NL1038294C2 - Aansluitsamenstel voor een aftakking. - Google Patents
Aansluitsamenstel voor een aftakking. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1038294C2 NL1038294C2 NL1038294A NL1038294A NL1038294C2 NL 1038294 C2 NL1038294 C2 NL 1038294C2 NL 1038294 A NL1038294 A NL 1038294A NL 1038294 A NL1038294 A NL 1038294A NL 1038294 C2 NL1038294 C2 NL 1038294C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- connection assembly
- inlet piece
- sealing sleeve
- stop means
- coupling part
- Prior art date
Links
- 230000037431 insertion Effects 0.000 claims description 87
- 238000003780 insertion Methods 0.000 claims description 87
- 238000007789 sealing Methods 0.000 claims description 77
- 230000008878 coupling Effects 0.000 claims description 71
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 claims description 71
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 claims description 71
- 239000000463 material Substances 0.000 claims description 12
- 125000006850 spacer group Chemical group 0.000 claims description 5
- 230000004323 axial length Effects 0.000 claims description 4
- 230000000295 complement effect Effects 0.000 claims description 4
- 239000004033 plastic Substances 0.000 claims description 3
- 230000007704 transition Effects 0.000 claims description 3
- 229920001971 elastomer Polymers 0.000 claims description 2
- 239000000806 elastomer Substances 0.000 claims description 2
- 238000009434 installation Methods 0.000 description 9
- 230000002349 favourable effect Effects 0.000 description 8
- 238000004519 manufacturing process Methods 0.000 description 6
- 238000006243 chemical reaction Methods 0.000 description 5
- 238000005452 bending Methods 0.000 description 4
- 238000001746 injection moulding Methods 0.000 description 4
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 3
- 238000001816 cooling Methods 0.000 description 3
- 238000003825 pressing Methods 0.000 description 3
- 238000005266 casting Methods 0.000 description 2
- 230000003993 interaction Effects 0.000 description 2
- 238000000034 method Methods 0.000 description 2
- 238000001175 rotational moulding Methods 0.000 description 2
- 238000004026 adhesive bonding Methods 0.000 description 1
- 230000005540 biological transmission Effects 0.000 description 1
- 230000006835 compression Effects 0.000 description 1
- 238000007906 compression Methods 0.000 description 1
- 238000009826 distribution Methods 0.000 description 1
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 1
- 239000013536 elastomeric material Substances 0.000 description 1
- 238000011065 in-situ storage Methods 0.000 description 1
- 238000002347 injection Methods 0.000 description 1
- 239000007924 injection Substances 0.000 description 1
- 230000001788 irregular Effects 0.000 description 1
- 229920003052 natural elastomer Polymers 0.000 description 1
- 229920001194 natural rubber Polymers 0.000 description 1
- 230000004044 response Effects 0.000 description 1
- 229920003051 synthetic elastomer Polymers 0.000 description 1
- 239000005061 synthetic rubber Substances 0.000 description 1
- 230000000007 visual effect Effects 0.000 description 1
- 239000013585 weight reducing agent Substances 0.000 description 1
- 238000003466 welding Methods 0.000 description 1
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L41/00—Branching pipes; Joining pipes to walls
- F16L41/08—Joining pipes to walls or pipes, the joined pipe axis being perpendicular to the plane of a wall or to the axis of another pipe
- F16L41/088—Joining pipes to walls or pipes, the joined pipe axis being perpendicular to the plane of a wall or to the axis of another pipe fixed using an elastic grommet between the extremity of the tube and the wall
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)
Description
Titel: Aansluitsamenstel voor een aftakking.
De uitvinding heeft betrekking op een aansluitsamenstel voor het aansluiten van een eerste leiding op een dwarsopening in een tweede leiding, waarbij het aansluitsamenstel een inlaatstuk en een afdichtmanchet omvat, en waarbij het inlaatstuk een koppeldeel omvat voor 5 bevestiging aan de eerste leiding, en een insteekdeel voor bevestiging in de dwarsopening van de tweede leiding, en waarbij de afdichtmanchet is ingericht om in gebruik a) afdichtend tussen het insteekdeel en een omtrekswand van de dwarsopening te liggen en b) het insteekdeel in de dwarsopening vast te klemmen.
10 Een dergelijk aansluitsamenstel is bekend en wordt bijvoorbeeld toegepast voor het in situ aansluiten van aftakkingen op een bestaande leiding, bijvoorbeeld een rioolbuis. Daartoe wordt in de bestaande leiding een dwarsopening geboord waarna de afdichtmanchet in de opening wordt geplaatst. Vervolgens wordt het inlaatstuk met het insteekdeel in de 15 afdichtmanchet vastgedrukt. Daarna kan de aftakking aan het koppeldeel worden bevestigd.
De uitvinding beoogt een verbeterd aansluitsamenstel van het hiervoor beschreven type te verschaffen. Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding een aansluitsamenstel te verschaften dat eenvoudiger te 20 vervaardigen en te installeren is en/of waarmee een betrouwbaardere aansluiting tot stand kan worden gebracht, beter bestand tegen in gebruik daarop werkende krachten zoals indrukkrachten, uittrekkrachten, buigkrachten en/of torsiekrachten.
Daartoe wordt een aansluitsamenstel volgens de uitvinding 25 gekenmerkt doordat een koppellengte van het koppeldeel en een insteekdiepte van het insteekdeel elkaar overlappen, gezien in axiale richting. Dankzij deze maatregel kan een aan het koppeldeel bevestigde eerste leiding met een einde tot in de dwarsopening reiken. Dit draagt bij aan een gunstiger krachtenspel. In gebruik op de eerste leiding werkende 30 krachten zoals dwarskrachten en buigkrachten kunnen namelijk voor een deel rechtstreeks worden doorgeleid van het einde van de eerste leiding naar de omringende tweede leiding. De overige krachten kunnen gelijkmatiger, over een groter deel van het inlaatstuk worden verdeeld. Hierdoor zal het samenstel bestand zijn tegen hogere externe krachten.
1038294 2
Alternatief kan het samenstel lichter worden uitgevoerd, met minder materiaal. De maatregel kan voorts bijdragen aan een compact aansluitsamenstel, met een geringe inbouwhoogte.
Volgens een aspect van de uitvinding wordt een aansluitsamenstel 5 volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de koppellengte van het koppeldeel langer is dan de insteekdiepte van het insteekdeel. De verhouding tussen koppellengte en insteekdiepte is van invloed op de stabiliteit van de aansluiting en de wijze waarop externe krachten doorwerken op de eerst leiding, het inlaatstuk en de tweede leiding.
10 Daarnaast is de verhouding van invloed op de inbouwhoogte van het geïnstalleerde samenstel. Bij voorkeur is de koppellengte ongeveer 1,5 tot 2,5 keer zo groot als de insteekdiepte, meer bij voorkeur ongeveer 2 keer zo groot. Met dergelijke verhoudingen wordt een goede balans verkregen tussen de inbouwhoogte, stabiliteit en belastbaarheid van de te realiseren 15 aansluiting.
Opgemerkt wordt dat voomoemde maatregel ook zonder de beperkende maatregel van de hoofdconclusie, dat wil zeggen, zonder overlap tussen insteekdiepte en koppellengte, kan worden toegepast in een aansluitsamenstel volgens de uitvinding en alsdan bijdragen aan een beter 20 aansluitsamenstel.
Volgens een aspect van de uitvinding omgeeft het insteekdeel het koppeldeel. Een aldus geconstrueerd inlaatstuk kan in gemonteerde toestand een stabiele positie aannemen. De constructie kan voorts bijdragen aan de stijfheid van het inlaatstuk, in het bijzonder de radiale stijfheid.
25 Voorts kan de constructie bijdragen aan een gunstige krachtendoorleiding. Doordat het einde van de eerste leiding, het koppeldeel, het insteekdeel en de openingwand van de tweede leiding zich alle rond elkaar uitstrekken kunnen krachten vanaf de eerste leiding in een vrijwel rechte lijn worden doorgeleid naar de tweede leiding. Hierdoor zullen minder, althans minder 30 grote buigmomenten in het inlaatstuk worden opgewekt.
Volgens een aspect van de uitvinding is het inlaatstuk vervaardigd uit één stuk. Een dergelijk samenstel telt slechts twee onderdelen (inlaatstuk en afdichtmanchet) en kan daardoor eenvoudig worden geïnstalleerd, met een minimum aan handelingen.
35 Volgens een aspect van de uitvinding zijn overlappende delen van het insteekdeel en het koppeldeel onderling verbonden door afstandhouders, 3 bijvoorbeeld ribben. Hierdoor kan de stijfheid van het inlaatstuk op strategische punten worden vergroot, doch met een minimum aan extra materiaal.
Volgens een aspect van de uitvinding heeft het insteekdeel een in 5 hoofdzaak constante wanddikte. Hierdoor is het insteekdeel eenvoudig te vervaardigen door gieten, bijvoorbeeld spuitgieten. Door de constante wanddikte koelt het product gelijkmatig af waardoor interne spanningen en daarmee gepaard gaande vervormingen vermeden of verminderd kunnen worden.
10 Volgens een aspect van de uitvinding heeft het koppeldeel een in hoofdzaak constante wanddikte. Dit biedt dezelfde vervaardigingsvoordelen als hiervoor beschreven voor het insteekdeel.
Volgens een aspect van de uitvinding is de wanddikte van het koppeldeel ongeveer gelijk aan de wanddikte van het insteekdeel. Dit draagt 15 bij aan een eenvoudiger te vervaardigen samenstel. Meer in het bijzonder is het inlaatstuk hierdoor eenvoudig eendelig te spuitgieten. Doordat beide delen bij benadering een zelfde wanddikte hebben worden afkoelverschillen en daarmee gepaard gaande nadelen (interne spanningen, vervormingen zoals kromtrekken) vermeden of verminderd.
20 Volgens een aspect van de uitvinding is het inlaatstuk althans gedeeltelijk dubbelwandig uitgevoerd. Dit kan bijdragen aan een sterk, compact inlaatstuk. Het dubbelwandige deel kan bovendien eenvoudig worden vervaardigd, met bekende giettechnieken zoals spuitgieten of rotatiegieten.
25 Volgens een aspect van de uitvinding is het inlaatstuk ten minste ter plaatse van het insteekdeel dubbelwandig uitgevoerd. Het buitenste wanddeel kan samenwerken met de afdichtmanchet. Het binnenste wanddeel kan samenwerken met of deel uitmaken van het koppeldeel.
Volgens een aspect van de uitvinding kan een eerste gedeelte van 30 het inlaatstuk dat in gebruik in de dwarsopening reikt een grotere wanddikte hebben dan een tweede gedeelte van het inlaatstuk dat in gebruik buiten de dwarsopening ligt. Aldus kunnen de mechanische eigenschappen van het inlaatstuk, in het bijzonder de stijfheid en sterkte, plaatselijk worden vergroot daar waar dat nodig is. Zo kan een eerste 35 gedeelte worden gerealiseerd dat voldoende stijf en sterk is om in gebruik niet of nauwelijks te vervormen. Hierdoor kan dit eerste gedeelte, ook in 4 belaste toestand nauwsluitend blijven aanliggen tegen de afdichtmanchet. Het eerste gedeelte kan bijvoorbeeld een wanddikte hebben die ongeveer 1,5 tot 2,5 keer zo groot is, en bijvoorkeur ongeveer 2 keer zo groot is als die van het tweede gedeelte. Met dergelijke verhoudingen kan een goede balans 5 worden verkregen tussen additionele sterkte en stijfheid en de hoeveelheid extra materiaal die daarvoor nodig is.
Volgens een aspect van de uitvinding kan het koppeldeel een mof, een spie of beide omvatten. In het laatste geval kan tussen de mof en de spie een ringvormige kamer zijn gevormd waarin de eerste leiding opneembaar 10 is. De spie kan voor ondersteuning zorgen, ter voorkoming dat de eerste leiding in de mof wordt dichtgedrukt.
Volgens een aspect van de uitvinding kan het koppeldeel borgmiddelen omvatten om de eerste leiding in de geïnstalleerde toestand te fixeren. Deze borgmiddelen kunnen bijvoorbeeld een of meerdere 15 vertandingen omvatten die zich in de ingestoken leiding vastbijten of een wigvormige klemring die zich steeds strakker in of rond de eerste leiding klemt naarmate deze uit het samenstel wordt teruggetrokken. Aldus wordt een sterke aansluiting verkregen, welke weerstand kan bieden tegen externe krachten, met name uittrekkrachten.
20 . Volgens een aspect van de uitvinding kan het koppeldeel afdichtmiddelen omvatten, om afdichtend aan te liggen tegen de eerste leiding. De afdichtmiddelen kunnen bijvoorbeeld een afdichtring omvatten. Hierdoor kan een fluïdumdichte verbinding tot stand worden gebracht tussen koppeldeel en eerste leiding.
25 Volgens een aspect van de uitvinding kan het inlaatstuk eerste aanslagmiddelen omvatten. Deze eerste aanslagmiddelen kunnen zich bijvoorbeeld uitstrekken langs de buitenomtrek van het inlaatstuk. Dankzij dergelijk aanslagmiddelen wordt de insteekdiepte van het inlaatstuk beperkt en wordt verhinderd dat het inlaatstuk te ver of zelfs geheel door de 30 dwarsopening wordt gedrukt. Aldus wordt installatie van het samenstel eenvoudiger, althans onfeilbaarder.
Volgens een nadere uitwerking van voornoemd aspect is een buitendiameter van de eerste aanslagmiddelen groter dan de diameter van de dwarsopening. Hierdoor kunnen de aanslagmiddelen afsteunen tegen de 35 leidingwand rondom de dwarsopening. Dit vergroot de weerstand tegen in gebruik op het samenstel werkende doordrukkrachten. Het kan voorts 5 resulteren in een gunstiger krachtenspel waarbij op het samenstel werkende krachten via de eerste aanslagmiddelen worden doorgeleid naar de tweede leiding.
Volgens een nadere uitwerking zijn de eerste aanslagmiddelen 5 ongeveer halverwege het inlaatstuk gelegen. Hierdoor kan het inlaatstuk met een even lang gedeelte in de dwarsopening liggen als daarbuiten. Dit resulteert in een stabiele aansluiting met relatief grote belastbaarheid. In gebruik op het samenstel werkende krachten zullen via het in de dwarsopening gelegen inlaatstukgedeelte worden afgewenteld op de tweede 10 leiding. De tweede leiding zal in reactie hierop reactiekrachten uitoefenen op het in de dwarsopening gelegen gedeelte. Naarmate het buiten de dwarsopening gelegen gedeelte langer is zullen voornoemde reactiekrachten groter zijn als gevolg van hefboomwerking (het buiten de dwarsopening gelegen gedeelte fungeert als hefboom). Vandaar dat het gunstig is als beide 15 gedeelten ongeveer even lang zijn. Daarbij is de lengte van het in de dwarsopening gelegen gedeelte bij voorkeur kleiner dan of gelijk aan de wanddikte van de tweede leiding. Alsdan zal dit gedeelte over de gehele ingestoken lengte kunnen afsteunen tegen de leidingwand.
In gevallen waar het inlaatstuk een dubbelwandig en een 20 enkelwandig deel omvat zijn de eerste aanslagmiddelen bij voorkeur gelegen nabij een overgang tussen beide delen. Hierdoor kan het dubbelwandige deel over haar volle lengte in de dwarsopening steken waardoor de sterkte van dit dubbelwandige deel optimaal benut kan worden.
Volgens een aspect van de uitvinding zijn de eerste 25 aanslagmiddelen ingericht om de ronding van de tweede leiding te volgen. Hierdoor kunnen de aanslagmiddelen nauwsluitend aanliggen tegen de leidingwand en aldus bijdragen aan een goede afdichting. Bovendien zal het aanligvlak relatief groot zijn, resulterend in een gunstige verdeling van aanlig- en aandrukkrachten.
30 Volgens een aspect van de uitvinding kunnen de eerste aanslagmiddelen één of meer nokken omvatten die tezamen althans een deel van de buitenomtrek van het inlaatstuk beslaan. Door meerdere nokken te voorzien kan met een minimum aan materiaal toch een relatief groot aanslagbereik worden gerealiseerd. Alternatief kan één rondlopende 35 nok worden voorzien. Met een dergelijke nok kunnen aandrukkrachten gelijkmatig rondom de dwarsopening worden verdeeld en kunnen 6 piekspanningen worden voorkomen. Een dergelijk nok kan bovendien bijdragen aan de algehele stijfheid en sterkte van het inlaatstuk.
Volgens een aspect van de uitvinding kan het inlaatstuk tweede aanslagmiddelen omvatten om de koppellengte tussen het inlaatstuk, meer 5 in het bijzonder het koppeldeel, en de eerste leiding te begrenzen. Aldus kan op eenvoudige wijze een voelbare of anderszins waarneembare terugkoppeling worden gegeven aan een gebruiker welke ervoor zorgt dat de eerste leiding steeds voldoende ver, doch niet te ver in of rond het koppeldeel wordt geschoven. De tweede aanslagmiddelen kunnen zich 10 bijvoorbeeld uitstrekken langs de binnenomtrek van het koppeldeel, nabij een einde daarvan.
Volgens een aspect van de uitvinding kunnen de eerste en tweede aanslagmiddelen zodanig ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt dat de koppellengte groter is dan de insteekdiepte. Een dergelijk verhouding 15 tussen koppellengte en insteekdiepte is, zoals hierboven uiteengezet, gunstig voor het wel functioneren van het aansluitsamenstel. Door slimme plaatsing van de eerste en tweede aanslagmiddelen kan dus worden bereikt dat het inlaatstuk steeds wordt geïnstalleerd op een wijze die gunstig is.
Volgens een aspect van de uitvinding heeft de afdichtmanchet een 20 axiale lengte die bij benadering gelijk is aan de wanddikte van de tweede leiding ter plaatse van de dwarsopening. Hierdoor kan de afdichtmanchet afdichtend aanliggen tegen het gehele oppervlak van de openingwand en aldus bijdragen aan een goede afdichting.
Volgens een aspect van de uitvinding heeft de afdichtmanchet een 25 axiale lengte die bij benadering gelijk is aan de insteekdiepte van het inlaatstuk. Aldus kan de afdichtmanchet over de volle insteekdiepte afdichtend aanliggen rond het inlaatstuk en rechtstreeks contact tussen het inlaatstuk en de openingwand helpen verhinderen.
Volgens een aspect van de uitvinding is langs de buitenomtrek van 30 de afdichtmanchet een grip- en/of afdichtingverhogende profilering voorzien, bijvoorbeeld één of meerdere ribbels. Ter plaatse van deze profileringen zal de afdichtmanchet in gebruik met grotere druk aanliggen tegen de openingwand. Dit kan bijdragen aan een nog betere afdichting. Het kan tevens bijdragen aan een nog betere fixatie van de afdichtmanchet in de 35 dwarsopening. De profilering strekt zich bij voorkeur uit rondom de gehele buitenomtrek. Hierdoor is de plaatselijk verhoogde aanligdruk gelijkmatig 7 verdeeld langs de omtrek. Bovendien zal het hierdoor niet uitmaken in welke stand de afdichtmanchet in de dwarsopening wordt gestoken.
Volgens een aspect van de uitvinding omvat de afdichtmanchet een kraag die in gebruik afdichtend aanligt tegen een buitenoppervlak van de 5 tweede leiding rondom de dwarsopening. De kraag kan bijdragen aan een nog betere afdichting tussen inlaatstuk en tweede leiding. Voorts kan de kraag visuele terugkoppeling geven dat de afdichtmanchet correct is geïnstalleerd.
Volgens een aspect van de uitvinding zijn naar elkaar gekeerde 10 oppervlakken van het inlaatstuk en de afdichtmanchet voorzien van samenwerkende profileringen welke in gebruik in elkaar kunnen grijpen. Met dergelijke profileringen kan een nog betere afdichting tot stand worden gebracht, en een nog betere fixatie tussen inlaatstuk en afdichtmanchet. Voomoemde voordelige effecten treden reeds op als slechts een aantal van 15 de profileringen in aangrijping is met elkaar. Omdat de insteekdiepte van het inlaatstuk van geval tot geval kan variëren heeft het de voorkeur om de afdichtmanchet over de volle lengte van profileringen te voorzien. Bij het inlaatstuk kunnen de profilering over slechts een deel van de insteeklengte worden aangebracht, bij voorkeur nabij een inde daarvan. Aldus kunnen 20 steeds één of meerdere profileringen in aangrijping zijn met elkaar, ongeacht de daadwerkelijke insteekdiepte van het inlaatstuk.
Volgens een nadere uitwerking strekken de samenwerkende profileringen zich bij voorkeur uit langs de volle omtrek van ten minste één van de genoemde onderdelen (inlaatstuk en/of afdichtmanchet). Hierdoor 25 maakt het niet uit in welke stand het inlaatstuk in de afdichtmanchet wordt gestoken. Hierdoor wordt montage vereenvoudigd en de kans op montagefouten verkleind.
Volgens een nadere uitwerking hebben de samenwerkende profileringen een complementaire vorm. De profileringen kunnen hierdoor 30 op vormgesloten wijze in elkaar grijpen. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kunnen de voor installatie benodigde krachten gering zijn. De samenwerkende profileringen kunnen ook zodanig zijn ingericht dat zij op krachtgesloten wijze in elkaar grijpen. Hiermee kan een zeer sterke aansluiting tot stand worden gebracht, bestand tegen hoge uittrekkrachten. 35 Bij een dergelijke krachtgesloten uitvoeringsvorm speelt bovendien de 8 vormgeving en/of maatvoering van de profileringen een minder dominante rol waardoor minder strikte vervaardigingstoleranties kunnen gelden.
Volgens een aspect van de uitvinding is een eindrand van het inlaatstuk voorzien van een afschuining. De afschuining kan helpen om het 5 inlaatstuk tijdens het inbrengen in de afdichtmanchet te centreren. De afschuining zorgt er tevens voor dat de insteekkracht laag zal zijn, althans initieel.
Volgens een aspect van de uitvinding omvat een eindrand van het inlaatstuk een verjongd basisgedeelte waarvan de omhullende een conisch 10 of gekromd (concaaf, convex of anderszins) verloop heeft, waarbij het basisgedeelte ten minste twee gebieden omvat die radiaal inwaarts van de omhullende zijn gelegen, op enige afstand daarvan. Met een dergelijk geprofileerde eindrand wordt een lage insteekkracht verkregen doordat de rand tijdens het installeren sectorgewijs in contact komt met de 15 afdichtmanchet.
Volgens een aspect van de uitvinding is de afdichtmanchet vervaardigd uit een elastomeer. Dankzij de goede elastische eigenschappen van dit materiaal kan de afdichtmanchet steeds nauwsluitend aanliggen tegen aangrenzende oppervlakken, ook wanneer deze onregelmatigheden 20 omvatten. Daarnaast heeft het materiaal een hoge wrijvingscoëfïiciënt waardoor de afdichtmanchet in gebruik een hoge weerstand kan bieden tegen indruk- en uittrekkrachten.
Volgens een aspect van de uitvinding is het inlaatstuk zodanig gedimensioneerd dat de stijfheid van het inlaatstuk groter is dan die van de 25 afdichtmanchet, althans in radiale richting. Hierdoor kan het inlaatstuk tijdens installatie druk uitoefenen op de afdichtmanchet en deze plaatselijk vervormen of samendrukken zonder zelf te vervormen.
Volgens een aspect van de uitvinding is het inlaatstuk vervaardigd uit eenzelfde materiaal als de aan te sluiten eerste leiding, althans een 30 materiaal met vergelijkbare mechanische eigenschappen, zoals elasticiteitsmodulus, uitzettingscoëfïiciënt, etc.. Hierdoor kunnen aansluitproblemen tussen het inlaatstuk en de eerste leiding worden voorkomen of verminderd.
Volgens een aspect van de uitvinding zijn de afdichtmanchet en het 35 inlaatstuk zodanig gedimensioneerd dat de afdichtmanchet in geïnstalleerde toestand enigszins is samengedrukt tussen het inlaatstuk en de 9 openingwand. Hierdoor worden in de afdichtmanchet elastische reactiekrachten opgewekt die er voor zorgen dat de afdichtmanchet steeds met een zekere kracht zal aanliggen tegen aangrenzende delen, ook wanneer deze onregelmatigheden en/of maatafwijkingen omvatten. Aldus 5 wordt een goede afdichting verkregen. Daarnaast zorgen genoemde reactiekrachten voor relatief grote wrijvingskrachten tussen de afdichtmanchet en de aangrenzende delen, hetgeen bijdraagt aan een goede fixatie van het inlaatstuk in de dwarsopening.
Ter verduidelijking van de uitvinding zal een uitvoeringsvoorbeeld 10 van een aansluitsamenstel volgens de uitvinding, alsmede de samenstellende onderdelen en het gebruik daarvan nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: FIG. 1 in perspectivisch aanzicht een aansluitsamenstel volgens de uitvinding, in uiteengenomen toestand; 15 FIG. 2 in dwarsdoorsnede het aansluitsamenstel uit Figuur 1, in samengestelde toestand; FIG. 3 in perspectivisch aanzicht een inlaatstuk volgens de uitvinding; FIG. 4 in perspectivisch aanzicht een alternatieve uitvoeringsvorm 20 van een inlaatstuk volgens de uitvinding; FIG. 5 in dwarsdoorsnede een inlaatstuk volgens de uitvinding; FIG. 6 een detail van het inlaatstuk uit Figuur 5; FIG. 7 in dwarsdoorsnede een afdichtmanchet volgens de uitvinding; en 25 FIG. 8 een detail van de afdichtmanchet uit Figuur 7.
Figuur 1 en 2 tonen een aansluitsamenstel 1 volgens de uitvinding voor aansluiting van een eerste leiding 21 op een dwarsopening 23 in een tweede leiding 22, waarbij de tweede leiding bijvoorbeeld een betonnen rioolbuis is en de eerste leiding 21 een daarop aan te sluiten kunststof 30 aftakking. Het aansluitsamenstel 1 omvat een inlaatstuk 2 en een afdichtmanchet 3 die in gemonteerde toestand afdichtend kan aanliggen tussen het inlaatstuk 2 en de dwarsopening 23. De afdichtmanchet 3 is bij voorkeur vervaardigd uit een elastomeer materiaal, bijvoorbeeld natuurlijk of synthetisch rubber. Het inlaatstuk 2 kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd uit 35 kunststof, bijvoorbeeld PVC of PE. Het inlaatstuk 2 is bij voorkeur vervaardigd uit hetzelfde of een vergelijkbaar materiaal als dat van de aan 10 te sluiten eerste leiding 21, dat wil zeggen met vergelijkbare mechanische eigenschappen, zoals elasticiteitsmodulus, uitzettingscoëfficiënt, en dergelijke. Voorts is de geometrie van het inlaatstuk 2 zodanig dat de stijfheid, in het bijzonder de radiale stijfheid van het inlaatstuk 2 groter is 5 dan die van de afdichtmanchet 3, zodat de manchet 3 tijdens het installeren elastisch kan worden vervormd tussen het inlaatstuk 2 en de openingwand 23.
Zoals aangegeven in de figuren 1-5 omvat het inlaatstuk 2 een koppeldeel 4 en een insteekdeel 6. Het koppeldeel 4 dient ter aansluiting 10 van het inlaatstuk 2 op de eerste leiding 21 en kan daartoe zijn uitgevoerd als mof (als getoond). In een alternatieve uitvoeringsvorm kan het koppeldeel 4 bijvoorbeeld een spie omvatten of een mof spie combinatie waarbij tussen mof en spie een ringvormige kamer is gevormd voor opname van de eerste leiding 21.
15 Het getoonde koppeldeel 4 heeft een in hoofdzaak constante wanddikte d4. Het koppeldeel 4 kan voorts aanslagmiddelen 5 omvatten om een koppellengte L4 tussen het koppeldeel 4 en de eerste leiding 21 te begrenzen. Dergelijke aanslagmiddelen 5 kunnen bijvoorbeeld een of meerdere nokken omvatten of een rondlopende rand welke zich - afhankelijk 20 van de uitvoeringsvorm van het koppeldeel 4 - langs diens binnenomtrek (als getoond) of buitenomtrek kunnen uitstrekken.
Het koppeldeel 4 kan voorts borgmiddelen (niet getoond) omvatten ten behoeve van een trekvaste verbinding tussen het koppeldeel 4 en de eerste leiding 21 en/of afdichtmiddelen (niet getoond) ten behoeve van een 25 fluïdumdichte verbinding tussen voomoemde delen. De borgmiddelen kunnen bijvoorbeeld weerhaakvormige elementen omvatten welke zich in de eerste leiding 21 kunnen vastbijten, of klemmiddelen welke zich rond de eerste leiding 21 kunnen vastklemmen. De afdichtmiddelen kunnen bijvoorbeeld een afdichtring omvatten.
30 Het insteekdeel 6 dient ter aansluiting van het inlaatstuk 2 op de tweede leiding 22. Het insteekdeel 6 kan daartoe zijn uitgevoerd als een cilindervormig lichaam dat passend in de dwarsopening 23 opneembaar is. Het insteekdeel 6 heeft bij voorkeur een in hoofdzaak constante wanddikte d6. Deze wanddikte d6 is bij voorkeur van dezelfde orde van grootte als de 35 wanddikte d4 van het koppeldeel 4. Aanslagmiddelen 8 kunnen zijn voorzien om een insteekdiepte L6 van het insteekdeel 6 te begrenzen. Deze 11 aanslagmiddelen 8 kunnen bijvoorbeeld een of meerdere nokken omvatten die zich langs de buitenomtrek van het inlaatstuk 2 uitstrekken, nabij een einde van het insteekdeel 6, als getoond in Figuur 3. Alternatief kunnen de aanslagmiddelen 8 bijvoorbeeld een rondlopende rand omvatten, als getoond 5 in Figuur 4. De plaatsing van de aanslagmiddelen 8 is bijvoorkeur zodanig dat de insteekdiepte L6 ongeveer even groot is als de wanddikte d22 van de tweede leiding 22. De vormgeving is bij voorkeur zodanig dat de aanslagmiddelen 8 de ronding van de tweede leiding 22 kunnen volgen ter plaatse van de dwarsopening 23.
10 Zoals getoond in de Figuren 2, 5 en 6 omgeeft het insteekdeel 6 het koppeldeel 4 en wel zodanig dat de insteekdiepte L6 overlapt met de koppellengte L4 (in axiale richting gezien). De koppellengte L4 kan even groot zijn als de insteekdiepte L6 of kleiner, doch is bij voorkeur groter dan de insteekdiepte L6, meer bij voorkeur ongeveer twee keer zo groot. De 15 overlap tussen insteek- en koppeldeel 6,4 kan maximaal zijn, waarbij het insteekdeel 6 over nagenoeg haar volledige insteekdiepte L6 overlapt met het koppeldeel 4. Uiteraard kan de overlap in alternatieve uitvoeringsvormen geringer zijn. Voorts kan het koppeldeel 4 uitsteken aan één zijde van het insteekdeel 6 (de getoonde zijde of de tegenover gelegen 20 zijde die naar het binnenste van de tweede leiding 22 is gekeerd) of aan beide zijden.
De overlappende wanddelen van het koppeldeel 4 en het insteekdeel 6 kunnen op enige afstand S van elkaar zijn gelegen, zoals getoond in de Figuren 2, 5 (rechter helft) en 6. Daartussen kunnen ribben of 25 andersoortige afstandhouders 7 zijn voorzien, als getoond in Figuur 4 en 5 (linker helft). Genoemde delen 4, 6 kunnen afzonderlijk zijn vervaardigd en daarna onderling zijn verbonden door middel van op zichzelf bekende bevestigingstechnieken zoals lijmen, lassen, schroefdraad, klempassing of dergelijke. Alternatief kunnen de delen 4, 6 inclusief eventuele 30 afstandhouders 7 eendelig zijn vervaardigd, bijvoorbeeld door spuitgieten of rotatiegieten. De wanddikten d4, d6, d7 van genoemde delen 4, 6 en 7 zijn bij voorkeur van vergelijkbare grootte. Hierdoor zullen zij vergelijkbaar afkoelgedrag vertonen hetgeen kromtrekken en opbouw van interne spanningen kan tegengaan of verminderen.
35 Uiteraard kunnen de overlappende wanddelen van het koppeldeel 4 en het insteekdeel 6 ook zijn samengevoegd tot een enkele wand 17, welke 12 er bijvoorbeeld uit kan zien als getoond in Figuur 5, linker helft. De samengevoegde wand 17 heeft in het getoonde voorbeeld een grotere dikte dl7 dan de wand van het resterende inlaatstuk 2. Ten behoeve van materiaalbesparing en/of gewichtsreductie kan de wand 17 plaatselijk hol 5 worden uigevoerd, als getoond in de rechter helft van Figuur 5. Een dergelijke uitvoeringsvorm benadert die als hierboven beschreven, waarbij de overlappende wanddelen op enige afstand S van elkaar liggen en onderling zijn verbonden door afstandhouders 7.
Het insteekdeel 6 is in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld voorzien 10 van profileringen 9 die zich langs althans een deel van de buitenomtrek uitstrekken. De profileringen 9 kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als groeven, ribben en/of nokken en hebben een dwarsdoorsnede die complementair is aan, althans kan samenwerken met hierna nog nader te beschrijven profileringen 11 van de afdichtmanchet 3. De profileringen 9 15 kunnen bijvoorbeeld een weerhaak- of zaagtandvormige dwarsdoorsnede hebben, als getoond in Figuur 5. De profileringen 9 kunnen over de hele insteekdiepte L6 van het insteekdeel 6 zijn aangebracht doch zijn bij voorkeur over een deel daarvan aangebracht, bijvoorkeur nabij het einde van het insteekdeel 6 dat in gebruik als eerste in de dwarsopening 23 wordt 20 gestoken.
Het insteekdeel 6 kan zijn voorzien van een afgeschuinde eindrand als getoond in Figuur 6. Alternatief kan het insteekdeel 6 zijn voorzien van een geprofileerde eindrand 10, als getoond in Figuur 4 en als beschreven in EP1589272 waarvan de inhoud hierin door referentie wordt geacht te zijn 25 opgenomen. Deze geprofileerde eindrand 10 omvat een verjongd basisgedeelte 12 waarvan de omhullende een conisch of gekromd verloop heeft, en ten minste twee gebieden 14 die radiaal inwaarts ten opzichte van die omhullende zijn gelegen, op enige afstand daarvan. Dankzij een dergelijke afgeschuinde of geprofileerde rand 10 wordt installatie van het 30 inlaatstuk 2 vergemakkelijkt en kan de benodigde insteekkracht kleiner zijn.
Het insteekdeel 6 kan voorts zijn ingesneden (niet getoond) vanaf voomoemde eindrand 10 teneinde vingers te vormen waarvan een vrij einde over een zekere radiale afstand (maximaal afstand S) naar binnen kan 35 worden bewogen.
13
De afdichtmanchet 3 omvat in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld een in hoofdzaak cilindervormig lichaam met een lengte L3 en een wanddikte d3. De lengte L3 is bij voorkeur ongeveer gelijk aan de wanddikte d22 van de tweede leiding 22. De wanddikte d3 is bij voorkeur in hoofdzaak 5 constant, afgezien van de hierna nog te beschrijven profileringen 11. De afdichtmanchet 3 kan voorts een kraag 13 omvatten, als getoond, welke in gebruik kan aanliggen tegen de leidingwand romdom de dwarsopening 23.
De getoonde manchet 3 is voorzien van profileringen 11 die zich langs althans een deel van de binnenomtrek uitstrekken. De profileringen 10 11 kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als groeven, ribben en/of nokken, en hebben een dwarsdoorsnede die complementair is aan, althans kan samenwerken met de hiervoor genoemde profileringen 9 van het insteekdeel 6, waarmee wordt bedoeld dat de profileringen 9, 11 in gebruik in elkaar kunnen grijpen op vormgesloten en/of krachtgesloten wijze. De getoonde 15 profileringen 9, 11 hebben daartoe een weerhaak- of zaagtandvormige dwarsdoorsnede. Uiteraard zijn andere vormen mogelijk. De profileringen 9 kunnen over een deel van de lengte L3 of over de volle lengte L3 van de afdichtmanchet 3 zijn aangebracht, bij voorkeur op regelmatige onderlinge afstand, als getoond.
20 De afdichtmanchet 3 kan voorts zijn voorzien van verdere profileringen die zich uitstrekken langs de buitenomtrek, bij voorkeur langs de volle omtrek. Deze verder profileringen kunnen bijvoorbeeld groeven of ribbels omvatten. Van de laatstgenoemde variant is een uitvoeringsvorm getoond in Figuur 2. De getoonde ribbels hebben een halfronde 25 dwarsdoorsnede. Uiteraard zijn andere vormen mogelijk.
Het hiervoor beschreven aansluitsamenstel 1 kan als volgt worden geïnstalleerd. Eerst wordt in de tweede leiding 22 een dwarsopening 23 geboord. Hierna wordt de afdichtmanchet 3 in de dwarsopening geplaatst zodat de kraag 13 aanligt tegen de leidingwand rondom de dwarsopening 30 23. Het cilindervormige deel van de afdichtmanchet 3 ligt in deze toestand vrij van of met lichte druk aan tegen de openingwand. Vervolgens wordt het inlaatstuk 2 met het insteekdeel 6 in de afdichtmanchet 3 gestoken totdat de aanslagmiddelen 8 aanliggen tegen de kraag 13. De dimensionering van de dwarsopening 23, de afdichtmanchet 3 en het insteekdeel 6 is zodanig dat 35 de afdichtmanchet 3 in deze toestand enigszins wordt samengedrukt tussen het insteekdeel 6 en de openingwand. De hierdoor in de afdichtmanchet 3 14 opgewekte elastische reactiekrachten zorgen voor een goede afdichting tussen voomoemde onderdelen, ook als de openingwand onregelmatig is. Bovendien zorgen voomoemde krachten er voor dat de manchet 3 en het insteekdeel 6 in de dwarsopening 23 worden vastgeklemd, zodat het 5 aansluitsamenstel 1 bestand is tegen in gebruik daarop werkende uittrek-en doordrukkrachten. De weerstand tegen uittrek- en doordrukkrachten wordt nog verder vergroot door de hoge wrijvingskracht tussen de afdichtmanchet 3 enerzijds en de openingwand, respectievelijk het insteekdeel 6 anderzijds. De weerstand tegen uittrekkrachten wordt nog 10 verder vergroot door het insteekdeel 6 en de afdichtmanchet 3 te voorzien van de samenwerkende profileringen 9,11.
Als laatste stap wordt de eerste leiding 21 in het koppeldeel 4 gestoken, tot aan de aanslagmiddelen 5. Dankzij de overlap tussen de insteekdiepte L6 en de koppellengte L4 zal de eerste leiding 21 met een 15 einde tot in de dwarsopening 23 reiken. Dit resulteert in een gunstig krachtenspel, met name in geval van dwarskrachten, dat wil zeggen krachten in richtingen haaks op de lengterichting van de leiding 21. Deze krachten kunnen grotendeels rechtstreeks van voomoemd leidingeinde naar de openingwand worden doorgeleid. Door de dwarskrachten opgewekte 20 buigmomenten worden door de eerste leiding 21 en het inlaatstuk 2 gezamenlijk opgevangen, in plaats van door de afzonderlijke onderdelen. De overlap tussen de insteekdiepte L6 en de koppellengte L4 draagt bovendien bij aan een compacte constructie.
Aldus kan met een aansluitsamenstel 1 volgens de uitvinding een 25 fluïdumdichte, compacte, robuuste aansluiting tot stand worden gebracht, die bestand is tegen hoge krachten. Het samenstel 1 is bovendien eenvoudig en op foolproof-wij ze te installeren, o.a. dankzij het kleine aantal onderdelen, de eerste en tweede aanslagmiddelen 8, 5 die de insteekdiepte van het inlaatstuk 2 en de eerste leiding 21 begrenzen, en de afgeschuinde 30 of geprofileerde rand 10 die het insteken van het insteekdeel 6 vereenvoudigen. Door het insteekdeel 6 te laten overlappen met het koppeldeel 4 wordt een compact samenstel verkregen, dat in gebruik op de eerste leiding 21 werkende krachten op gunstige wijze kan doorleiden naar de tweede leiding 22. Het samenstel is voorts eenvoudig te vervaardigen, 35 o.a. doordat de wanddikten d6, d4 van het insteekdeel 6 en het koppeldeel van gelijke grootte kunnen zijn. Hierdoor zullen deze delen 6,4 zich op 15 vergelijkbare wijze gedragen tijdens spuitgieten en afkoelen, waardoor interne spanningen en vervormingen worden vermeden.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Alle combinaties van (delen van) 5 beschreven en/of getoonde uitvoeringsvormen worden geacht onder de uitvindingsgedachte te vallen. Bovendien zijn vele variaties daarop mogelijk binnen het raam van de uitvinding als verwoord in de hiernavolgende conclusies.
1038294
Claims (50)
1. Aansluitsamenstel (1) voor het aansluiten van een eerste leiding (21) op een dwarsopening (23) in een tweede leiding (22), omvattende een inlaatstuk (2) en een afdichtmanchet (3), waarbij het inlaatstuk (2) een koppeldeel (4) omvat met een koppellengte (L4) voor bevestiging van het 5 inlaatstuk aan de eerste leiding, en een insteekdeel (6) met een insteekdiepte (L6) voor bevestiging van het inlaatstuk in de dwarsopening van de tweede leiding, en waarbij de afdichtmanchet (3) is ingericht om in gebruik afdichtend tussen het insteekdeel (6) en een omtrekswand van de dwarsopening te liggen en het insteekdeel (6) in de dwarsopening vast te 10 klemmen, met het kenmerk dat er overlap is tussen de koppellengte (L4) van het koppeldeel (4) en de insteekdiepte (L6) van het insteekdeel (6).
2. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 1, waarbij het koppeldeel (4), althans de koppellengte (L4), langer is dan het insteekdeel (6), althans de insteekdiepte (L6).
3. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij het koppeldeel (4), althans de koppellengte (L4), ongeveer 1,5 tot 2,5 keer zo lang is als het insteekdeel (6), althans de insteekdiepte (L6), en bijvoorkeur ongeveer 2 keer zo lang is.
4. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 20 waarbij het insteekdeel (6) het koppeldeel (4) omgeeft.
5. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het inlaatstuk (2) is vervaardigd uit één stuk.
6. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij overlappende delen van het insteekdeel (6) en het koppeldeel (4) 25 onderling zijn verbonden door afstandhouders (7).
7. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het insteekdeel (6) een in hoofdzaak constante wanddikte (d6) heeft.
8. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koppeldeel (4) een in hoofdzaak constante wanddikte (d4) heeft.
9. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de wanddikte (d4) van het koppeldeel (4) ongeveer gelijk is aan die (d6) van het insteekdeel (6). 1 0 3 8 2 9 4
10. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het inlaatstuk (2) althans gedeeltelijk dubbelwandig is uitgevoerd.
11. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het inlaatstuk (2) dubbelwandig is uitgevoerd ter plaatse van de 5 overlap tussen insteekdeel (6) en koppeldeel (4).
12. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies waarbij een eerste gedeelte van het inlaatstuk (2) dat in gebruik in de dwarsopening (23) is gelegen een grotere wanddikte heeft dan een tweede gedeelte van het inlaatstuk (2) dat in gebruik buiten de dwarsopening is 10 gelegen.
13. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 12, waarbij het eerste gedeelte een wanddikte heeft die ongeveer 1,5 tot 2,5 keer zo groot is als die van het tweede gedeelte, en bijvoorkeur ongeveer 2 keer zo groot is.
14. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 15 waarbij het koppeldeel (4) een mof omvat.
15. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koppeldeel (4) een spie omvat.
16. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koppeldeel (4) borgmiddelen omvat, voor het in gebruik trekvast 20 fixeren van de eerste leiding (21).
17. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koppeldeel (4) afdichtmiddelen omvat om in gebruik afdichtend aan te liggen tegen de eerste leiding (21).
18. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 25 waarbij het inlaatstuk (2) eerste aanslagmiddelen (8) omvat om de insteekdiepte (L6) van het inlaatstuk (2) in de tweede leiding (22) te begrenzen.
19. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 18, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) zich uitstrekken langs de buitenomtrek van het 30 inlaatstuk (2).
20. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 18 of 19, waarbij een buitendiameter van de eerste aanslagmiddelen (8) groter is dan een diameter van de dwarsopening (23).
21. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 18-20, waarbij 35 de eerste aanslagmiddelen (8) ongeveer halverwege het inlaatstuk (2) zijn gelegen, gezien in axiale richting.
22. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 18-21, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) nabij een overgang tussen het insteekdeel (6) en het koppeldeel (4) zijn gelegen.
23. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 18-22 en 10- 5 17, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) nabij een overgang tussen het dubbelwandige deel en het enkelwandige deel van het inlaatstuk (2) zijn gelegen.
24. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 18-23, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) zijn ingericht om de ronding van de tweede 10 leiding (22) rondom de dwarsopening (23) te kunnen volgen.
25. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 18-24, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) één of meer nokken omvatten, die tezamen althans een deel van de buitenomtrek van het inlaatstuk (2) beslaan.
26. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 15 waarbij het inlaatstuk (2) tweede aanslagmiddelen (5) omvat om de koppellengte (L4) tussen het inlaatstuk en de eerste leiding (21) te begrenzen.
27. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 26, waarbij de tweede aanslagmiddelen (5) zich uitstrekken lenigs de binnenomtrek van het 20 koppeldeel (4), bijvoorkeur nabij een einde daarvan.
28. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 18-25 en 26- 27, waarbij de eerste aanslagmiddelen (8) en de tweede aanslagmiddelen (5) zodanig ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt dat de koppellengte (L4) groter is dan de insteekdiepte (L6).
29. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 18-25 en 26- 28, waarbij de axiale afstand tussen de eerste aanslagmiddelen (8) en de tweede aanslagmiddelen (5) in hoofdzaak gelijk is aan de insteekdiepte (L6) van het inlaatstuk (2).
30. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 30 waarbij het insteekdeel (6) in hoofdzaak cilindervormig is.
31. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afdichtmanchet (3) een in hoofdzaak cilindervormig afdichtlichaam omvat dat in gebruik afdichtend kan aanliggen tussen het inlaatstuk (2) en de openingwand.
32. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 31, waarbij het de afdichtmanchet, althans het cilindervormige afdichtlichaam een axiale lengte (L3) heeft die ongeveer gelijk is aan de wanddikte van de tweede leiding (22) ter plaatse van de dwarsopening (23).
33. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 31 of 32, waarbij de afdichtmanchet, althans het cilindervormige afdichtlichaam een axiale 5 lengte (L3) heeft die ongeveer gelijk is aan de insteekdiepte (L6) van het inlaatstuk (2).
34. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 31 -33, waarbij langs de buitenomtrek van de afdichtmanchet (3) een grip- en/of afdichtingverhogende profilering is voorzien, bijvoorbeeld één of meerdere 10 ribbels.
35. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 34, waarbij de profilering zich rond de gehele buitenomtrek uitstrekt.
36. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afdichtmanchet (3) een kraag 13 omvat die in gebruik afdichtend 15 kan aanliggen tegen een buitenoppervlak van de tweede leiding (22) rondom de dwarsopening (23).
37. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 18-35 en 36, waarbij de buitendiameter van de eerste aanslagmiddelen (8) ongeveer gelijk is aan of kleiner is dan de buitendiameter van de kraag (13) van de 20 afdichtmanchet (3).
38. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in gebruik naar elkaar gekeerde oppervlakken van het inlaatstuk (2) en de afdichtmanchet (3) zijn voorzien van samenwerkende profileringen (9, 11) welke in gebruik in elkaar kunnen grijpen.
39. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 38, waarbij de samenwerkende profileringen (9, 11) zich uitstrekken over een deel van de insteekdiepte (L6) van het inlaatstuk (2), bij voorkeur nabij een einde daarvan.
40. Aansluitsamenstel (1) volgens conclusie 38 of 39, waarbij de 30 samenwerkende profileringen (9, 11) zich uitstrekken over nagenoeg de hele lengte (L3) van de afdichtmanchet (3).
41. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusie 38-40, waarbij de samen werkende profileringen (9,11) zich uitstrekken rond de volle omtrek van het inlaatstuk (2) en/of de afdichtmanchet (3).
42. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 38-41, waarbij de samen werkende profileringen (9,11) een complementaire vorm hebben.
43. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 38-42, waarbij de samenwerkende profileringen (9, 11) op vormgesloten wijze in elkaar grijpen.
44. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de conclusies 38-43, waarbij 5 de samenwerkende profileringen (9, 11) op krachtgesloten wijze in elkaar grijpen.
45. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een eindrand (10) van het inlaatstuk (2) is voorzien van een afschuining.
46. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een eindrand (10) van het inlaatstuk (2) een verjongd basisgedeelte (12) omvat waarvan de omhullende een conisch of gekromd verloop heeft, en ten minste twee gebieden (14) die radiaal inwaarts ten opzichte van die omhullende zijn gelegen, op enige afstand daarvan.
47. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afdichtmanchet (3) is vervaardigd uit een elastomeer.
48. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het inlaatstuk (2) is vervaardigd uit een kunststof en zodanig is gedimensioneerd dat de stijfheid van het inlaatstuk (2) groter is dan die van 20 de afdichtmanchet (3), althans in radiale richting.
49. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het inlaatstuk (2) is vervaardigd uit eenzelfde materiaal als de aan te sluiten eerste leiding (21), althans een materiaal met vergelijkbare mechanische eigenschappen.
50. Aansluitsamenstel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afdichtmanchet (3) en het inlaatstuk (2) zodanig zijn gedimensioneerd dat de afdichtmanchet (3) in gebruik enigszins is samengedrukt tussen het inlaatstuk (2) en de openingwand. 30 1038294
Priority Applications (6)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1038294A NL1038294C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-07 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
NL1038342A NL1038342C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-29 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
NL1038341A NL1038341C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-29 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
BE2011/0595A BE1024454B1 (nl) | 2010-10-07 | 2011-10-06 | Aansluitsamenstel voor een aftakking |
BE2011/0593A BE1024036B1 (nl) | 2010-10-07 | 2011-10-06 | Aansluitsamenstel voor een aftakking |
BE2011/0594A BE1024051B1 (nl) | 2010-10-07 | 2011-10-06 | Aansluitsamenstel voor een aftakking |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1038294A NL1038294C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-07 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
NL1038294 | 2010-10-07 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1038294C2 true NL1038294C2 (nl) | 2012-04-11 |
Family
ID=44115641
Family Applications (3)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1038294A NL1038294C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-07 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
NL1038342A NL1038342C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-29 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
NL1038341A NL1038341C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-29 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
Family Applications After (2)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1038342A NL1038342C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-29 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
NL1038341A NL1038341C2 (nl) | 2010-10-07 | 2010-10-29 | Aansluitsamenstel voor een aftakking. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
BE (3) | BE1024051B1 (nl) |
NL (3) | NL1038294C2 (nl) |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3531142A (en) * | 1968-08-05 | 1970-09-29 | Raven Ind Inc | Tank fitting |
DE3408835A1 (de) * | 1984-03-10 | 1985-09-19 | Fa. Carl Freudenberg, 6940 Weinheim | Vorrichtung zur axialen festlegung und abdichtung eines saeulenfoermigen koerpers in einem wanddurchbruch |
DE3529112A1 (de) * | 1985-08-14 | 1987-02-26 | Wolfgang Schwarz | Abzweigung und verfahren zu ihrer herstellung |
WO1997036128A1 (de) * | 1996-03-25 | 1997-10-02 | Kunststoffröhren Sendenhorst Gmbh | Stutzen für betonrohre |
EP0845628A1 (en) * | 1996-11-29 | 1998-06-03 | Forsheda AB | A pipe coupling |
DE202006005685U1 (de) * | 2006-04-05 | 2007-08-16 | Rehau Ag + Co | Anschlussvorrichtung für eine Nebenrohrleitung |
Family Cites Families (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2737766B1 (fr) * | 1995-08-11 | 1997-09-19 | Soc Et Et De Realisations Ind | Dispositif pour la fixation rigide et etanche de deux conduits |
DE29800496U1 (de) * | 1998-01-14 | 1998-03-05 | Kunststoffröhren Sendenhorst GmbH, 48324 Sendenhorst | Kugelgelenk-Sattelstück |
IT247385Y1 (it) * | 1999-09-17 | 2002-07-09 | Polieco Srl | Sistema di accoppiamento a tenuta di un tubo ondulato con un pozzetto. |
-
2010
- 2010-10-07 NL NL1038294A patent/NL1038294C2/nl active
- 2010-10-29 NL NL1038342A patent/NL1038342C2/nl active
- 2010-10-29 NL NL1038341A patent/NL1038341C2/nl active
-
2011
- 2011-10-06 BE BE2011/0594A patent/BE1024051B1/nl active IP Right Grant
- 2011-10-06 BE BE2011/0593A patent/BE1024036B1/nl active IP Right Grant
- 2011-10-06 BE BE2011/0595A patent/BE1024454B1/nl active IP Right Grant
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3531142A (en) * | 1968-08-05 | 1970-09-29 | Raven Ind Inc | Tank fitting |
DE3408835A1 (de) * | 1984-03-10 | 1985-09-19 | Fa. Carl Freudenberg, 6940 Weinheim | Vorrichtung zur axialen festlegung und abdichtung eines saeulenfoermigen koerpers in einem wanddurchbruch |
DE3529112A1 (de) * | 1985-08-14 | 1987-02-26 | Wolfgang Schwarz | Abzweigung und verfahren zu ihrer herstellung |
WO1997036128A1 (de) * | 1996-03-25 | 1997-10-02 | Kunststoffröhren Sendenhorst Gmbh | Stutzen für betonrohre |
EP0845628A1 (en) * | 1996-11-29 | 1998-06-03 | Forsheda AB | A pipe coupling |
DE202006005685U1 (de) * | 2006-04-05 | 2007-08-16 | Rehau Ag + Co | Anschlussvorrichtung für eine Nebenrohrleitung |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
BE1024051B1 (nl) | 2017-11-08 |
NL1038342C2 (nl) | 2012-04-11 |
BE1024454B1 (nl) | 2018-02-22 |
BE1024036B1 (nl) | 2017-10-31 |
NL1038341C2 (nl) | 2012-04-11 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CN101124425B (zh) | 连接器、柔性连接器组件以及组装柔性连接器组件的方法 | |
EP2084446B1 (fr) | Jonction tubulaire | |
DK2140191T3 (en) | Pipe coupling | |
EP0449928B1 (en) | Pipe coupling | |
US7207606B2 (en) | Mechanical pipe joint, gasket, and method for restraining pipe spigots in mechanical pipe joint bell sockets | |
EP2749804B1 (en) | Polymer pipe connection assembly | |
US20030034651A1 (en) | Corrugated plastic pipe arrangement | |
AU2006258376A1 (en) | Pipe coupling | |
US20110042943A1 (en) | Mechanical pipe fitting device assembly | |
CN102563248A (zh) | 管道连接结构 | |
NZ575593A (en) | A connector system using a locking mechanism on the male part that engages the threads of the female part | |
EP2045504A1 (en) | connecting piece for protective cable pipes | |
US20240084945A1 (en) | Lateral connector for underground pipes | |
NL8601757A (nl) | Steekkoppeling. | |
NL1038294C2 (nl) | Aansluitsamenstel voor een aftakking. | |
US4265471A (en) | Pipe joint | |
CN109790948A (zh) | 通用不可分离型管连接系统和包括在所述系统中的接头 | |
US20110115219A1 (en) | Insert for a pipe-fitting system comprising a fitting and a pipe and pipe-fitting system comprising the insert | |
KR102035976B1 (ko) | 원터치 결합 구조 및 풀림 방지 구조를 갖는 이음관 | |
KR20010006806A (ko) | 로킹부를 갖는 파형관용 커넥터 | |
US11028950B2 (en) | Pipe coupling | |
EP2113706A1 (en) | Press fit connector with improved coupling part for holding a press sleeve | |
KR100899383B1 (ko) | 합성수지관용 연결구 | |
JP5528056B2 (ja) | 管継手および案内部材 | |
JP5462042B2 (ja) | 継手 |