NL8203236A - Silage waggon. - Google Patents
Silage waggon. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8203236A NL8203236A NL8203236A NL8203236A NL8203236A NL 8203236 A NL8203236 A NL 8203236A NL 8203236 A NL8203236 A NL 8203236A NL 8203236 A NL8203236 A NL 8203236A NL 8203236 A NL8203236 A NL 8203236A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- silage
- cutting machine
- machine according
- knife
- silage cutting
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D87/00—Loaders for hay or like field crops
- A01D87/12—Loaders for sheaves, stacks or bales
- A01D87/127—Apparatus for handling, loading or unrolling round bales
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D90/00—Vehicles for carrying harvested crops with means for selfloading or unloading
- A01D90/10—Unloading means
- A01D90/105—Automatic side-emptying forage wagons
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01F—PROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
- A01F25/00—Storing agricultural or horticultural produce; Hanging-up harvested fruit
- A01F25/16—Arrangements in forage silos
- A01F25/20—Unloading arrangements
- A01F25/2027—Unloading arrangements for trench silos
- A01F25/2036—Cutting or handling arrangements for silage blocks
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D87/00—Loaders for hay or like field crops
- A01D87/12—Loaders for sheaves, stacks or bales
- A01D87/127—Apparatus for handling, loading or unrolling round bales
- A01D2087/128—Devices for unrolling or breaking round bales
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Threshing Machine Elements (AREA)
- Soil Working Implements (AREA)
- Agricultural Machines (AREA)
Description
fe'· Μ * - - J
1 ψ.
C. van der Lely N.V., Weverskade 10, Maasland.
"Silage Waggon"
De uitvinding heeft betrekking op een machine voor het afsnijden van kuilvoer met ten minste één mes.
Bij het toepassen van messen bij het snijden van kuilvoer blijkt dat relatief grote krachten nodig zijn 5 om het més door het kuilvoer te bewegen. Deze kracht wordt door middel van een hydraulische cylinder met relatief grote diameter opgebracht, waarbij de snijlengte van het mes desondanks beperkt is.
Volgens de uitvinding wordt dit nadeel daar-0 10 door ondervangen dat de machine middelen omvat om het mes in een trillende beweging te brengen. Op deze wijze kan worden bereikt dat minder drukkracht vereist is om het mes door het kuilvoer te bewegen.
De uitvinding zal nader worden uiteengezet 15 aan de hand van de volgende figuren.
Figuur 1 is een zijaanzicht van een aan een trekker bevestigde machine volgens de uitvinding in een stand waarbij de machine een hoger gelegen deel van het kuilvoer snijdt.
20 Figuur 2 is een bovenaanzicht van *de machine volgens figuur 1. .
Figuur 3 is een achteraanzicht op vergrote schaal van de machine volgens de pijl III in figuur 1.
Figuur 4 is een doorsnede volgens de lijnen 25 IV - IV in figuur 3 van een mesconstructie.
Figuur 5 is een aanzicht volgens de pijl V
in figuur 4.
Figuur 6 is een aanzicht volgens de pijl VI
in figuur 5.
30 Figuur 7 is een aanzicht van een construct!e- deel van de machine aan één zijkant ervan en ter hoogte van de pijl VII in figuur 1.
Figuur 8 is een aanzicht volgens de pijl VIII
in figuur 7.
35 Figuur 9 is een bovenaanzicht volgens de pijl IX in figuur 8.
8203236 % - 2 - * f
Figuur 10 is een zijaanzicht van de machine tijdens het werken in een laag gelegen gedeelte van het kuilvoer.
Figuur 11 is een zijaanzicht van de machine 5 in een enigszins gewijzigde uitvoeringsvorm, waarin de machine tevens geschikt voor het laden en transporteren van gewas is*
Zoals uit fig. 1 blijkt bezit de machine, die zowel geschikt is als kuilvoersnijder, het verhaspelen van 10 het gesneden kuilvoerblok in kleine stukken, het lossen van het kuilvoer uit de machine en als gewas-transportwagen, een gestel 1, dat althans in de in fig. 1 getekende werkstand en in aangekoppelde toestand aan een de machine voortbewegende trekker, gerekend in de richting A neerwaarts hellend 15 is opgesteld. Het gestel 1 bestaat uit een in bovenaanzicht rechthoekig raamwerk van bijvoorbeeld kokervormige stalen balken en wel langsbalken 2, onderling verbonden door een horizontale, dwars op de richting A gelegen voorste balk 2A en een achterste dwarsbalk 3 (fig. 1 en 3), In het midden 20 van de lengte van de voorste dwarsbalk 2 is aan het gestel 1 een in de richting A uitstekende trekarm 4 vastgelast, die aan zijn voorste uiteinde voorzien is van een trekoog door middel waarvan de machine aan een .trekhaak van de trekker kan worden gekoppeld. In de fig. 1 en 2 zijn achterwielen 5 25 van de trekker zichtbaar.
Zoals in de fig. 1, 2 en 3 is getekend, wordt het gestel 1 aan weerszijden van de machine ondersteund door een loopwiel 6 dat aan een buitenste uiteinde van de achterste dwarsbalk 3 is bevestigd. De beide een wielstel vormende 30 loopwielen 6. steken, gezien in bovenaanzicht, buiten de nader te bespreken bovenbouw van de machine uit. Aan elk uiteinde van de achterste dwarsbalk 3 is een leger 7 bevestigd waarom een wielsteun 8 verzwenkbaar is. De wielsteun 8 is door middel van het bijbehorende leger 7 verzwenkbaar om 35 een dwars op de richting A gelegen zwehkas en strekt zich, afhankelijk van de gewenste stand, vanaf het leger 7 in neerwaartse en/of voorwaartse of achterwaartse richting uit.
8203236 ιιρ : * /6 * .Η;·· : .--- - 3 -
De wielaa van het loopwiel 6 is aan het uiteinde van de wieist eun 8 bevestigd dat van het leger 7 Af is gelegen. Zoals uit fig. 1 blijkt, bezit elke wielsteun 8 een ongeveer driehoekige vorm waarbij het leger 7 in de bovenste van de hoek-5 punten van de wielsteun is bevestigd en de wielas in (in de stand volgens fig. 1) de voorste van de beide andere hoekpunten, 'gerekend ten opzichte van de richting A. In de achterste van de beide, van het leger 7 Af gelegen, hoekpunten is het uiteinde van een zuigerstang van een hydraulische 10 cylinder 9 verzwehkbaar bevestigd en het einde van de cylinder zelf is ongeveer halverwege de afstand tussen de dwarsbalken 2A en 3 tegen de onderzijde van de langsgestelbalk 2 zwehkbaar aangebracht. Door het bekrachtigen van de aan weerszijden van de machine gelegen hydraulische cylinders 9 15 kan de wielas van elk loopwiel 6 om de bijbehorende leger 7 worden verzwenkt.
Op de bovenzijde van het gestel 1 is een vaste opbouw 10 bevestigd, die op de bovenzijde van de langsbalk 2 bevestigde, verticale, in de rijrichting A gele-20 gen en symmetrisch ten opzichte van het verticale langs- symme trie vlak van de machine opgestelde plaatwanden 11 omvat, die de zijwanden van de opböuw 10 vormen, alsmede een op de bovenzijde van de dwarsbalk 2A aangebrachte voorwand 12, die op afstand boven het gestel 1 schuin opwaarts en achterwaarts 25 af buigt en vervolgens aan de bovenzijde van de opbouw 10 over een korte afstand horizontaal is afgebogen in de vorm van bovenwand 13. Gerekend vanaf het verticale gedeelte van de voorwand 12 is de achterrand van de bovenwand 13 op een afstand achter dit verticale deel gelegen, die ongeveer 35 A 30 40$ is van de in de richting A gemeten lengte van de langs balk en 2 van het gestel 1. De zijwanden 11 worden aan hun voorzijde en bovenzijde begrensd door in zijaanzicht langs de voorwand 12 en bovenwand 13 gelegen randbalken 14 en 15, zoals in fig. 1 is aangegeven. In de stand volgens fig. 1 is 35 de bovenwand 13 evenals de bovenste randbalk van elk der zijwanden 11 ongeveer horizontaal opgesteld. De randbalk 15 strekt zich achter de achterrand van de bovenwand 13 in ongeveer horizontale richting in achterwaartse richting uit, 8203236 - 4 -
* I
tot op een afstand achter het verticale vlak door de hartlijn van de achterste dwarsbalk 3, die gelijk is aan ongeveer 55 60$ van. de in de richting A gemeten lengte van het gestel 1. Nabij de achterste dwarsbalk 3 is elke zij-5 plaat 11 bevestigd aan een in fig. 1 ongeveer verticaal opgestelde randbalk 16, die aan zijn bovenzijde aan de horizontale balk 15 is bevestigd. De balken 14 en 16 zijn met hun ondereinden op de bovenzijden van de langsbalken 2 van het gestel 1 gelast. De balken 14» 15 en 16 zijn aan de 10 buitenzijde van de bijbehorende plaatvormige zijwand 11 aangebracht, zodat de ruimte gelegen tussen de beide platen 11, aan de voorzijde begrensd door de plaat 12 en aan de voor- en bovenzijde begrensd door de plaat 13, door gladde wanden zonder uitsteeksels wordt begrensd. Aan elk der zij-15 kanten van de opbouw 10 wordt de plaat 11 achter de ópstaande balk 16 voortgezet door een plaatvormige wand 17» die met de daaraan aansluitende plaat 11 in één vlak ligt en eveneens aan de balk 16 en aan het gedeelte van de balk 15 is bevestigd dat achter de balk 16 is gelegen. De plaat 17 20 is rechthoekig van vorm en eindigt aan zijn achterzijde ter hoogte van het achterste einde van de balk 15 en aan de onderkant ter hoogte van de bovenzijde van de dwarsbalk 3·
Op de plaat 17 zijn een aantal onderling evenwijdige, op afstand van elkaar gelegen verst!·jvingsribben 18 aangebracht, 25 die evenwijdig aan de balk 15 zijn opgesteld en, gerekend loodrecht op het vlak van de bijbehorende plaat 17, een geringe hoogte hebben en in de richting van hun achterste uiteinde puntig toelopen.
Aan elke zijkant van de opbouw 10 is aan de 30 buitenkant van de plaat 11 een balkvormige drager 19 aangebracht, waarvan de onderzijde bevestigd is op de bovenzijde van de langsbalk 2 van het gestel 1 en waarvan de bovenzijde is bevestigd tegen de onderzijde van de randbalk 15, ter plaatse van de achterrand van de bovenwand 13. De beide dra-35 gers 19 zijn, gerekend van beneden naar boven en ten opzichte van de richting A, schuin opwaarts en voorwaarts gericht en sluiten met een dwars op de richting A gelegen verticaal vlak een hoek in van ongeveer 20°. Aan elk der beide aan 8203236 . . ' · * i iSR' v : . ^ Λ- V ' .
- 5 - weerszijden van de opbouw 10 gelegen dragers 19 is op plaatsen tussen de uiteinden van dë drager in een tweetal op afstand van elkaar gelegen steunen 20 en 21 aangebracht, die vanaf de bijbehorende drager 19» gerekend ten opzichte van 5 de richting A in voorwaartse richting uitsteken. De beide steunen 20 van de beide aan weerszijden van de op bouw 10 gelegen drager 19, legeren een horizontale, dwars op de richting A gelegen draaiingsas van een verdeel- of haksel-wals 22, die tussen de aan weerszijden van de opbouw 10 10 gelegen zijwanden 11 is gelegen. De verdeelwals 22 omvat een aantal messen of schrapers, die aan de draaiingsas zijn bevestigd en gelijkmatig over de lengterichting van de draaiingsas zijn verdeeld. Aan de beide aan weerszijden van de opbouw 10 gelegen steunen 21 is een verdeelwals 23 15 gelegerd, die op dezelfde wijze is uitgevoerd als de erboven gelegen verdeelwals 22. Een vlak door de hartlijnen van de draaiingsassen van de verdeelwalsen 22 en 23 is evenwijdig gelegen aan lengterichtingen van de beide dragers 19.
Zoals uit de figuren 1 en 2 blijkt, is ter 20 hoogte van het gestel 1 en ter hoogte van het midden van de voorste dwarsbalk 2A een tandwieloverbrenging 24 aangebracht in de vozm van twee conische tandwielen, die een ingaande as bezit welke in de richting A uitsteekt en koppelbaar is met een tussenas 25 die aangesloten kan worden op de aftak-25 as van de trekker. Een uitgaande as 26 van de tandwieloverbrenging 24 is loodrecht op het verticale langssymmetrievlak van de machine gericht en drijft een tandwielkast 27 aan, die op een onderste en voorste hoekpunt van de opbouw 10 ter hoogte van de bovenzijde van het gestel 1 is opgesteld 30 en die eveneens is voorzien van twee conische tandwielen.
Een uitgaande as 28 van de tandwielkast 27 is vanaf deze kast horizontaal en achterwaarts gericht en drijft een volgende tandwielkast 29 aan. die - gezien in zijaanzicht (fig. 1) - recht onder de draaiingsas van de onderste ver-35 deelwals 23 is opgesteld en aan de buitenzijde van de op-bouw 10 is aangebracht. De tandwielkast 29 is eveneens van twee conische tandwielen voorzien en de uitgaande as van de kast 29 is horizontaal en loodrecht op het verticale symmetrievlak van de machine opgesteld en draagt een ketting- 8203236 - 6 - « * wiel dat door middel van een ketting 30 een kettingwiel aandrijft dat op een buitenste uiteinde van de draaiingsas van de verdeelwals 23 is bevestigd. De aandrijving van de verdeel-wals 23 is zodanig, dat door middel van de tandwielkasten 24» 5 27 en 29 en door middel van de kettingoverbrenging een ver traging van de aandrijving van de verdeelwals 23 wordt bereikt ten opzichte van de omwentelingssnelheid van de tussen-as 25. De verdeelwals 23 is door middel van een ketting 31 en een op de draaiingsas van de verdeelwals 22 aangebracht 10 kettingwiel gekoppeld met deze bovenste verdeelwals. De aan- drijvingsrichting is zodanig dat de verdeelwalsen 22 en 23 » gerekend ten opzichte van de richting A aan hun bovenzijden naar voren bewegen en gezien in fig. 1 tegen de wijzers van de klok in draaien volgens de pijlen B.
15 De uitgaande as 28 van de tandwielkast 27 vormt tevens een aandrijfas van een schakelkast 32, die een uitgaande as 33 bezit. Op niet-getekende wijze kan de schakelkast 32 zodanig worden geschakeld dat de uitgaande as 33 in verschillende draairichtingen kan worden aangedreven. De 20 uitgaande as 33 vormt één geheel met de draaiingsas van een rol 34. De hartlijn van de rol 34 en die van de uitgaande as 33 is in de in fig. 1 getekende stand ongeveer horizontaal en evenwijdig aan het verticale langssymmetrievlak van de machine gericht. De rol 34 is, gezien in bovenaanzicht (-fig.
25 2), op enige afstand buiten het nabijliggende zijvlak van de opbouw 10 gelegen en wordt aan weerszijden ondersteund door de steunen 35 die aan de bovenzijde van het gestel 1 zijn bevestigd. Aan de andere kant van de opbouw 10 is op spiegelbeeldige wijze een niet-aangedreven rol 36 opgesteld,
30 waarvan de draaiingsas evenwijdig aan die van de rol 34 is gericht en die door middel van steunen 37 op het gestel afsteunt. Om de beide rollen 34 en 36 ia een band 38 geslagen, die dwars op de richting A door de ruimte binnen de zijwanden 11 loopt. Gerekend ten opzichte van de richting A is 35 de achterzijde van de band 38 ongeveer recht onder de achterzijde van de bovenwand 13 gelegen. Teneinde deze band-opstelling mogelijk te maken is in de beide zijwanden een rechthoekig gat 39 aangebracht, waarvan de in de richting A
8203236 irtV'' \ - 7 - v 4 gemeten lengte iets groter is. dan de "breedte van de "band 38 en waarvan de hoogte, gezien in zijaanzicht volgens fig. 1, ongeveer tot de onderzijde van de bovenste verdeelwals 22 reikt. De onderzijde van elk der gaten 39 wordt gevormd door 5 de bovenzijde van de nabijgelegen langsbalk 2. Ten gevolge van de hiervoor beschreven aandrijving van de rol 34 is het door bediening van de schakelkast 32 mogelijk om het bovenpart van de band 38 in twee verschillende richtingen dwars . op de richting A aan te drijven.
10 Aan beide buitenzijden van de opbouw 10 is een parallelogramvormig stangenstelsel aangebracht, waarvan in fig. 1 een stangenstelsel zichtbaar is. Dit stangenstelsel omvat een tweetal stangen 40 en 41, die aan hun onderzijden elk schamierbaar zijn om horizontale, loodrecht op het verticale 15 symmetrievlak van de machine gelegen zwenkassen 42 resp. 43·
De overeenkomstige zwenkassen van het aan de andere zijde van de opbouw 10 gelegen stangenstelsel liggen in het verlengde van de zwenkassen van het in fig. 1 zichtbare stangenstelsel. De zwenkassen 42 en 43 liggen, in de stand vol-20 gens fig. 1, evenwijdig aan een ongeveer horizontaal vlak.
De zwenkas 42 is ter hoogte van het ondereinde van de drager 19 aangebracht. De zwenkas 43 is op een afstand achter de zwenkas 42 aangebracht, die ongeveer gelijk is aan ongeveer 2Ofo van de hoogte van de opbouw 10. De stangen 40 en 41 zijn 25 aan hun bovenzijden voorzien van zwenkassen 44 en 45, die eveneens ongeveer evenwijdig aan een horizontaal vlak zijn gelegen en gelegerd zijn in de onderzijde van een driehoekige steunplaat 46, die zich vanaf de zwenkassen 44 en 45 opwaarts uitstrekt. Aan de andere zijde van de opbouw 10 is een iden-30 tieke steunplaat aan de bovenzijde van het aldaar gelegen stangenstelsel aangebracht en spiegelbeeldig opgesteld ten opzichte van het verticale langssymmetrievlak van de machine. Nabij d*e bovenzijde van elke steunplaat 46 zijn een tweetal zwenkassen 47 en 48 aangebracht, die horizontaal en ongeveer 35 evenwijdig aan een verticaal vlak zijn gelegen dat loodrecht op het symmetrievlak van de machine is gericht. Om de zwenk— assen 47 en 48 zijn stangen 49 en 50 zwenkbaar gelegerd, die zich vanaf de zwenkassen 47 en 46 ten opzichte van de rich- 8203236 - 8 - ting A achterwaarts uitstrekken en waarvan de lengte ongeveer gelijk is aan de afstand van de balk 16 tot de achterzijde van de machine. De achterste einden van de stangen 49 en 50 zijn om evenwijdig aan de zwenkassen 47 en 48 gerichte zwenk-5 assen 51 en 52 verzwenkbaar bevestigd aan een schotvormig verplaatsings- en snijorgaan 53» dat zich tussen de aan weerszijden van de opbouw gelegen wanden 11 en 17 en hun verlengden uitstrekt en ongeveer verticaal en evenwijdig aan een loodrecht op het verticale langssymmetrievlak van de machine gele-10 gen vlak is gelegen. Het parallelogramvormige stangenstelsel 47 - 52 wordt aan de, andere zijde van de opbouw 10 op analoge wijze door een identiek parallelogramvormig stangenstelsel ondersteund. De aan weerszijden van het verticale langs-. symmetrievlak van de machine gelegen steunplaten 48 zijn 15 onderling star verbonden door twee op afstand van elkaar opgestelde, boven elkaar gelegen pijpen 54.
De lengten van de stangen 40 en 41 (die op identieke wijze aan weerszijden buiten de opbouw 10 zijn opgesteld) hebben een zodanige lengte dat de onderzijden 20 van de driehoekige steunplaten 46 steeds boven de bovenrand van de randbalken 15 zijn gelegen. Zoals uit fig. 3 blijkt, zijn de steunplaten 46 dubbel uitgevoerd, waarbij elk paar stangen 49 en 50 tussen een paar platen 46 is gelegen. De binnenste plaat van elk paar steunplaten 46 is, gezien in 25 bovenaanzicht, binnen de ruimte tussen de zijwanden 11, 17 gelegen en is in neerwaartse richting verlengd door middel van een steun 55, die in hoogterichting gemeten ongeveer de helft van de hoogte van de steunplaten 46 bezit. Nabij het onderste einde van elke aan weerszijden van het verticale 30 langs symmetrievlak gelegen steun 55 is een opwaarts gerichte hydraulische cylinder 56 gelegerd. Het bovenste einde van de zuigerstang van deze hydraulische cylinder is op betrekkelijk korte afstand van de zwenkas 48 verzwenkbaar bevestigd aan de stang 50 van het parallelogramvormige stangen-35 stelsel 47 - 52.
Aan de achterzijde van de dwarsbalk 3 is aan beide einden van deze balk een opwaarts gerichte steun aangebracht, die voorzien is van een horizontale, dwars op het vertikale langssymmetrievlak van de machine gelegen zwenkas, 8203236 j§r * “* - 9 - waarom een hydraulische cylinder 57 verzwenkbaar is die vanaf de steun voorwaarts is gericht en waarvan het einde van de zuigerstang verzwenkbaar verbonden is met de stang 41 van het parallelogramvormige stelsel 40 - 45. De cylinder 57 is aan 5 weerszijden van de opbouw 10 aangebracht ter verzwenking van de aan beide zijden gelegen stangenstelsels 40 -'45· De zwenk-as waarmee de zuigerstang aan de stang 41 is bevestigd is op betrekkelijk korte afstand van de zwenkas 43 gelegen.
Op de bovenste randbalk 15 van de opbouw 10 10 is een aanslag 58 (fig. 1) aangebracht, die de beweging van het stangenstelsel 40 - 45 in achterwaartse richting beperkt.
De plaats van de aanslag 58 is zodanig dat het orgaan 53 zich in deze meest achterwaartse stand nabij een vertikaal, dwars op de rijrichting A gelegen vertikaal vlak bevindt dat tevens 15 het achteruiteinde van de opbouw 10 omvat. De aan weerszijden van de opbouw 10 aangebrachte aanslagen 58 kunnen afneembaar zijn uitgevoerd teneinde het mogelijk te maken dat het orgaan 53 nog in achterwaartse richting buiten de achterzijde van de op bouw 10 kan worden bewogen, in welk geval de 20 stangen 40 en 41 langer dienen te worden uitgevoerd· De, gerekend in de rijrichting A, meest voorwaartse stand van het stangenstelsel 40 - 45 is in fig. 1 met stippellijnen aangegeven en wordt bepaald doordat het orgaan 53 de achterzijde van de verdeelwals 23 raakt.
25 In fig. 11 is een alternatief uitvoeringsvoor- beeld getekend van het stangenstelsel 47 - 52. Hierbij is de stang 49 van dit stangenstelsel vervangen door een hydraulische cylinder 59» die verzwenkbaar is aangebracht tussen de zwenkassen 47 en 51· Op deze wijze wordt het mogelijk ge-30 maakt dat het orgaan 53 niet gebonden is aan een beweging evenwijdig aan zichzelf, maar - zoals fig. 11 toont - om de zwenkassen 51 en 52 kan worden verzwenkt in schuin neerwaartse en achterwaartse richting. *
Vanaf de bovenzijde van de dwarsbalk 3» strek-35 ken zich een rij stangen of pennen 60 in achterwaartse richting uit. De pennen 60 zijn alle op dezelfde afstand van een vlak gelegen dat evenwijdig aan de beide randbalken 15 ligt.
De achterste vrije uiteinden van de rij pennen 60 zijn puntig uitgevoerd.
8203236 * * - 10 -
In fig. 3 is de algemene optouw van het orgaan 53 zichtbaar. Het orgaan 53 wordt aan zijn bovenzijde begrensd door een horizontale, loodrecht op het verticale langs symmetrie vlak van de machine gelegen pijp 61, die aan 5 beide buitenste uiteinden star is bevestigd aan twee opwaarts gerichte randbalken 62 en 63. Het vlak tussen de randbalken 62 en 63 is tot aan de pijp 61 gesloten door middel van een plaat 64, die - gerekend in neerwaartse richting - tot nabij de onderzijde van het orgaan 53 reikt. Aan de plaat 64 10 is op symmetrische wijze ten opzichte van het verticale langssymmetrievlak van de opbouw 10 een U-vormig profiel 65 # bevestigd,'dat zich vanaf de pijp 61 tot aan de onderrand van de plaat 64 uitstrekt. Het profiel 65 is aan de - gerekend ten opzichte van de richting A - achterzijde van de 15 plaat 64 bevestigd. Nabij de pijp 61 is aan de voorzijde van de plaat 64 een hydraulische motor 66 ('aandrijf'baar met ongeveer 2000 omw. per min.) bevestigd, die symmetrisch is opgesteld ten opzichte van het verticale langssymmetrievlak van de machine. De naar achteren uitstekende uitgaande as 20 van de motor 66 is voorzien van een excenter door middel waarvan een zich vanaf de motor 66 neerwaarts uitstrekkende aandrijfstang 67 aandrijfbaar is. De lengte van de aandrijf-stang 67 bedraagt ongeveer 1 meter of meer. De stang 67 is binnen de opstaande benen van het .profiel 65 gelegen en-is 25 in de figuren 3 en 5 in de middenstand getekend.
Tegen de horizontale onderrand van de lijf-plaat van het profiel 65 is een zich horizontaal uitstrekkende steunstrip 68 gelast (fig. 5), waarop een tweetal op afstand van elkaar opgestelde, zich loodrecht op het vlak 30 van de plaat 64 uitstrekkende, cylindrische pennen 69 en 70 zijn vastgelast, die spiegelbeeldig ten opzichte van het verticale langssymmetrievlak van de opbouw 10 zijn opgesteld. Op het onderste uiteinde van de aandrijfstang 67 is een beugel 71 bevestigd, die zich in neerwaartse richting uitstrekt 35 en waarvan het onderste einde ten opzichte van het vlak waartegen het bovenste einde is bevestigd, is uitgebogen. Nabij de onderrand van dit uitgebogen gedeelte is aan de beugel 71 een pen 72 bevestigd, die - evenals de pennen 69 8203236 · · - ψ'' * - 11 - en 70 - loodrecht op het vlak van de plaat 64 is gericht. Het andere uiteinde van de pen 72 is vast in de lijfplaat van de aandrijfstang 67 bevestigd. Tussen de beugel 71 en het onderste deel van de lijfplaat van de aandrijfstang 67 5 is het boveneinde van een hefboom 73 alsmede het boveneinde van een aandrijf strip 74 gestoken, die beide verzwenkbaar zijn om de pen 72. De hefboom 73 is driehoekig van vorm, waarbij de pen 72 nabij het bovenste hoekpunt van de hefboom is gelegen; de pen 70 vormt een zwenkas van de hef-10 boom 73 die nabij een tweede hoekpunt ervan is opgesteld. Onder de pen 70 is in het derde hoekpunt van de hefboom 73 een pen 75 aangebracht ten opzichte waarvan de hefboom 73 verzwenkbaar is. De pen 75 is star bevestgid aan een langwerpig mes 76, waarvan de lengterichting zich loodrecht op 15 het verticale langssymmetrievlak van de machine uit strekt.
De om de pen 72 schamierbare aandrijf strip 74 is nabij zijn ondereinde voorzien van een pen 77, die is aangebracht nabij een hoekpunt van een plaatvormige hefboom 78, die door middel van deze pen 77 ten opzichte van 20 de strip 74 verzwenkbaar is. Aan de van het verticale langssymmetrievlak van de machine hf gelegen zijde van de hefboom 73 is deze hefboom nabij een bovenste hoekpunt ervan verzwenkbaar aangebracht om de in de steunstrip 68 aangebrachte pen 69. Het derde hoekpunt van de driehoekige hef-25 boom 78 dat onder het hoekpunt nabij de pen 69 is gelegen, is voorzien van een pen 79 waarom de hefboom 78 verzwenkbaar is. De pen 79 is bevestigd nabij het uiteinde van een mes 80 dat in het verlengde van het mes 76 is gelegen.
De messen 76 en 80 zijn langs hun onderrand 30 voorzien van een snijkant 81, die door een schuin opgesteld glad vlak zonder uitsteeksels wordt gevormd. De naar elkaar toegekeerde zijden van de messen 76 en 80 zijn op dezelfde wijze voorzien van snijkanten 82 die eveneens glad zijn uitgevoerd. De plaatvormige hefbomen 73 en 78 bezitten afge-35 schuinde randen in verband met een beweging van het kuilvoer langs deze hefbomen. De beide naast elkaar en in eikaars verlengde gelegen horizontale messen 76 en 80 bezitten op korte afstand van elkaar gelegen naar elkaar toegekeerde 8203236 * « - 12 - einden, die eveneens zijn voorzien van een snijkant 82.
Zoals uit fig. 3 blijkt, zijn de buitenste einden van de messen 76 en 80 door middel van opwaarts ge- · richte geleidingsstrippen 82 resp. 83 verzwenkbaar verbonden 5 met de onderste einden van de randbalken 62 en 63 waarbij het ondereinde van elke strip 82 resp. 83 door middel van een loodrecht op het mes gerichte zwenkas 84 verzwenkbaar verbonden is met het bijbehorende mes en met behulp van een evenwijdig aan de laatstgenoemde zwenkas gelegen zwenkas 85 10 verzwenkbaar verbonden met de randbalk 62 resp. 63.
Zoals uit het zijaanzicht in de fig. 1, 10 en 11 blijkt, is aan elk der beide verticale achtereinden van de opbouw 10 nabij het achtereinde van elk der plaatwanden 17 een mesconstructie aangebracht, die geheel overeenstemt 15 met de hiervoor besproken mesconstructie aan het ondereinde van het orgaan 53t maar die in een evenwijdig aan het verticale symmetrievlak van de opbouw 10 gelegen zijvlak van de opbouw zijn opgesteld. Hiertoe zijn nabij de balk 16 aan weerszijden van de opbouw 10 hydraulische motoren 86 aan-20 gebracht voor de aandrijving van deze· met verwijzingscijfers 87 en 88 aangeduide messen. De messen 87 en 88 bezitten derhalve snijkanten die ongeveer verticaal of opwaarts zijn gericht en heen- en weergaande, steeds onderling‘tegengesteld gerichte snij bewegingen uitv.oeren, evenwijdig aan-het 25 verticale langssymmetrievlak van de machine, terwijl de messen 76 en 80 van het orgaan 53 trillende snijbewegingen uitvoeren, evenwijdig aan een verticaal, loodrecht op het verticale langssymmetrievlak van de machine gelegen vlak (eveneens steeds onderling tegengesteld gerichte snijbewe-30 gingen).
Hierbij wordt opgemerkt dat de snijkanten 81 van de messen 76, 80, 87 en 88 vlakke en gladde oppervlakken bezitten; de snijkanten zelf zijn recht. De paren messen 76, 80 resp. 87, 88 zijn elk als één mes te beschouwen, waarvan 35 de mesdelen 76 en 80, resp. 87 en 88 in één vlak snijden.
Tegen de voorwand 12 is een naar voren gerichte steun 89 aangebracht, op het vooreinde waarvan een schakelkast 90 is bevestigd, door middel waarvan de bestuurder vanaf zijn zitplaats op de trekker de hydraulische cylinders en 8203236 -13 - T.....
• de hydraulische motoren kan bedienen· Deze hydraulische cylinders en motoren zijn door middel van niet-getekende leidingen aansluitbaar op het hydraulische systeem van de trekker.
Tijdens bedrijf wordt de machine, opgesteld in 5 een stand volgens fig. 1, achterwaarts, dus tegengesteld aan de richting A, tegen het kuilvoer aangereden dat met het ver-wijzingscijfer 91 is aangeduid. Hierbij bevinden de stangen 60 zich op een afstand boven de grond, die ongeveer gelijk of groter Is dan de diameter van de loopwielen 6. Het oΓΙΟ gaan 53 is hierbij door middel van de hydraulische cylinders 56 en 57 in zijn (gestippelde) hoogste en achterste stand gebracht, waarbij de onderzijde van het mes 76, 80 van het orgaan 53 zich boven de bovenkant van het kuilvoer bevindt.
Deze machine wordt vervolgens door de trekker achteruit in 15 het kuilvoer gedrukt, waarbij de puntige uiteinden van de stangen 60 in het kuilvoer dringen, terwijl de messen 87 en 88, die aangedreven worden door de aan weerszijden van de opbouw aangebrachte hydraulische motoren 86, een snel trillende, heen- en weergaande beweging uitvoeren, waarbij het 20 kuilvoer dus reeds vanaf het begin van het indringen in het voer aan beide verticale zijvlakken wordt losgesneden. De onderling tegengestelde beweging der mesdelen bewerktstelligt een gunstige uitbalancering van de mesconstructie als geheel.
. Het insnijden van de beide opwaarts gerichte 25 messen in het kuilvoer heeft het voordeel dat in deze snij-richting de benodigde energie en drukkracht geringer is dan indien van bovenaf een niet-trillend horizontaal mes in het voer wordt gedrukt. De tijd benodigd voor het insteken van de stangen 60 wordt benut om twee zijkanten van het uit te 30 snijden blok te snijden, zodat een aanzienlijke tijdwinst kan worden verkregen.
Zoals uit fig. 5 blijkt, zal door aandrijving van het excentriek van de hydraulische motor 66 resp.
86 het nabijgelegen einde van de aandrijfstang 67 een cir-35 keivormige beweging uitvoeren evenwijdig aan het vlak van de tekening in fig. 5. Het nabij de messen gelegen uiteinde van de aandrijfstang 67 zal, gezien in fig. 5, hierdoor een op- en neergaande en tevens heen- en weergaande beweging 8203236 - 14 - uitvoeren, geleid door de pen 70, die aan liet U-profiel 65 is bevestigd. De driehoekige hefboom 73 zal hierbij om de pen 70 heen-en-weer bewegen waardoor de pen 75 het mes 76 een beweging overdraagt, waarbij het mes heen- en weergaande een 5 deel van een cirkelboog beschrijft. Daar de aandrijfstrip 74 onafhankelijk van de hefboom 73 verzwenkbaar is om de pen 72, zal de aandrijfstrip 74 de hefboom 78 om de vaste pen 69 doen bewegen, waardoor de pen 79 het mes 80 eveneens een heen- en weergaande beweging langs een deel van een cirkelboog doet 10 beschrijven. De onderlinge beweging van de messen 76 en 80 is zodanig dat de messen gelijktijdig van elkaar af, resp. naar elkaar toe bewegen. De afstand tussen de naar elkaar toegekeerde snijkanten 82 is zodanig gekozen dat het voer ook tussen deze snijkanten in wordt gesneden.
15 De achterzijde van de opbouw 10 beweegt zich derhalve al snijdende in het kuilvoer totdat de loopwielen 6 tegen de voorzijde van het onderste deel van het kuilvoer stoten.
Hierna stelt de bestuurder de hydraulische 20 cylinder 56 in werking, waardoor het orgaan 53 van boven af in het kuilvoer gedrukt wordt waarbij de messen 76 en 80 door de hydraulische motor 66 worden aangedreven, analoog aan de in de zijvlakken opgestelde messen 87 en 88. Het orgaan 53 verplaatst zich evenwijdig aan zichzelf neerwaarts en be-25 schrijft hierbij in zijaanzicht enigszins een cirkelboog met een geringe koorde om de zwenkassen 47 en 48. De trillende messen 76 en 80 snijden het kuilvoer ongeveer langs een verticaal, loodrecht op het verticale langssymmetrievlak van de machine gelegen vlak uit, totdat de messen 76 en 80 de bo-30 venzijden van de achtereinden van pennen 60 heeft bereikt, in welke stand het snijvlak van het mes 76, 80 aan dat van de beide messen 87, 88 aansluit. Het kuilvoerblok is nu uitgesneden en bevindt zich in de laadruimte binnen de plaat-wanden 17 en het orgaan 53· De bestuurder kan hierna de 35 machine wegrijden naar de plaats waar het voer moet worden gelost. Door bediening van de hydraulische cylinder 57 wordt het stangenstelsel 40 - 45 in de richting A bewogen, waardoor het orgaan 53 het uitgesneden kuilvoerblok in deze richting in de laadruimte tussen de gladde wanden 11, 17 beweegt, 82ö 3 2 3 6 |Γ - 15 - totdat het voorste uiteinde van het blok in aanraking komt met de inmiddels aangedreven verdeelwalsen 22 en 23. Deze verdeelwalsen worden vanaf de af takas van de trekker en de tussenas 25 alsmede via de assen 26 en 28 en de kettingen 5 30 en 31 in de richting B aangedreven. De verdeelwalsen schrapen het kuilvoerhlok af en werpen de gehakselde delen tussen de walsen door en boven de bovenste wals 22 langs op de band 38. De bovenwand 13 verhindert hierbij dat gehakseld voer buiten de opbouw 10 geraakt. Op de plaats aangekomen 10 waar het kuilvoer moet worden gestort, bijvoorbeeld nabij de voergang van een stal, wordt door middel van de schakelkast 32 de dwarstranêporteur 38 aangedreven, zodat de afgesneden kuilvoerdelen naar wens aan de linker- of aan de rechterzijde buiten de machine kunnen worden gestort.
15 Het kuilvoer kan op analoge wijze aan de onderzijde van een kuil worden ontomen (fig. 10). Door bediening van de beide hydraulische cylinders 9 worden de loopwielen 6 door het intrekken van de zuigerstangen van deze cylinder ten opzichte van de richting A voorwaarts en 20 ten opzichte van de opbouw 10 opwaarts verzwenkt om de legers 7 totdat de achter- en onderrand van de opbouw de bodem raakt, waarbij een stand is bereikt waarin de einden van de stangen 60 over de bodem schrapend onder het voer kunnen worden gedrukt door achteruitrijden van de trekker. De 25 overige werkwijze is dezelfde als die welke hiervoor is beschreven. Het orgaan 53 is in fig. 10 in een middenstand getekend, waarbij de messen 76 en 80 van dit orgaan ongeveer halverwege in het kuilvoer zijn gedrongen. Tengevolge van de geringe boogvormige beweging die het orgaan 53 30 tijdens het snijden uitvoert, wordt de achterzijde van het uit te snijden blok van het resterende kuilvoer eveneens enigszins afgedrukt.
Tijdens de hiervoor beschreven werkwijze is vermeld dat, na het uitsnijden van het kuilvoerblok, het 35 orgaan 53 het blok in de richting Δ in de laadruimte van de opbouw 10 verplaatst, totdat het blok de walsen 22 en 23 raakt. Tijdens deze beweging, waarbij het orgaan 53 als verplaatsings-orgaan dienst doet, blijft het orgaan 53 ten opzichte van de opbouw 10 op dezelfde hoogte. Dit wordt bereikt doordat nabij 820 3 23 6 - 16 - de bovenzijden van de randbalken 62 en 63 en wel op een plaats tussen de zwehkassen 51 en 52 in, aan weerszijden van het orgaan een as 92 is aangebracht, waarvan de hartlijn zich loodrecht op het symmetrievlak van de machine uitstrekt, 5 waarbij deze assen 92 buiten de buitenzijden van. het orgaan 53 uitsteken. Aan de buitenste uiteinden van deze assen 92 zijn rollen 93 aangebracht, die vrij draaibaar om de assen 92 zijn gelegen (zie fig. 7-9). De beide bovenste horizontale randbalken 15 zijn uitgevoerd als U-profielen, waar-10 bij de lijfplaat van elk U-profiel aan de buitenzijde van de opbouw 10 is gelegen en verticaal is gericht, terwijl de beide lijfplaten van het U-profiel naar het verticale langs-symmetrievlak van de opbouw 10 zijn gericht. Nabij de achterste uiteinden van de beide randbalken 15 is een deel van 15 de bovenste lijfplaat uitgenomen over een lengte die iets groter is dan de diameter van de rol 93 (fig. 8 en 9). Het achtereinde van elk der beide randbalken 15 is afgesloten door een verticaal schot 94. Indien de achterste stang 41 van het stangenstelsel 40 - 45 ia ie achterste stand is ge-20 bracht, waarbij de achterzijde van het boveneinde van de stang 41 tegen de aanslag 58 kan rusten en het orgaan 53 door middel van het stangenstelsel 47-52 door middel van de hydraulische cylinders 56 neerwaarts wordt bewogen, is de dimensionering zodanig uitgevoerd, dat de rollen 93 juist 25 door de uitnemingen van de bovenste lijfplaten de achterzijden van de randbalken 15 bewegen en op de onderste lijfplaat komen te rusten. Indien nu door bediening van de hydraulische cylinder 57 ie stangenstelsels 40 - 45 naar voren worien bewogen, en de hydraulische cylinders 56 zoda-30 nig buiten werking worden gesteld, dat de hydraulische vloeistof vrij in en uit kan stromen, rollen de rollen 93 door de randbalken 15 voorwaarts tijdens het verschuiven van het uitgesneden kuilvoerblok in de richting A, waardoor de onderste begrenzing van het orgaan 53 op dezelfde hoogte 35 blijft. De balken 15 vormen dan een rechtgeleiding.
Tijdens het transport van het uitgesneden kuilvoerblok is de hoogte van de machine relatief gering doordat het orgaan 53 zich dan in zijn onderste stand (in 8203236 - 17 - de rechtgeleiding 15) bevindt en alleen de steunplaat 46 boven de opbouw 10 uitsteekt· deze hoogte, die aanmerkelijk geringer is dan de hoogte van de bovenzijde van het orgaan 53 in zijn vóór zijn snijbeweging ingenomen stand, is ge-5 schikt voor het passeren van staldeuren e.d.
In fig. 11 is een andere toepassingsmogelijkheid getekend van de hiervoor beschreven machine. Hierbij zijn, zoals hiervoor is genoemd, de beide bovenste stangen 49 vervangen door hydraulische cylinders 59. De toepassings-10 mogelijkheid in fig. 11 heeft betrekking op het laden van bijvoorbeeld een cylindervoimige baal gewas, zoals deze door 0 oprolpersen op het land worden achtergelaten. Evenals bij de laatstbeschreven werkwijze worden hierbij de loopwielen 6 door middel van de hydraulische cylinders 9 zodanig naar 15 voren gezwenkt dat het achter- en ondereinde van de opbouw 10 zich ter hoogte van de grond bevindt; door achteruitrijden van de machine wordt het achtereinde van de machine om de uiteinden van de gewasbaai gereden bij opgezwenkt orgaan 53. Dit opzwenken wordt bewerkstelligd door bediening van 20 de beide hydraulische cylinders 59 die het orgaan 53 in achterwaartse richting opwaarts verzwenken, zodanig dat de messen 76 en 80 resp. (indien het orgaan 53 bij deze toepassing geen mes 76, 80 omvat) de onderste begrenzing van het orgaan 53 hoger is gelegen dan de bovenkant van de te 25 laden baal. Door gelijktijdig achteruit te bewegen en het orgaan 53 in de richting C te verzwenken door middel van de hydraulische cylinders 59f kan de gewasbaai in de laadruimte tussen de aan weerszijden van de opbouw gelegen zijwanden 11 en 17 worden gedrukt of gerold. De dimensionering 30 volgens fig. 11 is zodanig dat de opbouw 10 twee grote gewasbalen kan omvatten. Uiteraard kunnen eveneens anders-soortige voorwerpen worden geladen, zoals balen van hogedruk-persen, los op het land liggend hooi; in het laatste geval dient de machine als opraapwagen. Het geladen gewas kan op 35 dezelfde wijze als bij kuilvoer is beschreven, doormiddel van de rollen 22 en 23 in kleine hoeveelheden worden verdeeld en via de band 38 worden afgevoerd, bijvoorbeeld naar een blaasinstallatie die de gewasdelen in een opslagruimte blaast.
8203236 - 18 -
Indien de laadruimte van de machine tot aan de achterzijde toe is geladen, bijvoorbeeld zoals in het geval van de gewasbalen volgens fig. 11, is het - met het oog op de rijeigenschappen van de machine - wenselijk een 5 gunstige zwaartepuntsligging te verkrijgen tijdens transport. Hiertoe kunnen de zuigerstangen van de hydraulische cylinders 9 verder worden uitgeschoven tot in de in' fig. 1 met stippellijnen en met het verwijzingscijfer 95 aangegeven stand, waarbij de loopwielen 6 ten opzichte van de opbouw 10 10 zodanig achterwaarts zijn verplaatst dat het zwaartepunt van de machine vóór de wielassen van de loopwielen is gelegen. De verzwenkingsmogelijkheid van de loopwielen 6 ten opzichte van het overige deel van de machine is zodanig dat de wielsteunen 8 vanuit de in fig. 10 en 11 getekende stand 15 tot in de in fig. 1 met het verwijzingscijfer 95 aangegeven stand over een hoek van ongeveer 150° om de bijbehorende legers 7 verzwenkbaar zijn.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat in de beschrijving en/of in de conclusies is vermeld, 20 maar heeft ook betrekking op de details van de figuren al dan niet beschreven.
-Conclusies- * 8203236
Claims (34)
1. Machine voor het afsnijden van kuilvoer met ten minste één mes, met het kenmerk, dat de machine middelen omvat om het mes in een trillende beweging te brengen.
2. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens 5 conclusie 1, met het kenmerk, dat het mes op twee of meer op afstand van elkaar gelegen plaatsen wordt ondersteund.
3. Machine voor het afsnijden van kuilvoer- volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het mes uit twee delen bestaat, die tegengesteld aan elkaar beweegbaar zijn.
4. Machine voor het afsnijden van kuilvoer met ten minste één mes, met .het kenmerk, dat het mes uit twee delen bestaat die tegengesteld aan elkaar beweegbaar zijn.
5. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens een der conclusies 3 of 4, met het kenmerk, dat de mesdelen 15 in hetzelfde vlak onderling beweegbaar zijn.
6. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een mes zich in opwaartse richting uitstrekt.
7. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens 20 conclusie 6, met het kenmerk, dat aan beide zijden van de machine een opwaarts gericht mes is opgesteld.
8. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens . conclusie 7» met het kenmerk, dat de opwaarts gerichte messen aan de achterzijde van de machine zijn aangebracht.
9. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens conclusie 7 of 8» met het kenmerk, dat tussen de onderzijden van de opwaarts gerichte messen een ongeveer horizontale rij vrij uitstekende puntige stangen of pennen is opgesteld.
10. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens 30 een der conclusies 7-9, met het kenmerk, dat de opwaartse, op afstand van elkaar opgestelde messen tegelijkertijd door de verrijdbare machine in het kuilvoer beweegbaar zijn.
11. Machine voor het afsnijden van kuilvoer met ten minste één mes, met het kenmerk, dat op afstand van elkaar 35 opgestelde, opwaarts gerichte messen tegelijkertijd door de verrijdbare machine in het kuilvoer beweegbaar zijn.
12. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens een der conclusies 7-11, met het kenmerk, dat de opwaarts gerichte messen ongeveer evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld. 8203236 V - 20 -
13. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een mes ' zich dwars op de rijrichting van de verrijdbare machine uit strekt.
14. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het mes ten opzichte van een overig deel van de machine op-en-neer beweegbaar is.
15. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat het mes aan de onder- 10 zijde van een orgaan is aangebracht, waarmee kuilvoer in een laadruimte van de machine verplaatsbaar is.
16. Machine .voor het afsnijden van kuilvoer met ten minste één mes, met het kenmerk, dat het mes aan een orgaan is aangebracht, waarmee het kuilvoer tevens in de machine 15 verplaatsbaar is.
17. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat het orgaan door middel van ten minste één beweegbaar stangenstelsel ten opzichte van een overig deel van de machine verplaatsbaar is.
18. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens een der conclusies 15 - 17» met het kenmerk, dat het orgaan een ongeveer vertikale stand inneemt en in hoofdzaak de vorm van een schot bezit.
19. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens 25 een der conclusies 15 - 18, met het kenmerk, dat het orgaan ten minste één uitsteeksel omvat dat in een rechtgeleiding van de machine beweegbaar is.
20. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het uitsteeksel een rol 30 is.
21. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het mes door een hydraulische motor in trillende beweging brengbaar is.
22. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de motor met een toerental van ongeveer 2000 omwentelingen per minuut aandrijf baar is.
23· Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens 8203236 - 21 - conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat de motor een excen-ter aandrijft die door middel van een aandrijfstang het mes in trillende beweging brengt*
24. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens 5 een der conclusies 21 - 23, met het kenmerk, dat de motor, gerekend in de richting van het te snijden kuilvoer ten opzichte van het mes, op ongeveer 1 meter achter het mes is opgesteld,
25. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens 10 een der conclusies 15 - 24, met het kenmerk, dat de motor aan het orgaan is bevestigd.
26. Machine'voor het af sni jden van kuilvoer volgens een der conclusies 7 - 25» met het kenmerk, dat de motor aan een zijwand van de machine is bevestigd.
27. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verrijdbare machine een over een hoek van ongeveer 150° ver-zwenkbaar wieistel omvat.
28. Machine voor het afsnijden van kuilvoer met ten 20 minste één mes, met het kenmerk, dat de machine een over een hoek van ongeveer 150° verzwenkbaar wielstel omvat.
29. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens conclusie 27 of 28, met het kenmerk, dat het wielstel ten opzichte van de ri jrichting van de machine voorwaarts en achter- 25 waarts ten opzichte van een overig deel van de machine verplaatsbaar en in meerdere standen vastzetbaar is.
30. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine met behulp van een trekhaak aan een trekker bevestig- 30 baar en door de aftakas van de trekker aandrijfbaar is.
31. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat nabij het voorste einde van de machine een of meer walsen voor het hakselen van het door het orgaan verplaatste kuilvoer 35 zijn aangebracht.
32. Machine voor het afsnijden van kuilvoer volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat nabij de walsen een dwarstransporteur voor het afvoeren van ge-hakseld kuilvoer is aangebracht, die in twee richtingen 8203236 - 22 - aandrijfbaar is.
33. Werkwijze voor he-t uitsnijden van een kuilvoer-blok uit een voerkuil door middel van ten minste één mes, met het kenmerk, dat twee op afstand van elkaar opgestelde, 5 onderling ongeveer evenwijdige opwaarts gerichte messen tegelijkertijd in ongeveer horizontale richting in het kuil-voer worden gedrukt.
34. Werkwijze volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat nadat de opwaartse messen over een afstand in het kuil- 10 voer zijn gedrongen, een aanvankelijk boven de bovenzijde van het kuilvoer opgesteld, ongeveer horizontaal, dwars op de opwaartse messen.gericht mes neerwaarts in het kuilvoer wordt bewogen tot in een stand waarin het horizontale mes aan de onderzijden van de opwaartse messen aansluit. -o-o-o-o-o- 8203238
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8203236A NL191428C (nl) | 1982-08-18 | 1982-08-18 | Kuilvoertransportwagen. |
GB08321449A GB2125686B (en) | 1982-08-18 | 1983-08-09 | Separation of silage |
FR8313390A FR2531832B1 (fr) | 1982-08-18 | 1983-08-17 | Machine a couper les matieres ensilees |
DE19833329634 DE3329634A1 (de) | 1982-08-18 | 1983-08-17 | Geraet zur entnahme von futter aus einem silo |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8203236A NL191428C (nl) | 1982-08-18 | 1982-08-18 | Kuilvoertransportwagen. |
NL8203236 | 1982-08-18 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8203236A true NL8203236A (nl) | 1984-03-16 |
NL191428B NL191428B (nl) | 1995-03-01 |
NL191428C NL191428C (nl) | 1995-07-04 |
Family
ID=19840150
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8203236A NL191428C (nl) | 1982-08-18 | 1982-08-18 | Kuilvoertransportwagen. |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
DE (1) | DE3329634A1 (nl) |
FR (1) | FR2531832B1 (nl) |
GB (1) | GB2125686B (nl) |
NL (1) | NL191428C (nl) |
Families Citing this family (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2591420B1 (fr) * | 1985-12-18 | 1989-03-03 | Audureau Sa | Desileuse a griffe |
DE3920053C1 (en) * | 1989-06-20 | 1991-01-24 | Polykarp Voelk Maschinenbau, 8910 Landsberg, De | Agricultural silage spreading mechanism - has loading chute at rear and has side delivery rollers and scraper floor |
DE3942423A1 (de) * | 1989-12-21 | 1991-07-25 | Josef Fliegl | Vorrichtung zum entleeren eines futtersilos |
DE4220776C1 (de) * | 1992-06-25 | 1993-12-09 | Voelk Maschinenbau Gmbh | Flachsiloschneid- und Übergabegerät |
FR2759536B1 (fr) * | 1997-02-20 | 1999-04-23 | Perard | Godet desileur |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0026143A1 (fr) * | 1979-09-21 | 1981-04-01 | S.A. AUDUREAU Société dite: | Dispositif pour le découpage, l'extraction, le transport et la distribution de blocs de fourrage |
DE3023986A1 (de) * | 1980-06-26 | 1982-01-14 | Heinrich 3013 Barsinghausen Bleinroth | Geraet zur entnahme von silage |
Family Cites Families (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE794963A (fr) * | 1972-02-04 | 1973-05-29 | Bernhard Strautmann & Sohne | Appareil porte par tracteur servant a prelever des quantites de fourrage de silos mobiles |
DE7324166U (de) * | 1973-06-29 | 1973-10-31 | Heide H | Vorrichtung zur entnahme von silagebloecken aus einem fahrsilo |
DE7629335U1 (de) * | 1976-09-20 | 1977-06-08 | Darius, Philipp, 5172 Linnich | Vorrichtung zur entnahme von gaerfutter |
IE781988L (en) * | 1978-10-04 | 1980-04-04 | Thomas Roche | Cutting silage |
NL7904534A (nl) * | 1979-06-08 | 1980-12-10 | Trioliet Mullos | Inrichting voor het uitsnijden en transporteren van een blok kuilvoer. |
DE3037698A1 (de) * | 1980-10-06 | 1982-05-13 | Polykarp 8911 Windach Völk | Fahrsilofraese |
-
1982
- 1982-08-18 NL NL8203236A patent/NL191428C/nl not_active IP Right Cessation
-
1983
- 1983-08-09 GB GB08321449A patent/GB2125686B/en not_active Expired
- 1983-08-17 FR FR8313390A patent/FR2531832B1/fr not_active Expired
- 1983-08-17 DE DE19833329634 patent/DE3329634A1/de active Granted
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0026143A1 (fr) * | 1979-09-21 | 1981-04-01 | S.A. AUDUREAU Société dite: | Dispositif pour le découpage, l'extraction, le transport et la distribution de blocs de fourrage |
DE3023986A1 (de) * | 1980-06-26 | 1982-01-14 | Heinrich 3013 Barsinghausen Bleinroth | Geraet zur entnahme von silage |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL191428C (nl) | 1995-07-04 |
DE3329634A1 (de) | 1984-02-23 |
GB2125686B (en) | 1986-03-19 |
DE3329634C2 (nl) | 1988-08-04 |
NL191428B (nl) | 1995-03-01 |
GB2125686A (en) | 1984-03-14 |
GB8321449D0 (en) | 1983-09-07 |
FR2531832A1 (fr) | 1984-02-24 |
FR2531832B1 (fr) | 1986-09-26 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4185445A (en) | Mowing machine | |
US4789289A (en) | Bale loader, handler and feeder | |
NL2010354C2 (en) | Conveying arrangement with knives which can be pivoted vertically and shifted laterally. | |
US4923128A (en) | Bale shredding and dispensing device for use with a tractor | |
US3590927A (en) | Mounting for sod-cutting machine | |
NL192596C (nl) | Rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen. | |
NL9500648A (nl) | Inrichting voor het vormen van balen gewas. | |
US4019643A (en) | Hay carrying apparatus | |
JPS5847409A (ja) | わら材採取運搬車 | |
US4290733A (en) | Forage stack mover | |
US3754388A (en) | Hay stack forming apparatus | |
NL8203236A (nl) | Silage waggon. | |
NL8000348A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het losmaken en gedoseerd afgeven van kuilvoer, uitgaande van een kuilvoerblok. | |
US3540195A (en) | Mowing machines | |
US5184916A (en) | Beach cleaning machine | |
EP3345475B1 (fr) | Mélangeuse avec un dispositif de déchargement latéral | |
US3481056A (en) | Tractor blade-bucket | |
US4478548A (en) | Forage accumulator box | |
JP3266173B2 (ja) | 自走式マニュアスプレッダ | |
NL8302598A (nl) | Oogstinrichting met een oogstmachine daarvoor. | |
NL8602125A (nl) | Landbouwmachine voor het bewerken van gewas. | |
DE3307493C2 (nl) | ||
NL2006082C2 (nl) | Voertuig voor drassige ondergrond. | |
NL8200528A (nl) | Kuilvoersnijder. | |
US1911637A (en) | Harvesting machine |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BX | A request for additional search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BY | An additional search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V4 | Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Free format text: 20020818 |