NL8403804A - Werkwijze voor het later isoleren van een bocht van een warmteisolerende buisleiding. - Google Patents

Description

NO 32513 -

Werkwijze voor het later isoleren van een bocht van een warmte— isolerende buisleiding.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het later isoleren van een bocht van een warmte-isolerende buisleiding, die bestaat uit een het medium leidende binnenbuis, bij voorkeur uit staal, een de binnenbuis concentrisch op afstand gevende mantelbuis, bij voor-5 keur van kunststof, alsmede een tussen binnenbuis en mantelbuis aangebrachte warmte-isolerende laag uit schuimstof, bij voorkeur polyure-than, waarbij de einden van de ten opzichte van de isolatielaag en de mantelbuis uitstekende binnenbuizen van twee te verbinden buisleiding-delen aan elkaar gelast worden, vervolgens over de verbindingsplaats 10 een op de einden van de metalen buizen aangebrachte vorm gelegd wordt en de ringvormige ruimte tussen de verbindingsplaats en de vorm met po-lyurethanschuim uitgeschuimd wordt..

Uit DE-OS-2012558 is het bekend na het verbinden van de binnenbuizen van twee zich onder een hoek ten opzichte van elkaar uitstrekkende 15 warmte-isolerende buisleidingdelen twee halve schalen op de einden van de mantelbuizen te leggen en deze halve schalen vast tegen elkaar te spannen. Door een zich in de halve schalen bevindende vulopening wordt een tot schuimen in staat zijnde kunststofmengsel naar binnengebracht, dat de ringvomige ruimte tussen de buinnenbuizen en de uit de beide 20 halve schalen bestaande vorm uitschuimt. De halve schalen worden vast op de mantelbuizen geperst, zodat een naar buitentreden van schuim door de spleet tussen de vorm en de mantelbuizen vermeden wordt. De verbinding van de beide vormhelften geschiedt door zich in het scheidingsvlak uitstrekkende op de vormhelften aangebrachte flenzen, die aan elkaar 25 geschroefd worden. Deze flenzen zijn er echter de oorzaak van dat de vormhelften zeer stijf zijn en niet gebogen kunnen worden. Indien in het verloop van de buisleiding bijvoorbeeld een verandering in de richting gewenst is, dan wordt zoals hierboven beschreven gehandeld, waarbij echter eveneens halve schalen gebruikt moeten worden die onder de 30 hoek van de richtingverandering gebogen moeten zijn. Bij het aanbrengen van een warmte-isolerende buisleiding kunnen echter richtingveranderin-gen met elke gewenste hoek voorkomen, zodat de voor het later isoleren noodzakelijke halve schalen voor bijna elke hoek in voorraad gehouden moeten worden.

35 Een andere mogelijkheid om richtingveranderingen in het verloop van een buisleiding uit te voeren omvat dat men in de buisleidingstreng voor geïsoleerde buisbochten last en de verbindingsplaats eveneens la- 8403804 2 * t &\ -.. ^ ter isoleert* Ook bij deze wijze van handelen is voorwaarde dat voor de verschillende hoeken verschillende buisbochten in voorraad gehouden moeten worden, hoewel het eveneens mogelijk is geringe hoekverschillen door het later richten van de buisbocht op te nemen. Bovendien heeft 5 laatstgenoemde handelwijze nog het nadeel dat bij een richtingsverande-ring van de buisleidingstreng twee plaatsen die later geïsoleerd moeten worden aanwezig zijn. Deze plaatsen die later geïsoleerd moeten worden maken de aanbrengwerkzaamheden niet onaanzienlijk duurder leiden er niet zelden toe dat de isolatielaag tussen de binnenbuis en de mantel-10 buis door een ondichtheid in het gebied waar later geïsoleerd is van buiten doornat wordt. Bij het aanbrengen van een buisleiding moet men er naar streven zo weinig mogelijk verbindingsplaatsen aan te brengen.

Het is voor beide werkwijzen gemeenschappelijk dat de nauwkeurige hoekmaten van de afwijking van het aanlegtracé meestal pas tijdens het 15 aanbrengen vastgesteld worden, zodat lange wachttijden, tweemaal aanvoeren en eventueel ondertussen overstromen van de aanbreng sleuven en bijgevolg een doornat worden van de isolatie veroorzaakt worden.

Het is het doel van de uitvinding de werkwijze van het hierboven genoemde soort zodanig te verbeteren dat van een in voorraad houden van 20 buisbochten resp. gekromde vormen af gezien kan worden en dat de aanbreng-tijd voor een buisleiding tot een minimum beperkt kan worden.

Dit doeleinde wordt bij een werkwijze van het hieboven genoemde soort verwezenlijkt doordat eerst over het einde van ëén van de te verbinden buisleidingdelen een flexibele slang met een inwendige diameter, 25 die ongeveer met de uitwendige diameter van de mantelbuis overeenkomt, geschoven wordt, dat de binnenbuizen aan elkaar gelast worden, dat de slang over de verbindingsplaats geschoven wordt, totdat deze op de man-telbuizen van beide buisleidingdelen ligt, dat de slang door op de binnenbuis aangebrachte afstandhouders op gelijke afstand ten opzichte van 30 de binnenhuis gehouden wordt en dat de ruimte tussen de slang en de binnenbuis uitgeschuimd wordt. Door het gebruik van een flexibele slang kan door het handelen volgens de uitvinding elke gewenste richtingver-andering in het verloop van de buisleidingstreng zeer snel verwezenlijkt worden. Van een materiaal kostend in voorraad houden van hoekde-35 len kan afgezien worden. De op de binnenbuis aangebrachte afstandhou-ders zorgen ervoor dat een gelijke afstand tussen de binnenbuis en de slang in stand blijft gehouden.

De werkwijze volgens de uitvinding is vervolgens op een van bijzonder voordeel zijnde wijze te gebruiken indien de binnenbuizen niet 40 direct aan elkaar gelast worden, maar door een buisbocht verbonden wor- 8403804 m .

'3 den. Een blanke metalen buis kan bijgevolg met voor buisleidingcon-structeurs gebruikelijke gereedschappen nauwkeurig aan het verloop van de buisleiding aangepast en aan de einden gelast worden. Om het binnendringen van vocht door de spleet tussen de mantelbuizen en der slang te 5 beletten, wordt de spleet doelmatigerwijs afgedicht. Hiervoor zijn bijvoorbeeld krimpslangen te gebruiken, die zowel op de slang als op de mantelbuis liggen en de spleet duurzaam afdichten. Het lijkt echter van aanzienlijk groter voordeel te zijn om een gegolfde kunstofslang te gebruiken en de einden van de slang aan de mantelbuis te lassen. Op van 10 bijzonder voodeel zijnde wijze wordt de slang door electrische weer-standsverwarming aan de mantel gelast. Dit geschiedt op doelmatige wijze doordat men een kunststofband, waarin een weerstanddraad ingebed is, in de spleet tussen de kunststofslang en de mantelbuis inbrengt en een electrische stroom door de weerstanddraad heen leidt. Door de stroom-15 doorgang verwarmt de weerstanddraad tot aan de smelttemperatuur van de kunststof en last de slang aan de mantelbuis.

De uitvinding heeft verder betrekking op een slang voor het uitvoeren van de werkwijze, die gekenmerkt wordt doordat de slang een gegolfde slang van kunststof, bij voorkeur polyetheen is. Omdat de man-20 telbuis van de warmte-isolerende buisleiding eveneens uit polyetheen bestaat, wordt een permanente vloeistofdichte lasnaad tussen de slang en de buitenmantel gevormd. Om een zo groot mogelijk raakvlak tussen de slang en de mantel te verkrijgen, is het van voordeel indien de slang bij de beide einden daarvan niet gegolfd is.

25 De uitvinding wordt aan de hand van het in fig. 1 en 2 schematisch afgeheelde uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt.

In de figuren zijn de einden van twee buisleidingdelen 1 en 2 af-gebeeld, die elkaar onder een hoek ontmoeten. De buisleidingdelen 1 en 2 bestaan elk uit een binnenbuis 3, een mantelbuis 4 alsmede een tus-30 senbinnenbuis 3 en mantelbuis 4 aangebrachte laag uit opgeschuimde kunststof, die zowel aan de binnenbuis 3 alsook aan de mantelbuis 4 klevend hecht en bijgevolg een op krachten rustende verbinding tussen de binnenhuis 3 en de mantelbuis 4 verschaft. Dergelijke buisstelsels worden als composietbuizen resp. kunststofmantelbuizen aangegeven. Voor 35 het vervaardigen van een geleidende verbinding tussen de buisleidingdelen 1 en 2 wordt eerst op het einde van één van de buisleidingdelen -in dit geval op het buisleidingdeel 2 - een gegolfde kunstofslang 5 getrokken. De binnenhuizen 3 worden door een buisdeel 6, dat op de bouwplaats van de gewenste kromming voorzien is, door de lasnaden 7 met el-40 kaar verbonden. Op het buisdeel 6 worden afstandhouders 8 gestoken, bij « _ 8403804 ί^\ Ά 9 4 voorkeur van een sleuf voorziene schijven van polyurethanschuim, en de kunststofslang 5 wordt over de verbindingsplaats getrokken» zodat deze met het einde daarvan op de mantelbuizen 4 van de buisleidingdelen 1 en 2 ligt. In de spleet tussen de mantelbuis 4 en de kunststofslang 5 5 wordt een kunststofband ingebracht» waarin een weerstanddraad ingebed is. De weerstanddraad wordt dan op een stroombron aangesloten en verwarmt zich en leidt bijgevolg tot het smelten van de kunststofband en tot een lassen van de kunststofmantel 4 aan de kunststofslang 5. De op deze wijze vervaardigde las belet op gewaarborgde wijze het 10 binnentreden van vocht in de isolatielaag.

Na deze werkzaamheden wordt bij voorkeur op de hoogst liggende plaats van de kunststofslang 5 een opening aangebracht en door deze opening wordt een tot schuimen in staat zijnd kunststofmengsel op basis van polyurethan ingebracht, dat de ringvormige ruimte tussen de 15 kunststofslang 5 en het buisdeel 6 uitschuimt. Zodra het schuim bij de vulopening verschijnt, wordt de vulopening door een stop van kunststof afgesloten. Stop- en vulopening worden door spiegellassen met elkaar verbonden.

Door het gebruik van een flexibele kunststofslang 5 is elke 20 gewenste richtingverandering van het verloop van de buisleiding op eenvoudige wijze te verwezenlijken en later te isoleren. Een in voorraad houden van voorgeïsoleerde gekromde delen resp. gekromde vormen is niet meer noodzakelijk.

8403804

Claims (7)

1. Werkwijze voor het later isoleren van een bocht van een warmte-' isolerende buisleiding, die bestaat nit een het medium leidende binnenhuis, bij voorkeur uit staal, een de binnenbuis concentrisch op afstand omgevende mantêlbuis, bij voorkeur uit kunststof, alsmede een tussen 5 binnenbuis en mantêlbuis aangebrachte warmte-isolerende laag van kunststof, bij voorkeur polyurethan, waarbij de einden van de ten opzichte van de isolatielaag en de mantêlbuis uitstekende binnenbuizen van twee te verbinden buisleidingdelen aan elkaar gelast worden, vervolgens over de verbindingsplaats een op de einden van de mantelbuizen aangebrachte 10 vorm gelegd wordt en de ringvormige ruimte tussen de verbindingsplaats en de vorm met polyurethanschuim uitgeschuimd wordt, met het kenmerk, dat eerst over het einde van één van de te verbinden buisleidingdelen een flexibele slang met een inwendige diameter, die ongeveer met de uitwendige diameter van de mantêlbuis overeenkomt, geschoven wordt, dat 15 de binnenbuizen aan elkaar gelast worden, dat de slang over de verbindingsplaats geschoven wordt, totdat deze op beide mantelbuizen van beide buisleidingdelen ligt, dat de slang door op de binnenbuis aangebrachte afstandhouders op gelijke afstand van de binnenhuis gehouden wordt en dat de ruimte tussen de slang en de binnenbuis uitgeschuimd 20 wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de binnenhuizen door een buisbocht verbonden worden.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de spleten tussen de mantelbuizen en de slang afgedicht worden.

4. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat een gegolfde kunststofslang gebruikt wordt en de einden van de slang aan de mantêlbuis gelast worden.

5. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat de slang door electrische weerstandsverwarming aan de 30 mantel gelast wordt.

6. Slang voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één of meer van de conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk, dat de slang een gegolfde slang van kunststof, bij voorkeur polyetheen, is.

7. Slang volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de slang aan 35 beide einden daarvan niet gegolfd is. -oooOooo-- 8403804