NL1038341C2 - Aansluitsamenstel voor een aftakking. - Google Patents
Aansluitsamenstel voor een aftakking. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1038341C2 NL1038341C2 NL1038341A NL1038341A NL1038341C2 NL 1038341 C2 NL1038341 C2 NL 1038341C2 NL 1038341 A NL1038341 A NL 1038341A NL 1038341 A NL1038341 A NL 1038341A NL 1038341 C2 NL1038341 C2 NL 1038341C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- connection assembly
- inlet piece
- sealing sleeve
- stop means
- conduit
- Prior art date
Links
- 238000003780 insertion Methods 0.000 claims description 86
- 230000037431 insertion Effects 0.000 claims description 86
- 238000007789 sealing Methods 0.000 claims description 76
- 230000008878 coupling Effects 0.000 claims description 66
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 claims description 66
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 claims description 66
- 239000000463 material Substances 0.000 claims description 10
- 230000004323 axial length Effects 0.000 claims description 4
- 230000000295 complement effect Effects 0.000 claims description 4
- 125000006850 spacer group Chemical group 0.000 claims description 4
- 239000004033 plastic Substances 0.000 claims description 3
- 230000007704 transition Effects 0.000 claims description 3
- 229920001971 elastomer Polymers 0.000 claims description 2
- 239000000806 elastomer Substances 0.000 claims description 2
- 230000002349 favourable effect Effects 0.000 description 9
- 238000009434 installation Methods 0.000 description 9
- 238000004519 manufacturing process Methods 0.000 description 6
- 238000005452 bending Methods 0.000 description 5
- 238000006243 chemical reaction Methods 0.000 description 5
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 3
- 238000001816 cooling Methods 0.000 description 3
- 238000001746 injection moulding Methods 0.000 description 3
- 238000009826 distribution Methods 0.000 description 2
- 238000003825 pressing Methods 0.000 description 2
- 238000004026 adhesive bonding Methods 0.000 description 1
- 230000005540 biological transmission Effects 0.000 description 1
- 238000005266 casting Methods 0.000 description 1
- 230000006835 compression Effects 0.000 description 1
- 238000007906 compression Methods 0.000 description 1
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 1
- 239000013536 elastomeric material Substances 0.000 description 1
- 238000011065 in-situ storage Methods 0.000 description 1
- 238000002347 injection Methods 0.000 description 1
- 239000007924 injection Substances 0.000 description 1
- 230000001788 irregular Effects 0.000 description 1
- 238000000034 method Methods 0.000 description 1
- 229920003052 natural elastomer Polymers 0.000 description 1
- 229920001194 natural rubber Polymers 0.000 description 1
- 238000001175 rotational moulding Methods 0.000 description 1
- 229920003051 synthetic elastomer Polymers 0.000 description 1
- 239000005061 synthetic rubber Substances 0.000 description 1
- 230000000007 visual effect Effects 0.000 description 1
- 238000003466 welding Methods 0.000 description 1
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L41/00—Branching pipes; Joining pipes to walls
- F16L41/08—Joining pipes to walls or pipes, the joined pipe axis being perpendicular to the plane of a wall or to the axis of another pipe
- F16L41/088—Joining pipes to walls or pipes, the joined pipe axis being perpendicular to the plane of a wall or to the axis of another pipe fixed using an elastic grommet between the extremity of the tube and the wall
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)
Description
Titel: Aansluitsamenstel voor een aftakking.
De uitvinding heeft betrekking op een aansluitsamenstel voor het aansluiten van een eerste leiding op een dwarsopening in een tweede leiding, waarbij het aansluitsamenstel een inlaatstuk en een afdichtmanchet omvat, en waarbij het inlaatstuk een koppeldeel omvat voor 5 bevestiging aan de eerste leiding, en een insteekdeel voor bevestiging in de dwarsopening van de tweede leiding, en waarbij de afdichtmanchet is ingericht om in gebruik a) afdichtend tussen het insteekdeel en een omtrekswand van de dwarsopening te liggen en b) het insteekdeel in de dwarsopening vast te klemmen.
10 Een dergelijk aansluitsamenstel is bekend en wordt bijvoorbeeld toegepast voor het in situ aansluiten van aftakkingen op een bestaande leiding, bijvoorbeeld een rioolbuis. Daartoe wordt in de bestaande leiding een dwarsopening geboord waarna de afdichtmanchet in de opening wordt geplaatst. Vervolgens wordt het inlaatstuk met het insteekdeel in de 15 afdichtmanchet vastgedrukt. Daarna kan de aftakking aan het koppeldeel worden bevestigd.
De uitvinding beoogt een verbeterd aansluitsamenstel van het hiervoor beschreven type te verschaffen. Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding een aansluitsamenstel te verschaffen dat eenvoudiger te 20 vervaardigen en te installeren is en/of waarmee een betrouwbaardere aansluiting tot stand kan worden gebracht, beter bestand tegen in gebruik daarop werkende krachten zoals indrukkrachten, uittrekkrachten, buigkrachten en/of torsiekrachten.
Daartoe wordt een aansluitsamenstel volgens de uitvinding 25 gekenmerkt doordat het inlaatstuk over ten minste een deel van de insteekdiepte dubbelwandig is uitgevoerd. Deze dubbelwandigheid verhoogt de sterkte en stijfheid van het inlaatstuk en kan bovendien de ondersteuningsfunctie van het inlaatstuk optimaliseren doordat de buitenste wand kan worden vormgegeven om af te steunen tegen de 30 dwarsopening en/of de afdichtmanchet terwijl de binnenste wand kan worden vormgegeven om af te steunen tegen de eerste leiding. Hierdoor kan het inlaatstuk over het dubbelwandige bereik goed aansluiten op de genoemde onderdelen en aldus bijdragen aan een gunstige krachtenverdeling en -overdracht.
1038341 2
Volgens een aspect van de uitvinding overlappen het koppeldeel en het insteekdeel elkaar althans gedeeltelijk, gezien in de insteekrichting van het insteekdeel. Dankzij deze maatregel kan een aan het koppeldeel bevestigde eerste leiding met een einde tot in de dwarsopening reiken. Dit 5 draagt bij aan een gunstiger krachtenspel. In gebruik op de eerste leiding werkende krachten zoals dwarskrachten en buigkrachten kunnen namelijk voor een deel rechtstreeks worden doorgeleid van het einde van de eerste leiding naar de omringende tweede leiding. De overige krachten kunnen gelijkmatiger, over een groter deel van het inlaatstuk worden verdeeld.
10 Hierdoor zal het samenstel bestand zijn tegen hogere externe krachten. Alternatief kan het samenstel lichter worden uitgevoerd, met minder materiaal. De maatregel kan voorts bijdragen aan een compact aansluitsamenstel, met een geringe inbouwhoogte.
Volgens een aspect van de uitvinding wordt een aansluitsamenstel 15 volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de koppellengte van het koppeldeel langer is dan de insteekdiepte van het insteekdeel. De verhouding tussen koppellengte en insteekdiepte is van invloed op de stabiliteit van de aansluiting en de wijze waarop externe krachten doorwerken op de eerst leiding, het inlaatstuk en de tweede leiding.
20 Daarnaast is de verhouding van invloed op de inbouwhoogte van het geïnstalleerde samenstel. Bij voorkeur is de koppellengte ongeveer 1,5 tot 2,5 keer zo groot als de insteekdiepte, meer bij voorkeur ongeveer 2 keer zo groot. Met dergelijke verhoudingen wordt een goede balans verkregen tussen de inbouwhoogte, stabiliteit en belastbaarheid van de te realiseren 25 aansluiting.
Volgens een aspect van de uitvinding omgeeft het insteekdeel het koppeldeel. Een aldus geconstrueerd inlaatstuk kan in gemonteerde toestand een stabiele positie aannemen. De constructie kan voorts bijdragen aan de stijfheid van het inlaatstuk, in het bijzonder de radiale stijfheid.
30 Voorts kan de constructie bijdragen aan een gunstige krachtendoorleiding. Doordat het einde van de eerste leiding, het koppeldeel, het insteekdeel en de openingwand van de tweede leiding zich alle rond elkaar uitstrekken kunnen krachten vanaf de eerste leiding in een vrijwel rechte lijn worden doorgeleid naar de tweede leiding. Hierdoor zullen minder, althans minder 35 grote buigmomenten in het inlaatstuk worden opgewekt.
3
Volgens een aspect van de uitvinding is het inlaatstuk vervaardigd uit één stuk. Een dergelijk samenstel telt slechts twee onderdelen (inlaatstuk en afdichtmanchet) en kan daardoor eenvoudig worden geïnstalleerd, met een minimum aan handelingen.
5 Volgens een aspect van de uitvinding zijn overlappende delen van het insteekdeel en het koppeldeel onderling verbonden door afstandhouders, bijvoorbeeld ribben. Hierdoor kan de stijfheid van het inlaatstuk op strategische punten worden vergroot, doch met een minimum aan extra materiaal.
10 Volgens een aspect van de uitvinding heeft het insteekdeel een in hoofdzaak constante wanddikte. Hierdoor is het insteekdeel eenvoudig te vervaardigen door gieten, bijvoorbeeld spuitgieten. Door de constante wanddikte koelt het product gelijkmatig af waardoor interne spanningen en daarmee gepaard gaande vervormingen vermeden of verminderd kunnen 15 worden.
Volgens een aspect van de uitvinding heeft het koppeldeel een in hoofdzaak constante wanddikte. Dit biedt dezelfde vervaardigingsvoordelen als hiervoor beschreven voor het insteekdeel.
Volgens een aspect van de uitvinding is de wanddikte van het 20 koppeldeel ongeveer gelijk aan de wanddikte van het insteekdeel. Dit draagt bij aan een eenvoudiger te vervaardigen samenstel. Meer in het bijzonder is het inlaatstuk hierdoor eenvoudig eendelig te spuitgieten. Doordat beide delen bij benadering een zelfde wanddikte hebben worden afkoelverschillen en daarmee gepaard gaande nadelen (interne spanningen, vervormingen 25 zoals kromtrekken) vermeden of verminderd.
Volgens een aspect van de uitvinding kan het koppeldeel een mof, een spie of beide omvatten. In het laatste geval kan tussen de mof en de spie een ringvormige kamer zijn gevormd waarin de eerste leiding opneembaar is. De spie kan voor ondersteuning zorgen, ter voorkoming dat de eerste 30 leiding in de mof wordt dichtgedrukt.
Volgens een aspect van de uitvinding kan het koppeldeel borgmiddelen omvatten om de eerste leiding in de geïnstalleerde toestand te fixeren. Deze borgmiddelen kunnen bijvoorbeeld een of meerdere vertandingen omvatten die zich in de ingestoken leiding vastbijten of een 35 wigvormige klemring die zich steeds strakker in of rond de eerste leiding klemt naarmate deze uit het samenstel wordt teruggetrokken. Aldus wordt 4 een sterke aansluiting verkregen, welke weerstand kan bieden tegen externe krachten, met name uittrekkrachten.
Volgens een aspect van de uitvinding kan het koppeldeel afdichtmiddelen omvatten, om afdichtend aan te liggen tegen de eerste 5 leiding. De afdichtmiddelen kunnen bijvoorbeeld een afdichtring omvatten. Hierdoor kan een fluïdumdichte verbinding tot stand worden gebracht tussen koppeldeel en eerste leiding.
Volgens een aspect van de uitvinding kan het inlaatstuk eerste aanslagmiddelen omvatten. Deze eerste aanslagmiddelen kunnen zich 10 bijvoorbeeld uitstrekken langs de buitenomtrek van het inlaatstuk. Dankzij dergelijk aanslagmiddelen wordt de insteekdiepte van het inlaatstuk beperkt en wordt verhinderd dat het inlaatstuk te ver of zelfs geheel door de dwarsopening wordt gedrukt. Aldus wordt installatie van het samenstel eenvoudiger, althans onfeilbaarder.
15 Volgens een nadere uitwerking van voomoemd aspect is een buitendiameter van de eerste aanslagmiddelen groter dan de diameter van de dwarsopening. Hierdoor kunnen de aanslagmiddelen afsteunen tegen de leidingwand rondom de dwarsopening. Dit vergroot de weerstand tegen in gebruik op het samenstel werkende doordrukkrachten. Het kan voorts 20 resulteren in een gunstiger krachtenspel waarbij op het samenstel werkende krachten via de eerste aanslagmiddelen worden doorgeleid naar de tweede leiding.
Volgens een nadere uitwerking zijn de eerste aanslagmiddelen ongeveer halverwege het inlaatstuk gelegen. Hierdoor kan het inlaatstuk 25 met een even lang gedeelte in de dwarsopening liggen als daarbuiten. Dit resulteert in een stabiele aansluiting met relatief grote belastbaarheid. In gebruik op het samenstel werkende krachten zullen via het in de dwarsopening gelegen inlaatstukgedeelte worden afgewenteld op de tweede leiding. De tweede leiding zal in reactie hierop reactiekrachten uitoefenen 30 op het in de dwarsopening gelegen gedeelte. Naarmate het buiten de dwarsopening gelegen gedeelte langer is zullen voomoemde reactiekrachten groter zijn als gevolg van hefboomwerking (het buiten de dwarsopening gelegen gedeelte fungeert als hefboom). Vandaar dat het gunstig is als beide gedeelten ongeveer even lang zijn. Daarbij is de lengte van het in de 35 dwarsopening gelegen gedeelte bij voorkeur kleiner dan of gelijk aan de 5 wanddikte van de tweede leiding. Alsdan zal dit gedeelte over de gehele ingestoken lengte kunnen afsteunen tegen de leidingwand.
In gevallen waar het inlaatstuk een dubbelwandig en een enkelwandig deel omvat zijn de eerste aanslagmiddelen bij voorkeur gelegen 5 nabij een overgang tussen beide delen. Hierdoor kan het dubbelwandige deel over haar volle lengte in de dwarsopening steken waardoor de sterkte van dit dubbelwandige deel optimaal benut kan worden.
Volgens een aspect van de uitvinding zijn de eerste aanslagmiddelen ingericht om de ronding van de tweede leiding te volgen.
10 Hierdoor kunnen de aanslagmiddelen nauwsluitend aanliggen tegen de leidingwand en aldus bijdragen aan een goede afdichting. Bovendien zal het aanligvlak relatief groot zijn, resulterend in een gunstige verdeling van aanlig- en aandrukkrachten.
Volgens een aspect van de uitvinding kunnen de eerste 15 aanslagmiddelen één of meer nokken omvatten die tezamen althans een deel van de buitenomtrek van het inlaatstuk beslaan. Door meerdere nokken te voorzien kan met een minimum aan materiaal toch een relatief groot aanslagbereik worden gerealiseerd. Alternatief kan één rondlopende nok worden voorzien. Met een dergelijke nok kunnen aandrukkrachten 20 gelijkmatig rondom de dwarsopening worden verdeeld en kunnen piekspanningen worden voorkomen. Een dergelijk nok kan bovendien bijdragen aan de algehele stijfheid en sterkte van het inlaatstuk.
Volgens een aspect van de uitvinding kan het inlaatstuk tweede aanslagmiddelen omvatten om de koppellengte tussen het inlaatstuk, meer 25 in het bijzonder het koppeldeel, en de eerste leiding te begrenzen. Aldus kan op eenvoudige wijze een voelbare of anderszins waarneembare terugkoppeling worden gegeven aan een gebruiker welke ervoor zorgt dat de eerste leiding steeds voldoende ver, doch niet te ver in of rond het koppeldeel wordt geschoven. De tweede aanslagmiddelen kunnen zich 30 bijvoorbeeld uitstrekken langs de binnenomtrek van het koppeldeel, nabij een einde daarvan.
Volgens een aspect van de uitvinding kunnen de eerste en tweede aanslagmiddelen zodanig ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt dat de koppellengte groter is dan de insteekdiepte. Een dergelijk verhouding 35 tussen koppellengte en insteekdiepte is, zoals hierboven uiteengezet, gunstig voor het wel functioneren van het aansluitsamenstel. Door slimme 6 plaatsing van de eerste en tweede aanslagmiddelen kan dus worden bereikt dat het inlaatstuk steeds wordt geïnstalleerd op een wijze die gunstig is.
Volgens een aspect van de uitvinding heeft de afdichtmanchet een axiale lengte die bij benadering gelijk is aan de wanddikte van de tweede 5 leiding ter plaatse van de dwarsopening. Hierdoor kan de afdichtmanchet afdichtend aanliggen tegen het gehele oppervlak van de openingwand en aldus bijdragen aan een goede afdichting.
Volgens een aspect van de uitvinding heeft de afdichtmanchet een axiale lengte die bij benadering gelijk is aan de insteekdiepte van het 10 inlaatstuk. Aldus kan de afdichtmanchet over de volle insteekdiepte afdichtend aanliggen rond het inlaatstuk en rechtstreeks contact tussen het inlaatstuk en de openingwand helpen verhinderen.
Volgens een aspect van de uitvinding is langs de buitenomtrek van de afdichtmanchet een grip- en/of afdichtingverhogende profilering voorzien, 15 bijvoorbeeld één of meerdere ribbels. Ter plaatse van deze profileringen zal de afdichtmanchet in gebruik met grotere druk aanliggen tegen de openingwand. Dit kan bijdragen aan een nog betere afdichting. Het kan tevens bijdragen aan een nog betere fixatie van de afdichtmanchet in de dwarsopening. De profilering strekt zich bij voorkeur uit rondom de gehele 20 buitenomtrek. Hierdoor is de plaatselijk verhoogde aanligdruk gelijkmatig verdeeld langs de omtrek. Bovendien zal het hierdoor niet uitmaken in welke stand de afdichtmanchet in de dwarsopening wordt gestoken.
Volgens een aspect van de uitvinding omvat de afdichtmanchet een kraag die in gebruik afdichtend aanligt tegen een buitenoppervlak van de 25 tweede leiding rondom de dwarsopening. De kraag kan bijdragen aan een nog betere afdichting tussen inlaatstuk en tweede leiding. Voorts kan de kraag visuele terugkoppeling geven dat de afdichtmanchet correct is geïnstalleerd.
Volgens een aspect van de uitvinding zijn naar elkaar gekeerde 30 oppervlakken van het inlaatstuk en de afdichtmanchet voorzien van samenwerkende profileringen welke in gebruik in elkaar kunnen grijpen. Met dergelijke profileringen kan een nog betere afdichting tot stand worden gebracht, en een nog betere fixatie tussen inlaatstuk en afdichtmanchet. Voornoemde voordelige effecten treden reeds op als slechts een aantal van 35 de profileringen in aangrijping is met elkaar. Omdat de insteekdiepte van het inlaatstuk van geval tot geval kan variëren heeft het de voorkeur om de 7 afdichtmanchet over de volle lengte van profileringen te voorzien. Bij het inlaatstuk kunnen de profilering over slechts een deel van de insteeklengte worden aangebracht, bij voorkeur nabij een inde daarvan. Aldus kunnen steeds één of meerdere profileringen in aangrijping zijn met elkaar, 5 ongeacht de daadwerkelijke insteekdiepte van het inlaatstuk.
Volgens een nadere uitwerking strekken de samenwerkende profileringen zich bij voorkeur uit langs de volle omtrek van ten minste één van de genoemde onderdelen (inlaatstuk en/of afdichtmanchet). Hierdoor maakt het niet uit in welke stand het inlaatstuk in de afdichtmanchet wordt 10 gestoken. Hierdoor wordt montage vereenvoudigd en de kans op montagefouten verkleind.
Volgens een nadere uitwerking hebben de samenwerkende profileringen een complementaire vorm. De profileringen kunnen hierdoor op vormgesloten wijze in elkaar grijpen. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm 15 kunnen de voor installatie benodigde krachten gering zijn. De samenwerkende profileringen kunnen ook zodanig zijn ingericht dat zij op krachtgesloten wijze in elkaar grijpen. Hiermee kan een zeer sterke aansluiting tot stand worden gebracht, bestand tegen hoge uittrekkrachten. Bij een dergelijke krachtgesloten uitvoeringsvorm speelt bovendien de 20 vormgeving en/of maatvoering van de profileringen een minder dominante rol waardoor minder strikte vervaardigingstoleranties kunnen gelden.
Volgens een aspect van de uitvinding is een eindrand van het inlaatstuk voorzien van een afschuining. De afschuining kan helpen om het inlaatstuk tijdens het inbrengen in de afdichtmanchet te centreren. De 25 afschuining zorgt er tevens voor dat de insteekkracht laag zal zijn, althans initieel.
Volgens een aspect van de uitvinding omvat een eindrand van het inlaatstuk een verjongd basisgedeelte waarvan de omhullende een conisch of gekromd (concaaf, convex of anderszins) verloop heeft, waarbij het 30 basisgedeelte ten minste twee gebieden omvat die radiaal inwaarts van de omhullende zijn gelegen, op enige afstand daarvan. Met een dergelijk geprofileerde eindrand wordt een lage insteekkracht verkregen doordat de rand tijdens het installeren sectorgewijs in contact komt met de afdichtmanchet.
35 Volgens een aspect van de uitvinding is de afdichtmanchet vervaardigd uit een elastomeer. Dankzij de goede elastische eigenschappen 8 van dit materiaal kan de afdichtmanchet steeds nauwsluitend aanliggen tegen aangrenzende oppervlakken, ook wanneer deze onregelmatigheden omvatten. Daarnaast heeft het materiaal een hoge wrijvingscoëffïciënt waardoor de afdichtmanchet in gebruik een hoge weerstand kan bieden 5 tegen indruk- en uittrekkrachten.
Volgens een aspect van de uitvinding is het inlaatstuk zodanig gedimensioneerd dat de stijfheid van het inlaatstuk groter is dan die van de afdichtmanchet, althans in radiale richting. Hierdoor kan het inlaatstuk tijdens installatie druk uitoefenen op de afdichtmanchet en deze plaatselijk 10 vervormen of samendrukken zonder zelf te vervormen.
Volgens een aspect van de uitvinding is het inlaatstuk vervaardigd uit eenzelfde materiaal als de aan te sluiten eerste leiding, althans een materiaal met vergelijkbare mechanische eigenschappen, zoals elasticiteitsmodulus, uitzettingscoëfficiënt, etc.. Hierdoor kunnen 15 aansluitproblemen tussen het inlaatstuk en de eerste leiding worden voorkomen of verminderd.
Volgens een aspect van de uitvinding zijn de afdichtmanchet en het inlaatstuk zodanig gedimensioneerd dat de afdichtmanchet in geïnstalleerde toestand enigszins is samengedrukt tussen het inlaatstuk en de 20 openingwand. Hierdoor worden in de afdichtmanchet elastische reactiekrachten opgewekt die er voor zorgen dat de afdichtmanchet steeds met een zekere kracht zal aanliggen tegen aangrenzende delen, ook wanneer deze onregelmatigheden en/of maatafwijkingen omvatten. Aldus wordt een goede afdichting verkregen. Daarnaast zorgen genoemde 25 reactiekrachten voor relatief grote wrijvingskrachten tussen de afdichtmanchet en de aangrenzende delen, hetgeen bijdraagt aan een goede fixatie van het inlaatstuk in de dwarsopening.
Ter verduidelijking van de uitvinding zal een uitvoeringsvoorbeeld van een aansluitsamenstel volgens de uitvinding, alsmede de 30 samenstellende onderdelen en het gebruik daarvan nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: FIG. 1 in perspectivisch aanzicht een aansluitsamenstel volgens de uitvinding, in uiteengenomen toestand; FIG. 2 in dwarsdoorsnede het aansluitsamenstel uit Figuur 1, in 35 samengestelde toestand; 9 FIG. 3 in perspectivisch aanzicht een inlaatstuk volgens de uitvinding; FIG. 4 in perspectivisch aanzicht een alternatieve uitvoeringsvorm van een inlaatstuk volgens de uitvinding; 5 FIG. 5 in dwarsdoorsnede een inlaatstuk volgens de uitvinding; FIG. 6 een detail van het inlaatstuk uit Figuur 5; FIG. 7 in dwarsdoorsnede een afdichtmanchet volgens de uitvinding; en FIG. 8 een detail van de afdichtmanchet uit Figuur 7.
10 Figuur 1 en 2 tonen een aansluitsamenstel 1 volgens de uitvinding voor aansluiting van een eerste leiding 21 op een dwarsopening 23 in een tweede leiding 22, waarbij de tweede leiding bijvoorbeeld een betonnen rioolbuis is en de eerste leiding 21 een daarop aan te sluiten kunststof aftakking. Het aansluitsamenstel 1 omvat een inlaatstuk 2 en een 15 afdichtmanchet 3 die in gemonteerde toestand afdichtend kan aanliggen tussen het inlaatstuk 2 en de dwarsopening 23. De afdichtmanchet 3 is bij voorkeur vervaardigd uit een elastomeer materiaal, bijvoorbeeld natuurlijk of synthetisch rubber. Het inlaatstuk 2 kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd uit kunststof, bijvoorbeeld PVC of PE. Het inlaatstuk 2 is bij voorkeur 20 vervaardigd uit hetzelfde of een vergelijkbaar materiaal als dat van de aan te sluiten eerste leiding 21, dat wil zeggen met vergelijkbare mechanische eigenschappen, zoals elasticiteitsmodulus, uitzettingscoëfficiënt, en dergelijke. Voorts is de geometrie van het inlaatstuk 2 zodanig dat de stijfheid, in het bijzonder de radiale stijfheid van het inlaatstuk 2 groter is 25 dan die van de afdichtmanchet 3, zodat de manchet 3 tijdens het installeren elastisch kan worden vervormd tussen het inlaatstuk 2 en de openingwand 23.
Zoals aangegeven in de figuren 1-5 omvat het inlaatstuk 2 een koppeldeel 4 en een insteekdeel 6. Het koppeldeel 4 dient ter aansluiting 30 van het inlaatstuk 2 op de eerste leiding 21 en kan daartoe zijn uitgevoerd als mof (als getoond). In een alternatieve uitvoeringsvorm kan het koppeldeel 4 bijvoorbeeld een spie omvatten of een mof spie combinatie waarbij tussen mof en spie een ringvormige kamer is gevormd voor opname van de eerste leiding 21.
35 Het getoonde koppeldeel 4 heeft een in hoofdzaak constante wanddikte d4. Het koppeldeel 4 kan voorts aanslagmiddelen 5 omvatten om 10 een koppellengte L4 tussen het koppeldeel 4 en de eerste leiding 21 te begrenzen. Dergelijke aanslagmiddelen 5 kunnen bijvoorbeeld een of meerdere nokken omvatten of een rondlopende rand welke zich - afhankelijk van de uitvoeringsvorm van het koppeldeel 4 - langs diens binnenomtrek 5 (als getoond) of buitenomtrek kunnen uitstrekken.
Het koppeldeel 4 kan voorts borgmiddelen (niet getoond) omvatten ten behoeve van een trekvaste verbinding tussen het koppeldeel 4 en de eerste leiding 21 en/of afdichtmiddelen (niet getoond) ten behoeve van een fluïdumdichte verbinding tussen voomoemde delen. De borgmiddelen 10 kunnen bijvoorbeeld weerhaakvormige elementen omvatten welke zich in de eerste leiding 21 kunnen vastbijten, of klemmiddelen welke zich rond de eerste leiding 21 kunnen vastklemmen. De afdichtmiddelen kunnen bijvoorbeeld een afdichtring omvatten.
Het insteekdeel 6 dient ter aansluiting van het inlaatstuk 2 op de 15 tweede leiding 22. Het insteekdeel 6 kan daartoe zijn uitgevoerd als een cilindervormig lichaam dat passend in de dwarsopening 23 opneembaar is. Het insteekdeel 6 heeft bij voorkeur een in hoofdzaak constante wanddikte d6. Deze wanddikte d6 is bij voorkeur van dezelfde orde van grootte als de wanddikte d4 van het koppeldeel 4. Aanslagmiddelen 8 kunnen zijn 20 voorzien om een insteekdiepte L6 van het insteekdeel 6 te begrenzen. Deze aanslagmiddelen 8 kunnen bijvoorbeeld een of meerdere nokken omvatten die zich langs de buitenomtrek van het inlaatstuk 2 uitstrekken, nabij een einde van het insteekdeel 6, als getoond in Figuur 3. Alternatief kunnen de aanslagmiddelen 8 bijvoorbeeld een rondlopende rand omvatten, als getoond 25 in Figuur 4. De plaatsing van de aanslagmiddelen 8 is bijvoorkeur zodanig dat de insteekdiepte L6 ongeveer even groot is als de wanddikte d22 van de tweede leiding 22. De vormgeving is bij voorkeur zodanig dat de aanslagmiddelen 8 de ronding van de tweede leiding 22 kunnen volgen ter plaatse van de dwarsopening 23.
30 Zoals getoond in de Figuren 2, 5 en 6 omgeeft het insteekdeel 6 het koppeldeel 4 en wel zodanig dat de insteekdiepte L6 overlapt met de koppellengte L4 (in axiale richting gezien). De koppellengte L4 kan even groot zijn als de insteekdiepte L6 of kleiner, doch is bij voorkeur groter dan de insteekdiepte L6, meer bij voorkeur ongeveer twee keer zo groot. De 35 overlap tussen insteek- en koppeldeel 6,4 kan maximaal zijn, waarbij het insteekdeel 6 over nagenoeg haar volledige insteekdiepte L6 overlapt met 11 het koppeldeel 4. Uiteraard kan de overlap in alternatieve uitvoeringsvormen geringer zijn. Voorts kan het koppeldeel 4 uitsteken aan één zijde van het insteekdeel 6 (de getoonde zijde of de tegenover gelegen zijde die naar het binnenste van de tweede leiding 22 is gekeerd) of aan 5 beide zijden.
De overlappende wanddelen van het koppeldeel 4 en het insteekdeel 6 kunnen op enige afstand S van elkaar zijn gelegen, zoals getoond in de Figuren 2, 5 (rechter helft) en 6. Daartussen kunnen ribben of andersoortige afstandhouders 7 zijn voorzien, als getoond in Figuur 4 en 5 10 (linker helft). Genoemde delen 4, 6 kunnen afzonderlijk zijn vervaardigd en daarna onderling zijn verbonden door middel van op zichzelf bekende bevestigingstechnieken zoals lijmen, lassen, schroefdraad, klempassing of dergelijke. Alternatief kunnen de delen 4, 6 inclusief eventuele afstandhouders 7 eendelig zijn vervaardigd, bijvoorbeeld door spuitgieten of 15 rotatiegieten. De wanddikten d4, d6, d7 van genoemde delen 4, 6 en 7 zijn bij voorkeur van vergelijkbare grootte. Hierdoor zullen zij vergelijkbaar afkoelgedrag vertonen hetgeen kromtrekken en opbouw van interne spanningen kan tegengaan of verminderen.
Het insteekdeel 6 is in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld voorzien 20 van profileringen 9 die zich langs althans een deel van de buitenomtrek uitstrekken. De profileringen 9 kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als groeven, ribben en/of nokken en hebben een dwarsdoorsnede die complementair is aan, althans kan samenwerken met hierna nog nader te beschrijven profileringen 11 van de afdichtmanchet 3. De profileringen 9 25 kunnen bijvoorbeeld een weerhaak- of zaagtandvormige dwarsdoorsnede hebben, als getoond in Figuur 5. De profileringen 9 kunnen over de hele insteekdiepte L6 van het insteekdeel 6 zijn aangebracht doch zijn bij voorkeur over een deel daarvan aangebracht, bijvoorkeur nabij het einde van het insteekdeel 6 dat in gebruik als eerste in de dwarsopening 23 wordt 30 gestoken.
Het insteekdeel 6 kan zijn voorzien van een afgeschuinde eindrand als getoond in Figuur 6. Alternatief kan het insteekdeel 6 zijn voorzien van een geprofileerde eindrand 10, als getoond in Figuur 4 en als beschreven in EP1589272 waarvan de inhoud hierin door referentie wordt geacht te zijn 35 opgenomen. Deze geprofileerde eindrand 10 omvat een verjongd basisgedeelte 12 waarvan de omhullende een conisch of gekromd verloop i 12 heeft, en ten minste twee gebieden 14 die radiaal inwaarts ten opzichte van die omhullende zijn gelegen, op enige afstand daarvan. Dankzij een dergelijke afgeschuinde of geprofileerde rand 10 wordt installatie van het inlaatstuk 2 vergemakkelijkt en kan de benodigde insteekkracht kleiner 5 zijn.
Het insteekdeel 6 kan voorts zijn ingesneden (niet getoond) vanaf voornoemde eindrand 10 teneinde vingers te vormen waarvan een vrij einde over een zekere radiale afstand (maximaal afstand S) naar binnen kan worden bewogen.
10 De afdichtmanchet 3 omvat in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld een in hoofdzaak cilindervormig lichaam met een lengte L3 en een wanddikte d3. De lengte L3 is bij voorkeur ongeveer gelijk aan de wanddikte d22 van de tweede leiding 22. De wanddikte d3 is bij voorkeur in hoofdzaak constant, afgezien van de hierna nog te beschrijven profileringen 11. De 15 afdichtmanchet 3 kan voorts een kraag 13 omvatten, als getoond, welke in gebruik kan aanliggen tegen de leidingwand romdom de dwarsopening 23.
De getoonde manchet 3 is voorzien van profileringen 11 die zich langs althans een deel van de binnenomtrek uitstrekken. De profileringen 11 kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als groeven, ribben en/of nokken, en 20 hebben een dwarsdoorsnede die complementair is aan, althans kan samenwerken met de hiervoor genoemde profileringen 9 van het insteekdeel 6, waarmee wordt bedoeld dat de profileringen 9,11 in gebruik in elkaar kunnen grijpen op vormgesloten en/of krachtgesloten wijze. De getoonde profileringen 9,11 hebben daartoe een weerhaak- of zaagtandvormige 25 dwarsdoorsnede. Uiteraard zijn andere vormen mogelijk. De profileringen 9 kunnen over een deel van de lengte L3 of over de volle lengte L3 van de afdichtmanchet 3 zijn aangebracht, bij voorkeur op regelmatige onderlinge afstand, als getoond.
De afdichtmanchet 3 kan voorts zijn voorzien van verdere 30 profileringen die zich uitstrekken langs de buitenomtrek, bij voorkeur langs de volle omtrek. Deze verder profileringen kunnen bijvoorbeeld groeven of ribbels omvatten. Van de laatstgenoemde variant is een uitvoeringsvorm getoond in Figuur 2. De getoonde ribbels hebben een halfronde dwarsdoorsnede. Uiteraard zijn andere vormen mogelijk.
35 Het hiervoor beschreven aansluitsamenstel 1 kan als volgt worden geïnstalleerd. Eerst wordt in de tweede leiding 22 een dwarsopening 23 13 geboord. Hierna wordt de afdichtmanchet 3 in de dwarsopening geplaatst zodat de kraag 13 aanligt tegen de leidingwand rondom de dwarsopening 23. Het cilindervormige deel van de afdichtmanchet 3 ligt in deze toestand vrij van of met lichte druk aan tegen de openingwand. Vervolgens wordt het 5 inlaatstuk 2 met het insteekdeel 6 in de afdichtmanchet 3 gestoken totdat de aanslagmiddelen 8 aanliggen tegen de kraag 13. De dimensionering van de dwarsopening 23, de afdichtmanchet 3 en het insteekdeel 6 is zodanig dat de afdichtmanchet 3 in deze toestand enigszins wordt samengedrukt tussen het insteekdeel 6 en de openingwand. De hierdoor in de afdichtmanchet 3 10 opgewekte elastische reactiekrachten zorgen voor een goede afdichting tussen voomoemde onderdelen, ook als de openingwand onregelmatig is. Bovendien zorgen voomoemde krachten er voor dat de manchet 3 en het insteekdeel 6 in de dwarsopening 23 worden vastgeklemd, zodat het aansluitsamenstel 1 bestand is tegen in gebruik daarop werkende uittrek-15 en doordrukkrachten. De weerstand tegen uittrek- en doordrukkrachten wordt nog verder vergroot door de hoge wrijvingskracht tussen de afdichtmanchet 3 enerzijds en de openingwand, respectievelijk het insteekdeel 6 anderzijds. De weerstand tegen uittrekkrachten wordt nog verder vergroot door het insteekdeel 6 en de afdichtmanchet 3 te voorzien 20 van de samenwerkende profileringen 9,11.
Als laatste stap wordt de eerste leiding 21 in het koppeldeel 4 gestoken, tot aan de aanslagmiddelen 5. Dankzij de overlap tussen de insteekdiepte L6 en de koppellengte L4 zal de eerste leiding 21 met een einde tot in de dwarsopening 23 reiken. Dit resulteert in een gunstig 25 krachtenspel, met name in geval van dwarskrachten, dat wil zeggen krachten in richtingen haaks op de lengterichting van de leiding 21. Deze krachten kunnen grotendeels rechtstreeks van voomoemd leidingeinde naar de openingwand worden doorgeleid. Door de dwarskrachten opgewekte buigm om enten worden door de eerste leiding 21 en het inlaatstuk 2 30 gezamenlijk opgevangen, in plaats van door de afzonderlijke onderdelen. De overlap tussen de insteekdiepte L6 en de koppellengte L4 draagt bovendien bij aan een compacte constructie.
Aldus kan met een aansluitsamenstel 1 volgens de uitvinding een fluïdumdichte, compacte, robuuste aansluiting tot stand worden gebracht, 35 die bestand is tegen hoge krachten. Het samenstel 1 is bovendien eenvoudig en op foolproof-wijze te installeren, o.a. dankzij het kleine aantal 14 onderdelen, de eerste en tweede aanslagmiddelen 8, 5 die de insteekdiepte van het inlaatstuk 2 en de eerste leiding 21 begrenzen, en de afgeschuinde of geprofileerde rand 10 die het insteken van het insteekdeel 6 vereenvoudigen. Door het insteekdeel 6 te laten overlappen met het 5 koppeldeel 4 wordt een compact samenstel verkregen, dat in gebruik op de eerste leiding 21 werkende krachten op gunstige wijze kan doorleiden naar de tweede leiding 22. Het samenstel is voorts eenvoudig te vervaardigen, o.a. doordat de wanddikten d6, d4 van het insteekdeel 6 en het koppeldeel van gelijke grootte kunnen zijn. Hierdoor zullen deze delen 6, 4 zich op 10 vergelijkbare wijze gedragen tijdens spuitgieten en afkoelen, waardoor interne spanningen en vervormingen worden vermeden.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Alle combinaties van (delen van) beschreven en/of getoonde uitvoeringsvormen worden geacht onder de 15 uitvindingsgedachte te vallen. Bovendien zijn vele variaties daarop mogelijk binnen het raam van de uitvinding als verwoord in de hiernavolgende conclusies.
1038341
Claims (48)
1. Aansluitsamenstel (1) voor het aansluiten van een eerste leiding (21) op een dwarsopening (23) in een tweede leiding (22), omvattende een inlaatstuk (2) en een afdichtmanchet (3), waarbij het inlaatstuk (2) een koppeldeel (4) omvat met een koppellengte (L4) voor bevestiging van het 5 inlaatstuk aan de eerste leiding, en een insteekdeel (6) met een insteekdiepte (L6) voor bevestiging van het inlaatstuk in de dwarsopening van de tweede leiding, en waarbij de afdichtmanchet (3) is ingericht om in gebruik afdichtend tussen het insteekdeel (6) en een omtrekswand van de dwarsopening te liggen en het insteekdeel (6) in de dwarsopening vast te 10 klemmen, met het kenmerk dat het inlaatstuk (2) over ten minste een deel van de insteekdiepte (L6) dubbelwandig is uitgevoerd.
2. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 1, waarbij het koppeldeel (4) en het insteekdeel (6) elkaar althans gedeeltelijk overlappen, gezien in de insteekrichting van het insteekdeel (6).
3. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij het koppeldeel (4), althans de koppellengte (L4), langer is dan het insteekdeel (6), althans de insteekdiepte (L6).
4. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koppeldeel (4), althans de koppellengte (L4), ongeveer 1,5 tot 2,5 20 keer zo lang is als het insteekdeel (6), althans de insteekdiepte (L6), en bijvoorkeur ongeveer 2 keer zo lang is.
5. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het insteekdeel (6) het koppeldeel (4) omgeeft.
6. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 25 waarbij het inlaatstuk (2) is vervaardigd uit één stuk.
7. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij overlappende delen van het insteekdeel (6) en het koppeldeel (4) onderling zijn verbonden door afstandhouders (7).
8. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 30 waarbij het insteekdeel (6) een in hoofdzaak constante wanddikte (d6) heeft.
9. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koppeldeel (4) een in hoofdzaak constante wanddikte (d4) heeft. 1 0 3 8 3 4 1
10. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de wanddikte (d4) van het koppeldeel (4) ongeveer gelijk is aan die (d6) van het insteekdeel (6).
11. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 5 waarbij het inlaatstuk (2) dubbelwandig is uitgevoerd ter plaatse van de overlap tussen insteekdeel (6) en koppeldeel (4).
12. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koppeldeel (4) een mof omvat.
13. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 10 waarbij het koppeldeel (4) een spie omvat.
14. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koppeldeel (4) borgmiddelen omvat, voor het in gebruik trekvast fixeren van de eerste leiding (21).
15. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 15 waarbij het koppeldeel (4) afdichtmiddelen omvat om in gebruik afdichtend aan te liggen tegen de eerste leiding (21).
16. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het inlaatstuk (2) eerste aanslagmiddelen (8) omvat om de insteekdiepte (L6) van het inlaatstuk (2) in de tweede leiding (22) te 20 begrenzen.
17. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 16, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) zich uitstrekken langs de buitenomtrek van het inlaatstuk (2).
18. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 16 of 17, 25 waarbij een buitendiameter van de eerste aanslagmiddelen (8) groter is dan een diameter van de dwarsopening (23).
19. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 16-18, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) ongeveer halverwege het inlaatstuk (2) zijn gelegen, gezien in axiale richting.
20. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 16-19, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) nabij een overgang tussen het insteekdeel (6) en het koppeldeel (4) zijn gelegen.
21. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 16-20, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) nabij een overgang tussen het dubbelwandige 35 deel en het enkelwandige deel van het inlaatstuk (2) zijn gelegen.
22. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 16-21, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) zijn ingericht om de ronding van de tweede leiding (22) rondom de dwarsopening (23) te kunnen volgen.
23. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 16-22, waarbij 5 de eerste aanslagmiddelen (8) één of meer nokken omvatten, die tezamen althans een deel van de buitenomtrek van het inlaatstuk (2) beslaan.
24. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het inlaatstuk (2) tweede aanslagmiddelen (5) omvat om de koppellengte (L4) tussen het inlaatstuk en de eerste leiding (21) te 10 begrenzen.
25. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 24, waarbij de tweede aanslagmiddelen (5) zich uitstrekken langs de binnenomtrek van het koppeldeel (4), bijvoorkeur nabij een einde daarvan.
26. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 16-23 en 24- 15 25, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) en de tweede aanslagmiddelen (5) zodanig ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt dat de koppellengte (L4) groter is dan de insteekdiepte (L6).
27. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 16-23 en 24-26, waarbij de axiale afstand tussen de eerste aanslagmiddelen (8) en de 20 tweede aanslagmiddelen (5) in hoofdzaak gelijk is aan de insteekdiepte (L6) van het inlaatstuk (2).
28. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het insteekdeel (6) in hoofdzaak cilindervormig is.
29. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 25 waarbij de afdichtmanchet (3) een in hoofdzaak cilindervormig afdichtlichaam omvat dat in gebruik afdichtend kan aanliggen tussen het inlaatstuk (2) en de openingwand.
30. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 29, waarbij het de afdichtmanchet, althans het cilindervormige afdichtlichaam een axiale 30 lengte (L3) heeft die ongeveer gelijk is aan de wanddikte van de tweede leiding (22) ter plaatse van de dwarsopening (23).
31. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 29 of 30, waarbij de afdichtmanchet, althans het cilindervormige afdichtlichaam een axiale lengte (L3) heeft die ongeveer gelijk is aan de insteekdiepte (L6) van het 35 inlaatstuk (2).
32. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 29-31, waarbij langs de buitenomtrek van de afdichtmanchet (3) een grip- en/of afdichtingverhogende profilering is voorzien, bijvoorbeeld één of meerdere ribbels.
33. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 32, waarbij de profilering zich rond de gehele buitenomtrek uitstrekt.
34. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afdichtmanchet (3) een kraag 13 omvat die in gebruik afdichtend kan aanliggen tegen een buitenoppervlak van de tweede leiding (22) rondom 10 de dwarsopening (23).
35. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 16-33 en 34, waarbij de buitendiameter van de eerste aanslagmiddelen (8) ongeveer gelijk is aan of kleiner is dan de buitendiameter van de kraag (13) van de afdichtmanchet (3).
36. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in gebruik naar elkaar gekeerde oppervlakken van het inlaatstuk (2) en de afdichtmanchet (3) zijn voorzien van samenwerkende profileringen (9, 11) welke in gebruik in elkaar kunnen grijpen.
37. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 36, waarbij de 20 samenwerkende profileringen (9,11) zich uitstrekken over een deel van de insteekdiepte (L6) van het inlaatstuk (2), bij voorkeur nabij een einde daarvan.
38. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 36 of 37, waarbij de samenwerkende profileringen (9, 11) zich uitstrekken over nagenoeg de hele 25 lengte (L3) van de afdichtmanchet (3).
39. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusie 36-38, waarbij de samenwerkende profileringen (9, 11) zich uitstrekken rond de volle omtrek van het inlaatstuk (2) en/of de afdichtmanchet (3).
40. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 36-39, waarbij 30 de samenwerkende profileringen (9, 11) een complementaire vorm hebben.
41. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 36-40, waarbij de samenwerkende profileringen (9, 11) op vormgesloten wijze in elkaar grijpen.
42. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 36-41, waarbij 35 de samenwerkende profileringen (9, 11) op krachtgesloten wijze in elkaar grijpen.
43. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een eindrand (10) van het inlaatstuk (2) is voorzien van een afschuining.
44. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 5 waarbij een eindrand (10) van het inlaatstuk (2) een verjongd basisgedeelte (12) omvat waarvan de omhullende een conisch of gekromd verloop heeft, en ten minste twee gebieden (14) die radiaal inwaarts ten opzichte van die omhullende zijn gelegen, op enige afstand daarvan.
45. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 10 waarbij de afdichtmanchet (3) is vervaardigd uit een elastomeer.
46. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het inlaatstuk (2) is vervaardigd uit een kunststof en zodanig is gedimensioneerd dat de stijfheid van het inlaatstuk (2) groter is dan die van de afdichtmanchet (3), althans in radiale richting.
47. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het inlaatstuk (2) is vervaardigd uit eenzelfde materiaal als de aan te sluiten eerste leiding (21), althans een materiaal met vergelijkbare mechanische eigenschappen.
48. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 20 waarbij de afdichtmanchet (3) en het inlaatstuk (2) zodanig zijn gedimensioneerd dat de afdichtmanchet (3) in gebruik enigszins is samengedrukt tussen het inlaatstuk (2) en de openingwand. 1038341
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1038341A NL1038341C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-29 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
BE2011/0595A BE1024454B1 (nl) | 2010-10-07 | 2011-10-06 | Aansluitsamenstel voor een aftakking |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1038294 | 2010-10-07 | ||
NL1038294A NL1038294C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-07 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
NL1038341 | 2010-10-29 | ||
NL1038341A NL1038341C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-29 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1038341C2 true NL1038341C2 (nl) | 2012-04-11 |
Family
ID=44115641
Family Applications (3)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1038294A NL1038294C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-07 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
NL1038341A NL1038341C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-29 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
NL1038342A NL1038342C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-29 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
Family Applications Before (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1038294A NL1038294C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-07 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
Family Applications After (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1038342A NL1038342C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-29 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
BE (3) | BE1024036B1 (nl) |
NL (3) | NL1038294C2 (nl) |
Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3531142A (en) * | 1968-08-05 | 1970-09-29 | Raven Ind Inc | Tank fitting |
DE3408835A1 (de) * | 1984-03-10 | 1985-09-19 | Fa. Carl Freudenberg, 6940 Weinheim | Vorrichtung zur axialen festlegung und abdichtung eines saeulenfoermigen koerpers in einem wanddurchbruch |
DE3529112A1 (de) * | 1985-08-14 | 1987-02-26 | Wolfgang Schwarz | Abzweigung und verfahren zu ihrer herstellung |
FR2737766A1 (fr) * | 1995-08-11 | 1997-02-14 | Soc Et Et De Realisations Ind | Dispositif pour la fixation rigide et etanche de deux conduits |
DE29800496U1 (de) * | 1998-01-14 | 1998-03-05 | Kunststoffröhren Sendenhorst GmbH, 48324 Sendenhorst | Kugelgelenk-Sattelstück |
EP1085246A2 (en) * | 1999-09-17 | 2001-03-21 | Polieco S.r.l. | Leak-proof coupling system for corrugated tube with a well |
DE202006005685U1 (de) * | 2006-04-05 | 2007-08-16 | Rehau Ag + Co | Anschlussvorrichtung für eine Nebenrohrleitung |
Family Cites Families (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CZ294885B6 (cs) * | 1996-03-25 | 2005-04-13 | Kunststoffröhren Sendenhorst Gmbh | Připojovací nátrubek pro kapalinotěsné spojení s kanalizační trubkou z betonu |
SE9604411L (sv) * | 1996-11-29 | 1998-05-30 | Forsheda Ab | Rörkoppling |
-
2010
- 2010-10-07 NL NL1038294A patent/NL1038294C2/nl active
- 2010-10-29 NL NL1038341A patent/NL1038341C2/nl active
- 2010-10-29 NL NL1038342A patent/NL1038342C2/nl active
-
2011
- 2011-10-06 BE BE2011/0593A patent/BE1024036B1/nl active IP Right Grant
- 2011-10-06 BE BE2011/0594A patent/BE1024051B1/nl active IP Right Grant
- 2011-10-06 BE BE2011/0595A patent/BE1024454B1/nl active IP Right Grant
Patent Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3531142A (en) * | 1968-08-05 | 1970-09-29 | Raven Ind Inc | Tank fitting |
DE3408835A1 (de) * | 1984-03-10 | 1985-09-19 | Fa. Carl Freudenberg, 6940 Weinheim | Vorrichtung zur axialen festlegung und abdichtung eines saeulenfoermigen koerpers in einem wanddurchbruch |
DE3529112A1 (de) * | 1985-08-14 | 1987-02-26 | Wolfgang Schwarz | Abzweigung und verfahren zu ihrer herstellung |
FR2737766A1 (fr) * | 1995-08-11 | 1997-02-14 | Soc Et Et De Realisations Ind | Dispositif pour la fixation rigide et etanche de deux conduits |
DE29800496U1 (de) * | 1998-01-14 | 1998-03-05 | Kunststoffröhren Sendenhorst GmbH, 48324 Sendenhorst | Kugelgelenk-Sattelstück |
EP1085246A2 (en) * | 1999-09-17 | 2001-03-21 | Polieco S.r.l. | Leak-proof coupling system for corrugated tube with a well |
DE202006005685U1 (de) * | 2006-04-05 | 2007-08-16 | Rehau Ag + Co | Anschlussvorrichtung für eine Nebenrohrleitung |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL1038294C2 (nl) | 2012-04-11 |
NL1038342C2 (nl) | 2012-04-11 |
BE1024051B1 (nl) | 2017-11-08 |
BE1024036B1 (nl) | 2017-10-31 |
BE1024454B1 (nl) | 2018-02-22 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CN101124425B (zh) | 连接器、柔性连接器组件以及组装柔性连接器组件的方法 | |
EP1933074B1 (en) | Improvements in or relating to tube couplings | |
DK2140191T3 (en) | Pipe coupling | |
EP2084446B1 (fr) | Jonction tubulaire | |
EP2749804B1 (en) | Polymer pipe connection assembly | |
US20080111371A1 (en) | Coupling for a Fluid Conducting System | |
CN107407451B (zh) | 用于连接管路的插塞连接器组件 | |
JP2004503733A (ja) | パイプ連結装置 | |
EP2602531A1 (fr) | Organe de verrouillage d'un dispositif de raccordement pour transfert de fluide, ce dispositif et son procédé de verrouillage. | |
US20110042943A1 (en) | Mechanical pipe fitting device assembly | |
CA2667116A1 (en) | Improvements in or relating to tube couplings | |
RU2764352C2 (ru) | Труба, в частности пластмассовая труба для канализационных трубопроводов | |
NZ565555A (en) | Pipe coupling with pipe grip ring interacting with outer sleeve to force ring inwardly to grip outer pipe wall more strongly | |
CN102563248A (zh) | 管道连接结构 | |
NZ575593A (en) | A connector system using a locking mechanism on the male part that engages the threads of the female part | |
MXPA04001058A (es) | Empaque. | |
EP2045504A1 (en) | connecting piece for protective cable pipes | |
US20240084945A1 (en) | Lateral connector for underground pipes | |
NL1038341C2 (nl) | Aansluitsamenstel voor een aftakking. | |
NL8601757A (nl) | Steekkoppeling. | |
EP1116911A2 (en) | Quick-connect coupling | |
US6171010B1 (en) | Boot with spaced coupling portions | |
EP1333215A1 (en) | Pipe couplings | |
US11118710B2 (en) | Pipe joint with low insertion load, improved retention and increased high pressure sealing ability gasket and method of manufacture thereof | |
EP2113706B1 (en) | Press fit connector with improved coupling part for holding a press sleeve |