NL8302049A - Afgifte-inrichting voor knijpflessen. - Google Patents

Description

% * 833066/Ke/th

Korte aanduiding: Afgifte-inrichting voor knijpflessen

De uitvinding heeft betrekking op knijpflessen en een afgifte-inrichting daarvoor, en meer in het bijzonder op een inrichting met een dubbele functie van afgifte en beluchting.

Knijpflessen voor het afgeven van een groot aantal produkten 5 zijn bekend in constructie en in werking. De flessen zijn in het algemeen geheel van elastisch vervormbaar kunststof of ze bevatten een verend vervormbaar wanddeel dat, wanneer het met de hand wordt ingedrukt, de druk in de fles verhoogt en een of ander soort af-gifteklep opent Tijdens de teruggaande beweging telkens wanneer 10 men de klep loslaat en weer laat expanderen tot zijn normale volume, sluit de afgifteklep en gaat een of andere beluchtingsklep open om buitenlucht in de fles toe te laten ter vervanging van de hoeveelheid afgegeven produkt. Het afgeven en de beluchting worden typisch uitgevoerd door afzonderlijke doorgangen met afzonderlijke 15 inrichtingskleppen of dergelijke, of door dezelfde doorgang zonder kleppen. Dergelijke uitvoeringen vereisen echter extra onderdelen en giethandelingen die niet alleen een ongunstige invloed hebben op de betrouwbaarheid van de werking maar bovendien de kosten van montage en vervaardiging verhogen.

20 Een eerdere uitvoering van een door aanvraagster ontwikkelde inrichting heeft betrekking op een sluiting van de afgifte voor knijpflessen met een gecombineerde produktafgifte- en beluchtings-doorgang, geregeld door een diafragmaklep die zich in tegengestelde richtingen sterkt naar aanleiding van aan weerszijden werkzame 25 veranderingen in druk tijdens het inknijpen en loslaten van de fles.

De uitvinding beoogt een afgifte-inrichting voor knijpflessen te verschaffen met een gecombineerde afgifte- en beluchtingsklep, voorzien van een veerkrachtig diafragma in de vorm van een Belleville ring (veerring) die een gecombineerde afgifte- en beluchtingsdoor-30 gang opent en sluit zonder interferentie en onmiddellijk reageert op verhogingen en verlagingen van de druk binnen de fles tijdens het 8302049 - 2 - 4 « 1 * met de hand inknijpen en loslaten, door een veerkrachtige buiging zonder strekking.

Een ander oogmerk van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke afgifte-inrichting met een afsluitdop en een daarmee 5 samenwerkend deksel, terwijl de veerring los geplaatst is tussen deze twee delen onder axiaal tegengestelde krachten die werkzaam zijn in de richting van samendrukking aan of nabij de binnenste diameter en aan de buitenste diameter van de klep, welke laatste aanligt tegen ringvormige klepzittingen met verschillende diameter.

10 De diafragmaklep wordt zonder radiale spanning tussen de delen geplaatst, en dus zonder interferentie bij de bewegingen tijdens het afgeven en beluchten.

Een verder oogmerk van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke afgifte-inrichting waarin de klep zich uitstrekt 15 over een gekombineerde afgifte-en beluchtingsdoorgang om de doorgang normaal te sluiten wanneer de drukken aan weerszijden van de klep in evenwicht zijn, te worden gebogen tot in een voor afgifte geopende stand waarin de ring los komt van een van de klepzittingen wanneer de druk binnen de fles hoger wordt dan de atmosferische druk, en 20 wordt verbogen tot een open stand voor beluchting waarin de klep los komt van de andere klepzitting wanneer de druk in de fles gereduceerd wordt beneden atmosferische druk.

Een ander oogmerk van de uitvinding is hd: verschaffen van een dergelijke inrichting in een uitvoeringsvorm waarin de dop en het 25 deksel ten opzichtevan elkaar draaibaar zijn en in tegengestelde richting lopende moffen hebben die in elkaar schuiven zodat een centrale draaipen wordt gevormd, waarbij de doorgang gevormd wordt door boringen die aangebracht zijn in de moffen, welke tijdens de relatieve draaibeweging van de delen tegenover elkaar of niet tegen-30 over elkaar kunnen liggen zodat de doorgang wordt geopend respectievelijk gesloten tijdens opslag en vervoer.

8302049 * - 3 - 1 *

Een nog ander oogmerk van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting in een andere uitvoering waarin de top een centraal uitstekend klepdeel heeft dat een klepzitting voor afgifte vormt, omgeven door een opening met grotere maat in 5 het deksel die gesloten kan worden door een verwijderbare kleef-strook voor afsluiting tijdens het vervoer.

Een ander oogmerk van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting in nog een andere uitvoeringsvorm waarin de klep in een stand wacrin hij wordt vervoerd en opgeslagen, en 10 dus niet gebruikt, naar beneden gehouden wordt door het deksel en samengedrukt gehouden wordt tussen tegenover elkaar liggende ring-\ormige klepzittingen aan de sluiting.

Een nog ander oogmerk van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting in een uitvoeringsvorm waarin een 15 deel van de klep aan de zijde van een afgiftepoort zich uitstrekt tot in een opening in het deksel, zodat er geen produkt in het deksel kan druipen maar steeds buiten de dekselopening zal worden gehouden. Ook wordt de afgiftepoort automatisch na elk gebruik schoon gemaakt.

20 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van een aantal uitvoeringsvoorbeelden.

Fig. 1 is een verticale doorsnede door de afgifteinrichting in een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding waarin de klep weergegeven is in de normaal gesloten stand, terwijl de knijpfles 25 duidelijkheidshalve weggelaten is;

Fig. 2 is een soortgelijke voorstelling als fig. 1, maar waarin de klep rechts van de hartlijn weergegeven is in een open stand voor afgifte en links van de hartlijn in een open stand voor beluchting;

30 Fig. 3 is een doorsnede in hoofdzaak volgens de lijn III - III

in fig. 1, maar waar de klep duidelijkheidshalve is weggelaten; 8302049 ‘ « ' » - 4 -

Fig. 4 is een verticale doorsnede door een afgifte-inrichting in een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding waarin de klep rechts van de hartlijn met gebroken lijnen is getekend in een open stand voor afgifte, en links van de hartlijn met gebroken lijnen 5 in een open stand voor beluchting;

Fig. 5 is een verticale doorsnede door de afgifte-inrichting in een derde uitvoeringsvorm waarin de klep rechts van de hartlijn met gebroken lijnen is getekend in een open stand voor de afgifte en links van de hartlijn met gebroken lijnen in een open stand 10 voor beluchting;

Fig. 6 is een soortgelijke voorstelling als fig. 5 van een iets gewijzigde afgifte-inrichting, en

Fig. 7 toont voorbeelden van andere vormen van helften van de diafragmaklep in doorsnede.

15 In de tekening is de afgifte-inrichting volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding in fig. 1 en 2 in zijn geheel aangeduid door 1; hij omvat een inwendig van draad voorzien sluit-deksel 11 dat bestemd is om vloeistofdicht samen te werken met uitwendig draad op de hals van een knijpfles B, die gedeeltelijk 20 is weergegeven in streepstippellijnen, en die een af te geven pro-dukt bevat. Zo een knijpfles heeft normaal een verend buigzame wand of wanddeel, die (dat) afwisselend kan worden ingeknepen of ingedrukt om een gedeelte van de inhoud naar buiten te brengen, om dan te worden losgelaten. De inwendige draad aan de top en de uit-25 wendige draad aan de hals van de fles kunnen echter achterwege gelaten worden en men kan de dop zo uitvoeren dat hij kan worden ingestoken en onder druk past in de halsopening van de knijpfles, of hij kan snappend vloeistofdicht passend over de hals van de fles worden uitgevoerd. Wanneer de dop op zijn plaats zit is hij vloei-30 stofdicht door de aanwezigheid van een integraal afdichtingsorgaan 12 dat terecht komt tegen de bovenste lip van de hals van de houder.

8302049 m % - 5 -

De afgifte-inrichting omvat verder een deksel 13 van in hoofdzaak ronde vorm, dat een ringvormige buitenwand 14 heeft met een naar binnen gerichte vastzetribbe 15 ter vergemakkelijking van een snappende passing achter een bijbehorende vastzetribbe 16 die 5 zich radiaal naar buiten uitstrekt vanaf een korte mantel 17 op een sluitwand 18 van de top. Het deksel kan dus draaien ten opzichte van de dop op de hartlijn ervan.

Wand 18 van de dop is voorzien van een aantal boringen 19, die in fig. 3 zijn weergegeven als rechthoekig van vorm, hoewel ze 10 binnen het kader van de uitvinding ook rond, ovaal of van andere vorm kunnen zijn, terwijl er ook meer of minder boringen kunnen zijn dan getekend is. Een centrale mof 21 strekt zich vanaf wand 18 naar boven uit om telescoperend samen te werken met een naar beneden gerichte centrale mof 22 die aangebracht is aan het deksel.

15 De moffen komen terecht in tegenover elkaar liggende ringvormige groeven 23 en 24 in deksel en dop zodat tussen de delen een vloeistofdichte afdichting tot stand wordt gebracht. Verder lopen ringvormige binnenwanden 25 en 26 naar elkaar toe vanaf het deksel respectievelijk de dop, waarbij een ringvormige kraal 27 aan wand 20 25 stevig terecht komt tegen de binnenzijde van de wand 26 om een verdere vloeistofdichte afdichting tussen de delen tot stand te brengen.

In de in elkaar schuivende moffen 21 en 22 zijn uitgesneden openingen 28 en 29 aanwezig om, wanneer ze tegenover elkaar liggen 25 zoals weergegeven in fig. 3, verbinding tot stand te brengen tussen een centrale boring 30 in het deksel en het inwendige van de fles door een of meer boringen 19 via een open diafragmaklep 31 die nog in bijzonderheden zal worden beschreven. Daardoor komt een vloeistof doorgang tot stand waardoor, zoals zal blijken, zowel produkt 30 wordt afgegeven uit de houder als het inwendige van de houder wordt belucht tijdens het met de hand manipuleren van de knijpfles.

8302049 t * » - 6 -

Wanneer dop en deksel ten opzichte van elkaar worden verdraaid totdat de uitgesneden openingen 28 en 29 niet meer tegenover elkaar liggen, wordt de doorgang afdichtend gesloten voor niet-gebruik tijdens opslag en vervoer. Zo wordt een centrale draaiende insteek-5 afdichting voor vervoer en opslag gevormd door telescoperende moffen 21 en 22. Aanslagen in de vorm van uitsteeksels 32 en 33 die met elkaar samenwerken tussen dop en deksel, en die op dit gebied bekend zijn, kunnen worden aangebracht om de relatieve draai-beweging te beperken zowel in de tegenover elkaar liggende stand 10 van openingen 28 als in de niet tegenover elkaar liggende stand van de openingen.

Een vlakke ringvormige klepzitting 34 bevindt zich aan de buitenzijde van de wand 38 en binnen de doorgang die wordt gevormd door boringen 19 en tegenover elkaar liggende openingen 28 en 29.

15 Nog een vlakke ringvormige klepzitting 35 met grotere middellijn bevindt zich aan wand 25 tegenover klepzitting 34 en op axiale afstand daarvan. Diafragmaklep 31 van veerkrachtig kunststof materiaal omvat een buigend deel in de vorm van een veerring die in doorsnede in hoofdzaak 5-vormig kan zijn, en met twee torusvormige vlakken 20 die op elkaar aansluiten en tegengesteld gericht zijn. Binnen het kader van de uitvinding kunnen ook andere vormen van buigzame delen worden gebruikt zolang ze onder voorspanning staan om zowel afgifte ais beluchting te regelen bij een bepaalde drempelwaarde, zodat de gevoeligheid voor veranderingen in de omgevingsomstandigheden wordt 25 verminderd wanneer de houder met het produkt omgekeerd staat, met geopende of weggenomen transportafdichting.

Er zijn ringvormige klepoppervlakken 36 en 37 aanwezig aan weerszijden van de klep respectievelijk nabij de binnenste en de buitenste omtreksrand ervan. In de in fig, 1 getekende, normaal 30 gesloten stand van de klep liggen de klepvlakken 36 en 37 verend tegen de twee klepzittingen 34 en 35. De verende ring is zo ont- 8302049 - 7 - worpen dat de klepvlakken ervan normaal, in ontspannen toestand van de klep, axiaal op grotere afstand van elkaar liggen dan weergegeven is in fig. 1. De veerring is dus in fig. 1 in ingedrukte toestand getekend onder invloed van deksel 13 dat snappend op zijn 5 plaats gebracht is over de sluitdop. De veerring is noch aan het deksel, noch aan de dop bevestigd maar los ingesloten tussen de twee delen die axiaal tegengestelde krachten uitoefenen in de richting van samendrukking op de binnenste en op de buitenste diameter van de klep. Het kleporgaan is dus axiaal gecomprimeerd voorgespan-10 nen, zoals dat nodig is voor een specifieke drempelwaarde voor de openingsdruk van de klep, zowel bij afgifte als bij beluchting.

Zo kan de fles omgekeerd achtergelaten worden met de centrale, draaiende insteekafdichting voor vervoer en opslag in de open stand, zonder dat er produkt uit de houder lekt.

15 De uitwendige diameter van de veerring is iets kleiner dan de buitenste diameter van de bijbehorende klepzitting 35, terwijl de inwendige diameter van de veerring iets groter is dan de binnenste diameter van de daarbij behorende klepzitting 34, zodat klep-tussenruimten 38, respectievelijk 39 ontstaan met mof 21 en met 20 het aangrenzende gedeelte van wand 35 om daardoor elke aanraking te voorkomen tijdens buiging van de klep tot in de standen die aan weerszijden van de hartlijn in fig. 2 zijn getekend. De diafrag-maklep 31 heeft een ringvormige ribbe 31 die ligt in hoofdzaak langs de tangentiale cirkel die ligt tussen de in tegengestelde 25 richting gebogen delen van de klep, om de in hoofdzaak conische vorm van de klep in zijn geheel te handhaven en om de aanligging van de respectieve klepvlakken te stabiliseren wanneer een van beide in de open stand wordt gebracht zoals weergegeven aan weerskanten van de hartlijn in fig. 2.

30 In de toestand van niet-gebruik tijdens vervoer of opslag lig gen de openingen 28 en 29 volledig naast elkaar, zoals dat wordt 8302049 - 8 - 4 ·* bereikt door relatieve draaiing van dop en deksel, om de centrale afgiftepoort 30 wezenlijk te sluiten. Dop en deksel worden dan ten opzichte van elkaar verdraaid zodat openingen 28 en 29 tegenover elkaar komen te liggen, zoals weergegeven in fig. 3, gereed 5 voor afgifte. Wanneer zo druk wordt uitgeoefend op de vervormbare houder of knijpfles, bijvoorbeeld door middel van een knijpbeweging met de hand, wordt deze druk overgebracht op het uit de houder af te geven vloeiende produkt alsmede de zich daarin bevindende lucht, zodat de druk in de fles boven de atmosferische druk produkt 10 door boringen 19 zal persen om klepvlak 36 van de bijbehorende klep-zitting 34 weg te drukken, zoals weergegeven in de rechterhelft van fig. 2, om afgifte van de produkt mogelijk te maken door de open afvoeropening. Het zal duidelijk zijn dat afvoer door de open doorgang telkens zal plaats vinden wanneer de houder wordt samengedrukt 15 door inknijpen. Tussen knijpbewegingen, wanneer de druk wegvalt en de houder weer kan expanderen, zal de neiging tot expanderen in het inwendige van de houder een druk doen ontstaan benden de atmosferische druk, zodat de tegen de buitenzijde van de diafragmaklep werkzame atmosferische druk het klepvlak 36 weer tegen de zitting 20 34 zal drukken het klepvlak 37 van het bijbehorende klepzittings-vlak 35 zal verwijderen, weergegeven in de linkerhelft van fig. 2, om vrijelijk lucht binnen te laten in de houder door dezelfde doorlaat waardoor produkt is afgevoerd, maar in tegengestelde richting.

Een tweede uitvoering van de afgifterinrichting volgens de 25 uitvinding is in fig. 4 in zijn geheel aangeduid door 10A; deze omvat een sluitdop 42 en een deksel 43 die in wezen hetzelfde zijn uitgevoerd als in fig. 1 behalve het type van de vervoers- en op-slagafdichting. Overeenkomstige onderdelen worden aangeduid door dezelfde verwijzingscijfers.

30 Wand 18 van dop 42 is gevormd met een centraal uitstekend kleporgaan 44 dat een conisch of ander geschikt gevormd uiteinde 3302049 , m * - 9 - 45 heeft dat een klepzitting vormt. Onderaan is het kleporgaan voorzien van een aantal erin gevormde boringen 46 met rechthoekige of andere geschikte vorm. Deze boringen staan in verbinding met het inwendige van de fles en brengen, samen met een centrale ope-5 ning 47 van grotere maat die aanwezig is in deksel 43, een fluidum-doorgang tot stand waardoor produkt uit de houder wordt afgegeven en door middel van het inwendige van de houder wordt belucht tijdens het hanteren van de knijpfles, op dezelfde wijze als in fig. 1.

Er loopt een diafragmaklep 48 door deze gecombineerde afvoer- en 10 beluchtingsdoorlaat om de doorlaat normaal af te sluiten wanneer de druk aan weerszijden van de klep hetzelfde is, zoals weergegeven in fig. 4. Klep 48, die op soortgelijke wijze opgebouwd is en functioneert als klep 31, omvat een buigzaam deel in de vorm van een verende ring die voorgespannen is zowel voor afvoer als voor 15 beluchting, en die los aangebracht is tussen de dop en het deksel onder axiaal tegengestelde krachten die werkzaam zijn aan de binnenste en buitenste diameter van de klep. Ringvormige klepvlakken 49, 51 zijn gevormd aan weerskanten van de klep, respectievelijk liggend bij de binnen- en de buitenrand, en samenwerkend met de voor af-20 gifte respectievelijk beluchting bestemde klepzittingen 45 en 35 van het deksel en de dop in de stand van fig. 1. Wanneer hij tegen 45 aan ligt loopt de klep minstens door voorbij de binnenrand van de centrale opening 47.

Een plakstrook 52 of dergelijke dekt opening 47 af om de 25 fluidumdoorgang af te sluiten in niet-gebruikstoestand tijdens vervoer en opslag. Bij verwijdering van deze strook bijvoorbeeld door hem van het deksel 43 af te scheuren, is de inrichting gereed voor gebruik. De opening 47 heeft zodanige afmetingen dat er een ringvormige tussenruimte rond de klep ontstaat in afgiftestand, 30 waarin de klep aanligt tegen zitting 45. Het uitoefenen van knijpende druk op de fles drukt produkt naar buiten door opening 47 8302049 - 10 - I » « ·ψ wanneer klepvlak 49 vrijkomt en naar buiten gaat steken tot de met streepstippellijnen getekende stand (waarin uiteraard de strook 52 verwijderd is), die weergegeven is rechts in fig. 4. Zo loopt het centrale uitsteeksel van het klepdiafragma dat de afvoerpoort 5 bevat steeds minstens door een binnenrand van opening 47 zodat in gebruik, in andere dan verticale standen, druppelen uit de opening en afsluiting van de klep, of door een te geringe knijpwerking, naar klepzitting 44 buiten opening 47 van het deksel zal worden afgesloten. Hierdoor wordt zekergesteld dat er geen produkt de 10 beluchtingskamer 43 kan binnentreden, waar het kan opdrogen en eventueel tot gevolg hebben dat diafragmaklep slechts of helemaal niet functioneert. Ook wordt tijdens het sluiten na afgifte door de klep eventueel produkt uit de centrale opening verwijderd.

Tussen knijpbewegingen expandeert de fles weer, doet een ne-15 gatieve druk ontstaan en sluit de afvoerklep, waarna de negatieve druk de klep zal losmaken wanneer het oppervlak 51 naar binnen beweegt als met streep,stippellijnen links in fig. 4 is weergegeven.

In nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de in fig. 5 weergegeven inrichting 10B soortgelijk aan inrichting 10A 20 behalve dat hij voorzien is van een transportafdichting die de klep naar beneden houdt tijdens perioden van niet-gebruik. Een centrale knop 54, die rond kan zijn of een andere geschikte vorm kan hebben, loopt naar buiten vanaf de kegelvormige klepzitting 45 die een iets grotere maat heeft in axiale richting in vergelijking met 25 de kegelvormige klepzitting van fig. 4. Een ringdeel 55 is met perspassing aangebracht om de opstaande wand 26 en is voorzien van een naar binnen gerichte ringvormige flens 56 waardoor aan de onderzijde een beluchtings-klepzitting 57 ontstaat. Een deksel 58 soortgelijk aan deksel 43, behalve dat het voorzien is van een ringvormige 30 kroon 59 ter vergemakkelijking van het op vloeistof dichte wijze axiaal bewegen ten opzichte van dop 42 omdat de kraal 61 aan de 8302049 - 11 - . < naar beneden gerichte wand 62 afdichtend terecht komt tegen de opstaande wand 63 van deel 55. Natuurlijk kan deel 55, overeenkomstig de uitvindingsgedachte, een geheel worden gemaakt met de sluitdop. Met elkaar samenwerkende ribben 15 en 16 zijn in de in-5 gedrukte stand van het deksel axiaal op afstand gelegen en ze vormen begrenzingsaanslagen wanneer het deksel naar buiten wordt geschoven tot de met streep0stippellijnen getekende stand van fig.

5.

Het deksel heeft een centrale opening 64 waardoorheen een dia-10 fragmaklep 65 loopt, zowel in de ingedrukte stand als in de afgifte-stand van het deksel die in fig. 5 getekend zijn in getrokken, respectievelijk streep.stippellijnen. In de ingedrukte stad ligt de wand van opening 64 tegen de buitenzijde van de klep en drukt hij een binnenvlak 66 van de klep tegen zitting 45, zoals weergegeven.

15 Het uiteinde van de klep heeft een naar binnen lopende ringvormige flens 67 die een centrale opening 68 vormt die overeenkomt met de vorm van en iets groter kan zijn dan de knop 54. Een beluchtings-klepoppervlak 51 wordt gevormd aan het andere einde van de klep.

Een ringvormige ribbe 69 is aangebracht aan de buitenzijde van de 20 klep op een plaats beneden de lijn waar zitting 45 en vlak 66 elkaar raken en daardoor wordt een schouder gevormd waarop het deksel komt te rusten in de neergedrukte stand waarin de klep is vergrendeld. De druk wordt dus opgevangen door zitting 45 en wordt niet overgedragen naar beraden, op een manier waardoor de gesloten beluchtings-25 klep zal worden verzwakt.

De axiale afstand tussen ribben 15 en 16 is zo gekozen dat in de naar buiten geschoven stand van het deksel, gereed voor afgifte, de buitenzijde van flens 67, die een centraal mondstuk vormt, enigszins naar buiten uitsteekt ten opzichte van de buitenrand van cen-30 trale opening 64. Zo loopt, evenals in fig. 4, het diafragma dat de afgiftepoort bevat minstens door tot voorbij een binnenrand 8302049 - 12 -

- V

van de dekselopening in een afgiftestand van de deksel, en in fig. 5 in een ingedrukte, vergrendelde stand van het deksel, zodat niet als gevolg van druipen, druppelen of te langzaam inknijpen van de fles produkt zal teruglopen tot in de ontluchtingsholte 53 onder 5 het deksel. Dit kan worden versterkt door de aanwezigheid van een kleine kraal of flens 51 rond flens 67, die functioneert als niet druppelend mondstuk van bekende vormgeving. Wanneer dus de houder voldoende gekanteld om produkt tegen de binnenzijde van het deksel te laten stromen, zal het centrale mondstuk ver genoeg door de cen-10 trale opening in het deksel uitsteken om te zorgen dat geen uitstromend produkt de beluchtingsopening instroomt. De verpakking kan dus op zijn kant worden bewaard en zelfs kan in die stand worden afgegeven zonder produkt toe te laten tot de beluchtingsholte waar opzameling van het produkt verstopping van het klepdiafragma zou 15 veroorzaken.

In gebruik wordt deksel 58 met de hand uitgetrokken tot de met gebroken lijnen getekende stand, gereed voor afgifte. Uiteraard kan het deksel in plaats daarvan op de sluitdop worden geschroefd op een of andere wijze die geschikt is om relatieve axiale verplaat-20 sing toe te laten tussen de met gebroken lijnen en getrokken lijnen getekende standen. Bij zo een uitvoering kan de dop snappend in of op (fig. 6) de hals van de aanvoerhouder worden gestoken om eventueel afschroeven van de dop bij afschroeven van het deksel te voorkomen.

Er dient te worden opgemerkt dat het klepvlak 66 voor afgifte normaal, 25 in gesloten stand van de klep nadat het deksel naar buiten is geschoven, aanligt tegen de klepzitting 45.'Knop 54 maakt de afvoer-opening 68 in flens 67 schoon en sluit hem af, waardoor eventueel opdrogen van in het gebied van afgifte verzameld produkt wordt voorkomen. De klep staat overigens onder voorspanning om op dezelfde 30 wijze te functioneren als klep 48. Het vlak 66 wordt dus tijdens afgifte van de zitting afgelicht (gezien rechts in fig. 5), en vlak 8302049 - 13 - 51 wordt tijdens het beluchten van zijn zitting afgelicht (gezien links in fig. 5) wanneer de fles met dehand wordt ingeknepen en losgelaten. Eventuele verstopping van de klep onder het deksel wordt in hoofdzaak voorkomen omdat het centrale mondstuk van de klep 5 in de eromheen liggende opening in het deksel steekt als hij niet vastzit. Wanneer de afvoerdoorgang sluit bij wegvallen van de druk op de fles en wanneer expansie mogdijk is, wordt eventueel produkt uit de afvoeropening door de klep verwijderd en wordt knop 54 schoon geveegd door flens 67 wanneer die terugkeert naar zijn met getrok-10 ken lijnen getekende stand.

Er is nog een afgifte-inrichting IOC weergegeven in fig. 6, met soortgelijke constructie als die van fig. 10B. De sluitdop is evenwel voorzien van een snaprand 72 zodat die snappend de rand grijpt van een (niet weergegeven) knijpfles. Deksel 58 omgeeft de dop ge-15 heelf is daarop geschroefd zoals aangeduid bij 73 en heeft een ringvormige schouder 74, liggend boven de dop, waardoor een aanslag wordt gevormd die het stevig plaatsen van de dop op de fles vergemakkelijkt wanneer de dop en het deksel daaroverheen warden gedrukt. De gesloten dop is dus afgedicht ten opzichte van de fles 20 en het deksel kan gemakkelijk worden losgeschxefd wanneer het naar buiten wordt geschoven om afgifte mogelijk te maken. Uiteraard kunnen andere verbindingen tussen dop en deksel worden toegepast om het aanbrengen van de dop op de houder te vergemakkelijken terwijl axiale verplaatsing van het deksel tussen de ingedrukte stand en 25 de afgiftestand mogelijk is, zoals weergegeven met getrokken respectievelijk gestippelde lijnen in fig. 6.

Door een ringvormige aanslagschouder 75 aan het deksel wordt de mate van buitenwaartse verplaatsing begrensd tot een stand waarbij de centrale opening 64 van het deksel iets naar binnen ligt 30 ten opzichte van het klepdiafragma dat de afgiftepoort 68 bevat.

Het afgiftemondstuk dat door de flens 67 wordt gevormd steekt dus, 3302049 t * - 14 - in de naar buiten geschoven stand van het deksel, uit voorbij de binnenrand van opening 64, zowel in de gesloten stand van de af-gifteklep (getrokken lijnen) als in de open stand van de afgifte-klep (streep-stippellijnen). Klep 65 staat vanzelf onder veerspanning 5 zodat hij terugkeert naar een ruststand waarbij zowel de afgifte klep als de beluchtingsklep gesloten is onder de resterende voor-spanningskracht bij 57 en 54 (of bij 76). Binnen het kader van de uitvinding kunnen afgifteklepzittingen worden gevormd bij 45 en/ of 76.

10 De extra belasting bij 45, die uitgeoefend wordt door de deksel kroon 59 die aanligt tegen ribbe 69 in de naar beneden gedrukte stand van fig. 6 (getrokken lijnen) voorkomt het onbedoeld openen van de afgiftedoorgang. Het ringdeel 55 is een geheel met de sluit-dop, waarbij denaar beneden gerichte wand 62 aan het deksel er af-15 dichtend tegenaan ligt tussen een naar binnen en een naar buiten geschoven stand van het deksel.

De werking is in wezen het zelfde als van inrichting 10B.

Wanneer de verpakking wordt gebruikt met de hartlijn van de dop in een andere dan een verticale stand, moet worden voorkomen dat even-20 tueel produkt dat achterblijft op een buitenrand of -vlak van de afgiftepoort aan het einde van een tijd van afgeven, druipt of stroomt naar de beluchtingskamer 53 waar het verstopping door opgedroogd produkt zou kunnen veroorzaken en beluchting zou kunnen storen. Dit wordt bereikt door, evenals in fig. 5, de klepafgifte-25 poort zo te plaatsen dat hij in zijn meest binnenste stand buiten de buitenste stand van opening 64 ligt in het deksel waar door hij wordt omgeven. Zo is zekergesteld dat eventuele druppels van het produkt aan de afgiftepoort 68, of te langzaam inknijpen van de fles, niet tot gevolg zullen hebben dat het produkt terugloopt 30 naar de beluchtingsholte v® het deksel. Evenals in fig. 5 kan dit worden versterkt door de aanwezigheid van een lip of kraal 71 om 8302049 * * - 15 - de buitenzijde van flens ‘67 die op soortgelijke wijze werkt als een druppelvrij mondstuk.

Voorbeelden van verschillende vormen van klephelften 48a tot 48f zijn weergegeven in fig. 7. Diafragmakleppen 31 en 65 kunnen 5 dienovereenkomstig worden gevormd, 'en binnen het kader van de uitvinding zijn nog andere vormen mogelijk.

Uit het voorgaande blijkt dat de klepfuncties in elk van de beschreven uitvoeringen van de afgifteinrichting gescheiden zijn en in één richting werken zowel tijdens het afgeven als tijdens het 10 beluchten, waardoor openen van de klep in slechts één richting mogelijk is en positieve sluiting van de klep tegen de bijbehorende klepzitting in de tegengestelde richting, op dezelfde wijze als bij een terugslagklep. Elke diafragmaklep heeft de vorm van een verende tussenring die onder voorspanning staat, en die noch aan het 15 deksel, noch aan de sluit dop is bevestigd, waaraan geen eisen worden gesteld wat betreft toepassing omdat er geen bevestigingen zijn, en die niet in enige richting wordt gerekt maar los opgenomen is tussen het deksel en de dop, of tussen de dop en een ringdeel daarop waardoor tegengestelde krachten in axiale richting worden uit-20 geoefend die .werkzaam zijn aan de binnenste diameter, of daar dichtbij, en aan de buitenste diameter van het kleporgaan. Zowel de bin-nendiameter als de buitendiameter van de diafragmaklep zijn dus vrij van radiale passingseisen ten opzichte van het zij het deksel, hetzij de sluitdop, zodat slechts axiale samendrukking overblijft 25 aan de rand van de klep en aan de centrale opening in de klep of aan een klepgedeelte dat daar dichtbij ligt, als krachten die, vóór het gebruik, op de klep werkzaam zijn. Zo functioneert de klep zuiver door buiging en kan hij verschillende waarden van de voorspanning opvangen door verschillende toepassingen. Omdat er geen radiale 30 spanning op de klep staat, worden aan de binnenste diameter en de buitenste diameter uitgeoefende krachten opgevangen door elastische 8302049 - 16 - vervorming van de twee thorusvormige oppervlakken die continu zijn en in tegengestelde richting gekromd. Deze vorm is belangrijk om buiging van rollend type mogelijk te maken naar aanleiding van drukverschillen over het kleporgaan, in de ene richting naar de 5 buitenrand, en in tegengestelde richting naar de centrale opening. Deze klepfunctie is dus onafhankelijk van een centrale stang of een ander centraal deel, alleen afhankelijk van een geschikte klep-zitting. Het gehele gedeelte van zowel het deksel als de sluitdop hangt dus uitsluitend samen met een afzonderlijke draaiende klep 10 in een uitvoeringsvorm met het oog op vervoer en opslag, zonder op enigerlei wijze samen te werken met de diafragmaklep. In andere uitvoeringen is het deksel verschuifbaar tussen een sluitstand en een stand voor gebruik. Door het einde van de klep aan de afgifte-poort te verlengen tot in de omgevende dekselopening wordt voorkomen 15 dat produkt de beluchtingskamer onder het deksel binnenkomt. Volgens een andere maatregel van de uitvinding zal, wanneer de afgifte wordt beëindigd, de afvoerpoort automatisch sluiten over een knop zodat de poort wordt schoongemaakt om verstopping met opgedroogd produkt te voorkomen en de afvoerpoort weer af te dichten tegen onbedoelde 20 afgifte.

Overigens kan een grotere maat van de opening in het deksel waarin de klep loopt afdichtend worden gesloten, met het oog op vervoer en opslag, door een met de hand te verwijderen kleefstrook.

Uiteraard kunnen in het licht van het bovenstaande talrijke 25 wijzigingen en variaties op de uitvinding worden toegepast. Zo kan bij voorbeeld de centrale poort 30 in het deksel worden gesloten en kunnen een of meer afvoerpoorten worden gevormd in de buitenwand van het deksel om een excentrische afvoerstroom tot stand te brengen. Boringen 19 in wand 18 kunnen daarom achterwege blijven 30 en in plaats daarvan kan een centrale boring worden gemaakt in wand 18. Dit zou een omgekeerde diafragmaklep vereisen, waarvan 8302049 fï t - - 17 - de binnenste diameter benedenstrooms ligt van de buitenste diameter, terwijl de klepvlakken aan de binnen- respectievelijk buitenomtrek aanliggen tegen vlakke ringvormige zittingen aan het deksel en aan de sluitdop, alles binnen het kader van de uitvinding.

8302049

Claims (17)

1. Afgifte-inrichting, bestemd om fluïdumdicht te worden geplaatst op de uitlaatopening van e'en knijpfles die een af te geven produkt bevat, met het kenmerk, dat de inrichting omvat: 5 een gecombineerde afgifte- en beluchtingsdoorgang voor het fluïdum die een verbinding tot stand brengt tussen de atmosfeer en het inwendige van de knijpfles, dat de inrichting een paar tegenover elkaar liggende, ringvormige klepzittingen omvat met verschillende diameter, 10 en dat de inrichting een ringvormige verende diafragmaklep bevat die zich uitstrekt in de fluïdumdoorgang, welke klep niet aan de inrichting is bevestigd en normaal axiaal samengedrukt wordt tegen de beide klepzittingen om de doorgang af te sluiten bij gelijkheid van druk aan weerszijden van de klep, en waarbij hij wordt 15 verbogen tot een open stand voor afgifte waarin de klep los is van een van de klepzittingen wanneer de druk binnen de fles groter is dan de atmosferische druk, en waarbij hij wordt verbogen tot een open stand voor beluchting waarin de klep los is van de andere klepzitting wanneer de druk in de fles teruggebracht wordt beneden 20 de atmosferische druk.

2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat deze voorzien is van een sluitdop waaraan een klepzitting is gevormd, en een op de dop aangebracht deksel, terwijl de andere van de beide klepzittingen gevormd is of wel aan het deksel of wel 25 aan de sluiting, en waarbij de doorgang wordt gevormd door boringen in de dop en het deksel.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de dop en het deksel ten opzichte van elkaar draaibaar zijn, terwijl moffen aan de dop en het deksel naar elkaar toe zijn ge- 30 richt en schuivend in elkaar steken, waarbij de boringen gevormd 8302049 ‘ τ - - 19 - worden door uitsnijdingen in de moffen die tegenover elkaar en niet tegenover elkaar kunnen worden gebracht bij relatieve draaibeweging om de doorgang te openen respectievelijk te sluiten.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het ken- 5 merk, dat de boring in het deksel coaxiaal met de ene klepzitting en een grotere maat heeft ten opzichte daarvan, terwijl de klep erin ligt om de waarde van de open stand voor afgifte te beperken waarbij een beluchtingskamer gevormd is tussen het deksel en de klep, in verbinding met de boring in het deksel, waardoor de klep 10 voorkomt dat eventueel produkt de beluchtingskamer binnentreedt tijdens afgifte van het produkt, en waarbij produkt uit de opening in het deksel wordt verwijderd door de klep tijdens het sluiten na afgifte.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het k e n - 15 merk, dat de andere klep gevormd is aan het deksel.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat door een verwijderbare afdichtingsstrook de opening in het deksel wordt bedekt in een toestand van niet-gebruik tijdens vervoer en opslag.

7. Inrichting volgens conclusie 4, met het ken merk, dat het deksel axiaal verplaatsbaar is ten opzichte van de dop tot in een vervoers-opslagstand waarin het deksel tegen de klep aanligt.

8. Inrichting volgens conclusie 4 of 7, met het 25 kenmerk, dat deze verder voorzien is van middelen aan de dop waardoor de andere klepzitting wordt gevormd.

9. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 5, m e t het kenmerk, dat de diafragmaklep bestaat uit een buigzaam deel in de vorm van een veerring met twee thorusvormige oppervlakte- 30 contouren die op elkaar aansluiten en in tegengestelde richting gekromd zijn, waarbij het buigzame orgaan klepvlakken aan weers 8302049 I 1 ' - 20 - zijden heeft, welke klepvlakken respectievelijk tot aanligging kunnen komen tegen de klepzitting.

10. Afgifte-inrichting voor een knijpfles, met het kenmerk, dat deze omvat: 5 een sluitdop die fluïdumdicht op de hals van de fles kan worden geplaatst; een deksel dat op de dop kan worden geplaatst; middelen die een gecombineerde doorgang vormen voor afgifte van het produkt en voor beluchting in de dop en in het deksel, 10 en die zich uitstrekken vanaf het inwendige van de dop en buiten het deksel; een paar tegenover elkaar liggende, ringvormige klepzittingen met verschillende diameter die binnenwaarts respectievelijk buitenwaarts van de doorgang zijn gelegen, en 15 een verend, ringvormig klepdeel dat zich in de doorgang uit strekt, welk deel niet aan het deksel of de dop is bevestigd en normaal axiaal samengedrukt wordt in een gesloten kiepstand tegen de klepzittingen bij gelijkheid van druk aan weerszijden daarvan, terwijl het deel van slechts een van de klepzittingen los komt in 20 een open stand voor afgifte van produkt bij toename van de druk aan een binnenzijde daarvan die groter is dan de atmosferische druk, en waarbij het deel alleen van de andere klepzitting loskomt in een open stand voor beluchting bij afname van de druk aan die binnenzijde beneden de atmosferische druk. 25 Π. Inrichting volgens conclusie 10, met het ken merk, dat de klepzittingen in axiale richting ten opzichte van de dop op onderlinge afstand liggen, waarbij de ene klepzitting zich aan de dop bevindt en de andere of wel aan de dop of wel aan het deksel.

12. Inrichting volgens conclusie 10, met het ken - merk, dat de dop en het deksel voorzien zijn van in elkaar schui- 8302049 - 21 - vende moffen die naar elkaar toe lopen, terwijl de doorgang wordt gevormd door openingen in de dop en in het deksel, welke openingen bestaan uit uitsnijdingen in de moffen, en waarbij het deksel ten opzichte van de dop relatief draaibaar is om de uitsnijdingen tegen-5 over elkaar en niet tegenover elkaar te leggen om de doorgang te openen respectievelijk te sluiten bij relatieve draaibeweging.

13. Inrichting volgens conclusie 11, met het ken -merk, dat de doorgang wordt gevormd door ten minste een opening in de top en een centrale opening in het deksel, terwijl de 10 klep zich tot in de centrale opening uitstrekt minstens tot voorbij een binnenrand daarvan wanneer hij zich in de gesloten stand bevindt, terwijl de centrale opening zodanige afmetingen heeft dat er een ringvormige tussenruimte om de klep ontstaat in een af-giftestand, waarbij de klep, los van de zitting, uitsteekt tot in 15 de centrale opening voorbij de genoemde binnenrand ervan in de afgiftestand, en waarbij de beluchtingskamer wordt gevormd tussen het deksel en de klep, waarbij zowel in de gesloten kiepstand als in afgiftestand wordt voorkomen dat eventueel produkt de beluchtingskamer binnentreedt, en waarbij de klep tijdens het sluiten na 20 afgifte eventueel produkt uit de centrale opening verwijdert.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de andere klepzitting zich aan het deksel bevindt.

15. Inrichting volgens conclusie 13, met het 25 kenmerk, dat middelen aan de dop de andere klepzitting vormen.

16. Inrichting volgens conclusie 15, m e t het kenmerk, dat het deksel axiaal verpladsbaar is ten opzichte van het deksel tussen de afgiftestand en een naar beneden gedrukte 30 stand van de klep waarin hij niet wordt gebruikt tijdens vervoer en opslag, waarbij het deksel tegen de klep aan ligt die zich in 8302049 V - 22 - de genoemde stand van niet-gebruik tegen de ene klepzitting bevindt.

17. Inrichting volgens conclusie 10 of 13, m e t het kenmerk, dat het deel wordt gevoimd door een veerring met 5 een paar torusvormige oppervlaktecontouren die op elkaar aansluiten en in tegengestelde richting gekromd zijn, waarbij de veerring ringvoimige klepvlakken heeft aan de binnenzijde en aan de buitenzijde, welke klepvlakken tot aanligging kunnen komen tegen de klepzittingen.

18. Inrichting volgens conclusie 15, m e t het kenmerk, dat samenwerkende begrenzingsaanslagen aanwezig zijn aan het deksel en de dop om de relatieve beweging van het deksel naar de afgiftestand te begrenzen. 8302049