van het desbetreffende pennetje uitsteekt en daarbij voelbaar is. Er zijn in het getekende uitvoeringsvoorbeeld twee rijen van vier pennetjes, hetgeen betekent, dat een brailleweergave van een letter of teken mogelijk is met aanvullende informatie, zoals het aanduiden van cijfers, hoofdletters, muziekschrift en dergelijke. De rietjes 8,9, 10 en 11 worden, zoals meer in het bijzonder uit fig. 5 en 6 volgt, gevormd door een dun centraal geleidend blad 21, bijvoorbeeld van messing, ter weerszijde daarop aangebracht 40 een piëzo-elektrische laag 22 en 23 met daarop een geleidende j - -8- bekleding 24 respectievelijk 25» bijvoorbeeld van zilver, nikkel of goud.

Zoals in fig. 5 zichtbaar is houden deze geleidende lagen 24 en 25 kort voor het einde van het riet op, terwijl 5 het centrale blad van geleidend materiaal 21 tot buiten de piëzo-elektrische lagen 22 en 23 uitsteekt.

Aan het braille-uiteinde heeft een riet, zoals in het bijzonder uit fig. 5 blijkt, juist een terugspringing van het centrale blad 21 en zijn de geleidende lagen 24 en 25 10 door middel van een verbindingsorgaan 26 met elkaar verbonden.

Aan de andere zijde van het riet steekt van de buitengeleider 21 een verlenging 27 uit, dat een voldoende stijfheid voor bevestiging heeft. Deze bevestiging geschiedt aan een plaat 28, bijvoorbeeld een printplaat, die plaatselijk 15 geleidende banen 32 heeft en kan geschieden door solderen of lassen.

Tenslotte tonen'fig. 4 en 6 hoe het riet 10 is ingeklemd tussen de schotten 5 en 6 met behulp van een clip 29, die ü-vormig is met vlakke buitenzijden waarmede hij tegen de 20 schotten 5 respectievelijk 6 aanligt en aan de binnenzijde van zijn benen een afgerond vorm 30. Deze clip kan met de uiteinde van zijn benen rusten tegen de ronde borst 31 (zie fig. 3 en 4) die op het middenschot 3 is aangebracht en tevens dient om te verhinderen dat de piëzo-elektrische 25 rieten zoals 8 t/m 11 tegen het centrale schot 3 komen aan te liggen.

De in de tekening weergegeven en in het bovenstaande beschreven inrichting vormt in feite een braillecel voor één enkel teken. Een aantal dergelijke cellen kan naast 30 elkaar worden gelegd, waardoor een brailleleesregel ontstaat. De uitvinding is evenwel niet beperkt tot toepassingen voor het vormen van brailletekens, maar het is ook mogelijk de uitvinding toe te passen om willekeurige patronen aan een visueel gehandicapte mede te delen.

35 De vervaardiging van de in het bovenstaande beschreven inrichting kan worden uitgevoerd, door het geheel te monteren zonder dat de verlenging 27 van het centrale blad 21 aan de plaat 28 is bevestigd. Dan worden maldelen ingevoerd tussen het frame en de in de tekening rechter zijde van de rieten, 40 waardoor deze een nauwkeurig bepaalde stand innemen, ongeacht ... «i - .4 'f « ·> · ^

·· .· J

-9- * een eventuele gering kromming of onvolmaaktheid bij de inklemming met behulp van beugels 29.

In deze stand van de rieten worden dan de uitstekende delen 27 aan de plaat 28 gesoldeerd of gelast met als gevolg, 5 dat de plaats van het uiteinde van de rieten, dat met de pennen 16 t/m 19 samenwerkt, nauwkeurig vastligt, zodat een verdere justering niet meer nodig is. Daardoor kunnen de pennen 16,17,18 en 19 elk een eigen van tevoren vastgelegde lengte hebben, die geen justering meer behoeft. Dit vormt 10 een belangrijke werkbesparing, omdat het justeren veelal betrekkelijk arbeidsintensief is. Bovendien kan het tast-plaatje 20 met het leesvlak gereinigd worden, waarbij de pennen verwijderd kunnen worden en apart gereinigd, zonder dat er daarbij op gelet behoeft te worden, bij welk op een 15 bepaalde plaats gelegen gat welke pen van de bij die plaats passende lengte hoort. Dit is bijvoorbeeld bij het reinigen van een hele brailleregel een uitgesproken voordeel dat ook het onderhoud van een braillecel, die volgens de uitvinding is uitgevoerd, aanmerkelijk vereenvoudigt.

20 De in de tekening weergegeven braillecel heeft het voordeel, dat het brailleteken bij een uiteinde wordt gevormd, zodat twee cellen met hun uiteinden tegen elkaar gelegd kunnen worden, waarna dergelijke dubbele cellen naast elkaar gelegd kunnen worden voor het vormen van twee dicht bij elkaar 25 liggende brailleleesregels.

Claims (11)

1. Elektromechanische op de tastzin werkende weergeef-inrichting, voorzien van één of meer voelbare organen, die beweegbaar zijn tussen een eerste stand en een tweede stand, waarbij door persoonlijke aftasting bepaald kan worden in 5 welke van de genoemde twee standen het voelbare orgaan is, welk voelbare orgaan gekoppeld is met een langwerpige piëzo-elektrisch riet of buigorgaan, dat onder invloed van daaraan aangelegde spanningen krom trekt, en op een eerste en een tweede plaats is bevestigd terwijl het op een derde plaats 10 met het voelbare orgaan is gekoppeld, met het kenmerk, dat de derde plaats waar het riet met het voelbare orgaan samenwerkt buiten de eerste en de tweede plaats ligt, waar het riet is bevestigd.

2. Weergeefinrichting volgens conclusie 1, waarbij de 15 eerste plaats bij een uiteinde van het riet ligt, met het kenmerk, dat de tweede plaats in het middengebied van het riet ligt en de derde plaats bij een uiteinde.

3. Weergeefinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het riet een centraal geleidend blad heeft met aan de buiten- 20 zijden daar tegenover een geleidende laag, met het kenmerk, dat de bevestiging op de eerste plaats gebeurt door bevestiging van het centrale blad en dat de bevestiging op de tweede plaats gebeurt door inklemming, van het riet tussen steundelen.

4. Weergeefinrichting volgens conclusie 3, m e ‘t het kenmerk, dat het centrale blad over een afstand, die kort is in vergelijking met de lengte van het riet, buiten de overige delen van het riet uitsteekt, welk uitstekend deel als bevestiging dienst doet.

5. Weergeefinrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, me't het kenmerk, dat het riet op de tweede plaats is ingeklemd tussen klem-oppervlakken, die naar het riet toe enigszins bd· staan.

6. Weergeefinrichting volgens één of meer van de 35 voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat een aantal rieten in het vlak van hun buigbeweging trapsgewijze boven elkaar zijn aangebracht, waarbij de . ' Λ - : 0 O \ * -11- rieten dezelfde lengte hebben en de eerste, tweede en derde bevestigingsplaatsen volgens overeenkomende trapvormen zijn gelegen.

7. Weergeefinrichting volgens conclusie 6, m e t 5het kenmerk, dat de eerste bevestigingsplaatsen voor de rieten gevormd worden door een soldeer- of lasver-binding tussen één van de geleiders of een aansïiitorgaan van de rieten en een geleidend vlak, dat in hoofdzaak evenwijdig is aan het vlak, waarin de rieten buigen.

8. Weergeefinrichting volgens conclusie 7» waarbij twee stellen rieten boven elkaar elk in de vorm van een trap zijn aangebraoht, die naast elkaar zijn gelegen, met het kenmerk, dat de geleidende oppervlakken, waarmede de soldeer- of lasverbindingen tot stand worden 15 gebracht tegenover elkaar liggende oppervlakken van een plaatselijk geleidende plaat zijn, die in de ruimte tussen de verlengden van de rieten is aangebracht en evenwijdig is aan het vlak van buiging van de rieten.

9· Werkwijze voor het vervaardigen van een weergeef-20 inrichting volgens één of meer van de conclusies 6-8, met het kenmerk, dat de rieten op hun tweede plaatsen enigszins zwenkbaar in hun vlak van buigen worden bevestigd, dat de rieten op de derde plaatsen in een stand gebracht worden, waarin zij gejusteerd zijn ten opzichte van de 25 voelbare organen en dat de rieten op de eerste bevestigingsplaatsen in deze stand worden bevestigd.

10. Weergeefinrichting vervaardigd onder toepassing van de werkwijze volgens conclusie 9, waarin de voelbare organen in gaten in een tastvlak beweegbare pennetjes zijn, 30 met het kenmerk, dat de pennetjes een vaste, niet instelbare lengte hebben.

11. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 t/m 8 en 10, waarbij de rieten met elkaar verbonden geleidende buitenbekledingen hebben en een daarvan geïsoleerd 35 centraal blad, met het kenmerk, dat het centrale blad of de buitenbekledingen aan een middenspanning worden gelegd en het andere van deze elementen, dus de buitenbekledingen of het centrale blad aan een spanning, die of een bepaalde waarde boven deze middenspanning ligt, 40 of dezelfde waarde daar beneden.