NL8002030A - Luchtband voor een tweewielig voertuig. - Google Patents

Description

V

HdB/WW/80 . O 639 -1- MICHELIN & CIE (Compagnie Générale des Etablissements MICHELIN te Clermont-Ferrand/Frankrijk

Luchtband voor een tweewielig voertuig

De uitvinding heeft betrekking op luchtbanden voor tweewielige voertuigen en meer in het bijzonder op luchtbanden voor rijwielen bestaande uit een buitenband en een opblaasbare binnenband.

5 Bij het monteren van de binnenband en van de buitenband op de wielvelg komt het dikwijls voor dat een deel van de binnenband beklemd geraakt, hetzij tijdelijk tussen een bandaf-nemer en een bandhiel van de buitenband, dan wel blijvend tu'ssen een bandhiel van de buitenband en de velg.

10 Men heeft tegenwoordig de neiging om de wanden van de binnenband dunner te maken en tevens de meridionale doorsnede van de luchtbanden van de beschreven soort te verkleinen, waardoor bi-j het beklemd raken van de wand van de binnenband dikwijls een beschadiging zal optreden, waardoor de binnen-15 band springt, ofwel een toenemend verlies van de band- spanning kan ontstaan.

Om het beklemd geraken van de binnenband te vermijden heeft men in het Amerikaans octrooischrift 811,109 voorgesteld om binnenbanden te vervaardigen waarvan de meridionale door-- 20 snede een sikkelvorm bezit, die zich aanvlijt tegen de binnenzijde van de kruin van de buitenband. In het Amerikaans octrooischrift 1 527 863 is eveneens voorgesteld om binnenbanden te vervaardigen waarvan de meridionale doorsnede de vorm van een paddestoel heeft, waarvan de bovenzijde aanligt 25 tegen de binnenzijde van de kruin van de buitenband. Wanneer men dan de buitenband en de binnenband monteert zal deze laatste bij het oppompen een cirkelvormige doorsnede aan-r\KJ nemen. De boven beschreven middelen worden ook wel toege- \ past bij een binnenband met een uitwendige diameter in niet- \ \ 800 2 0 30 \ -2- r* opgeporapte toestand die groter is dan de binnendiameter van de buitenband, waarbij de beide diameters gemeten worden in het equatoriale vlak. De niet-opgepompte binnenband heeft dan de neiging om zich tegen de kruin van de buitenband te 5 vlijen. Men heeft eveneens voorgesteld om de binnenband op beweeglijke wijze langs een equatoriaal gebied aan de binnenzijde van de kruin van de buitenband vast te plakken (Amerikaans octrooischrift 1 496 114).

De vervaardiging van dergelijke binnenbanden is gecompliceerd 10 en maakt het soms noodzakelijk om plaatselijk extra versterkingen aan te brengen, met name aan het deel dat in aanraking komt met de kruin van de buitenband (Brits octrooi 128 692), of aan de buitenband vastgeplakt is (Amerikaans octrooi 1 496 114).

T

15 Het doel van de uitvinding is om een eenvoudige oplossing voor te stellen voor het ondervangen van het beklemd raken van binnenbanden van luchtbanden van rijwielen,waarbij de voor de montage en de reparatie benodigde tijd wordt terugge-* bracht, terwijl men gebruik maakt van een gewone binnenband.

20 De luchtband voor een tweewielig voertuig volgens de uitvinding bestaat uit een buitenband gevormd door een kruin met een loopvlak en twee bandwangen die beide begrensd zijn door een bandhiel bestemd om aan te sluiten op een wielvelg, alsmede een binnenband die op zodanige wijze in de omgeving van 2 5 de kruin aan de binnenband van de buitenband is vastgeplakt'; -dat hij met de hand te verwijderen is, welke luchtband gekenmerkt is doordat de vastgeplakte binnenband in de niet-opgepompte toestand een wand heeft met een constante dikte en zodanig in gerekte toestand aan de buitenband is vastge-30 plakt, dat de inwendige equatoriale straal van deze binnenband groter is dan de uitwendige straal van de randen van de wielvelg, terwijl bovendien, nadat men de binnenband heeft laten leeglopen, deze een ovale omtrek aanneemt, waarvan de equatoriale hoogte in radiale zin kleiner is dan de^maximale 1 | 35 axiale breedte van deze omtrek en tezelfdertijd kleiner dan \\ 800 2 0 30 \ ' -3- «Si

Vr de gemiddelde diameter van deze omtrek, welke gemiddelde diameter gedefinieerd is als de ontwikkeling van de omtrek gedeeld door het getal “TC" .

De mate van rek in equatoriale richting van de binnenband, 5 d.w.z. de verhouding van het verschil tussen de buitenwaartse equatoriale straal van de geplakte binnenband en de buitenwaartse equatoriale straal van de binnenband in niet-opge-pompte en niet-geplakte toestand,, d.w.z. de band zoals deze vervaardigd is, ligt bij voorkeur tussen 0,5% en 5% in het 10 bijzonder tussen 1,5% en 3%. Bij voorkeur is de mate van rek in equatoriale richting, uitgedrukt in procenten, gelijk- aan de verhouding van het verschil tussen de vastgeplakte binnenband en de buitenwaartse equatoriale straal van de binnenband zelf, d.w.z. in afwezigheid van een buitenband, opgepompt tot 15 een druk van 0,05 bar en vrij rustend op de randen van de wielvelg met een zeer geringe spanning, d.w.z. zonder zichtbare deformatie van zijn cirkelvormige doorsnede ten opzichte van de buitenwaartse equatoriale straal van de binnenband zelf.

Volgens èen bij voorkeur gekozen uitvoeringsvorm naakt men in plaats van 20 het niet-duurzame plakmiddel gebruik van een plakmiddel dat bovendien zelfafdichtende eigenschappen bezit. Het niet-duurzame zelfafdichtende plakmiddel waarmede de binnenband langs een equatoriaal gebied is vastgeplakt (d.w.z. een op de equator gecentreerd gebied) welk gebied bij voorbeeld een axiale breedte heeft die ongeveer overeenkomt met 25 die van het loopvlak van de buitenband, zorgt voor de automatische afdichting van eventueel optredende lekken. Op deze wijze vermijdt men dat de luchtband al te vaak gedemonteerd en gehermonteerd dient te worden.

Volgens een andere bij voorkeur gekozen uitvoeringsvorm, die 30 eventueel tezamen met de voorgaande uitvoeringsvorm kan worden toegepast, voorziet men de buitenband van soepele band-hielen, d.w.z. bandhielen die niet als wapening een xveinig buigzame hielkernring bevatten, b.v. van staaldraad, doch daarentegen een soepele hierkernring gevormd uit zeer fijne (^^*^35 staaldraden, uit glasvezels, of uit synthetische of natuur- 1 1 800 2 0 30 * -4- lijke vezels zoals polyamiden, polyesters e.d. Het gevolg hiervan is dat het samenstel gevormd door de buitenband en de binnenband volgens de uitvinding gemakkelijk kan worden gevouwen of opgerold. Indien men alvorens de band te vouwen 5 of op te rollen het ventiel van de binnenband opent blijkt verrassenderwijze dat de binnenband bij ontvouwen of afrollen van het samenstel niet meer zijn oorspronkelijke cirkelvormige doorsnede heeft behouden. De binnenband ligt in meridionale doorsnede afgeplat tegen de kruin van de buitenband 10 en blijft daarbij langs een equatoriaal gebied aan de buitenband vastgeplakt, terwijl de doorsnede van de binnenband de vorm van ëen sikkel heeft aangenomen.

Deze sikkelvormige afplatting van de binnenband tegen de kruin van de buitenband vergemakkelijkt in belangrijke mate » 15 het monteren van de luchtband op de velg en draagt verrassenderwij ze bij tot het minimaliseren van het risiko van beklemd geraken van de binnenband. Wanneer men dan na het · monteren van de luchtband de binnenband oppompt verkrijgt deze zijn normale doorsnede en neemt zijn gebruikelijke positie in.

* 20 Een uitvoeringsvorm van de uitvinding is meer in detail in · het volgende beschreven, waarbij verwezen wordt naar de tekening. In de afbeelding stelt voor: . .

Fig. 1 een radiale doorsnede van een luchtband volgens de uitvinding gemonteerd op een wielvelg;en 25 fig. 2 een deelaanzicht, eveneens in radiale doorsnede van een deel van de luchtband voorzien van een vastgeplakte binnenband in de vorm die deze aanneemt, wanneer hij praktisch geen lucht meer bevat.

De uit een 'elastomeer vervaardigde luchtband 1, afgebeeld in 30 fig. 1 bestaat in wezen uit een buitenband 2 en een binnenband 3 waarvan de wand een praktisch constante dikte e heeft. Deze binnenband is zoals gebruikelijk voorzien van een niet in de afbeelding aangegeven ventiel.

\\ 800 2 0 30 Λ •οχ χ "5- *’ “ "

De buitenband 2 omvat twee bandwangen 21, die beide begrensd zijn door een bandhiel 22 gewapend met een hielkernring 23.

De gehele buitenband 2 is versterkt door middel van een weefselwapening 24·, die zich uitstrekt van de ene hielkern-5 ring op de andere. Voor het kontakt met de ondergrond is de buitenband 2 beschermd door een loopvlak 25, dat op het equatoriale vlak van de band gecentreerd is. De doorsnede van dit vlak met het vlak van de tekening is daarin aangegeven door de lijn ZZ'.

10 Het samenstel van de buitenband 2 met de binnenband 3 is weergegeven in gemonteerde toestand op de wielvelg 4, zoals op zichzelf gebruikelijk.

Als de binnenband 3 nog niet aan de buitenband 2 is vastge-plakt, en tot niet meer dan een geringe bandspanning, bij 15 voorbeeld 0,05 bar is opgepompt, heeft hij ongeveer de vorm zoals weergegeven door de stippellijnen 3'. De uitwendige equatoriale straal R’ is dan duidelijk kleiner dan de straal R die de binnenband heeft als hij in een gebied gelegen onder het dedl van de buitenband dat door het loopvlak 25 is bedekt, 20 is vastgeplakt aan de binnenwand 26 van de buitenband 2.

Dit verschil tussen de oorspronkelijke straal R’ en de grootste straal R bepaalt de spanning in omtreksrichting van de binnenband en geeft daaraan de ovale vorm weergegeven in fig. 1. Deze ovale vorm kan gemeten worden door de equatori-25 ale hoogte in radiale richting h en de maximale axiale breedte b van de.dwarsdoorsnede van de binnenband 3. Deze hoogte h is duidelijk kleiner dan de equatoriale hoogte H van de buitenband, zodanig dat net laagste deel van de binnenband 3 zich.ruimschoots boven de randen 41 van de wielvelg 4 bevindt.

30 Daardoor wordt vermeden dat de niet-opgepompte binnenband 3 wordt beschadigd door de (niet getekende) bandafnemers die gebruikt worden voor het monteren van de band op de wielvelg —. 4 of voor het afnemen van de band van deze velg. De hoogte h \_J ^ van de vastgeplakte binnenband is kleiner naarmate het ver-35 schil R - R' groter is en zich minder lucht in de binnenband \ 8002030 -6- bevindt.

Anderzijds is de equatoriale hoogte h in radiale zin van de vastgeplakte binnenband 3 tezelfdertijd kleiner dan de maximale axiale breedte b en kleiner dan 0,/jf , waarin C de 5 lengte van de omtrek van de dwarsdoorsnede van de binnenband voorstelt.

In het gebied van de buitenband 2 gelegen onder het loopvlak 25 bevindt zich een laag plakmiddel 5 waardoor de binnenband 3 met de binnenwand 26 van deze buitenband verbonden is.

10 Deze laag plakmiddel kan bestaan uit een mengsel dat zelf-dichtende eigenschappen bezit, d.w.z. dat bij doorboring van de buitenband 2 en lekraken van de binnenband 3 in dit gebied het zelfafdichtende plakmiddel 5 het lek snel zal afsluiten, wAardoor het luchtverlies van de band beperkt blijft.

15 Zoals in de tekening is aangegeven is het gebied waarin de lijmlaag 5 is gelegen gecentreerd op de equator van de luchtband (doorsnede met het vlak van de tekening ZZ'). De axiale breedte 1 is ongeveer gelijk aan (in de tekening iets kleiner dan) de axiale breedte L van het loopvlak 25.

20 Aangezien de beide hielkernringen 23 van de bandhielen 22 soepel zijn geconstrueerd is het volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding mogelijk om de luchtband 1 te vouwen of op zichzelf op te rollen teneinde de luchtband in een zeer gering volume te kunnen opbergen. Dit opvouwen 25 of oprollen heeft tengevolge dat de lucht in de binnenband 3 door het (niet afgebeelde) geopende ventiel uit de band wordt verwijderd. De aan de buitenband 3 vastgeplakte binnenband neemt dan een dwarsdoorsnede aan met een tegen de kruin van de buitenband 2 zeer afgeplatte sikkelvorm 30 (zie fig.2).

30 Deze sikkelvorm blijft gehandhaafd wanneer men de band ontvouwt of afrolt waardoor eveneens het risiko dat de binnenband 3 tussen de bandhielen 22 en de hielvelg 4 bekneld raakt verminderd wordt.

Ij 8002030 V . * ' t* * • Vi -7-

Na het nonteren van de luch'tband 1 pompt men de binnenband tot zijn normale bandspanning op waarbij deze zoals gebruikelijk praktisch het gehele volumen dat beschikbaar is aan de binnenzijde van de buitenband 2 en de wielvelg-M- opvult.

5 In fig. 1 stelt Ri voor de binnenwaartse equatoriale straal van de vastgeplakte binnenband 3 en Rj de buitenwaarts gemeten straal van de randen M-l van de wielvelg m-0.

t « ' - 8002030

Claims (4)

1. Luchtband voor een tweewielig voertuig, bestaande uit een buitenband gevormd door een kruin met een loopvlak en twéé bandwangen die beide begrensd zijn door een bandhiel be-5 stemd om aan te sluiten op een wielvelg, alsmede een binnenband die op zodanige wijze in de omgeving van de kruin is vastgeplakt aan de binnenwand van de buitenband dat hij met de hand te verwijderen is, met het kenmerk, dat de vastgeplakte binnenband in de niet-opgepompte toestand een 10 wand heeft met een constante dikte (e) en op zodanige wijze in gerekte toestand aan de buitenwand is vastgeplakt dat de inwendige equatoriale straal(Ri) van de binnenband groter is dan de uitwendige straal (Rj) van de randen (41) van de velg (4), terwijl bovendien na het leeglopen van de 15 binnenband de meridionale doorsnede van de vastgeplakte » binnenband (3) een ovale omtrek heeft waarvan de equatoriale hoogte in radiale zin (h) kleiner is dan de maximale breedte in axiale zin (b) en eveneens kleiner dan de gemiddelde diameter van deze ómtrek.

2. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verhouding van het verschil tussen de equatoriale buitenstraal (R) van de vastgeplakte binnenband (3) en de equatoriale buitenstraal (R') van de niet-vastgeplakte binnenband (31) ten opzichte van de equatoriale buitenstraal (R') van de niet-opgepompte en niet-vastgeplakte bin- 25 nenband (3') tussen 0,5 en 5%, bij voorkeur tussen 1,5%· en 3% van de equatoriale buitenstraal (RT) van de niet-vastgeplakte binnenband (3') uitmaakt. 1

3. Luchtband volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat. de binnenband (3) is vastgeplakt door middel van een plak- 30 middel met zelfdichtende eigenschappen voor lekkages. . \| 800 2 0 30 Luchtband volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de binnenband (3) is vastgeplakt langs een equatoriaal gebied waarvan de breedte (1) in 'v axiale richting ongeveer overeenkomt" met de breedte (L) ‘ van het loopvlak (25) van de buitenband (2). % -9-

5. Luchtband .volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bandhielen (22) van de buitenband (2) soepel zijn, waardoor het mogelijk is de buitenband (1) op zichzelf op te rollen, terwijl de binnenband (3") 5 na het afrollen van de buitenband met een sikkelvormige . doorsnede afgeplat tegen de binnenzijde van de kruin van de buitenband (2) aanligt. t * J ' 800 20 30