NL9100246A - Inrichting voor het vergaren van cellen uit een lichaamsholte. - Google Patents

Description

Inrichting voor het vergaren van cellen uit een lichaamsholte.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vergaren van cellen uit een lichaamsholte, voorzien van een langgerekt vasthoudorgaan en een aan een vrij uiteinde daarvan gevormde kop met een in hoofdzaak axiaal verlopende drager, waaraan over de omtrek en over de lengte verdeelde celverwijderingsorganen zijn aangebracht.

Bij een thans in de praktijk toegepaste, en in het artikel "De Cytobrush-methode", door Dr. Mathilde E. Boon, Huisarts en Wetenschap 1985, deel 28, blz. 322-324, beschreven uitvoering van een dergelijke inrichting voor het maken van een cervixuitstrijk bestaat de drager uit staaldraden waaraan ongeveer radiaal borstelharen als celverwijderingsorganen zijn bevestigd. Deze inrichting heeft als nadeel dat slechts weinig cellen kunnen worden bemonsterd als gevolg van het feit dat bij het verwijderen van de kop van de inrichting uit het cer-vixkanaal de op de borstelharen verzamelde cellen weer aan de wand van het kanaal worden afgegeven. De kans op een representatieve uitstrijk wordt daardoor negatief beïnvloed.

De Amerikaanse octrooischriften 2.514.665, 3.540.432, 3.774.590 en 4.127.113 tonen nog verdere inrichtingen voor het maken van uitstrijken van de baarmoedermond en het cervixka-naal, die echter in de praktijk niet tot succes hebben geleid vanwege verschillende tekortkomingen.

Voor het vergaren van cellen uit de urinebuis wordt thans in de praktijk veelal een stokje of metaaldraadje met daarop een wattentipje gebruikt. Het nadeel hiervan is dat de vochtige cellen in de watten worden geabsorbeerd en niet gemakkelijk weer worden afgegeven. Verder blijft het tipje soms geheel of gedeeltelijk in de urinebuis steken, waar het aanleiding tot ontstekingen kan geven en in sommige gevallen slechts nog operatief kan worden verwijderd.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmede op betrouwbare wijze grote aantallen cellen uit een lichaamsholte kunnen worden verzameld.

Hiertoe wordt de inrichting volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat de drager en de celverwijderingsorga- nen uit één stuk buigzaam kunststof materiaal zijn vervaardigd en de celverwijderingsorganen zijn voorzien van tanden met schraapranden.

De inrichting volgens de uitvinding heeft door zijn buigzaamheid van de drager het voordeel dat deze zich aan de vorm van de lichaamsholte kan aanpassen en daarmede enerzijds trauma's verhindert en anderzijds goed en gelijkmatig in aanraking met de wand van de lichaamsholte kan komen. De als tanden uitgevoerde celverwijderingsorganen zijn zeer goed in staat cellen van de wand van de lichaamsholte te verwijderen, terwijl deze cellen zich aan de voet van de tanden kunnen verzamelen en daar ook bij het verwijderen van de inrichting uit de lichaamsholte blijven zitten, beschermd door de tanden. Hierdoor kan een groot aantal cellen op betrouwbare wijze worden vergaard, hetgeen de representativiteit van het monster bevordert.

Bij voorkeur verlopen de schraapranden van de tanden in hoofdzaak axiaal, waarbij dan de tanden in axiaal gerichte rijen op de drager kunnen zijn aangebracht. Hierdoor worden alleen bij een draaiing van de inrichting om de hartlijn cellen vergaard.

Het is gunstig wanneer de celverwijderingsorganen tevens zijn voorzien van in hoofdzaak axiaal verlopende ribben, waarbij bij voorkeur de tanden en ribben in omtreksrich-ting van de drager afwisselend zijn aangebracht.

In deze uitvoering bezitten de ribben in hoofdzaak een schaaffunctie voor het vergaren van voornamelijk vloeibare cellen en cellen die door de voorlopende, meer schrapende tanden uit de wand zijn losgemaakt maar niet zijn meegenomen.

Deze combinatie van tanden en ribben leidt tot een optimalisering voor wat betreft het aantal cellen dat op betrouwbare en pijnloze wijze kan worden vergaard.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een aantal uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding weergeeft.

Fig. 1 is een op grote schaal weergegeven zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een inrichting voor het vergaren van cellen uit het cervixkanaal van de baarmoederhals van een vrouw in overeenstemming met de onderhavige uitvinding.

Fig. 2 en 3 zijn dwarsdoorsneden volgens de lijnen II-II respectievelijk III-III in fig. 1.

Fig. 4 is een met fig. 1 overeenkomend aanzicht van een inrichting voor het vergaren van cellen uit de urinebuis van een man of vrouw in overeenstemming met de onderhavige uitvinding.

Fig. 5 en 6 zijn dwarsdoorsneden volgens de lijnen V-V respectievelijk VI-VI in fig. 4.

De tekening toont uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting voor het vergaren van cellen uit een lichaamsholte, waarbij de uitvoering volgens de fig. 1-3 in het bijzonder is bedoeld voor het maken van een uitstrijk van het cervixkanaal van de baarmoederhals bij een vrouw, terwijl de uitvoering volgens de fig. 4-6 geschikt is voor het maken van een uitstrijk van de urineleider bij een man of een vrouw. De inrichting volgens de uitvinding is bedoeld voor het ontdekken van allerlei virussen, tumoren en bacteriën, zoals HIV (aids), HPV (carcinomen), HSV, chlamydia en dergelijke. De uitvinding kan echter ook worden toegepast bij colonoscopie voor het nemen van celmonsters uit het maag-darmkanaal.

In de uitvoering volgens fig. 1-3 omvat de inrichting een langgerekt vasthoudorgaan, zoals eèn steel 1, waaraan een kop 2 losneembaar is aangebracht, doordat een pen 3 aan een uiteinde van de steel 1 stevig in een boring 4 van de van elastisch materiaal vervaardigde kop 2 is gestoken.

De kop 2 van de inrichting omvat een kern of axiale drager 5 met een ongeveer cirkelvormige dwarsdoorsnede. De drager 5 verloopt in distale richting enigszins taps toe en is aan zijn distale uiteinde voorzien van een bolkop 6 voor het verhinderen van trauma's bij het inbrengen van de kop 2 in de lichaamsholte.

Op de drager 5 zijn regelmatig over de omtrek verdeeld een aantal in axiale richting verlopende rijen tanden 7 aangebracht, die worden afgewisseld door in lengterichting verlopende ribben 8. Zowel de rijen tanden 7 als de ribben 8 strekken zich nagenoeg over de gehele lengte van de drager 5 uit. De tanden 7 staan in hoofdzaak radiaal op de drager 5 en bezitten aan hun radiale buitenzijde schraapranden 9 die in hoofdzaak axiaal ten opzichte van de drager 5 verlopen en de tapsheid van de drager 5 volgen. De ribben 8 staan eveneens radiaal op de drager 5 en bezitten aan hun radiale buitenzijde elk een schaafrand 10. In dit uitvoeringsvoorbeeld bezitten de tanden 7 en ribben 8 in elke dwarsdoorsnede van de drager 5 een zelfde radiale uitgestrektheid.

Aan het proximale uiteinde van de drager 5 bevindt zich een vanaf de drager 5 wijder uitlopend gedeelte 11, waarop in het verlengde van de rijen tanden 7 verdere ribben 12 zijn gevormd. Dit dikkere gedeelte 11 dient enerzijds als aanslag voor het beperken van de indringdiepte van de kop 2 in de cervixkanaal, terwijl anderzijds de daarop aangebrachte ribben 12 nog cellen aan de toegang tot het cervixkanaal kunnen verzamelen.

De kop 2 is uit één stuk buigzaam kunststof materiaal vervaardigd, waarbij als voorbeelden voor deze kunststof polyethyleen, thermoplastisch rubber en siliconenrubber kunnen worden genoemd. De kop 2 wordt bij voorkeur door spuitgieten geproduceerd.

De werking van de inrichting berust erop, dat na in-brenging van de drager 5 van de kop 2 in het cervixkanaal deze met behulp van de met de hand vastgehouden steel 1 om de hartlijn wordt rondgedraaid. Bij het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld zijn de tanden 7 en ribben 8 symmetrisch op de drager 5 gevormd, zodat deze draaiing zowel linksom als rechtsom kan plaatsvinden, doch er zijn ook uitvoeringen denkbaar, waarbij de draaiing slechts in één richting kan plaatsvinden. Bij het draaien van de drager 5 om zijn hartlijn zullen de tanden 5 een schraapwerking op de wand van het kanaal uitoefenen, waardoor vast materiaal uit de wand wordt verwijderd. De ribben 8 daarentegen oefenen meer een schaafwerking uit, waarbij slechts vloeibaar materiaal van de wand wordt afgehaald en eventuele door de tanden 7 losgemaakte schilfers of dergelijke. De afwisselende aanbrenging van de tanden 7 en de ribben 8 in combinatie met het grote aantal tanden 7 en ribben 8 (in dit uitvoeringsvoorbeeld acht rijen tanden 7 en acht ribben 8) maken het mogelijk dat een zeer groot aantal cellen van de celwand worden verwijderd. Door de buigzaamheid van de tanden 7 en ribben 8 kan niettemin een pijnloze monsterneming worden gerealiseerd. De afgeschaafde en afgeschraapte cellen worden in de ruimten aan de voet van de tanden 7 en ribben 8 verzameld en bij het uithalen van de kop 2 van de inrichting uit het kanaal blijven de daar verzamelde cellen zitten en worden niet weer aan de celwand afgegeven, doordat de stijfheid van de tanden 7 en de ribben 8 in axiale richting groot is en derhalve bij het uithalen van de kop 2 uit het kanaal de drager 5 met de zich daarop bevindende cellen niet in aanraking kan komen met de wand van het kanaal. Op deze wijze kan een zeer groot aantal cellen daadwerkelijk in een monster worden uitgenomen, zodat een zeer goede representativiteit van het monster kan worden bereikt. De buigzaamheid van de tanden 7 en ribben 8 staat vervolgens toe dat de verzamelde cellen vervolgens gemakkelijk aan een objectglaasje kunnen worden afgegeven door het ronddraaien van de drager 5 met de tanden en ribben 8 langs het objectglaasje. Uiteraard is het ook mogelijk de van de steel 1 gescheiden kop 2 in een buisje met transportvloei-stof naar het laboratorium te transporteren, teneinde daar het monster te laten onderzoeken. Proeven hebben uitgewezen dat bij een uitstrijk met de inrichting volgens de uitvinding gemakkelijk 400.000 - 500.000 cellen kunnen worden vergaard, hetgeen ongeveer tienmaal zoveel is als met de genoemde "Cyto-brush" thans gehaald wordt.

De in de fig. 4-6 weergegeven uitvoering van de inrichting voor het vergaren van cellen uit de urineleider is in grote mate vergelijkbaar met de uitvoering volgens de fig. 1- 3. Slechts de diameter van de drager 5 met de daarop aangebrachte tanden 7 en ribben 8 is kleiner, terwijl ook een kleiner aantal rijen tanden 7 en ribben 8 is aangebracht.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven en in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, die op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gevarieerd. Zo zouden bijvoorbeeld alleen ribben of alleen tanden op de drager kunnen zijn aangebracht, waarbij verschillende patronen mogelijk zijn. Zo kan een aantal axiale rijen tanden ten opzichte van elkaar versprongen zijn aangebracht. Verder kunnen, bij aanbrenging van zowel tanden als ribben, de radiale uitgestrektheden van de tanden en ribben in dezelfde dwarsdoorsnede onderling verschillen. Verder kan afhankelijk van het toepassingsgeval de drager zuiver cilindrisch zijn, in plaats van taps toelopend. Ook andere dwarsdoorsneden van de drager in plaats van rond zijn denkbaar, doch een ronde dwarsdoorsnede met een groot aantal celverwijderingsorganen is het meest gunstig met betrekking tot de aanlegdruk op de wand van de lichaamsholte en het aantal te vergaren cellen.

Claims (8)

1. Inrichting voor het vergaren van cellen uit een lichaamsholte, voorzien van een langgerekt vasthoudorgaan (1) en een aan een vrij uiteinde daarvan gevormde kop (2) met een in hoofdzaak axiaal verlopende drager (5), waaraan over de omtrek en over de lengte verdeelde celverwijderingsorganen (7, 8. zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de drager (5) en de celverwijderingsorganen (7, 8) uit één stuk buigzaam kunststof materiaal zijn vervaardigd en de celverwijderingsorganen (7, 8) zijn voorzien van tanden (7) met schraapranden (9).

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de schraapranden (9) van de tanden (7) in hoofdzaak axiaal verlopen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de tanden (7) in axiaal gerichte rijen op de drager (5) zijn aangebracht .

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de celverwijderingsorganen (7, 8) tevens zijn voorzien van in hoofdzaak axiaal verlopende ribben (8) met schaafranden (10) .

5. Inrichting volgens conclusie 3 en 4, waarbij de tanden (7) en ribben (8) in omtreksrichting van de drager (5) afwisselend zijn aangebracht.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de celverwijderingsorganen (7, 8) in hoofdzaak radiaal op de drager (5) zijn geplaatst.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij aan het proximale uiteinde van de drager (5) een wijd uitlopend gedeelte (11) met ribben (12) aan de kop (2) is gevormd.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het genoemde buigzame kunststofmateriaal voor de drager (5) en celverwijderingsorganen (7, 8) is gekozen uit de groep van polyethyleen, thermoplastisch rubber en siliconenrubber .