NL8603157A

NL8603157A - Continu-sterilisator alsmede drager uit deze sterilisator.

Info

Publication number: NL8603157A
Application number: NL8603157A
Authority: NL
Original assignee: Baxter Travenol Lab
Priority date: 1986-12-11
Filing date: 1986-12-11
Publication date: 1988-07-01
Also published as: WO1988004143A1

Description

W' -1-

85.5121/M/vL

Continu-sterilisator alsmede drager uit deze sterilisator

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting soms genaamd "continu sterilisator" voor het thermisch behandelen van in kunststofzakken verpakte vloeistoffen, omvattende een behandelingsruimte en een eindloze transporteur met dragers voor het opnemen, vervoeren en weer af geven van de 5 zakken en elke drager is uitgevoerd als een gootvormige bak met een in hoofdzaak C-vormige dwarsdoorsnede waarvan de evenwijdig aan het vlak van de transporteur gelegen opening afsluitbaar is door een draaibaar vizier, welke transporteur een lusvormig trajekt binnen deze ruimte en daarbuiten een koelsectie, een los- en een laadstation en een opwarmsectie doorloopt, 10 waarbij de twee genoemde secties aan elk aan een zijde van de behandelingsruimte grenzen van elk voorzien zijn van middelen voor het tot stand brengen van een druk beheersend vloeistofslot (hydrostatisch been), terwijl de behandelingsruimte een regelbare toevoer bezit voor een drukgas en voorts boven in de behandelingsruimte en in de koelsectie vloeistof sproeiorganen 15 aanwezig zijn.

Een dergelijke inrichting, echter in de toepassing voor farmaceutische vloeistoffen in flessen werd beschreven in het tijdschrift PHARMA-INTERNATIONAL no. 1, 1968 door Ing. K. RUIG. Dezelfde auteur heeft ruim vier jaar later in het zelfde tijdschrift PHARMA-INTERNATIONAL No. 5, 1972 nog aan-20 vullende gegevens beschreven in de toepassing voor het steriliseren van in-fusie-vloeistoffen in kunststofzakken.

De aard van de warmtebehandeling waaraan de kunststofzakken worden onderworpen is reeds beschreven in de twee edities van het hiervoor genoemde tijdschrift PHARMA-INTERNATIONAL. Een continu-sterilisator werkende met 25 een stoomatmosfeer en verhoogde overdruk door toepassing van een gastoevoer is eveneens reeds bekend uit het Britse octrooischrift 974.659.

Er worden daarbij ook sproeiorganen toegepast weliswaar alleen in de koelsectie voor het verhogen van de calorische warmtewisseling.

Een ander voorbeeld voor een warmtebehandeling met stoom onder 30 toepassing van overdruk door extra gastoevoer, is het Amerikaanse oetrooi-schrift 1.584.397· Tenslotte wordt nog gewezen op het Amerikaanse octrooi-schrift 3*6l9.126 waaruit een continu-sterilisator bekend, is met een be-handelingsruirate waarbinnen door extra gastoevoer een overdruk in stand wordt gehouden terwijl voorts sproeiorganen aanwezig zijn voor het verhogen 8603157 *»» -2- van de warmteoverdracht.

Een probleem dat daarbij optreedt is de afdruk die vaak op de buitenzijde van een dergelijke zak achterblijft van het aanrakingsoppervlak van het inwendige van de dragers, vooral wanneer deze zijn uitgevoerd met enke-5 le perforaties en/of scherpe randen. Het ontstaan van een dergelijke afdruk is onder meer het gevolg van de verhoogde temperatuur in de behande-lingsruimte en de daardoor optredende slappe of weke conditie van de kunststof.

De uitvinding beoogt de dragers uit de hierboven aangegeven inrichting 10 zodanig uit te voeren dat tijdens het doorlopen van de behandelingsruimte, de zakken niet in aanraking komen met scherpe randen van de drager.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt doordat elke gootvormige drager is opgebouwd uit drie afzonderlijke delen: - twee in dwarsdoorsnede afgerond W-vormige draagbodems en 15 - een in dwarsdoorsnede U-vormige zijwand, welke delen door tenminste twee eindwanden worden samengehouden, waarbij het vizier eveneens een U-vormige dwarsdoorsnede heeft en doordat de afgeronde randen van beide draagbodems een spieetvormige vrije doorgang vormen met zowel de zijwand als het vizier.

20 Door deze opbouw verkrijgt men een zeskantige drager die in elke stand tijdens het doorlopen van het lusvormige traject twee spieetvormige doorgangen vertoont zowel aan de boven- als onderzijde. De vloeistof afkomstig van de sproeiorganen kan op deze wijze doeltreffend in het inwendige van elke drager binnentreden en de kunststofzakken omspoelen, waarbij deze als 25 het ware via een vloeistofiaagje op de draagbodem liggen. Het eigen gewicht van elke zak rust bij het doorlopen van de behandelingsruimte in hoofdzaak op een gladde plaat en niet op een scherp begrensde rand. De thans aanwezige twee doorgangsspleten maken een voortdurende en zich steeds verniewen-de toevoer van vloeistof binnen elke drager mogelijk. De hierdoor op de 30 zakken uitgeoefende weliswaar geringe opwaartse druk kan dan voldoende waarborg verschaffen tot het behouden van de gladde buitenzijde van de zakken om aldus het fixeren van een eventueel optredende afdruk van het inwendige van de drager op de buitenzijde van de kunststofzak te voorkomen.

De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een inrichting waar-35 bij de transporteur bestaat uit twee op enige afstand evenwijdig aan elkaar gelegen kettingen en elke drager aan beide eindwanden een buitenwaarts uit- 060315? ► * -3- stekende scharnierpen heeft die aan zijn vrije uiteinde is verbonden met een mcntageplaat welke grijpt in twee aangrenzende draagpennen van de transpcrtketting, waarbij het vizier verschuifbaar op beide scharnietpen-nen is gelegerd tussen een vergrendelde en een vrij beweegbare d.w.z. draai-5 bare stand, zoals bijvoorbeeld beschreven in het Amerikaanse octrooi- schrift 3.81^.23^. Volgens de uitvinding onderscheidt zich deze inrichting doordat het vizier van elke drager aan beide zijden is voorzien van twee diametraal ten opzichte van de scharnierpen aangebrachte uitsteeksels die elk in de vrij beweegbare stand van het vizier tijdens bedrijf kunnen samen-10 werken net een stootorgaan voor het over een kwartslag verdraaien van het vizier tussen een gesloten en een geopende stand en vice versa. Aldus kan elke drager vlak voor het bereiken van het losstation worden geopend om daarna de zakken te kunnen lossen en open te blijven staan tot na het passeren van het laadstation, zie de samenhangende octrooiaanvrage 15 nr. (dossier 855125),·

De uitvinding is eveneens belichaamd in de drager uit de hiervoor beschreven inrichting, welke drager zich onderscheidt doordat het V-vormige midden van de W-vormige draagbcdem binnenwaarts divergerend is uitgevoerd met een zodanige hoekstand dat de bodems - via de spieetvormige vrije door-20 gang - vloeiend overgaan in de binnenwaarts divergerende zijden van de U-vormige zijwand.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die een enkele uitvoeringsvorm toont van de inrichting en van de daarin toegepaste drager.

25 Fig. 1 geeft een zeer schematisch overzicht van de inrichting in een vertikale doorsnede.

De fig. 2A, B en C tonen drie delen in langsdoorsnede volgens de lijn II-II in de Figuren 3A en 3B van de drager uit de inrichting volgens fig. 1.

30 De fig, 3A en B zijn een langsdoorsnede loodrecht op het vlak van de fig. 2A-C.

Fig. ^ is een dwarsdoorsnede volgens de lijn IV-IV uit fig. 2A-C vari de drager.

Fig. 5 toont in zijaanzicht een deel van de transporteur met twee 35 daarin opgenomen dragers.

Fig. 6 toont op verkleinde schaal een gehele drager.

8603157 * ½ -k-

De uitvinding is bestemd voor gebruik in een continu-sterilisator die in belangrijke mate reeds is beschreven in het hiervoor genoemde tijdschrift PHARMA-INTERNATIONAL no. 1, 1968. Deze inrichting bestaat uit een viertal toren A-D die elk zijn onderverdeeld in een aantal kolommen. De kolommen 1 5 en 2 vormen de eerste toren A, de toren B bestaat uit de kolommen 3 en 4 terwijl de torens C en D opgebouwd zijn uit de kolommen 5 en 6 respectievelijk 7 en 8. De toren A vormt de opwarmsectie, de toren B de behandelings-ruimte, de toren C is een overgangszone en de toren D vormt de koelsectie.

De inrichting is voorts voorzien van een eindloze transporteur 9 uitgevoerd 10 als een dubbele ketting die een lusvormig traject binnen de opwarmsectie A, de behandelingsruimte B, de overgangsruimte C en de koelsectie D doorloopt. Voorts passeert de transporteur 9 een laadstation 10 en een losstation 11.

De transporteur 9 die geleid wordt langs een groot aantal wielen 12 is aan de onderzijde van de inrichting gesloten met het onwerkzame verbindings-15 deel 13 van het traject. Tijdens bedrijf ontstaat op de gebruikelijke wijze een drukbeheersend vloeistofslot of hydrostatisch been in de kolommen 2 en 7. De transporteur 9 is over zijn gehele lengte voorzien van gootvormige dragers 1H voor de te behandelen kunststofzakken.

Zoals het beste te zien in fig. b is elke drager 1U opgebouwd uit 20 drie afzonderlijke delen n.1. twee in dwarsdoorsnede W-vormige draagbo-dems 15 en een in dwarsdoorsnede U-vormige zijwand 16. De gootvormige drager 1H vertoont aldus een opening 17 waar doorheen de kunststofzakken kunnen worden ingevoerd en weer afgevoerd. Ter gedachtebepaling kan worden opgemerkt dat elke drager 1U een langgerekte vorm heeft en bijvoorbeeld een 25 lengte kan hebben van bijna twee meter. De bodems 15 en de zijwand 16 worden samengehouden door twee eindwanden 18, alsmede door een aantal tussenwanden 19 zie het middelste deel van fig. 2. De opening 17 van de gootvormige drager 1¾ ligt tijdens bedrijf evenwijdig aan het vlak van de transporteur 9· Deze opening 17 is afsluitbaar door een draaibare vizier 20 dat 30 evenals de zijwand 16 een U-vormige dwarsdoorsnede heeft.

De delen 15 en 16 van de drager 1U zijn niet met elkaar in aanraking en de randen 21 van beide bodems 15 vormen een spieetvormige vrije doorgang 22 met zowel de zijwand 16 als met het vizier 20. Het V-vormige midden van de ¥-vormige draagbodems 15 is binnenwaarts divergerend uitgevoerd met 35 een zodanige hoekstand dat elke bodem - via de spieetvormige vrije doorgang 22 - vloeiend overgaat in de binnenwaarts divergerende zijden van de 8603157 -5- U-vormige zijwand 16.

De transporteur 9 bestaat uit twee op enige afstand evenwijdig aan elkaar gelegen kettingen 23 die derhalve in de gegeven uitvoeringsvorm een onderlinge afstand van ongeveer twee meter hebben. Elke drager Th heeft 5 aan beide eindwanden 18 een buitenwaarts uitstekende scharnierpen 2h.

Deze pen is aan zijn vrije uiteinde verbonden met een montageplaat 25 welke grijpt in twee aangrenzende draagpennen 26 van de betrokken transportket-ting 23. Het vizier 20 is verschuifbaar op beide scharnierpennen 2b gelegerd tussen een vergrendelstand en een vrij beweegbare d.w.z. draaibare 10 stand.

Het vizier 20 van elke drager 1¼ is aan beide zijden voorzien van twee diametraal ten opzichte van de scharnierpen 2b aangebrachte uitsteeksels 27 en 2S. Elk van deze uitsteeksels kan in dc vrij beweegbare stand van het vizier 20 en tijdens bedrijf samenwerken met een stootorgaan (een rol) 29 15 respectievelijk 30 voor het over een kwartslag verdraaien van het vizier tussen een (in fig. b en bovenaan fig. 5 afgebeelde) gesloten stand en een (onder in fig. 5 weergegeven) geopende stand en vice versa.

De vergrendelde stand van het vizier 20 is afgebeeld in fig. 3. Daartoe is op de rechter montageplaat 25 een grendelpen 31 bevestigd, terwijl 20 in de linker eindwand 13 van de drager Tb eveneens een grendelpen 32 is bevestigd. Het vizier 20 is uitgevoerd met twee eindplaten 33 die elk voor zien zijn van twee onder 90° ten opzichte van elkaar aangebrachte gaten 3^ waarin de grendelpennen 31 respectievelijk 32 passen. Door middel van een kegelvormige drukveer 35 wordt het vizier 20 - gezien in fig. 3 - naar 25 rechts gedrukt waarbij de pennen 31 en 32 in ingrijping zijn met een van beide gaten 3^. Dit is de zgn. vergrendelde stand die tot stand kan komen bij een gesloten vizier (bovenzijde van fig. 5) en bij een geopend vizier (onderste helft van fig. 5). Voor het ontgrendelen van het vizier 20 is een (niet nader afgebeeld) duvorgaan langs het trajekt van de transporteur 9 30 aanwezig voor het tegen de druk van de veer 35 in, verschuiven van het vizier langs de scharnierpen 2b. Op dat moment kan een van de rollen 29 of 30 in aanraking komen met het uitsteeksel 27 of 28, voor het over een kwartslag verdraaien van het vizier 20, waarmede dit vizier wordt geopend respectievelijk gesloten.

35 Elke drager 14 is door middel van enkele tussenwanden 19 verdeeld in een aantal compartimenten waarin de te behandelen kunststofzakken kunnen 8603157 ' .-6- wordengedeponeerd. Aan de einden is elk compartiment voorzien van enkele perforaties 36, zie fig. 2 en k. In het lusvormige trajekt van de transporteur bevinden de dragers zich in een stand zoals afgebeeld in de fig. 4 en 5. De toegepaste sproeivloeistof in de behandelingsruimte 3, U d.w.z. in de 5 toren B kan gemakkelijk binnen elke drager 1^ stromen tengevolge van de aanwezigheid van de doorgangen 22 die zich altijd aan de bovenzijde van elke drager bevinden. Ook via de perforaties 36 kan deze vloeistof binnenstromen en aan de onderzijde weer wegstromen onder het voortdurend bevloeien van de binnen de drager aanwezige kunststofzakken. Haast de hiermede ver-10 kregen intensivering van de warmte-overdracht, wordt tevens een zekere zwevende toestand van de kunststofzakken verkregen als gevolg van de opwaartse druk in de vloeistof. Dit alles werkt samen tot het voorkomen van een nog wel eens optredend euvel van een op de buitenzijde van de kunststofzakken aanwezige afdruk van het inwendige van de dragers.

8603157

Claims

1. Inrichting voor het thermisch behandelen van in kunststofzakken verpakte vloeistoffen, omvattende een behandelingsruimte en een eindloze . transporteur met dragers voor het opnemen, vervoeren en veer afgeven van de zakken en elke drager is uitgevoerd als een gootvormige hak met een in 5 hoofdzaak C-vormige dwarsdoorsnede waarvan de evenwijdig aan het vlak van de transporteur gelegen opening afsluitbaar is door een draaibaar vizier, welke transporteur een lusvormig traject binnen deze ruimte en daarbuiten een koelsectie, een los- en een laadstation en een opwarmsectie doorloopt, waarbij de twee genoemde secties elk aan een zijde van de behandelings-10 ruimte grenzen en elk voorzien zijn van middelen voor het tot stand brengen van een druk beheersend vloeistoslot (hydrostatisch been), terwijl de behandelingsruimte een regelbare toevoer bezit voor een drukgas en voorts boven in de behandelingsruimte en in de koelsectie vloeistof sproei-organen aanwezig zijn, met het kenmerk dat elke gootvormige drager 15 (1*0 is opgebouwd uit drie afzonderlijke delen: - twee in dwarsdoorsnede afgerond W-vormige draagbodems (15) en - een in dwarsdoorsnede U-vormige zijwand (16), welke delen door tenminste twee eindwanden (18) worden samengehouden, dat het vizier (20) eveneens een U-vormige dwarsdoorsnede heeft en dat afgeronde· de randen (21) van beide draagbodems een spieetvormige vrije doorgang (22) Tornen met zowel de zijwand als het vizier.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de transporteur bestaat uit twee op enige afstand evenwijdig aan elkaar gelegen kettingen en elke drager aan beide eindwanden een buitenwaarts uitstekende scharnierpen heeft die 25 aan zijn vrije uiteinde is verbonden met een montageplaat welke grijpt in twee aangrenzende draagpennen van de transportketting, waarbij het vizier verschuifbaar op beide scharnierpennen is gelegerd tussen een vergrendelde en een vrij beweegbare d.w.z. draaibare stand, met het kenmerk dat het vizier (20) van elke drager (1*0 aan beide zijden is voorzien van 30 twee diametraal ten opzichte van de scharnierpen (2*4) aangebrachte uitsteeksels (27, 28) die elk in de vrij beweegbare stand van het vizier tijdens bedrijf kunnen samenwerken met een stoo^orgaan (29 respectievelijk 30) voor het over een kwartslag verdraaien van het vizier tussen een gesloten en eer: geopende stand en vice versa. 8603157 -8- *

3. Drager uit de inrichting volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat het V-vcmige midden van de W-vormige draagbodems (15) binnenwaarts divergerend is uitgevoerd met een zodanige hoekstand dat de bodems - via de spieetvormige vrije doorgang (22) - vloeiend overgaan in 5 de binnenwaarts divergerende zijden van de U-vormige zijwand (16). 860 3 1 5 7.