NL8601071A - Inrichting voor het transporteren van flessen in hangende positie. - Google Patents

Description

% i t VO 8154

Inrichting voor het transporteren van flessen in hangende positie,

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren van, van een ringvormige verdikking aan de flessenhals voorziene flessen, meer in het bijzonder kunststofflessen, tussen en/of binnen behandelings- of dergelijke posten, waarbij een zich over 5 de steeds gewenste transportweg uitstrekkende transportbaan met een zich langs de transportweg uitstrekkende, onder de verdikking aan de flessenhals grijpende en de flessen in hangende toestand met de flessenhals met speling door een zich langs de transportweg uitstrekkende geleidings-spleet voerende flessendrager en inrichtingen voor het tot stand brengen 10 van de voor het transporteren dienende verplaatsingsbeweging van de flessen.

Bij transportinrichtingen van dit type, zoals deze bijvoorbeeld bekend zijn uit een firma-artikel "NEtJ VOtJS INFORME SUR LE JETSTREAM" van ETABLISSEMENT NEU, F-59700 MARCQ-EN-BAROEÜL, zijn pneu-15 matische transportinrichtingen voor de flessen aanwezig. Hiertoe bezitten deze bekende transportinrichtingen aan de onderzijde van de transportbaan twee evenwijdig verlopende, onder de verdikking aan de flessenhals grijpende geleidingslijsten van kunststof als flessendrager, terwijl boven deze kunststoflijsten in het transportbaanhuis een kanaalach-20 tige holle ruimte is gevormd, waaraan transportlucht wordt toegevoerd, in welke holle ruimte het zich boven de verdikking uitstrekkende flessenhalsdeel steekt. De transportlucht wordt aan dit kanaal door in de kanaalzijwanden aangebrachte transportluchtmondstufcken toegevoerd. Deze bekende inrichtingen voor het pneumatisch transporteren van kunststof-25 flessen hébben evenwel het bezwaar, dat de verplaatsingssnelheid van de flessen over de lengte van de transportweg onderworpen is aan niet te vermijden variaties. Daardoor treedt een tegen elkaar stoten van op elkaar volgende flessen op, bijvoorbeeld in het gebied van het openingspunt.

Zelfs ofschoon dit tegen elkaar stoten bij kunststof-30 flessen niet tot een vergroot gevaar op breuk leidt, treedt echter een aanzienlijke ruis bij het tegen elkaar stoten op en leidt dit bovendien · -Jé

X

2 1 * tot gekraste oppervlakken. Bovendien zijn bij deze bekende pneumatische transportinrichtingen luchtruis en verliezen aan transportlucht niet te vermijden aangezien de transportlucht steeds door de tussen de ge-leidingslijsten gevormde geleidingsspleet uittreedt. Voor vele toepas-5 singsgevallen is een pneumatisch transport ook ondoelmatig aangezien met de transportlucht stof en bacteriën in de betreffende ruimten worden geïntroduceerd. Ter vermijding van deze laatste bezwaren gebruikte luchtfilters hebben evenwel dikwijls de neiging tot verstoppen en worden daardoor onwerkzaam; bovendien vormen dergelijke luchtfilters extra 10 energieverbruikers.

De uitvinding stelt zich derhalve ten doel een flessen-transportinrichting van het bovenbeschreven type aanmerkelijk te verbeteren doordat een gelijkmatige verplaatsingssnelheid en een fijne besturing respectievelijk regeling yan de transportsnelheid wordt gewaar-15 borgd, het tegen elkaar stoten van flessen en het ontstaan van ruis wordt vermeden en de door pneumatische transportmiddelen veroorzaakte bezwaren worden geëlimineerd.

Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost doordat de inrichtingen voor het tot stand brengen van de verplaatsingsbewe-20 ging evenwijdig aan de aan de flessendrager gevormde geleidingsspleet voor de flessenhals zijn voorzien van tenminste één mechanisch voort te bewegen en mechanisch met de te transporteren flessen samenwerkend meeneemelement en aandrijf- en geleidingsinrichtingen voor het respectievelijk de meeneemelementen.

25 Behalve dat het gestelde probleem hiermede wordt opge lost biedt de uitvinding ten opzichte van het gebruik van een pneumatisch transport een aanmerkelijk gereduceerde hoeveelheid vereiste energie, een geringere vereiste ruimte, een meer sparend transport en betere mogelijkheden voor een ruimtelijke baangeleiding van de transportbaan, 30 waarbij hellingen en bochten aanmerkelijk gunstiger in de transportbaan kunnen worden ondergebracht dan bij de bekende flessen-transport-inrichtingen. Bovendien kan de transportinrichting volgens de uitvinding aanmerkelijk goedkoper worden vervaardigd dan de bekende inrichtingen van dit type.

35 Bijzonder doelmatig is het volgens de uitvinding wanneer de meeneemelementen aan tenminste een langs de transportbaan respectievelijk de transportspleet voor de flessenhals met een met de gewenste 1 *)

/ J

. %*> » * * ί 3 transportsnelheid overeenkomende verplaatsingssnelheid beweegbare verplaatsingsband zonder eind in de vorm van een, de geleidingsspleet aan één zijde begrenzend zijrandgebied zijn gevormd, waarbij dit zijrandgebied tegelijkertijd een onder de verdikking aan de flessenhals grijpend 5 deel van de flessendrager vormt en verdere, de verdikking op het zijrandgebied van de verplaatsingsband borgende onderdelen van de flessendrager aanwezig zijn. De overdracht van de verplaatsingsbeweging naar de fles vindt dan direct vanuit de verplaatsingsband naar de op de verplaatsingsband rustende verdikking aan de flessenhals plaats. Daardoor be-10 staat een directe continue koppeling tussen de verplaatsingsband en de verdikking aan de flessenhals. Bij een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding worden de met de verplaatsingsband samenwerkende verdere delen van de flessendrager gevormd door een tweede verplaatsingsband, waarbij de beide verplaatsingsbanden met een zodanige wederzijdse 15 afstand evenwijdig aan elkaar worden geleid, dat de geleidingsspleet voor de flessenhals tussen de tegenover elkaar gelegen zijrandgebieden en een zekere ondersteuningsstrook voor de flessenhalsverdikking op elk van deze beide zijrandgebieden worden gevormd. Het, de geleidingsspleet daartussen insluitende paar geleidingsbanden leidt tot een bijzonder 20 zekere ondersteuning voor de flessenhalsverdikking en een bijzonder zekere geleiding van de te transporteren flessen. De gewenste transportsnel-heid van de flessen kan door de verplaatsingssnelheid van de beide verplaatsingsbanden worden ingesteld. Bij voorkeur zal men de beide verplaatsingsbanden met dezelfde verplaatsingssnelheid, namelijk de gewenste 25 transportsnelheid voor de flessen aandrijven. Bij deze uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kan echter ook door een verschillende verplaatsingssnelheid van de beide verplaatsingsbanden worden bereikt, dat de flessen tijdens het transport in rotatie worden gebracht. Dit kan bijvoorbeeld in behandelingsposten, inspectieposten of dergelijke van 30 belang zijn.

Bij een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is eveneens een zich langs de geleidingsspleet uitstrekkende verplaatsingsband aanwezig, welke een deel van de flessendrager vormt. Echter omvatten bij deze uitvoeringsvorm de verdere delen van de flessendrager een 35 ten opzichte van de transportbaan stationaire contra-geleidingsstrook, welke zich evenwijdig aan de verplaatsingsband uitstrekt en met een zodanige zijdelingse afstand van het tegenovergelegen zijrandgebied daarvan

' % V

* 4 is opgesteld, dat een geleidingsspleet voor de flessenhals met speling en een zekere ruststrook voor de flessenhalsverdikking op het zijrand-gebied van de verplaatsingsband worden gevormd. Bij deze uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kan de transportinrichting bijzonder goedkoop wor-5 den vervaardigd omdat slechts een enkele verplaatsingsband en derhalve ook slechts een enkel aandrijfstelsel voor de verplaatsingsband nodig is. Bovendien kan de inrichting bij deze uitvoeringsvorm worden bedreven met een bijzonder geringe hoeveelheid energie. Hiertoe is het van bijzonder voordeel de contra-geleidingsstrook met het bovenvlak daarvan 10 tegenover het steunende oppervlak van het zijrandgebied van de verplaatsingsband verdiept op te stellen en een onder de verplaatsingsband tegen het buikdeel van de fles grijpende, stationaire geleidingsleuning als verder deel van de flessendrager aan te brengen. Hierdoor wordt de wrijving van de flesdelen bij de verplaatsingsband en de contra-gelei-15 dingsstrook in sterke mate gereduceerd en wordt vermeden, dat de flessen door contact van de flessenhalsverdikking met de contra-geleidingsstrook in rotatie worden gebracht. De transportinrichting kan bij deze uitvoeringsvorm ook bijzonder gunstig op verschillende flessenafmetingen worden ingesteld. Hiertoe kan de zijdelingse afstand tussen de contra-gelei-20 dingsstrook en het zijrandgebied van de verplaatsingsband instelbaar zijn terwijl bovendien ook de geleidingsleuning ten opzichte van de te transporteren flessen instelbaar kan zijn.

Bij alle uitvoeringsvormen volgens de uitvinding, waarbij een verplaatsingsband aanwezig is, op het zijrandgebied waarvan de 25 flessenhalsverdikking rust, kan deze verplaatsingsband op de meest uiteenlopende wijze zijn uitgevoerd. Zo komen bijvoorbeeld verplaatsings-banden van het type van gebogen scharnierkettingen in aanmerking, waarbij de scharnierketting is voorzien van tenminste één zijrandgebied en een daarnaast gelegen, ten opzichte van het zijrandgebied verhoogd gelei-30 dingsgebied. Dergelijke scharnierkettingen' zijn degelijke en duurzame transportelementen, meer in het bijzonder bij kettingtransporteurs. Er komen echter ook verplaatsingsbanden van het type van een flexibele riem zonder eind met tenminste een, het ondersteuningsdeel voor de flessenhals verdikking vormende zijrandgebied en een ten opzichte hiervan ver-35 dikt, lijstvormig geleidingsgebied in aanmerking.

Bij voorkeur zal men dergelijke van een geleidingsgebied 5 voorziene verplaatsingsbanden zodanig uitvoeren en opstellen, dat het geleidingsgebied slechts aan de ene zijde van de schamierketting respectievelijk de riem ten opzichte van het zijrandgebied als verdikking is afgezet, waarbij de schamierketting respectievelijk de riem met de 5 continue gladde zijde over het oppervlak van een bodemwandstrook van het transportbaanhuis wordt geleid en aan de oppervlakterand van het zijrand-gebied aan de van het geleidingsgebied afgekeerde zijde daarvan een onder-steuningsvlakstrook voor de flessenhalsverdikking vormt.

Een andere mogelijkheid voor het uitvoeren en opstel-10 len van onder de flessenhalsverdikking grijpende, de fles direct ondersteunende verplaatsingsbanden bestaat daarin, dat de verplaatsingsband als een buigzame band zonder eind is uitgevoerd en aan de transportsectie daarvan door middel van geleidingselementen met een zijkant schuin naar boven onder de verdikking aan de flesssenhals stekend is opgesteld. De 15 verschuivingsband respectievelijk de verschuivingsbanden kunnen ook als flexibele profielsnoeren zonder eind, bij voorkeur een snoer met een rond profiel, zijn uitgevoerd, welke snoeren door middel van snoergelei-dingselementen tenminste met een deel onder de flessenhalsverdikking lopend en de geleidingsspleet voor de flessenhals vormend Zijn geleid.

20 In het kader van de uitvinding komen ook uitvoeringsvor men van de transportinrichting in aanmerking, waarbij een volledige scheiding tussen de flessendrager en de inrichtingen voor het tot stand brengen van de verplaatsingsbeweging aanwezig is. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm is bijvoorbeeld bij het vormen van de flessendrager door 25 twee evenwijdige glijgeleidingselementen, die de geleidingsspleet voor de flessenhals daartussen insluiten, een flexibel transporteleraent zonder eind aanwezig, dat op een afstand van de glijgeleidingselementen verloopt en in de aanwezige bewegingsbaan voor de flessen respectievelijk de flessenhals, meer in het bijzonder in de boven de glijgeleidings-30 elementen aanwezige ruimte van deze bewegingsbaan, grijpende mechanische meeneemelementen omvat.

Bij alle uitvoeringsvormen van de uitvinding, meer in het bijzonder bij dxe uitvoeringsvormen, waarbij een rondgaande verplaat-singsband zonder eind aanwezig is, welke direct samenwerkt met de fles-35 senhalsverdikking, dient de geleidingsspleet voor de flessenhals in een invoergebied van de transportbaan verbreed, bij voorkeur breder dan * ϊ ί 6 de diameter van de flessenhalsverdikking te zijn uitgevoerd en zich langs een overgangsgeleiding continu tot de vastgelegde spleetbreedte te vernauwen. Een dergelijke constructie kan ook aan de uitgang van een geleidingsbaan aanwezig zijn om de flessenhalsverdikking op een zekere 5 wijze uit het gebied van een verplaatsingsband te brengen.

De aandrijving van mechanische inrichtingen voor het tot stand brengen van de verplaatsingsbeweging van de te transporteren flessen vereist natuurlijk, dat de lengte van een dergelijke verplaatsing sinrichting niet groter moet zijn dan een optimale maat, om wrij-10 vingsverliezen op een zo sterk mogelijke wijze te reduceren. Daaruit volgt, dat bij een grotere lengte van de transportbaan overgangsposten aanwezig kunnen zijn, welke inrichtingen voor het leiden van twee of meer gescheiden aangedreven verplaatsingsbanden zonder eind respectievelijk transportelementen zonder eind en inrichtingen voor het overdragen van 15 de te transporteren flessen vanuit één verplaatsingsband zonder eind naar de zich in de transportrichting daarop aansluitende verplaatsingsband zonder eind respectievelijk inrichtingen voor het overdragen van de te transporteren flessen vanaf de meeneemelementen van het ene transport-element zonder eind naar de meeneemelementen van het zich in de transport-20 richting daarop aansluitende transportelement zonder eind omvatten.

Ter beveiliging tegen vervuiling en uitwendige invloeden verdient het aanbeveling de transportbaan boven de geleidingsspleet en de daarop aanwezige onderdelen van de flessendrager en inrichtingen voor het tot stand brengen van de verplaatsingsbeweging van de te trans-25 porteren flessen af te dekken door een langgerekt transportbaanhuis, dat een geleidingsruimte voor de flessenhalzen vormt, welke ruimte door een geleidingsspleet naar de onderzijde toe open is.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: 30 fig. 1 een uitvoeringsvorm van een flessentransport- inrichting volgens de uitvinding voorzien van twee verplaatsingsbanden in de vorm van scharnierkettingen, schematisch in verticale doorsnede; fig. 2 het ingangsgebied en het uitgangsgebied van een flessentransportinrichting volgens fig. 1, schematisch in horizontale 35 doorsnede volgens fig. 1; fig. 3 een uitvoeringsvorm van de flessentransportinrichting volgens de uitvinding met twee verplaatsingsbanden in de vorm - - j 7 van buigzame profielriemen, afgebeeld op een wijze overeenkomende met fig. 1; fig. 4 een verdere uitvoeringsvorm van de flessentrans-portinrichting volgens de uitvinding met twee verplaatsingsbanden in 5 de vorm van vlakke riemen weergegeven op dezelfde wijze als in fig. 1; fig. 5 een uitvoeringsvorm van de flessentransportinrichting volgens de uitvinding met twee verplaatsingsbanden in de vorm van ronde profielsnoeren; fig. 6 een schema voor het geleiden van de beide ronde 10 profielsnoeren bij een inrichting volgens fig. 5; fig. 7 een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding met twee verplaatsingsbanden in de vorm van ronde profielsnoeren afgebeeld op de wijze volgens fig. 1; fig. 8 een schema voor de ronde profielsnoeren bij een 15 inrichting volgens fig. 7; fig. 9 een uitvoeringsvorm van de flessentransportin-richting volgens de uitvinding met een verplaatsingsband en een hiermede als deel van de flessendrager samenwerkende contra-geleiding afgebeeld op een wijze overeenkomende met fig. 1; 20 fig. 10 een flessentransportinrichting met in wezen een constructie volgens fig. 9 doch iets gemodifieerd, afgebeeld op dezelfde wijze als fig. 9; fig. 11 een overgangspost van twee in serie verbonden flessentransportichtingen volgens fig. 9 og fig. 10, schematisch in hori-25 zontale doorsnede; fig. 12 het schema van een flessentransportinrichting volgens de uitvinding met stationaire flessendrager in de vorm van glij-geleidingselementen en hierlangs geleide mechanische meeneemelementen; fig. 13 een uitvoeringsvorm van de flessentransportinrich-30 ting volgens fig. 12 in verticale doorsnede; fig. 14 het schema van een volgens hetzelfde principe als fig. 12 en fig. 13 opgebouwde doch iets gemodifieerde flessentransportinrichting volgens de uitvinding; en fig. 15 een uitvoeringsvorm van de flessentransport-35 inrichting volgens fig. 14 in verticale doorsnede.

De in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden 8 hebben betrekking op een transportinrichting voor uit kunststof vervaardigde, bijvoorbeeld geblazen flessen 21, die aan de hals 22 daarvan zijn voorzien van een zich om de hals uitstrekkende, in radiale richting uitstekende verdikking 23. De flessen 21 worden in hangende toestand in 5 een transportbaan 24 geleid, welke zich tussen behandelingsposten of tussen dergelijke posten of ook binnen behandelingsposten uitstrekt. De transportbaan 24 is voorzien van een transportbaanhuis 25, dat de onderdelen van de transportinrichting opneemt en in het inwendige daarvan een holle ruimte 26 bezit, welke naar boven toe kan zijn afgesloten en aan de 10 onderzijde daarvan met een geleidingsspleet 27 open kan zijn, van welke spleet de breedte met speling op de diameter van de flessenhals 22 is afgestemd, doch kleiner is dan de diameter van de verdikking 23, zodat de verdikking 23 in elke positie van de fles 21 wordt belemmerd door de spleet 27 te bewegen. In principe bezit de flessentransportinrichting bij 15 elk van de af geheelde uitvoeringsvormen een met de verdikking 23 samenwerkende flessendrager en inrichting voor het tot stand brengen van de verplaatsingsbeweging evenwijdig aan de bij de flessendrager gevormde ge-leidingsspleet 27.

Bij het voorbeeld volgens de figuren 1 en 2 zijn twee 20 scharnierkettingen 31 en 32 aanwezig, die elk zijn voorzien van een centraal, door de scharnieren van de kettingorganen daarvan gevormd gelei-dingsgebied 33 en steeds twee dunne, door de platen van de kettingorganen gevormde zijrandgebieden 34. De scharnierkettingen 31 en 32 zijn gebogen en zonder eind en vormen aan de voor het transport van de flessen 25 21 gebruikte onderste sectie daarvan tussen de tegenover elkaar gelegen zijrandgebieden 34 van de beide kettingen 31 en 32 de geleidingsspleet 27. Hiertoe kunnen de beide scharnierkettingen 31 en 32 over de totale lengte van de transportbaan 24 of ook op meer of minder grote afstanden door middel van met de geleidingsgebieden 33 samenwerkende geleidings-30 onderdelen 35 worden geleid, terwijl de bovenste sectie van de beide scharnierkettingen 31 en 32 over de totale lengte van de geleidingsbaan 24 of met afstanden over plaatvormige of staafvormige ondersteuningen 36 loopt.

Zoals blijkt uit fig. 2, zijn aan één uiteinde van de 35 geleidingsbaansectie, bij voorkeur het uitgangseind, aandrijfinrichtingen 37 aanwezig, die via aandrijfwielen 38 de scharnierkettingen 31 en 32 continu doen omlopen. Aan het andere uiteinde van een geleidingsbaansec- 9 tie, bij voorkeur het ingangseind, zijn ombuigwielen 39 voor de uit kunststofmateriaal bestaande scharnierkettingen 31 en 32 aangebracht.

Zoals blijkt uit fig. 2 is de geleidingsspleet 27 in het inlaatgebied 28 van de transportbaan 24 in een zodanige mate verbreed, dat de te 5 transporteren flessen 21 met de verdikking 23 daarvan op de flessenhals 22 tussen de tegenover elkaar gelegen zijrandgebieden 34 van de scharnierkettingen 31 en 32 kunnen komen. Hierdoor wordt het inbrengen in de transportbaan 24 bijvoorbeeld door het optillen van de flessen van onderaf door middel van een toevoerinrichting 40 mogelijk, welke de flessen 21 met 10 de verdikking 23 daarvan langs de zijrandgebieden 34 van de schamier-kettingen 31 en 32 naar boven beweegt. De flessen worden bij voorkeur in de transportrichting van de scharnierkettingen 31 en 32 door middel van een normale transportbaan in de transportbaan 24 gevoerd, waarbij de flessen met de verdikking 23 door de zijdelingse uitbuiging van de 15 scharnierkettingen 31 en 32 in de verbrede sectie 41 van de geleidingsspleet 27 tussen de naar boven afgebogen zijrandgebieden 34 van de scharnierkettingen 31 en 32 worden gevoerd. Achter deze verbrede sectie 41 bezit de transportbaan 24 een overgangssectie 42, waarin de scharnierkettingen 31 en 32 door middel van de geleidingsanderdelen 35 zijdelings 20 naar elkaar worden bewogen totdat de vastgelegde normale breedte van de geleidingsspleet 27 is bereikt. In het uitgangsgebied 29 van de gelei-dingsbaan 24 zijn weer een overgangssectie 42 en een verbrede sectie 41 van de geleidingsspleet 27 aanwezig om de verdikking 23 tussen de zijrandgebieden 34 van de scharnierkettingen 31 en 32 te laten uittreden.

25 Verder is daar een opneem- en aftransporteerinrichting 43, bijvoorbeeld op de wijze van een, een behandelingsinrichting, bijvoorbeeld vilinrich-ting voedende transportband, aanwezig, die de vrijgegeven flessen 21 aan de bodem opneemt en verder transporteert.

Zoals blijkt uit fig. 1, wordt de fles door de beide 30 scharnierkettingen 31 en 32 bij de dicht bij elkaar tegenover elkaar gelegen zijrandgebieden 34 door een ondergrijpen van de verdikking 23 door de transportbaan 24 heen getransporteerd, zodat de beide scharnierkettingen 31 en 32 gemeenschappelijk zowel de flessendrager alsook de inrichtingen voor het tot stand brengen van de verplaatsingsbeweging van 35 de flessen vormen. Men kan echter ook de beide scharnierkettingen 31 en 32 met verschillende verplaatsingssnelheden aandrijven, waardoor een 1° transportsnelheid voor de flessen 21 overeenkomstig het gemiddelde tussen de beide verplaatsingssnelheden van de schamierkettingen 31 en 32 en een rotatiebeweging van de flessen om de as daarvan kan worden ingesteld.

5 Zoals uit fig. 1 blijkt, zijn de schamierkettingen 31 en 32 in dit voorbeeld zodanig opgesteld, dat de onderste sectie daarvan met de vlakke, naar beneden gerichte zijde over de bodem van het trans-portbaanhuis 25 beweegt, terwijl het, de scharnieren bevattende gelei-dingsgebied 33 van de schamierkettingen 31 en 32 in de geleidingsonder-10 delen 35 is geleid.

Bij het voorbeeld volgens fig. 3 zijn in plaats van de schamierkettingen buigzame, geprofileerde en vlakke riemen 44 zonder eind aanwezig, die in het centrale gebied zijn voorzien van een gelei-dingsverdikking 45. In de onderste sectie lopen deze geprofileerde vlak-15 ke riemen 44 in transportgeleidingsonderdelen 46, terwijl zij in de bovenste sectie over terugleidingsonderdelen 47 verlopen. Ook bij dit voorbeeld worden de te transporteren flessen 21 door de zich bij elkaar bevindende en tegenover elkaar gelegen zijrandgebieden 34 van de geprofileerde vlakke riemen 44 door de transportbaan 24 getransporteerd.

20 De beide in de transportgeleidingsonderdelen 46 lopende geprofileerde vlakke riemen 44 vormen met de zijrandgebieden daarvan zowel de flessen-drager alsook de inrichtingen voor het tot stand brengen van de ver-plaatsingsbeweging van de te transporteren flessen 21.

Bij het voorbeeld volgens fig. 4 zijn in afwijking 25 van het voorbeeld volgens fig. 3 met een eenvoudig rechthoekig profiel uitgevoerde, vlakke riemen zonder eind 48 als verschuivingsbanden aanwezig, in de voor het transport van de flessen 21 gebruikte onderste sectie daarvan deze vlakke riemen 48 door middel van glijgeleidingsonder-delen 49 op de wijze van een dak schuin ten opzichte van elkaar zijn 30 opgesteld, zodat de beide vlakke riemen 48 de verdikking 23 aan de flessenhals 22 schuin van beneden af ondersteunen. Ook bij dit voorbeeld begrenzen de beide vlakke riemen 48 met de tegenover elkaar gelegen zijkanten respectievelijk zijrandgebieden daarvan de geleidingsspleet 27, zodat ook bij dit voorbeeld de vlakke riemen 48 in combinatie met de 35 glijgeleidingsonderdelen zowel de flessendrager alsook de inrichtingen voor het tot stand brengen van de verplaatsingsbeweging van de flessen V s, j 11 vormen.

Bij het voorbeeld volgens de figuren 5 en 6 zijn de verplaatsingsbanden gevormd door twee op een met de breedt van de gelei-dingsspleet 27 overeenkomende zijdelingse afstand parallel geleide 5 profielsnoeren, namelijk ronde profielsneoeren 51 zonder eind. In de onderste, voor het transport van de flessen 21 gebruikte sectie bewegen deze ronde profielsnoeren 51 zich door glijgeleidingsonderdelen 52, welke voor het verkrijgen van de vereiste geleidingszekerheid als doorgaande lijsten of blokjes met een geringe wederzijdse afstand kunnen 10 worden uitgevoerd.

Zoals blijkt uit fig. 6, is elk van de ronde profielsnoeren 51 aan een uiteinde van de transportbaan 24 over een aandrijf-wiel 38 en aan het andere uiteinde van de transportbaan 24 over een ombuigwiel 39 geleid. Aan de bovenste terugloopsectie verlopen de beide 15 ronde profielsnoeren 51 tussen geleidingsrollen 53.

Bij de gemodifieerde uitvoeringsvorm volgens de figuren 7 en 8 zijn weer ronde profielsnoeren 51 zonder eind voor het vormen van de flessendrager en de verplaatsingsinrichting voor de flessen aanwezig. Deze ronde profielsnoeren zijn aan één uiteinde van de trans-20 portbaan 24 steeds over een aandrijfwiel 38 en aan het andere uiteinde van de transportbaan en wel aan het ingangseind over steeds een ombuigwiel 39 gevoerd. De op deze wijze binnen de transportbaan 24 respectievelijk binnen het transportbaanhuis 25 gevormde beide secties van de ronde profielsnoeren 51 zijn echter bij dit voorbeeld horizontaal naast 25 elkaar opgesteld en verlopen in dubbele glijgeleidingsonderdelen 54. Daarbij worden de binnenste secties voor het ondersteunen en transporteren van de flessen 21 gebruikt en vormen deze met de wederzijdse zijdelingse afstand daarvan de geleidingsspleet 27. Dit betekent, dat de wederzijdse zijdelingse afstand van de beide binnenste secties van de 30 ronde profielsnoeren 51 met de gewenste speling groter is dan de diameter van de flessenhals 22 doch zoveel kleiner is dan de diameter van de verdikking 23 aan de flessenhals 22, dat de flessen in elke positie op een zekere wijze in hangende toestand op de beide ronde profielsnoeren 51 worden vastgehouden. Dit wordt gewaarborgd door de geleiding van de 35 binnenste secties van de beide ronde profielsneoeren 51 in de glijgeleidingsonderdelen 54. Zowel bij het voorbeeld volgens de figuren 5 en 6 12 alsook bij het voorbeeld volgens de figuren 7 en 8 vormen de beide ronde profielsnoeren 51 tezamen met de glijgeleidingsonderdelen 52 respectievelijk 54 en de bijbehorende aandrijfinrichtingen tegelijkertijd de flessendrager en ook de inrichtingen voor het tot stand brengen 5 van het flessentransport.

Bij de voorbeelden volgens de figuren 9 tot 11 betreft het uitvoeringsvormen van de flessentransportinrichting, waarbij de fles-sentransportinrichtingen slechts delen van de flessendrager omvatten.

Bij het voorbeeld volgens fig. 9 is in de transportbaan 24 respectievelijk 10 het transportbaanhuis 25 slechts een enkele seharnierketting 55 opgesteld, die bij dit voorbeeld slechts naar één zijde van het verdikte en de schar-nierinrichtingen omvattende geleidingsgebied 33 een zijrandgebied 34 bezit. De bovenste terugloopsectie van deze seharnierketting 55 is in het bovenste gebied van het transportbaanhuis 25 geleid, terwijl de onder-15 ste, voor het transport van de flessen 21 gebruikte sectie over een geprofileerde geleidingslijst 56 op de bodem van het transportbaanhuis 25 loopt. Met een zijdelingse afstand, welke met een gewenste speling groter is dan de diameter van de flessenhals 22, strekt zich evenwijdig aan het zijrandgebied 34 van de seharnierketting 55 respectievelijk de gelei-20 dingslijst 56 een stationair op de bodem van het transportbaanhuis 25 aangebrachte contrageleidingslijst 57 uit. Tussen de naar elkaar gekeerde zijkanten van de contra-geleidingslijst 57 en het zijrandgebied 34 van de seharnierketting 55 wordt derhalve de geleidingsspleet 27 gevormd. Zoals uit fig. 9 blijkt, is de contra-geleidingslijst 57 ten opzichte 25 van de bovenzijde van het zijrandgebied 34 van de seharnierketting 55 iets verdiept opgesteld, zodat de verdikking 23 van de flessenhals 22 bij een verticaal hangende fles slechts op het zijrandgebied 34 van de seharnierketting 55 rust en ten opzichte van de contra-geleidingslijst 57 is opgetild. Daardoor vormt de contra-geleidingslijst 57 30 slechts een zijdelingse begrenzing van de geleidingsspleet, welke een af glijden van de verdikking 23 van het zijrandgebied 34 van de schar-nierketting 55 tegengaat. De verticale positie van de te transporteren flessen 21 wordt door een op de dikte en de hoogte van het flessenlichaam instelbare leuning 58 gewaarborgd, welke een geleidingslijst 59 onder-35 steunt, waarlangs de flessen glijden. De leuningsstaven 60 zijn op het transportbaanhuis 25 zwaaibaar om een horizontale as aangebracht en kun- ** Λ .i *-· J * 13 nen daardoor op de zijdelingse afmetingen van de steeds te transporteren flessen 21 worden ingesteld.

Bij de in fig. 10 afgebeelde modificatie is het trans-portbaanhuis 25 aan de zijde van de contrageleidingslijst 61 open. De 5 contra-geleidingslijst 61 is derhalve als hoekprofiellijst uitgevoerd. Het verticale been van de contra-geleidingslijst 61 vormt op deze wijze een huiswanddeeel, terwijl het horizontale been de eigenlijke contra-geleiding voor de flessenhals 22 vormt. De geleidingsspleet 27 wordt bij dit voorbeeld weer gevormd tussen de tegenover elkaar gelegen kanten 10 van het zijrandgebied 34 aan de scharnierketting 55 en de contra-geleidingslijst 61. De contra-geleidingslijst 61 is bij dit voorbeeld door middel van schroefbouten 62 in zijdelingse richting verstelbaar op het transportbaanhuis 25. Door de zijdelingse verstelling van de contrageleidingslijst 61 bij de schroefbouten 62 kan de breedte van de gelei-15 dingsspleet 27 worden ingesteld. De contra-geleidingslijst 61 is ten opzichte van de bovenzijde van het zijrandgebied 34 van de scharnierketting 55 iets verdiept opgesteld, zodat de in verticale positie vastgehouden flessen 21 met de verdikking 23 aan de flessenhals 22 uitsluitend op het zijrandgebied 34 van de scharnierketting 55 rusten, ter-2Q wijl de verdikking 23 zich op een afstand boven de contra-geleidingslijst 61 bevindt. Ook bij het voorbeeld volgens fig. 10 is een leuning 58 aanwezig, welke met de glijgeleidingslijst 59 daarvan de te transporteren flessen 21 in verticale positie houdt, terwijl de contra-geleidingslijst 61 een borging verschaft tegen het wegglijden van de verdikking 25 23 ten opzichte van het zirandgebied 34 van de scharnierketting 55. Bij de beide uitvoeringsvoorbeelden volgens fig. 9 en 10 vormt derhalve de scharnierketting 55 met het zijrandgebied 34 daarvan slechts een deel van de flessendrager. De met het zijrandgebied 34 van de scharnierketting 55 samenwerkende verdere.delen van de flessendrager zijn de leuning 58 30 en de contra-lijst 57 respectievelijk 61. Het tot stand brengen van de verplaatsingsbeweging van de te transporteren flessen geschiedt bij dit voorbeeld alleen met de scharnierketting 55.

Fig. 11 toont een in de transportbaan 24 aanwezige over-gangspost 62 in de vorm van een parallelpost. Dergelijke overgangsposten 35 62 dienen in transportbanen 24 met grote lengte te worden aangebracht om een goed rendement van de aandrijfkracht voor de verplaatsingsbanden te verkrijgen. Wanneer de lengte van de transportbaan 24 een bepaalde Λ ^ i 14 waarde overschrijdt, dan zijn geleidingsinrichtingen voor de verplaat-singsbanden nodig, welke een grote wrijving van de verplaatsingsbanden en daardoor een groot energieverlies veroorzaken- De principiële opbouw van de overgangspost 62 bestaan daarin, dat twee tot verschillende 5 secties van de transportbaan 24 behorende verplaatsingsbanden elkaar aan de beide zijden van de geleidingsspleet 27 overlappen, waarbij de ene geleidingsband bijvoorbeeld de scharnierketting 55a tot de voorafgaande sectie van de transportbaan 24 behoort en de aandrijfinrichting 37 daarvan met het aandrijfwiel 38 bij het uitgangsgebied van de overgangs-10 post bezit, terwijl de bij de volgende sectie van de transportbaan 24 behorende verplaatsingsband d.w.z. de ketting 55b het bijbehorende ombuig-wiel 39 in het ingangsgebied van de overgangspost 62 bezit. Om de te transporteren flessen met de verdikking 23 daarvan vanuit de ene verplaatsingsband naar de andere verplaatsingsband d.w.z. vanaf de schar-15 nierketting 55a naar de scharnierketting 55b over te dragen, is de scharnierketting 55b, zoals bij de boven in combinatie met fig. 2 toegelichte inlaat in de transportbaan door een zijdelings verschoven sectie 63 en een overgangssectie 64 gevoerd. Binnen de zijdelings verschoven sectie 63 bevindt zich het ombuigwiel 39. De zijdelingse verschuiving is zodanig, 20 dat de verdikking 23 van de binnenkomende flessen eerst nog op een zijdelingse afstand van het zijrandgebied 34b van de scharnierketting 55b door het zijrandgebied 34a van de scharnierketting 55a wordt vastgehouden. Dit wordt verkregen door een boven de verdikking 23, het mondstuk van de fles leidende, de verdere leiding waarborgende contra-geleidingslijst 25 61a, die boven het vlak van het horizontale been aan het transportbaan- huis 25 is bevestigd (fig. 10). In de overgangs sec tie 64 wordt de scharnierketting 55b met het zijrandgebied 34b daarvan tot de breedte van de geleidingsspleet 27 naar het zijrandgebied 34a van de scharnierketting 55a gevoerd. In een sectie 55 lopen dan de beide scharnierkettingen 55a 30 en 55b evenwijdig aan elkaar met een met de geleidingspleet 27 overeenkomende zijdelingse afstand van de zijrandgebieden 34a en 34b daarvan.

Op deze sectie 65 sluit dan een tweede overgangssectie 66 aan, waarin een ter hoogte van de contra-geleidingslijst 61 opgestelde contra-geleidingslijst 61b van de volgende geleidingsbaansectie grijpt en de 35 scharnierketting 55a met het zijrandgebied 34a daarvan zijdelings van het zijrandgebied 34b van de scharnierketting 55b wordt afgebogen om vandaar- Γ5 uit in. een sectie 67 zijdelings verschoven om het aandrijfwiel 38 te worden gevoerd. De in de sectie 66 en 67 grijpende contra-geleidingslijst 61b houdt echter de flessen met de verdikking 23 daarvan rustend op het zijrandgebied 34b van de scharnierketting 55b. De beide op elkaar in 5 serie aansluitende secties van de geleidingsbaan 24 verschillen uitsluitend daarin, dat bij één sectie de scharnierketting 55a aan de rechtse zijde en bij de andere sectie de scharnierketting 55b aan de linkerzijde is aangebracht. Voor transportbanen met twee evenwijdig verlopende ver-plaatsingsbanden kan de overgangspost volgens hetzelfde principe zijn 10 opgebouwd, met als enkel verschil, dat zich aan elke zijde van de transportbaan achter het zijdelings afgebogen uitlaatgebied van de voorafgaande verplaatsingsband een zijdelings afgebogen sectie van de aan dezelfde zijde van de transportbaan opgestelde volgende verplaatsingsband aansluit en de naar het mondstuk leidende contra-rails de zijdelings afgebogen 15 secties overbrugt.

Bij de uitvoeringsvoorbeelden volgens de figuren 12 tot 15 is een volledige scheiding aanwezig tussen de flessendrager en de, de voortbeweging van de flessen veroorzaken mechanische inrichtingen.

Bij het voorbeeld volgens de figuren 12 en 13 wordt de 20 flessendrager gevormd door twee evenwijdige glijgeleidingsstangen 71, die met een met de breedte van de geleidingsspleet 27 overeenkomende afstand tot elkaar zijn opgesteld. De glijgeleidingsstangen 71 hebben bij dit voorbeeld een cirkelvormige dwarsdoorsnede en zijn aan de onderzijde van het transportbaanhuis 25 aangebracht. In het inwendige van het 25 transportbaanhuis 25 is boven de glijgeleidingsstangen 71 de holle ruimte 26 gevormd, door welke ruimte zich de hals 22 en de verdikking 23 van de te transporteren flessen 21 beweegt. Boven deze holle ruimte 26 bevindt zich een geleidingslijst respectievelijk een reeks van geleidingsblok-ken 72. In deze geleidingsblokken zijn onderste en bovenste geleidings-30 kanalen 73 en 74 gevormd, via welke een verplaatsingsband 75 in circulatie wordt gebracht. De verplaatsingsband 75 ondersteunt aan de ene zijde daarvan meeneemvingers 76, die door geschikte spleten 77 en 78 in de ge-leidingsblokken 72 grijpen. Vanaf de onderste, voor de flessenverplaat-sing gebruikte sectie van de verplaatsingsband 75 af grijpen de meeneem-35 vingers 76 in de spleet 77 in de boven de glijgeleidingsstangen 71 gevormde holle ruimte 26 steeds achter het mondstuk of de verdikking 23 van de 16 fles en schuiven de op deze wijze beïnvloede fles langs de transportbaan 24. De afstand van de meeneemvingers 76 kan daarbij zo groot zijn, dat steeds een groep van flessen wordt omvat, bijvoorbeeld elke derde of elke vijfde fles. In de bovenste sectie van de verplaatsingsband 75 5 lopen de meeneemvingers 76 vrij. Op een overeenkomstige wijze als bij de overige uitvoeringsvoorbeelden kan de verplaatsingsband 75 aan het in-laateind van de transportbaan 24 over een ombuigwiel 39 en aan de uitlaat van de transportbaan 24 over een aandrijfwiel 38 zijn gevoerd.

Bij de gewijzigde uitvoeringsvorm volgens de figuren 14 10 en 15 lopen de beide secties van de verplaatsingsband 75 horizontaal naast elkaar in een geleidingsrail 79. De geleidingsrail 79 is hiertoe zijdelings aan respectievelijk in het transportbaanhuis 25 aangebracht.

De meeneemvingers 76 van de verplaatsingsband 65 bijvoorbeeld een ketting, strekken zich bij dit voorbeeld horizontaal uit en grijpen in de 15 horizontale afmeting daarvan in de in het geleidingsbaanhuis 25 gevormde holle ruimte 26 achter het mondstuk van de hals 22 van de te transporteren flessen 21. De flessendrager wordt bij dit voorbeeld gevormd door een aan het transportbaanhuis 25 aangebrachte glijgeleidingsstang 71 en een aan de geleidingsrail 79 gevormde glijgeleidingslijst 80, die 20 met de zijkant daarvan een met de breedte van de geleidingsspleet 27 overeenkomende afstand tot de glijgeleidingsstang 71 bezit. De te transporteren flessen 21 glijden met de verdikking 23 daarvan aan de flessenhals 22 langs de ene zijde over de glijgeleidingsstang 71 en aan de andere zijde over de glijgeleidingslijst 80. Zoals bij het voorbeeld volgens fig. 25: 12 en 13 kunnen ook bij deze uitvoeringsvorm de afstanden tussen de op elkaar volgende meeneemvingers 26 zodanig zijn, dat steeds een groep van flessen 21 door een meeneemvinger 76 wordt verplaatst.

Transportinstallaties kunnen gemakkelijk uit transportbanen 24 met verschillende uitvoeringsvormen van de transportinrichting 30 worden opgebouwd afhankelijk van de betreffende omstandigheden. Zo kunnen bijvoorbeeld in hoofdzaak sectiesgewijs transportinrichtingen volgens fig. 1, sectiesgewijs transportinrichtingen volgens fig. 9 of 10 en sectiesgewi js transportinrichtingen volgens fig. 12 en 13 of transportinrichtingen volgens fig. 14 en 15 in een transportinstallatie voor 35 kunststofflessen met elkaar worden verenigd, waarbij de transportbanen 24 met een volgens een rechte lijn verlopende sectie, met een stijgende 17 of dalende sectie en met een, een bocht bezittende sectie een onderdeel van een transportinstallatie kunnen zijn bijvoorbeeld in het geval, dat de transportinrichting geheel of gedeeltelijk het verloop van een voor glazen flessen aanwezige transportbaan moet volgen. Hiertoe kunnen de 5 schamierkettingen 31 en 32 aan de kettingorganen daarvan zijn voorzien van neerhouders bijvoorbeeld in zwaluwstaartvorm. Voorts kunnen de transportbanen 24 op de bodem van de, de transportinstallatie opnemende ruimte worden ondersteund,, aan de solder van de ruimte worden opgehangen of met het gestel van andere transportinstellaties worden verbonden.

- -i

Claims (16)

1. Inrichting voor het transporteren van, van een ringvormige verdikking aan de flessenhals voorziene flessen, meer in het bijzonder kunststofflessen, tussen en/of binnen behandelings- of dergelijke posten, waarbij een zich over de steeds gewenste transportweg uitstrek- 5 kende transportbaan is voorzien van zich langs de transportweg uitstrekkende, onder de verdikking aan de flessenhals grijpende en de flessen in hangende toestand met de flessenhals met speling door een zich langs de transportweg uitstrekkende transportspleet leidende flessendrager en inrichtingen voor het tot stand brengen van de voor het transporteren 10 aanwezige verplaatsingsbeweging van de flessen, met het kenmerk, dat de inrichtingen voor het tot stand brengen van de verplaatsingsbeweging evenwijdig aan de in de flessendrager gevormde geleidingsspleet (27) voor de flessenhals (22) zijn voorzien van tenminste een mechanisch voort te bewegen en mechanisch met de te transporteren flessen (21) samenwer-15 kend meeneemelement (zijrandgebied (34) , meeneemvinger (76)) en aandrijf-en geleidingsinrichtingen voor het respectievelijk de meeneemelementen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de meeneemelementen op tenminste een langs de transportbaan (24) respectievelijk de geleidingsspleet (27) voor de flessenhals (22) met een met de 20 gewenste transportsnelheid overeenkomende verplaatsingssnelheid beweegbare verplaatsingsband zonder eind in de vorm van een, de geleidingsspleet (27) aan één zijde begrenzend zijrandgebied (34) worden gevormd, waarbij dit zijrandgebied (34) tegelijkertijd een onder de verdikking (23) aan de flessenhals (22) grijpend deel van de flessendrager vormt 25 en verdere, de verdikking (23) op het zijrandgebied (34) van de verplaatsingsband borgende onderdelen van de flessendrager aanwezig zijn.

3. Inrichtinq volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verdere delen van de flessendraqer worden gevormd door een tweede verplaatsingsband, waarbij de beide verplaatsingsbanden (31, 32; 44; 30 48; 51) met een zodanige wederzijdse afstand evenwijdig aan elkaar wor den geleid, dat de geleidingsspleet (27) voor de flessenhals (22) tussen de tegenover elkaar gelegen zijrandgebieden (34) en een zekere ondersteu-ningsstrook voor de verdikking (23) op de flessenhals (22) op elk van de-' - 1 - -4 . 19 ze beide zij randgebieden (34) worden gevormd.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de beide verplaatsingsbanden (31, 32; 44; 48; 51) met dezelfde verplaat-singssnelheid, namelijk de gewenste transportsnelheid, worden aagedre-5 ven.

5. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verdere delen van de flessendrager zijn voorzien van een op de transportbaan (24) stationaire contra-geleidingsstrook (57; 61), welke zich evenwijdig aan de verplaatsingsband (55) uitstrekt en met een zodanige 10 zijdelingse afstand tot het tegenovergelegen zijrandgebied (34) daarvan wordt vastgehouden, dat de geleidingsspleet (27) voor de flessenhals (22) met speling en een zekere ondersteuningsstrook voor de verdikking (23) aan de flessenhals (22) op het zijrandgebied (34) van de verplaatsingsband (55) worden gevormd.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de zijdelingse afstand tussen de contra-geleidingsstrook (61) en het zijrandgebied (34) van de verplaatsingsband (55) instelbaar is.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dal de contra-geleidingsstrook (57, 61) met het bovenvlak daarvan ten 20 opzichte van het ondersteunende oppervlak van het zijrandgebied (34) van de verplaatsingsband (55) verdiept is opgesteld en een onder de verplaatsingsband (55) met het buikdeel van de fles (21) samenwerkende, stationaire geleidingsleuning (58) als verder deel van de flessendrager aanwezig is.

8. Inrichting volgens één der conclusies 2 tot 7, met het kenmerk, dat de verplaatsingsband respectievelijk de verplaatsingsbanden op de wijze van een gebogen schamierketting (31, 32; 55) is respectievelijk zijn uitgevoerd, waarbij de schamierketting (31, 32; 55) is voorzien van tenminste eenzijrandgebied (34) en daarnaast een ten opzichte 30 van dit zijrandgebied (34) verhoogd geleidingsgebied (33).

9. Inrichting volgens één der conclusies 2 tot 7, met het kenmerk, dat de verplaatsingsband respectievelijk de verplaatsingsbanden op de wijze van een buigzame riem (44) zonder eind met tenminste een, het ondersteuningsdeel voor de flessen (21) vormend zijrandgebied en een 35 ten opzichte hiervan verdikt, lijstvormig geleidingsgebied (45) is uitgevoerd.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, * 20 - dat het geleidingsgebied (33, 45) slechts aan de ene zijde van de schar- nierketting (31, 32; 55) respectievelijk de riem (44) tegenover het zij-randgehied (34) als verdikking is afgezet, waarbij de scharnierketting (31, 32; 55) respectievelijk de riem (44) met de continue gladde zijde 5 op het oppervlak van een bodemwandstrook van het transportbaanhuis (25) wordt gevoerd en aan de oppervlakterand van het zijrandgebied (34) aan de ten opzichte van het geleidingsgebied afgezette zijde daarvan een steunoppervlaktestrook voor de verdkking (23) aan de flessenhals (22) vormt. 10

11, Inrichting volgens één der conclusie 2 tot 7, met het kenmerk, dat de verplaatsingsband respectievelijk de verplaatsingsban-den als een buigzame band (48) zonder eind is respectievelijk zijn uitgevoerd en op de transportsectie daarvan door middel van geleidingsele-menten (49) met een zijkant schuin naar boven onder de verdikking (23) 15 op de flessenhals (22) stekend is aangebracht respectievleijk zijn aangebracht.

12. Inrichting volgens één der conclusies 2 tot 7, met het kenmerk, dat de verplaatsingsband respectievelijk de verplaatsingsbanden als een buigzaam profielsnoer (51) zonder eind, bij voorkeur een snoer 20 met een rondprofiel is respectievelijk zijn uitgevoerd, die door middel van snoergeleidingselementen (52; 54) tenminste met een deel van de dwarsdoorsnede daarvan onder de verdikking (23) aan de flessenhals (22) lopend en de geleidingsspleet (27) voor de flessenhals (22) vormend wordt geleid.

13. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij vormeing van de flessendrager door twee evenwijdige glijgeleidings-elementen (71; 71, 80), waartussen de geleidingsspleet (27) voor de flessenhals (22) wordt ingesloten , een buigzaam transportelement (75) zonder eind aanwezig is, dat zich op een afstand van de glijgeleidings-30 elementen (71; 71, 80) bevindt en in de aanwezige bewegingsbaan voor de flessen, meer in het bijzonder in de boven de glijgeleidingselementen (71; 71, 80) aanwezige ruimte (26) van deze bewegingsbaan grijpende mechanische meeneemelementen (76) bezit.

14. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 13, met het 35 kenmerk, dat de geleidingsspleet (27) voor de flessenhals (22) in een in-voergebied van de transportbaan (24) is verbreed, bij voorkeur breder is . V ï . I - 21 , dan de diameter van de verdikking (23) aan de flessenhals (22), en zich langs een overgangsgeleiding (42) continu tot de vastgelegde spleet-breedte vernauwt.

15. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 14, met het 5 kenmerk, dat de transportbaan (24) is voorzien van overgangsposten (62), welke zijn voorzien van inrichtingen voor het geleiden van twee of meer gescheiden aangedreven voortbewegingsbanden (55a, 55b) zonder eind respectievelijk transportelementen zonder eind en inrichtingen voor de overdracht van de te transporteren flessen (21) vanuit één verschuivings-10 band (55a) zonder eind naar de zich in de transportrichting daarop aansluitende verplaatsingsband (55b) zonder eind respectievelijk inrichtingen voor het overdragen van de te transporteren flessen vanuit de meeneem-elementen van het ene transportelement zonder eind naar de meeneem-elementen van het zich in de transportrichting daarop aansluitende 15 transportelement zonder eind.

16. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 15, met het kenmerk, dat de transportbaan (24) boven de geleidingsspleet (27) en de daarop aanwezige onderdelen van de flessendrager en inrichtingen voor het tot stand brengen van de verplaatsingsbeweging van de te trans- 20 porteren flessen (21) is afgedekt door een langwerpig transportbaanhuis (25), dat een geleidingsruimte (26) voor de flessenhalzen (22) vormt, welke ruimte door de geleidingsspleet (27) naar beneden toe open is. 1