NL8601792A - Inrichting voor het stuk voor stuk afzonderlijk doorgeven van vissen. - Google Patents

Description

¥' -c* VO 8237

Inrichting voor het stuk voor stuk afzonderlijk doorgeven van vissen.

De uitvinding betreft een inrichting voor het stuk voor stuk afzonderlijk doorgeven van vissen, welke met hun kop vooruit en op hun zij liggend gericht in de opvangruimte van de transportinrichting verblijven, met een toevoergoot voor de uit de inrichting te halen 5 vis, een afvoergoot voor de afgezonderde vis, een daar tegenover gelegen aangebrachte, tegen veerkracht in te verdringen vangklep, alsmede met aan inrichting, welke met een bepaalde regelmaat de vissen stuk voor stuk afzondert, omvattende ten minste één rondgaand aangedreven meenemertransporteur met ten minste één, door het eindbereik van de 10 toevoergoot en ten minste het beginbereik van de afvoergoot grijpende en de vissen in hoofdzaak in het gebied van hun kop aanvattende mee-nemer»

Een inrichting met de voorgaande klassificeringskenmerken is bijvoorbeeld bekend uit het Duitse octrooischrift 14 54 092.

15 Bij deze inrichting worden de in een platte bak toegevoerde, door aanslag tegen een door een veer belaste vangklep tegengehouden vissen door middel van een, van naalden aan zijn omtrek voorziene, rondgaand aangedreven, volgens een bepaalde regelmaat werkende wiel in het ritme van die regelmaat verder getransporteerd. Dit ge-20 schiedt, doordat de naalden in het bereik van het hoogste punt van hun omlopende baan door het bodemvlak van de bak onder het aanvatten van de aldaar verblijvende vis grijpen,waarbij 4e ritmische opeenvolging van de vis overeenkomt met die van de naalden.De aldus aangevatte vis wordt hierdoor onder de vangklep door tevoorschijn 25 getrokken en ondergebracht op een geleidingskanaal, dat rakend aan het volgens de bepaalde regelmaat werkzame wiel opgesteld is, zodat de langs een cirkelvormige baan rondgaande naalden geleidelijk buiten ingrijping met de vis komen.

Om het veilig en betrouwbaar meenemen van de vis te bereiken, is 30 de onderlinge opstelling van het volgens de bepaalde regelmaat werkzame wiel, de bak en de vangklep zodanig getroffen, dat het insteken van de naalden in het zich aan de romp zijde bevindende bereik van de kiemholte, d.w.z. in het bereik van het zich aan de kopzijde bevindende einde van de buikholte plaatsvindt. Daarbij is er voor gezorgd, dat •06 0 1 79 2 -2- het insteken in hoofdzaak loodrecht plaatsvindt, hetgeen door dienovereenkomstige helling van de naalden in de transportrichting wordt bereikt. Deze opstelling heeft evenwel^ tot gevolg, dat de naalden tijdens hun bestuurde beweging waardoor zij buiten ingrijping met de 5 vis komen eveneens die helling hebben waardoor beschadiging van de vis in het bereik van de insteekplaats onvermijdelijk is. Op soortgelijke wijze zijn bij toepassing van naalden de grote massakrachten alsmede de tegenhoudkracht van de vangklep werkzaam, tegen welke krachten de vis over een zeer kort tijdsverloop vanuit zijn ruststand 10 versneld moet worden.

Deze beschadigingen zijn ook aan de gefileerde vis te zien, zodat een en ander gepaard gaat met een niet te accepteren vermindering van de kwaliteit.

Doel van de uitvinding is derhalve een inrichting voor te stellen 15 waarmee de vis volgens een bepaald ritme stuk voor stuk afgezonderd kan worden, waarbij een veilig en betrouwbaar meenemen iedere beschadiging vermijdt.

Volgens de voor het oplossen van dit probleem voorgestelde oplossing wordt nuttig gebruik gemaakt van dit inzicht dat de kiemdeksels 20 met hun hoornachtige rand een natuurlijk aangrijpen voor het inleiden van de versnellingskrachten vormen, volgens welk voorstel derhalve de meenemer is voorzien van een stroef oppervlak, waarvan het vooruitlopende deel is voorzien van een boven dat oppervlak in het bereik van enkele millimeters uitstekende, dwars op de omloopriehting van de 25 meenemertransporteur gerichte schouder profilering met een smalle steunrand.

De hiermee te bereiken voordelen bestaan in het bijzonder hierin, dat een in vorm aansluitend meenemen onder gebruikmaking van uitwendige anatomische feitelijkheden plaatsvindt.

3Θ Daarbij is het in aanpassing aan de dwarsprofielcontour van ckvisflank voordelig, wanneer de steunrand van de schouderprofilering concaaf gevormd is.

Doordat het oppervlak van de meenemer uit in de bewegingsrichting hellende draadstiften wordt gevormd, blijft de vis nog in 35 transporterende ingrijping, wanneer de schouderprofilering de vis reeds 8801792 -3- heeft vrijgegeven.

De uitvinding zal in hetgeen thans volgt, aan de hand van de tekening nader worden toegelicht.

Fig. 1 toont schematisch een in een axonometrische afbeelding 5 de volgens een bepaald ritme werkende inrichting, zonder vangklep, welke overzichtslijkheidshalve is weggelaten; fig. 2 is een schematische dwarsdoorsnede van de volgens een bepaald ritme werkende inrichting met een denkbeeldige vis na het aanvatten door die inrichting.

10 Overeenkomstig fig. 1 omvat de inrichting een op geschikte wijze in pijlrichting aangedreven, in een niet weergegeven gestel gelegerde meenemertransporteur 1 in de vorm van een wiel 2, dat bestemd is voor het stuk voor stuk afzonderen van de vissen volgens een bepaald ritme, aan de omtrek van het wiel een meenemer 3 is 15 bevestigd. Deze meenemer is vervaardigd uit een smalle plaatmetaal-strook 4, welke aan zijn voorlopende einde een door buiging verkregen omhoog reikende schouderprofilering 5 bevat. Die schouderprofilering 5 eindigt in een steunrand 6, welke zich evenwijdig aan de as van het genoemde wiel uitstrekt en concaaf gevormd is.

20 In de omlooprichting van het wiel 2 gezien achter de schouderprofilering 5, d.w.z. op het buitenvlak van het op het wiel bevestigde deel van de meenemer 3 bevindt zich het segment 7 met stroef oppervlak 8, dat door in de omlooprichting van het wiel 2 hellende draadstiften 9 wordt gevormd.Daarbij reikt de schouderprofilering 5 met zijn steun-25 rand 6 enigszins tot voorbij het door de koppen van de draadstiften 9 bepaalde oppervlak 8. De meenemer 3 grijpt met zijn steunrand 6 en de draadstiften van het segment 7 door de bodems 12 en 13 van de toevoergoot 10 en van een afvoergoot 11, welke in het bereik boven de omtrek van het wiel 2 zijn aangebracht. Om het door die bodems fcs 30 grijpen door de meeneemers 3 mogelijk maken, zijn die bodems 12 en 13 van de beide goten gesleufd, en wel de bodem van de toevoergoot 10 in het eindbereik 14 van die toevoergoot en de bodem van de afvoergoot 11 in het beginbereik 15 van de afvoergoot. Boven de bodem 13 van de afvoergoot 11 bevindt zich een vangklep 16, welke om hun aan het gestel vaste as 18 zwenkbaar bevestigd is aan een sleephefboom 17 35 en door middel van een veer 19 tegen een aanslag 20 wordt gehouden.

8601792 -4-

De werking van de inrichting is als volgt:

Na het toevoeren van een met zijn kop vooruitgerichte vis via de, ter ondersteuning van de toevoerbeweging oscillerend aangedreven toevoergoot 10 loopt de vis met zijn kop onder de 5 vangklep 16 en wordt door die vangklep in de regel tot in de ruststand afgeremd. De meenemer 3 bevindt zich ondertussen op zijn omlopende baan en heeft door het wegduiken uit de afvoergoot 11 de tevoren aangevatte vis vrijgegeven Na het doorlopen van een verdraaiings-hoek van ongeveer 240° treedt de steunrand 6 door de bodem 12 10 van de toevoergoot 10 grijpend in contact met de in afwachtende positie verblijvende vis 21. Daarbij glijdt de steunrand 6 langs de flank waarop de vis ligt, waarbij deze, op grond van de tegendruk van de zijde van de vangklep 16 wordt ingedrukt. De door deze vervorming eventueel in geringere mate volgende rand van het kiemdeksel 15 waarop de vis ook ligt, wordt daardoor ten opzichte van de flank van de vis enigszins opgelicht en wordt tenslotte door de schouder-profilering 5 bereikt. Daardoor is een in vorm aansluitende aan-grijping op de vis. tot stand gebracht, waardoor wordt bewerkstelligd,, dat de tegenhoudkracht van de vangklep 16 wordt overwonnen en de 20 vis. wordt meegenomen. Na het wegduiken van de schouderprofilering 5 onder de bodem 12 van de afvoergoot 11 ondersteunt nog het segment 7 in hoofdzaak met wrijving aansluitend de transportbeweging van de vis, welke dan voor verdere behandeling via de afvoergoot 11 verder geleid wordt.

860 1 79 2'

Claims (22)

1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunrand (6) van de schouderprofilering (5) concaaf gevormd is.
2. 3. Inrichting volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk ,dat het oppervlak (8) van de meenemer (3) wordt gevormd door in de bewegingsrichting hellende draadstiften (9). 860 1 79 2 2? Lijst van verwijzingscijfers.
3. 1 Meenemertransporteur
4. 2 Ritmisch afzonderlijk werkzaam wiel
5. 3 Meenemer
6. 4 Plaatmetaalstrook
7. 5 Schouderprofilering
8. 6 Steunrand
9. 7 Segment
10. 8 Oppervlak
11. 9 Draadstift
12. 10 Toevoergoot
13. 11 Afvoergoot
14. 12 Bodem 13 "
15. 14 Eindbereik
16. 15 Beginbereik
17. 16 Vangklep
18. 17 Sleephefboom
19. 18 As
20. 19 Veer
21. 20 Aanslag
22. 21 Vis 8601792