NL9000820A - Bouwconstruktie. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Bouwconstruktie.

De uitvinding heeft betrekking op een bouwconstruktie voorzien van vertikale betonnen kolommen en door de kolommen ondersteunde betonnen plaatvormige vloerelementen, waarbij op het boveneinde van een kolom een hoekpunt van tenminste een vloerelement rust, terwijl in het verlengde van de het vloerelement ondersteunende kolom boven deze kolom een verdere kolom is opgesteld.

Een dergelijke bouwconstruktie wordt bijvoorbeeld benut voor het opbouwen van het betonskelet van een gebouw.

Bij een bekende bouwconstruktie rust daarbij een hoger liggende kolom met zijn ondereinde op het (de) hoekpunt(en) van de door de daaronder opgestelde kolom ondersteunde vloerelement(en). Het (de) hoekpunt(en) van het (de) vloerelement (en) is (zijn) dus als het ware ingeklemd tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de in eikaars verlengde gelegen vertikaal staande kolommen.

Bij belasting van de vloerelementen in een dergelijke bouwconstruktie zullen in de nabijheid van de inklemmingen van de hoekpunten van deze vloerelementen grote spanningen gaan optreden, die tot scheurvorming in de vloerelementen in de nabijheid van de 'hoekpunten kunnen gaan leiden, met alle nadelige gevolgen vandien.

Met de uitvinding wordt beoogd een bouwconstruktie van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij bovengenoemde nadelen van de tot nu toe gebruikelijke construkties kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de op de verdere kolom uitgeoefende belasting onafhankelijk van het (de) vloerelement(en) op de daaronder staande kolom rechtstreeks wordt overgebracht door een tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de kolommen opgestelde metalen pen.

Bij toepassing van de construktie volgens de uitvinding kan de op een hogere kolom uitgeoefende belasting rechtstreeks door de stalen pen worden overgebracht op de daaronder liggende kolom, zonder dat de hoger liggende kolom zich op enige wijze afsteunt op een daaronder liggend hoekpunt van een vloerelement. Bij toepassing van een dergelijke construktie kunnen de vloerplaten bij belasting als het ware vrij verdraaien ter hoogte van de ondersteunde hoekpunten van de vloerplaten, waardoor geen ongunstige momenten in de vloerplaten in de nabijheid van deze ondersteunde hoekpunten zullen optreden.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuur schematisch weergegeven uitvoeringsmogelijkheid van de construktie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch in perspectief het bovenste gedeelte van een vertikale betonnen kolom met de hoekpunten van een tweetal door deze betonnen kolom ondersteunde plaatvormige vloerelementen.

Figuur 2 toont een aanzicht op de naar elkaar toegekeerde uiteinden van een tweetal in eikaars verlengde opgestelde betonnen kolommen met daartussen gelegen hoekpunten van vloerplaten.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht op de vier hoekpunten van de vloerplaten, die worden ondersteund door de onderste van de beiden in figuur 2 weergegeven kolommen.

Figuur 4 toont een doorsnede over figuur 2, gezien volgens de lijn IV-IV in figuur 2.

Figuur 5 toont een met figuur 3 overeenkomend bovenaanzicht op een nabij een gevel van de bouwconstruktie opgestelde kolom, welke de hoekpunten ondersteunt van een tweetal nabij elkaar gelegen plaatvormige vloerelementen.

Figuur 6 toont een met figuur 3 overeenkomend bovenaanzicht, waarbij een kolom is aangegeven, die in de hoek van een gebouw het hoekpunt van een enkel vloerelement ondersteunt.

Figuur 7 toont een gewijzigde uitvoering van een paal.

Figuur 8 toont een bovenaanzicht op figuur 7.

Zoals in de figuren 1 - 3 is weergegeven omvat een bouwconstruktie een tweetal in eikaars verlengde opgestelde betonnen kolommen 1 en 2, waarvan de naar elkaar toegekeerde uiteinden op enige afstand van elkaar zijn gelegen. Het boveneinde van de onderste van de beide kolommen is afgedekt door een staalplaat 3. Aan de staalplaat 3 zijn zich vanaf de staalplaat naar beneden toe uitstrekkendè deuvels of soortgelijke verankeringsorganen 4 bevestigd, die in het beton van de kolom 1 zijn ingestort.

Op soortgelijke wijze is het ondereinde van de kolom 2 afgedekt door een staalplaat 5, terwijl aan deze staalplaat 5 bevestigde deuvels of soortgelijke verankeringsorganen 6 in het beton van kolom 2 zijn ingestort.

Zowel de deuvels 4 als de deuvels 6 zijn omgeven door een drietal boven elkaar gelegen en zich om de buitenzijden van de desbetreffende deuvels uitstrekkende beugels 7. Op deze wijze is zorg gedragen voor een goede verankering van de staalplaten 3 resp. 5 aan de uiteinden van de desbetreffende kolommen 1 en 2, terwijl via de deuvels 4 resp. 6, die door het aanbrengen van de beugels 7 zijn geborgd tegen een naar buiten uitspreiden, een goede overdracht van de op de staalplaten 3 resp. 5 uitoefende krachten in het beton van de kolommen 1 en 2 kan worden bewerkstelligd.

Aan de staalplaat 3 is een stalen pen of taats 8 bevestigd, welke in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een vierkante doorsnede heeft en welke zich loodrecht op de metalen plaat 3 uitstrekt. De opstelling is daarbij zodanig, dat de hartlijn van de stalen pen of taats 8 samenvalt met de hartlijn van de kolom 1.

Aan zijn boveneinde is de pen 8 voorzien van een blinde schroefdraadboring 9, waarvan de hartlijn samenvalt met de hartlijn van de pen 8. In deze van schroefdraad voorziene boring is een draadeind 10 geschroefd, dat zich uitstrèkt door een in de plaat 5 aangebracht gat 11 en een in het ondereinde van de betonkolom 2 aangebracht gat 12.

Nadat tijdens de opbouw van het bouwwerk de paal 2 op de in figuur 2 weergegeven wijze boven op het boveneinde van de metalen pen 8 is geplaatst kunnen de gaten 11 en 12 met een geschikt vulmiddel worden vol gegoten via een in de kolom 2 aangebrachte en bij de buitenzijde van de kolom 2 uitmondende doortocht 13, welke dan uiteraard eveneens met het vulmiddel zal worden opgevuld.

Na het oprichten van de vertikale kolommen 1 van het bouwwerk zullen voor het daarboven op plaatsen van de kolommen 2 eerst de vloerplaten worden aangebracht. Zoals in de figuren 1-3 weergegeven kunnen door de boveneinden van een kolom 1 de hoekpunten van een ' viertal vloerplaten 14 worden ondersteund.

Zoals uit figuur 3 blijkt is de in doorsnede vierkante pen of taats zodanig boven op de kolom 1 geplaatst, dat de zijkanten van deze pen over 45° verdraaid zijn opgesteld ten opzichte van de zijkanten van de in dit uitvoeringsvoorbeeld ook vierkant uitgevoerde kolom 1.

De hoekpunten van de vloerplaten 14 zijn eveneens afgeschuind, zoals duidelijk blijkt uit figuren 1 en 4, zodanig, dat iedere vloerplaat in zijn hoekpunt is voorzien van een zich evenwijdig aan een zijvlak van de pen 8 uitstrekkend begrenzingsvlak 15, dat een hoek van 135° insluit met ieder van de daarop aansluitende, haaks op elkaar staande begrenzingswanden van de vloerplaat 14. Door deze uitvoering kan de vloerplaat in zijn hoekpunt over een zo groot mogelijk oppervlak op de daaronder gelegen staalplaat 3 van de kolom 1 afgesteund worden.

Ter hoogte van de hoekpunten van de voorgefabriceerde betonnen vloerelementen 14 zijn sparingen of vertikaal verlopende doortochten 16 aangebracht, die eventueel gevoerd kunnen zijn met een niet nader weergegeven stalen bus. In deze doortochten 16 strekken zich aan de staalplaat 3 bevestigde en zich vanaf de staalplaat omhoog uitstrekkende stalen doken 17 uit.

Na het plaatsen van de vloerelementen 14 op de kolommen 1 kunnen zowel de doortochten 16 als de tussen de naburige vloerplaten aanwezige spleten 18 en eventueel ook de ruimte aanwezig tussen de buitenomtrek van de stalen pen 8 en de begrenzingswanden 15 van de vloerplaten worden opgevuld met een geschikt vulmiddel.

Vervolgens kunnen de kolommen 2 zoals hierboven reeds uiteengezet, op de boveneinden van de stalen pennen 8 worden geplaatst.

Zoals in het bijzonder uit figuur 2 blijkt is daarbij de uitvoering zodanig getroffen, dat het boveneinde van de stalen pen over enige afstand uitsteekt boven de bovenvlakken van de vloerplaten 14, zodat de kolom 2 niet in kontakt is met de daaronder gelegen hoekpunten van de vloerplaten 14. Alle op de kolom 2 uitgeoefende belastingen zullen dus uitsluitend via de stalen pen 8 op de daaronder gelegen kolom 1 worden overgebracht.

Opgemerkt wordt, dat tussen de onderzijde van de staalplaat 5 en de bovenvlakken van de vloerplaten 14 eventueel vulmiddelen of dergelijke kunnen worden aangebracht, maar het zal duidelijk zijn, dat deze vulmiddelen geen van betekenis zijnde krachten vanaf de kolom 2 zullen overbrengen op de vloerplaten 14.

Aan de onderzijde van de staalplaat 5 kan een niet nader weergegeven zoekrand zijn aangebracht, aangepast aan de vorm van het boveneinde van de stalen pen 8 om een juist opstellen van de kolom 2 bovenop de stalen pen 8 te vergemakkelijken.

Eventueel kan tussen de onderzijden van de vloerplaten en de stalen plaat 3 een zacht oplegmateriaal, zoals vilt of rubber worden aangebracht.

Anderzijds is het mogelijk in de hoekpunten metalen platen aan te brengen, die op de staalplaat 3 komen te rusten.

Uiteraard zijn er aanvullingen en/of wijzigingen op de boven omschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm mogelijk. Zo is in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de stalen pen 8, bijvoorbeeld door lassen, bevestigd aan de staalplaat 3. In plaats van de pen 8 aan de staalplaat 3 te bevestigen zal deze bijvoorbeeld ook aan de staalplaat 5 bevestigd kunnen worden.

Verder kan bijvoorbeeld in plaats van de pen 8 te voorzien van een draadeind 10 of dergelijke, dat wordt ingegoten in een uiteinde van een kolom aangebrachte sparing de pen 8 zijn voorzien van een uitstekende neus of dook, die past in een overeenkomstige uitsparing aangebracht in het desbetreffende uiteinde van de kolom 2. Een dergelijke uitvoering is doelmatig indien een demontabele bouwconstruktie moet worden opgetrokken.

Zoals verder in figuur 5 weergegeven kan de construktie volgens de uitvinding ook doelmatig worden gebruikt bij de aan de zijkant van een gebouw opgestelde kolommen. In een dergelijk geval zullen de hoekpunten van een tweetal naast elkaar opgestelde vloerplaten 14 door de kolom 1 worden ondersteund. Daarbij zijn in de naar elkaar toegekeerde begrenzingswanden van de desbetreffende vloerplaten 14 driehoekvormige inkepingen 19 aangebracht, zoals afgebeeld in figuur 5, waarbij de begrenzingswanden van deze inkepingen zich evenwijdig uitstrekken aan de begrenzingswanden van de stalen pen 8. Door toepassing van deze uitvoering kunnen de vloerplaten zodanig zijn uitgevoerd, dat de buitenvlakken van deze vloerplaten in een vlak liggen met de buitenvlakken van de kolommen 1, terwijl de stalen pen 8 door de vloerplaten is omgeven en niet in het zicht zal komen.

Een soortgelijke opstelling is te realiseren in een hoekpunt van een gebouw, zoals duidelijk zal zijn uit figuur 6. Hierbij rust slechts een hoekpunt van een enkele vloerplaat 14 op het boveneinde van de kolom 1. Daarbij is in het desbetreffende hoekpunt van de vloerplaat 14 een in doorsnede vierkante uitsparing 20 aangebracht voor het op het in de figuur 6 weergegeven wijze opnemen van de zich daarin uitstrekkende stalen pen 8. Ook bij deze uitvoering kunnen de buitenste begrenzingsvlakken van de vloerplaat 14 weer samenvallen met de buitenste begrenzingsvlakken van de in het hoekpunt opgestelde kolom 1, terwijl de stalen pen 8 uit het zicht blijft.

Uiteraard zijn er binnen de geest en beschermingsomvang variaties en/of aanvullingen op de hierboven omschreven en in de figuren 1-6 afgeheelde construktie mogelijk.

Zo toont figuur 7 een mogelijke uitvoeringsvorm van een uiteinde van een paal, welke enigzins afwijkend is van de uitvoeringsvorm van de uiteinden van de palen weergegeven en beschreven aan de hand van het eerste uitvoeringsvoorbeeld.

Onderdelen overeenkomend met onderdelen van het eerste uitvoeringsvoorbeeld zijn in figuur 7 voorzien van dezelfde verwijzings-cijfers als gebruikt in de voorgaande figuren.

Bij de in figuur 7 weergegeven uitvoeringsvorm is de staalplaat 3 aan het boveneinde van de kolom althans grotendeels ingebed in het de paal vormende beton. De staalplaat 3 is voorzien van een aantal inwendige schroefdraad bezittende gaten 4' waarin van schroefdraad voorziene uiteinden van niet nader weergegeven, met de hierboven vermelde doken 17 overeenkomende organen kunnen worden geschroefd.

Verder omgeven bij dit uitvoeringsvoorbeeld de beugels 7 niet slechts alleen de deuvels 4, maar verlopen ook buitenom de in langsrichting van de kolom 1 verlopende wapeningsstaven 21.

Het zal duidelijk zijn, dat het ondereinde van een hoger liggende kolom op soortgelijke wijze kan worden uitgevoerd wat betreft het inbedden van de metaalplaat 5 en het aanbrengen van de beugels om de langswapening van de kolom als hierboven uiteengezet en weergegeven in figuren 7 en 8.

Claims (10)

1. Bouwconstruktie voorzien van vertikale betonnen kolommen en door de kolommen ondersteunde betonnen plaatvormige vloerelementen, waarbij op het boveneinde van een kolom een hoekpunt van tenminste een vloerelement rust, terwijl in het verlengde van de het vloerelement ondersteunende kolom boven deze kolom een verdere kolom is opgesteld, met het kenmerk, dat de op de verdere kolom uitgeoefende belasting onafhankelijk van het (de) vloerelemeht(en) op de daaronder staande kolom rechtstreeks wordt overgebracht door een tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de kolommen opgestelde metalen pen.

2. Bouwconstruktie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij rechthoekige doorsnede van de kolom en de metalen pen gezien in bovenaanzicht de begrenzingsvlakken van de metalen pen een hoek van 45° insluiten met de begrenzingsvlakken van de kolom.

3. Bouwconstruktie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de metalen pen is bevestigd aan een aan een uiteinde van een kolom aangebrachte en zich loodrecht op de kolom uitstrekkende metalen plaat.

4. Bouwconstruktie volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat aan de metalen plaat een aantal in het beton van de kolom ingebedde, en zich althans in hoofdzaak in de lengterichting van de kolom uitstrekkende verankeringsorganen zijn bevestigd, welke verankeringsorganen zijn omgeven door enige zich om van de verankeringsorganen uitstrekkende beugels.

5. Bouwconstruktie volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de beugels zowel de verankeringsorganen als in de langsrichting van de kolom verlopende wapeingsstaven omgeven.

6. Bouwconstruktie volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat aan een metalen plaat metalen doken zijn bevestigd, die zijn opgenomen in in een vloerplaat aangebrachte uitsparingen.

7. Bouwconstruktie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat door een kolom ondersteunde vloerplaten in hun hoekpunten zijn afgeschuind, zodanig dat de begrenzingsvlakken van de afschuiningen zich evenwijdig aan de begrenzingswanden van de metalen pen uitstrekken.

8. Bouwconstruktie volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat in de zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende zijwanden van een tweetal vloerplaten, welke nabij een buitenzijde van het bouwwerk door een kolom worden ondersteund driehoekvormige uitsparingen zijn aangebracht voor het opnemen van de metalen pen.

9. Bouwconstruktie volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat in het hoekpunt van een vloerplaat, welke hoekpunt alleen wordt ondersteund door een nabij een hoekpunt van de bouwconstruktie opgestelde kolom, een uitsparing is aangebracht waarvan de doorsnede is aangepast aan de doorsnede van de metalen pen.

10. Kolom kennelijk bestemd voor toepassing bij een bouwconstruktie volgens een der voorgaande conclusies.