<Desc/Clms Page number 1>
WERKWIJZE VOOR HET BEREIDEN VAN
EEN DENDRITISCH MACROMOLEKUUL
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bereiden van een dendritisch macromolekuul, bevattende een kern en tenminste een uit de kern spruitende vertakking, waarbij een hoeveelheid van een kernmolekuul, dat tenminste een funktionele groep omvat, wordt opgelost in een oplosmiddel, waarna alternerend een additiereaktie en een hydrogeneringsreaktie worden uitgevoerd, waarbij tijdens de additiereaktie vinylcyanide-eenheden aan de oplossing worden toegevoegd die reageren met de aanwezige funktionele groepen, en waarbij tijdens de hydrogeneringsreaktie de aanwezige cyanidegroepen van het dendritisch macromolekuul in oplossing worden gereduceerd met behulp van waterstof en een geschikte katalysator, zodanig dat funktionele aminegroepen ontstaan.
In PCT/NL93/00008 is een werkwijze beschreven waarbij een diamine, bijvoorbeeld 1, 4-diaminobutaan, wordt opgelost in methanol, waarna een vinylcyanide, bijvoorbeeld acrylonitril, wordt toegevoegd. Na de plaatsvindende Michael-additiereaktie wordt de overmaat vinylcyanide afgedestilleerd, waarna een cyanide-getermineerd reaktieprodukt wordt verkregen. Dit cyanide-getermineerd reaktieprodukt wordt vervolgens in water met behulp van waterstof gereduceerd. Het aldus verkregen aminegetermineerd reaktieprodukt wordt vervolgens geisoleerd door verdamping van het water. De beide reakties worden alternerend uitgevoerd, zodanig dat een dendritisch macromolekuul van de gewenste generatie wordt verkregen.
In Angew. Chem. Int. Ed. Engl. 29 (1990), p. 138-175 worden diverse mogelijke toepassingen voor dendritische macromolekulen genoemd, zoals het gebruik van dendritische
<Desc/Clms Page number 2>
macromolekulen ter calibratie van zeven, als katalysator (dragers), als selektieve membranen, het gebruik van dendritische macromolekulen in de electronica en in coatings, maar tevens valt te denken aan het gebruik van dendritische macromolekulen als slagvastheidsverbeteraar of als cross-linking agent in diverse kunststoffen.
De werkwijze beschreven in PCT/NL93/00008 heeft het nadeel dat de reductie uitgevoerd moet worden bij relatief lage concentraties aan cyanide-getermineerd produkt. Enerzijds dient daardoor na de hydrogeneringsreaktie veel oplosmiddel te worden verwijderd, anderzijds wordt de capaciteit van de toegepaste reaktoren niet effektief benut. Hoewel de werkwijze goed opschaalbaar is en mede daardoor uitermate geschikt is voor het op commerciële schaal bereiden van dendritische macromolekulen, is zij vanuit de bovengenoemde oogpunten nadelig. Een bijkomende nadeel is dat relatief veel katalysator toegevoegd dient te worden bij de hydrogeneringsreaktie. Een ander bijkomend nadeel is de schuimvorming die optreedt bij het afdestilleren van het oplosmiddel na het beëindigen van de hydrogeneringsreaktie en bij het openen van de reaktor.
Het doel van de onderhavige uitvinding bestaat erin een werkwijze te verschaffen, waarbij de bovengenoemde nadelen niet of in een significant mindere mate optreden.
De werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat het oplosmiddel waarin de hydrogeneringsreaktie plaatsvindt een alkohol is dat een hoeveelheid ammoniak bevat, waarbij de molaire verhouding van ammoniak ten opzichte van het aantal cyanidegroepen groter is dan 0, 8.
In de regel is de molaire verhouding van ammoniak ten opzichte van het aantal cyanidegroepen kleiner dan 50. In de regel zal een groot deel van de ammoniak in de gasfase aanwezig zijn ; slechts een gedeelte lost op in het alkohol. De molaire verhouding van
<Desc/Clms Page number 3>
ammoniak ten opzichte van het aantal cyanide-groepen is bij voorkeur groter dan 1 en kleiner dan 20.
Verrassenderwijs is gebleken, dat met de werkwijze volgens de uitvinding de capaciteit van de reaktoren voor de hydrogeneringsreaktie aanmerkelijk effektiever kan worden benut. Tevens is gebleken, dat de benodigde hoeveelheid katalysator bij de werkwijze volgens de uitvinding aanmerkelijk minder is en dat de selektiviteit van de optredende reakties met de werkwijze volgens de uitvinding nog verder is verhoogd. Daarnaast is gebleken dat minder of geen schuimvorming optreedt tijdens de hydrogeneringsreaktie en bij het openen van de reaktor.
Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt een hoeveelheid van het kernmolekuul opgelost in een oplosmiddel.
De molekulen, die volgens de onderhavige uitvinding kunnen worden toegepast als kernmolekuul, zijn molekulen die tenminste een funktionele groep G bevatten.
Binnen het kader van de uitvinding is een funktionele groep een groep, die-desgewenst in aanwezigheid van een geschikte katalysator-kan reageren met een vinylcyanideeenheid.
Groepen, die onder gunstige reaktieomstandigheden kunnen reageren met een vinylcyanideeenheid zijn bijvoorbeeld hydroxylgroepen, primaire en secundaire aminegroepen, thiolgroepen, koolstofverbindingen met elektronegatieve substituenten, zoals een estergroep, een amidegroep, een ketongroep, een aldehydegroep, een carbonzuurgroep en zouten daarvan. Bij voorkeur bevat het kernmolekuul als funktionele groep een hydroxylgroep, een primaire aminegroep en/of een secundaire aminegroep.
Afhankelijk van de aard van de funktionele groep kan deze reageren met een of meerdere vinylcyanideeenheden. Wanneer een funktionele groep kan reageren met F vinylcyanide-eenheden heeft deze funktionele groep een funktionaliteit F. Een hydroxylgroep kan reageren met één vinylcyanide-eenheid en heeft zodoende een funktionaliteit F van 1. Een primaire aminegroep kan reageren met twee
<Desc/Clms Page number 4>
vinylcyanide-eenheden en heeft zodoende een funktionaliteit F van 2. In het algemeen heeft de funktionaliteit F een waarde van 1, 2 of 3.
In de regel wordt elke funktionele groep van het kernmolekuul met funktionaliteit F tot reaktie gebracht met F vinylcyanide-eenheden.
Geschikte vinylcyanide-eenheden bevatten een dubbele binding, alsook een electronen-zuigende groep die direkt geconjugeerd is met deze dubbele binding. Geschikte vinylcyanide-eenheden kunnen worden gekozen uit de groep verbindingen volgens formule 1 :
EMI4.1
(formule l)
EMI4.2
waarbij R =-H of-CH
EMI4.3
0 11 l 11 A =-Cs R3 = een koolwaterstofverbinding met 1-18 koolstofatomen die 1-5 cyanidegroepen bevat
EMI4.4
Bijzonder geschikte vinylcyanide-eenheden die kunnen worden toegepast, zijn acrylonitril en methacrylonitril (MACN).
In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding bevat een kernmolekuul bij voorkeur 1-10 funktionele groepen G. Een geschikt kernmolekuul kan bijvoorbeeld gekozen worden uit de groep van ammoniak, water, methanol, polymethyleendiamines, zoals hexamethyleendiamine, ethyleendiamine en 1, 4-diaminobutaan (DAB), diethyleentriamine, triethyleentetramine, tetraethyleenpentamine, lineair en vertakt polyethyleenimine, methylamine, hydroxyethylamine, octadecylamine, polyaminoalkylarenen, zoals 1, 3, 5-tris (aminomethyl) -
<Desc/Clms Page number 5>
benzeen, tris (aminoalkyl) amines, zoals tris (aminoethyl) amine, heterocyclische amines, zoals imidazolines en piperidines, hydroxyethylaminoethylamine, mercaptoethylamine, morpholine, piperazine, pentaerythritol, polyalkyleen polyolen, zoals polyethyleenglycol en polypropyleenglycol,
glycolen, zoals ethyleenglycol, polyalkyleen polymercaptanen, 1, 2-dimercaptoethaan, phosphine, E-aminocapronzuur, glycine, thiophenolen, phenolen, melamine en derivaten daarvan, zoals melaminetris (hexamethyleendiamine). Bij voorkeur wordt in de werkwijze volgens de uitvinding een kern gebruikt, gekozen uit de groep van polymethyleendiamines, glycolen en tris (1, 3, 5-aminomethyl) benzeen. Met meer voorkeur wordt 1, 4-diaminobutaan toegepast als kernmolekuul.
Volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een (co-) polymeer, dat een of meer van bovenstaande funktionele groepen bevat, toegepast als kern voor het dendritisch macromolekuul. Voorbeelden van dergelijke (copolymeren zijn styreen-maleimide copolymeren, styreen-acrylonitril copolymeren, polyethyleenimine en polymeren zoals bijvoorbeeld polypropyleenoxide, polystyreen en etheen-propeen-dieen copolymeren, die met een of meerdere der bovenstaande funktionele groepen, zoals bijvoorbeeld NH2-groepen, gefunktionaliseerd zijn.
Volgens een derde voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding worden dendrimeren van een lage generatie, bijvoorbeeld le, 2e en/of 3e generatie, beschreven in US-A- 4507466 en F. Vögtle et al., Synthesis, February 1978, p 155-158, toegepast als kern voor het dendritisch macromolekuul. Met name in dit geval kan de funktionaliteit van het kernmolekuul zeer hoog zijn, bijvoorbeeld kunnen 10-40 amine groepen aanwezig zijn. Het molecuulgewicht van dergelijke kernmolekulen is in de regel groter dan 200 en in de regel kleiner dan 5000.
De vorm van het dendritisch macromolekuul wordt voor een groot deel bepaald door de vorm van het gekozen kernmolekuul. Wanneer een klein molekuul, of een bolvormig
<Desc/Clms Page number 6>
dendrimeer wordt toegepast als kernmolekuul kan een bolvormig dendritisch macromolekuul worden verkregen.
Wanneer een polymeer met slechts eindstandige functionele groepen wordt toegepast als kernmolekuul, heeft het verkregen dendritisch macromolekuul een meer langwerpige vorm.
Een werkwijze voor de bereiding van het dendritisch makromolekuul via de Michael-additie omvat de volgende stappen : a) in hoofdzaak elke funktionele groep van het kernmolekuul wordt tot reaktie gebracht met een of meer vinylcyanide-eenheden ; b) in hoofdzaak elke ingebouwde vinylcyanide-eenheid wordt gereduceerd tot een aminegroep ; c) in hoofdzaak elke aldus gevormde aminegroep wordt tot reaktie gebracht met vinylcyanide-eenheden ; waarbij de stappen b) en c) (N-1) maal alternerend worden uitgevoerd teneinde een macromolekuul van de gewenste generatie N te verkrijgen. De waarde van N varieert meestal van 1 tot 10, bij voorkeur heeft N een waarde van 2 of hoger, in het bijzonder 3 of hoger.
Teneinde een dendritisch macromolekuul te verkrijgen van een bepaalde generatie worden de bovenbeschreven additiereaktie en hydrogeneringsreaktie een aantal malen alternerend uitgevoerd. Na een additiereaktie wordt een molekuul verkregen van de eerste generatie. Na het alternerend uitvoeren van drie additiereakties en twee hydrogeneringsreakties wordt een dendritisch macromolekuul verkregen van de derde generatie.
Het is mogelijk om de bereidingswijze na een reaktiestap b) te stoppen. Hierdoor wordt een dendritisch macromolekuul verkregen van generatie 11/2, 2 of hoger.
Bij de werkwijze volgens de uitvinding is het niet nodig om het produkt verkregen in de afzonderlijke tussenstappen telkens te zuiveren. In de regel wordt het produkt verkregen in de afzonderlijke tussenstappen wel geïsoleerd, in die zin dat de overmaat reagentia, de
<Desc/Clms Page number 7>
katalysator en in het algemeen ook het oplosmiddel, worden verwijderd.
Vanuit het kernmolekuul van het aldus gevormde dendritische macromolekuul spruit een aantal vertakkingen, die bereid zijn uit vinylcyanide-eenheden. Wanneer de optredende reakties volledig verlopen kan het totale aantal vertakkingen van de gewenste generatie N als volgt worden berekend. Wanneer G het aantal funktionele groepen van het kernmolekuul is, en F de funktionaliteit van elke afzonderlijke funktionele groep, is het aantal reaktieve plaatsen R van het kernmolekuul gelijk aan de som van de funktionaliteiten F van alle funktionele groepen G. Het maximale aantal vertakkingen van de Nde generatie kan worden beschreven als het aantal reaktieve plaatsen R
EMI7.1
N-1 vermenigvuldigd met F'. Wanneer de optredende reakties niet volledig verlopen, is het aantal vertakkingen kleiner dan R vermenigvuldigd met Fun-1.
De Michael-additie wordt in het algemeen uitgevoerd in oplossing. Daartoe wordt een hoeveelheid van het kernmolekuul of een hoeveelheid van een dendritrisch macromolekuul van generatie N in een oplosmiddel opgelost. Het oplosmiddel wordt bij voorkeur zo gekozen, dat zowel het verloop van de optredende reakties, als het uitblijven van nevenreakties, zo gunstig mogelijk worden beïnvloed. Het is zodoende van belang, dat het gebruikte oplosmiddel bij de toegepaste reaktie-omstandigheden niet reageert met de funktionele groepen van het kernmolekuul of het dendritisch macromolekuul van generatie N1/2 De keuze van het uiteindelijke oplosmiddel wordt in grote mate bepaald door de aard van de funktionele groepen van het kernmolekuul of het dendritisch macromolekuul van generatie N1/2.
Geschikte oplosmiddelen kunnen bijvoorbeeld gekozen worden uit de groep van water, tetrahydrofuraan, diverse alkoholen, zoals methanol, ethanol, isopropanol en dergelijke, diverse ethers, en mengsels van de genoemde oplosmiddelen. Bij voorkeur wordt water, methanol, of een mengsel van beide gebruikt als oplosmiddel. Met meer
<Desc/Clms Page number 8>
voorkeur wordt water gebruikt als oplosmiddel.
Aan de aldus verkregen oplossing van het kernmolekuul of dendritisch macromolekuul van generatie N1/2 in het oplosmiddel, worden vervolgens vinylcyanideeenheden toegevoegd. Het is zodoende eveneens van belang dat het oplosmiddel niet reageert met het vinylcyanide.
Wanneer het gewenst is om tijdens deze reaktiestap elke reaktieve plaats van de kern te laten reageren met een vinylcyanide-eenheid dient de verhouding van de reaktanten, die kan worden beschreven als de verhouding tussen het aantal vinylcyanide-eenheden en het aantal reaktieve plaatsen R, tenminste 1 te zijn. Wanneer deze verhouding kleiner is dan 1 reageert niet elke reaktieve plaats met een vinylcyanide-eenheid. Meestal ligt de verhouding tussen het aantal vinylcyanide-eenheden en het aantal reaktieve plaatsen R tussen 1 en 5, met voorkeur tussen 1 en 2, 5.
Bij de werkwijze beschreven in PCT/NL93/00008 wordt het vinylcyanide langzaam aan een oplossing van het substraat in het oplosmiddel toegevoegd, onder milde koeling. De Michael-additie vindt plaats bij milde temperatuur, bijvoorbeeld bij 40 C, gedurende vrij lange tijd, bijvoorbeeld 12 uur. De werkwijze volgens de uitvinding heeft het voordeel dat het vinylcyanide in één keer aan het reaktiemengsel kan worden toegevoegd, zonder dat de reactor moet worden gekoeld.
De Michael-additie wordt volgens de uitvinding bij voorkeur uitgevoerd bij een temperatuur tussen 60 en 100oC, met meer voorkeur tussen 70 en 90 C.
Het is gebleken dat, bij de werkwijze volgens de uitvinding, de reaktietijd aanzienlijk kan worden verkort. Verrassenderwijs is gebleken dat ondanks het toepassen van een hogere temperatuur de selektiviteit van de Michaeladditie wordt verhoogd.
Bij de Michael-additie volgens de uitvinding wordt in de regel vrijwel volledige conversie bereikt binnen een tijd die korter is dan 0, 5*m uur, waarin m het aantal reaktieve plaatsen van het kernmolekuul voorstelt.
<Desc/Clms Page number 9>
In het bijzonder wordt vrijwel volledige conversie bereikt binnen een tijd korter dan 0, 25*m uur. De reactietijd van de Michael-additie is in de regel langer dan 0, 5 hr.
Volgens de uitvinding neemt de tijd waarin vrijwel volledige conversie wordt bereikt af met toenemende vinylcyanideconcentratie. De tijd waarin vrijwel volledige conversie wordt bereikt bij de Michaeladditie volgens de uitvinding is bijvoorbeeld korter dan 8 uur of korter dan 5 uur.
Desgewenst wordt bij de Michael-additie een katalysator aan het reaktiemengsel toegevoegd teneinde de reaktie van de funktionele groepen met de vinylcyanideeenheden goed te laten verlopen. Voorbeelden van hiervoor geschikte katalysatoren zijn zwakke zuren, zoals azijnzuur of (zwakke) basen. Meestal is de hoeveelheid katalysator, die aan het reaktiemengsel wordt toegevoegd 0-5 mol% ten opzichte van het aantal reaktieve plaatsen R.
In de regel kan het cyanide-getermineerde reaktieprodukt van de Michael-additie op eenvoudige wijze geïsoleerd worden, bijvoorbeeld door afdestilleren van de overmaat nitril en een gedeelte van het oplosmiddel gevolgd door fasenscheiding van enerzijds het resterende deel oplosmiddel met een kleine hoeveelheid nitril en anderzijds het dendrimeer met wat water. Daartoe wordt eerst de overmaat nitril afgedestilleerd bij een temperatuur die bij voorkeur lager is dan 80 C, waarna het reaktiemengsel wordt afgekoeld tot een temperatuur tussen kamertemperatuur en 600C om een optimale fasenscheiding te realiseren.
Bij voorkeur wordt het mengsel afgekoeld tot een temperatuur tussen kamertemperatuur en 45 C. De solventlaag die het dendrimeer niet bevat, bevat eventuele nevenprodukten en niet-gereageerd vinylcyanide en kan hergebruikt worden in een volgende Michael-additiereaktie.
De zuiverheid van het cyanide-getermineerde reaktieprodukt verkregen via de werkwijze volgens de uitvinding blijkt hoger te zijn dan de zuiverheid van het produkt verkregen via de werkwijze bekend uit PCT/NL93/00008. Bij de werkwijze volgens de uitvinding is
<Desc/Clms Page number 10>
een verdere zuiveringsstap, zoals bijvoorbeeld omkristallisatie mogelijk, maar in de regel overbodig. In het algemeen wordt via de werkwijze volgens de uitvinding cyanide-getermineerd reaktieprodukt verkregen met een selectiviteit groter dan 99%. De selektiviteit per conversie is bij voorkeur groter dan of gelijk aan 99, 5%.
De cyanidegroep van het aldus gevormde cyanide-getermineerde reaktieprodukt wordt vervolgens tot een aminegroep gereduceerd met behulp van een hydrogeneringsreaktie. Wanneer de ingebouwde vinylcyanide-eenheid acrylonitril is, wordt aldus een propylamine (PA)-eenheid gevormd.
De vrijwel volledige hydrogenering van nitrilgroepen in dendrimeren met meer dan 8 en met name meer dan 10 nitrilgroepen blijkt niet met willekeurige hydrogeneringstechnieken uitvoerbaar te zijn.
De werkwijze volgens de uitvinding is met name zeer geschikt voor het hydrogeneren van nitrillen in dendritische macromolekulen met meer dan 10 en in het bijzonder meer dan 15 nitrilgroepen.
Het oplosmiddel dat gebruikt wordt bij de hydrogenering volgens de uitvinding is een alkohol dat een hoeveelheid ammoniak bevat, waarbij de molaire verhouding van ammoniak ten opzichte van het aantal cyanidegroepen groter is dan 0, 8. Minimale vergiftiging van de katalysator die gebruikt wordt bij de hydrogeneringsreaktie, wordt bereikt indien de molaire verhouding van ammoniak ten opzichte van het aantal cyanidegroepen kleiner is dan 50. De hydrogeneringsreaktie verloopt in de regel met een goede selektiviteit indien de molaire verhouding van ammoniak ten opzichte van het aantal cyanidegroepen kleiner is dan 20.
Geschikte alkoholen zijn bijvoorbeeld laagkokende alkoholen, zoals methanol, ethanol, isopropanol en dergelijke. Desgewenst wordt een mengsel van verschillende alkoholen toegepast. Bij voorkeur is het alkohol methanol. Desgewenst wordt een mengsel van een of meerdere alkoholen en water toegepast.
<Desc/Clms Page number 11>
De gewichtsverhouding water : alkohol is in de regel tussen 1 : 50 en 2 : 1. De gewichtsverhouding water : alkohol is bij voorkeur tussen 1 : 10 en 1 : 1.
Verrassenderwijs is gebleken dat, met de hydrogenering volgens de uitvinding, de selektiviteit van een daaropvolgende Michael-additiereaktie eveneens wordt verhoogd van ongeveer 95% tot 99, 5% of meer.
De reduktiereaktie kan bijvoorbeeld plaatsvinden door de ingebouwde cyanidegroepen tot reaktie te brengen met H2-gas. Wanneer een volledige reduktie gewenst is, dient de molaire verhouding van H2 tot cyanidegroepen tenminste 2 te zijn. Wanneer deze molaire verhouding kleiner is dan 2 vindt geen volledige reduktie plaats.
De reduktiestap wordt uitgevoerd in aanwezigheid van een geschikte katalysator. In het algemeen wordt een reduceringskatalysator toegepast, bij voorkeur een heterogene reduceringskatalysator.
De katalysator, die volgens de uitvinding wordt toegepast omvat een metaal uit groep VIII van het periodiek systeem der elementen, zoals deze is weergegeven in de omslag van het Handbook of Chemistry and Physics, 58th Edition, CRC Press, 1977-1978. Het is bekend, dat metalen uit groep VIII werkzaamheid vertonen bij de hydrogenering van nitrillen. Zie hiervoor bijvoorbeeld EP-A-0077911. Goed geschikt zijn nikkel, cobalt, platina, palladium en rhodium. Om voldoende katalytische aktiviteit te bezitten bezit de katalysator bij voorkeur een groot aktief metaaloppervlak. Het metaal kan als zodanig of op een geschikte drager worden toegepast.
Bijzonder geschikt als katalysator volgens de uitvinding is Raney nikkel of Raney cobalt. Zie voor een beschrijving van deze Raney katalysatoren en hun bereiding : US-A-1628190.
Raney nikkel omvat hoofdzakelijk nikkel en aluminium, het laatste in de vorm van metallisch aluminium, aluminiumoxiden en/of aluminiumhydroxiden. Er kunnen aan het Raney nikkel kleine hoeveelheden andere
<Desc/Clms Page number 12>
metalen, zoals ijzer en/of chroom, in elementaire of gebonden vorm worden toegevoegd om de aktiviteit en selektiviteit voor hydrogenering van bepaalde groepen verbindingen te vergroten. Het is bekend dat met ijzer en/of chroom gepromoteerde Raney nikkel katalysatoren, bij uitstek geschikt zijn voor de reduktie van nitrilgroepen, zie bijvoorbeeld S. R. Montgomery, Catalysis of Organic Reactions 5, pagina 383-409 (1981).
Ook Raney cobalt bevat aluminium en kan voorzien zijn van promotoren. Zo is het bekend, dat met chroom gepromoteerde Raney cobalt geschikt is voor de hydrogenering van nitrillen.
Desgewenst kan de katalysator gewassen worden, bijvoorbeeld met het oplosmiddel van de hydrogeneringsreaktie, met een alkohol, met een mengsel van diverse alkoholen of een mengsel van water en een of meerdere alkoholen. Geschikte alkoholen zijn bijvoorbeeld methanol, ethanol, isopropanol en dergelijke.
De maximale hoeveelheid katalysator die in de reaktor kan worden toegepast bij de hydrogenering van het cyanide-getermineerd produkt, is afhankelijk van het toegepaste reaktortype. De vakman zal de geschikte hoeveelheid katalysator eenvoudig kunnen bepalen voor iedere gewenste reaktor.
Verrassenderwijs is gebleken dat bij de werkwijze volgens de uitvinding, de katalysatorconcentratie aanzienlijk verlaagd kan worden, waarbij gelijktijdig de capaciteit van de reaktoren aanzienlijk effectiever benut kan worden.
In de werkwijze beschreven in de stand van de techniek worden katalysator-concentraties tussen 100 en 400%, berekend ten opzichte van het gewicht van het substraat, toegepast.
Bij de werkwijze volgens de uitvinding neemt de benodigde hoeveelheid katalysator toe met toenemende generatie van het dendrimeer. Bij de werkwijze volgens de uitvinding is de gewichtsverhouding van de benodigde hoeveelheid katalysator (droog) ten opzichte van het
<Desc/Clms Page number 13>
gewicht aan dendritisch macromolekuul in de regel groter dan 10%. In de regel is de gewichtsverhouding van de benodigde hoeveelheid katalysator ten opzichte van het gewicht aan dendritisch macromolekuul kleiner dan 3*n% waarin n het aantal cyanidegroepen is van het te hydrogeneren cyanide-getermineerd dendritisch macromolecuul. De benodigde hoeveelheid katalysator (droog) is bij voorkeur groter dan 12% en kleiner dan 50% berekend ten opzichte van het gewicht van het cyanidegetermineerd dendritisch macromolekuul.
Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt de hoeveelheid cyanide-getermineerd produkt die gehydrogeneerd kan worden per volume-eenheid, tenminste met een factor 5 verhoogd ten opzichte van de werkwijze beschreven in PCT/NL93/00008. Bij de werkwijze beschreven in PCT/NL93/00008 is het gebruikelijk om 1, 5-4, 5 gew. % cyanide-getermineerd substraat in te zetten in de hydrogeneringsreaktie. De hoeveelheid cyanide getermineerd produkt die ingezet kan worden bij de hydrogeneringsreactie volgens de uitvinding is tenminste 10 gew. % berekend ten opzichte van het totale gewicht van het reaktiemengsel, bij voorkeur tenminste 20 gew. %.
De reduktiereaktie kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd in een afgesloten reaktor onder een H2-atmosfeer. De in de reaktor heersende totale druk wordt voornamelijk veroorzaakt door de aanwezige waterstof en ammoniak bij een bepaalde temperatuur en ligt meestal tussen 1 en 500 bar, bij voorkeur tussen 10 en 200 bar, en met de meeste voorkeur tussen 10 en 100 bar. De in de reaktor heersende waterstofdruk is meestal hoger dan 1, bij voorkeur hoger dan 10 bar.
De reaktietemperatuur is niet kritisch en ligt meestal tussen 0 en 200. C, bij voorkeur tussen 10 en 150. C, met meer voorkeur tussen 50 en 110 C. Na reduktie wordt een produkt verkregen dat eindstandige aminegroepen bevat.
De reduktie volgens de uitvinding heeft het voordeel dat geen schuimvorming optreedt tijdens de
<Desc/Clms Page number 14>
hydrogeneringsreaktie, noch bij het openen van de reaktor na het beëindigen van de hydrogeneringsreaktie.
Nadat de hydrogeneringsreaktie is voltooid kan de katalysator uit het reaktiemengsel worden verwijderd.
Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de reaktor onder H2atmosfeer te koelen en na spuien van de H2, de reactor te spoelen met inert gas en de reaktorinhoud af te filtreren.
Het filtraat bevat de dendrimeren in oplossing.
Het is eveneens mogelijk een zogenaamde "filterkaars"in de reaktor aan te brengen, dit is een filter uit gesinterd metaal. Het filtraat wordt via de binnenruimte van het filter uit de reaktor verwijderd, terwijl de katalysator aan de buitenkant van het filter, in de reaktor achterblijft. Deze werkwijze heeft het voordeel dat de reaktor onder druk gehouden kan worden waardoor diverse hydrogeneringsreakties na elkaar kunnen worden uitgevoerd en waterstofdeficiëntie van de katalysator vermeden wordt.
Met de werkwijze volgens de uitvinding is het eveneens mogelijk om geregenereerde katalysator toe te passen. De katalysator kan bijvoorbeeld geregenereerd worden door een gebruikte katalysator gedurende enkele uren te behandelen met een loogoplossing, bijvoorbeeld een oplossing van NaOH in water, bij een temperatuur tussen 50 en 70 C. Na affiltreren wordt de katalysator vervolgens met gedeioniseerd water gespoeld tot het spoelwater een ongeveer neutrale pH heeft. De katalysator wordt onder water bewaard.
Het molekuulgewicht van het verkregen dendritisch macromolekuul is in het algemeen groter dan 800, in het bijzonder groter dan 1500. Het molekuulgewicht is in de regel kleiner dan 100. 000, in het bijzonder kleiner dan 50. 000.
Het verkregen dendritisch macromolekuul kan desgewenst geheel of gedeeltelijk gemodificeerd worden met allerlei funktionele groepen. Dit kan bijvoorbeeld bewerkstelligd worden door de aanwezige amine-of nitrilgroepen, eventueel in aanwezigheid van een geschikte
<Desc/Clms Page number 15>
katalysator, geheel of gedeeltelijk te laten reageren met daartoe geschikte reagentia.
Voorbeelden van dergelijke reagentia zijn a, onverzadigd verbindingen gesubstitueerd met electronenzuigende groepen, onverzadigde alifatische esters en amiden, zoals bijvoorbeeld acrylester, methacrylester, crotylester en acrylamide, polyamides zoals nylon-4. 6, nylon-6, nylon- 6.
10, nylon-8, epoxiden zoals ethyleenoxide en propyleenoxide, zuurhalides, zoals bijvoorbeeld zuurchlorides, acryloylchloride, alkylhalides zoals bijvoorbeeld epichloorhydrine, ethylbromoacetaat en allylbromide, arylhalides zoals bijvoorbeeld benzylchloride, tosylhalides, zoals bijvoorbeeld tosylchloride, anhydrides, zoals bijvoorbeeld ftaalzuuranhydride, dicarbonzuren, zoals bijvoorbeeld terftaalzuur en adipinezuur, diolen, (a) cyclische aldehyden zoals formaldehyde, aceetaldehyde, hexanal, benzaldehyde, pyridine-aldehydes, p-formylfenylazijnzuur en 1, 4, 5, 8-naftaleen-tetra-aceteetaldehyde, ketonen zoals bijvoorbeeld gederivatiseerde cyclohexanonen (bijvb. HALSverbindingen), lactide, lactonen, zoals bijvoorbeeld caprolacton, fosfaatesters zoals beschreven in US-A- 3. 855. 364, molekulen met een chiraal centrum.
Deze opsomming is echter volstrekt niet volledig en bijgevolg niet-limitatief.
De uitvinding wordt verder verduidelijkt aan de hand van de onderstaande voorbeelden zonder daartoe te worden beperkt.
Voorbeeld I
In een driehalskolf, met een inhoud van 2 liter, voorzien van een roerder, werd 1200 ml water en 150 gram (1, 7 mol) 1, 4-diaminobutaan (DAB, substraat) voorgelegd.
Aan dit mengsel werd in één keer 400 gram zuiver acrylonitril (ACN) toegevoegd. Het aldus verkregen reaktiemengsel werd gedurende 1 uur verwarmd bij 80 C.
Vervolgens werden zowel het water als de overtollige hoeveelheid acrylonitril onder gereduceerde
<Desc/Clms Page number 16>
druk afgedampt bij een temperatuur van 50oC. Uit HPLCanalyse van het verkregen residu bleek dat > 99% zuiver produkt werd verkregen zonder additionele omkristallisatie van het verkregen residu. Omkristallisatie van het residu in methanol gaf geen verdere verbetering van de zuiverheid van het produkt.
Het geïsoleerde produkt werd geanalyseerd met
EMI16.1
behulp van C-NMR en massaspectrometrie, waaruit bleek dat het verkregen produkt DAB 13C NMp 13C NMR (50 119 ppm, CN ppm, NCHCH 49, ppm, NCH2CH2CN ppm, NCH2CH2CN ppm CH2CN. H NMR (200 MHz, CDClg) : ppm, t, 2H, NCH2CH2CN ppm, m, ppm, t, 2H, CH2CN ppm, lH-en m, 1H, CH2CH2N.
Voorbeeld II
5, 6 gram Raney cobalt katalysator (nat) (type Grace 2724 van de firma Grace, de samenstelling bevat volgens de fabrikant 78-96 gew. % Co, 0, 5-5 gew. % Cr, 0, 5-5 gew. % Ni, 3-12 gew. % Al werd een maal gewassen met 25 ml methanol bij een temperatuur van 20 C. Vervolgens werd de katalysator in de autoclaaf gebracht, waarna methanol werd toegevoegd tot een totaal gewicht van 52, 71 gram methanol. Tenslotte werd ongeveer 22, 7 gram DAB (ACN) 4 (7 gew. % water) in poedervorm toegevoegd. Er werd 12, 3 gew. % droge katalysator ten opzichte van DAB (ACN) 4 toegevoegd.
Na het sluiten van de autoclaaf werd het roeren van het reaktiemengsel gestart en werd de autoclaaf 3 maal met N2-gas gespoeld en 3 maal met H2-gas. Nadat de druk was afgelaten werd ongeveer 6, 3 gram vloeibare ammoniak aan de autoclaaf gedoseerd. De molaire verhouding van ammoniak ten opzichte van DAB (ACN) 4 bedroeg ongeveer 4, 9. De autoclaaf werd vervolgens al roerend bij een H2-druk van 80 bar verwarmd tot 65 C
De reaktie werd gestopt na 20 minuten en de autoclaaf werd onder H2 afgekoeld tot kamertemperatuur.
<Desc/Clms Page number 17>
Vervolgens werd de H2 gespuid, de autoclaaf werd 3 maal met N2-gas gespoeld, en na het openen van de autoclaaf werd de inhoud onmiddellijk afgefiltreerd.
Het geïsoleerde produkt werd geanalyseerd met
EMI17.1
behulp van 13C waaruit bleek dat het verkregen produkt 1, propylamine, DAB was. De conversie was praktisch volledig.
13C NMR (50 MHz, D20) : 53, 4 ppm, NCH2CH2CH2CH2 (2x) ; 51, 1 ppm, NCH2CH2CH2NH2 (4x) ; 39, 5 ppm, CH2NH2 (4x) ; 28, 8 ppm, CH2CH2NH2 (4x) ; 23, 9 ppm, NCH2CH2CH2CH2N (2x).
Voorbeeld III
Voorbeeld I werd herhaald, waarbij in plaats van 1, 4-diaminobutaan nu 5, 0 gram DAB (PA) 4 als substraat werd gebruikt. Aan dit mengsel werd in een keer 20. 67 gram ACN toegevoegd. Het aldus verkregen reaktiemengsel werd gedurende 2 uur verwarmd bij 80 C.
Het geïsoleerde produkt werd geanalyseerd met
EMI17.2
13C-NMR spectroscopie, waaruit bleek dat het verkregen produkt DAB was. De verkregen opbrengst bedroeg > 99, 13C NMR (50 MHz, CDC1,) ppm, CN (8x) ppm, NCH2CH2CH2CH2 en 51, ppm, NCH2CH2CH2N ppm, NCH2CH2CN (8x) en 24, ppm, NCHaaCH en (PA) NCH2CH2CH2N (6x) ; 16, 9 ppm, CH2CN (8x).
Voorbeeld IV
Voorbeeld II werd herhaald, waarbij 11, 23 gram Raney cobalt katalysator (nat) een maal werd gewassen met ongeveer 25 ml methanol bij een temperatuur van 20 C, en vervolgens in de autoclaaf werd gebracht, waarna methanol werd toegevoegd tot een totaal gewicht van 46, 87 gram methanol. Tenslotte werd ongeveer 28, 2 gram DAB (PA) 4 (ACN) e (bevat 20 gew. % water) toegevoegd. Er werd ongeveer 24, 9% katalysator ten opzichte van DAB (PA) 4 (ACN) e toegevoegd. Er
<Desc/Clms Page number 18>
werd ongeveer 4, 5 gram vloeibare ammoniak aan de autoclaaf gedoseerd. De molaire verhouding ammoniak ten opzichte van DAB (PA) 4 (ACN) g bedroeg ongeveer 8, 7.
DAB (PA) 4 (ACN) g werd in 200 minuten bij 460C en een H2-druk van 80 bar gereduceerd tot DAB (PA) 4 (PA) s.
Het geïsoleerde produkt werd geanalyseerd met
EMI18.1
behulp van -C NMR-spectroscopie, waaruit bleek dat het verkregen produkt DAB 3C (50 MHz, Dot) ppm, NCH2CH2CH2CH2 (2x) ppm, NCH2CH2CH2N ppm, NCH2CH2CH2NH2 ppm CH2NH2 (8x) ; 28, 9 ppm, CH2CH2NH2 (8x) ; 24, 1 ppm, NCH2CH2CH2CH2N (2x) ; 22, 3 ppm, NCH2CH2CH2N (4x).
Voorbeeld V
Voorbeeld I werd herhaald waarbij in plaats van DAB (PA) 4 nu 17, 71 gram DAB (PA) 4 (PA) s als substraat werd gebruikt. Aan dit mengsel werd in één keer 41, 34 gram ACN toegevoegd. Het aldus verkregen reaktiemengsel werd gedurende 3 uur verwarmd bij 80 C,
Het geïsoleerde produkt werd geanalyseerd met behulp van 13C-NMR spectroscopie waaruit bleek dat het verkregen produkt DAB (PA) 4 (PA) s (ACN) 16 was.
13C NMR (50 MHz, CDCl3): 119,0 ppm, CN (16x) ; 54, 1 ppm, NCH2CH2CH2CH2 (2x) ; 52, 2 ppm, NCH2CH2CH2 (8x) ; 51, 5 en 51, 4 ppm, NCH2CH2CH2 (16x) ; 49, 5 ppm, NCH2CH2CN (16x) ; 25, 0 en 24, 9 ppm NCH2CH2CH2CH2 en NCH2CH2CH2N (10x) ; 24,3 ppm, NCH2CH2CH2N (4x) ; 16, 9 ppm, CH2CN (16x).
Voorbeeld VI
Voorbeeld II werd herhaald waarbij 20, 86 gram DAB(PA)4(PA)8(ACN)15 (bevat 18, 3 gew. % water) gedurende 240 minuten bij 800C werd gereduceerd in aanwezigheid van 17, 63 gram Raney cobalt katalysator (nat), 54, 1 gram methanol en 27, 3 gram ammoniak. Er werd ongeveer 51, 8% katalysator (droog) ten opzichte van DAB (PA) 4 (PA) g (ACN) ig toegevoegd. Ammoniak werd toegevoegd in een molaire
<Desc/Clms Page number 19>
verhouding van 152, 6 ten opzichte van DAB (PA) 4 (PA) B (ACN) 16.
Het geïsoleerde produkt werd geanalyseerd met behulp van 13C NMR-spectroscopie, waaruit bleek dat het verkregen produkt DAB (PA) 4 (PA) 8 (PA) 16 was.
EMI19.1
13C NMp 13C (50 MHz, D2Ql ppm, NCH2CH2CH2CH2 (2x) ppm, NCH2CH2CH2N (24x) ; 51, 2 ppm, NCH2CH2CH2NH2 (16x) ; 39, 6 ppm, CH2NH2 (16x) ; 28, 9 ppm, CH2CH2NH2 (16x) ; 24, 1 ppm, NCH2CH2CH2CH2N (2x) ; 22, 3 ppm, NCH2CH2CH2N (12x).
Voorbeeld VII
Voorbeeld I werd herhaald waarbij in plaats van DAB (PA) 4 nu 38, 7 gram DAB (PA) 4 (PA) B (PA) 16 als substraat werd gebruikt. Aan dit mengsel werd in een keer 83 gram ACN toegevoegd. Het aldus verkregen reaktiemengsel werd gedurende 4 uur verwarmd bij 80 C.
Het geïsoleerde produkt werd geanalyseerd met
EMI19.2
behulp van 13C-NMR spectroscopie waaruit bleek dat het verkregen produkt DAB was.
13C NMp 13C ppm, CN (32x) ppm, (PA) 4 (PA) B (PA) 16 (ACN) 32NCH2CH2CH2CH2 (2x) ; 52, 2 ppm, NCH2CH2CH2 (24x) ; 51, 4 ppm, NCH2CH2CH2 (32x) ; 49, 4 ppm, NCH2CH2CN (32x) ; 24, 9 ppm NCH2CH2CH2CH2 en NCH2CH2CH2N (18x) ; 24, 4 ppm, NCH2CH2CH2N (12x) ; 16, 8 ppm, CH2CN (32x).
Voorbeeld VIII
Voorbeeld II werd herhaald waarbij 14, 2 gram DAB (PA) 4 (PA) g (PA) 16 (ACN) 32 (bevat 14, 1 g% water) gedurende 360 minuten bij 800C werd gereduceerd in aanwezigheid van 11, 39 gram Raney cobalt katalysator (nat), 34, 9 gram ammoniak en 1, 03 gram water. Er werd ongeveer 46, 9% katalysator (droog) ten opzichte van DAB (PA) 4 (PA)8(PA)16(ACN)32 toegevoegd.
Ammoniak werd toegevoegd in een molaire verhouding van 568, 9 ten opzichte van DAB (PA) 4 (PA) B (PA) 16 (ACN) 32. Het geïsoleerde produkt werd geanalyseerd met behulp van 13C NMRspectroscopie, waaruit bleek dat het verkregen produkt
<Desc/Clms Page number 20>
EMI20.1
DAB 13C NMR (50 MHz, D2Ql ppm, NCH2CH2CH2N (56x) ppm, NCH2CH2CH2NH2 (32x) ppm, CH2NH2 (32x) CH2CH2NH2 (32x) ppm, NCH2CH2CH2N Voorbeeld IX Geregenereerde katalysator
Voorbeeld II werd herhaald, waarbij in plaats van verse katalysator, eenzelfde hoeveelheid met NaOH geregenereerde katalysator werd gebruikt. Ongeveer 24 gram Raney cobalt die een maal gebruikt was bij de hydrogenering van cyanide getermineerd produkt werd in een driehalskolf gesuspendeerd in 175 ml van een 5% NaOHoplossing.
Na 2 uur roeren bij 600C gevolgd door afkoelen tot kamertemperatuur, werd de katalysator afgefiltreerd en gespoeld met gedeioniseerd water tot de pH van het spoelwater ongeveer 7 was. De geregenereerde katalysator werd vervolgens gebruikt bij de hydrogenering van DAB (ACN) 4 zoals beschreven is in voorbeeld II.
Volledige conversie werd bereikt.