NL8103440A - Positiedetectie-eenheid voor een copieerinrichting. - Google Patents

Description

' , ' > * '1

Positiedetectie-eenheid voor een copieerinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een positiedetectie-eenheid voor een copieerinrichting die voorzien is van middelen voor het transpor-teren van het origineel vanaf een invoereenheid langs de positiedetectie-eenheid, een positiecorrectie-eenheid en een belichtingseenheid, 5 hetzij naar een uitvoereehheid indien de laatste copie is vervaardigd, hetzij terug naar de positiedetectie-eenheid indien tenminste een ver-dere copie vervaardigd moet worden, welke positiedetectie-eenheid is voorzien van een aantal fotodetectoren waarmee de zijkant van het origineel tijdens passage door de positiedetectie-eenheid wordt afgetast, 10 teneinde stuursignalen op te wekken voor de positiecorrectie-eenheid*

Een dergelijke positiedetectie-eenheid is bekend uit het USA oc-trooischrift 4.058*359. In deze bekende eenheid wordt gebruik gemaakt van twee fotodetectoren ter weerszijden van de ideale transportlijn van de zijkant van het origineel. Als de binnenste detector niet wordt be-15 licht en de buitenste detector wel wordt belicht, dan bevindt de zijkant van het origineel zich binnen de tolerantiemarge road de ideale transportlijn. Tijdens het herhaald transporteren van het origineel door de copieerinrichting voor het maken van meerdere copieSn van het-zelfde origineel kan het echter voorkomen dat het origineel geleidelijk 20 aan van de ideale transportlijn afwijkt en langzaam naar links of naar rechts verloopt. Daardoor kan op een bepaald moment een situatie ont-staan waarbij de zijkant van het origineel verschoven is tot buiten het bereik van de aanvankelijk niet belichte detector. Anderzijds is het ook mogelijk dat op een bepaald moment geen van de detectoren meer be-25 licht wordt en in dat geval is de zijkant van het origineel dus in de andere richting zover verschoven .dat beide detectoren door het origineel worden afgedekt.

In beide gevallen moet de positiecorrectie-eenheid zodanig worden bestuurd dat de zijkant van het origineel wordt teruggebracht binnen de 30 tolerantiemarge rond de ideale transportlijn.

In het USA octrooischrift 4.058.359 wordt tevens een geschikte positiecorrectie-eenheid getoond, voorzien van een rol waarover het origineel wordt getransporteerd. Deze rol is zodanig aan weerszijden op astappen gelagerd, dat de rol in axiale richting kan bewegen. Verder is 35 een hefboom aangebracht die ingrijpt in een uitsparing in de rol en waarmee de rol over een vooraf bepaalde afstand in axiale richting naar links of naar rechts kan worden verplaatst. Op de rol zelf bevinden zich bijvoorbeeld frictie-elementen om de grip van de rol op het origi- 8103440 ♦{ - · *u 1 t 2 neel te versterken. Tijdens het transport van het origineel over de rol en bij voorkeur direct nadat de voorzijde van het origineel de rol heeft gepasseerd, kan deze rol via de hefboom naar links of naar rechts worden bewogen, waardoor tevens het origineel over een vooraf bepaalde 5 afstand naar links of naar rechts wordt verschoven en zodoende een afwijking van de ideale transportweg kan worden gecorrigeerd.

Het origineel wordt in deze bekende inrichting ingevoerd langs een aanslagelement, waarlangs de te detecteren zijkant van het origineel wordt geleid. De detectoren in de positiedetectie-eenheid zijn zodanig 10 gepositioneerd dat, wanneer het origineel langs het aanslagelement in de copieerinrichting wordt ingevoerd, het origineel binnen de toleran-tiemarge tussen de detectoren passeert. Het zal duidelijk zijn dat bij verplaatsing van het aanslagelement ook de detectoren dienovereenkom-stig verplaatst moeten worden. Het origineel kan bijvoorbeeld voorzien 15 zijn van een ophangstrook of een andere randstrook die niet gecopieerd behoeft te worden. In dat geval moet het aanslagelement dusdanig inge-steld worden dat deze ophangstrook of randstrook juist buiten het te copieren oppervlak blijft. De detectoren moeten in dat geval mechanisch gekoppeld worden met het aanslagelement, hetgeen nogal wat problemen 20 met zich meebrengt. ...

De uitvinding heeft nu ten doel deze problemen te vermijden. Aan deze doelstelling wordt bij een positiedetectie-eenheid van in de aan-hef genoemde soort voldaan, doordat dwars op de bewegingsricbting van het origineel een aantal detectoren naast elkaar is geplaatst, dat een 25 geheugen aanwezig is waarin de van de detectoren afkomstige signalen bij eerste doorgang van het origineel worden opgeslagen alsmede een comparator» waarmee de telkens bij een volgende passage opgewek- te detectorsignalen kunnen worden vergeleken met de in het geheugen opgeslagen signalen teneinde aan de uitgang ervan de stuursignalen voor 30 de positiecorrectie-eenheid af te geven.

De reeks van detectoren is zo lang, dat bij elke mogelijke posi-tionering van het aanslagelement de te detecteren zijkant van het origineel deze reeks altijd kruist. Daardoor zal dus de reeks van detectoren verdeeld worden in een deelgroep die niet belicht wordt, 35 doordat ze door het origineel wordt afgedekt, en een deelgroep van wel belichte detectoren. De overgang tussen deze deelgroepen geeft de plaats van de gedetecteerde zijkant van het origineel aan.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de positiedetectie-eenheid vol-gens de uitvinding draagt het kenmerk, dat de detectorsignalen samen 40 worden gewaardeerd als binair getal, en dat de comparator het getal 8103440 / » 3 gevormd door de detectorsignalen vergelijkt met het getal in het geheu-gen om vast te stellen of het eerstgenoemde getal groter of kleiner is dan of gelijk is aan het laatstgenoemde getal.

Nu kan het voorkomen dat het origineel bijvoorbeeld voorzien is 5 van een ophangstrook met gaatjes, waardoor een van de detectoren uit de deelgroep van niet belichte, door het origineel afgedekte detectoren toch kortstondig wordt belicht, hetgeen zou kunnen leiden tot een ver-keerde interpretatie van de binaire getallen en een foutief stuursig-naal naar de positiecorrectie-eenheid. Om dit te voorkomen draagt een 10 voorkeursuitvoeringsvorm van de positiedetectie-eenheid volgens de uit-vinding het kenmerk, dat per detector een OF-poort aanwezig is, dat el-ke detector is verbonden met een eerste ingang van de overeenkomstige OF-poort en dat de uitgang van elke OF-poort behorende bij een bepaalde detector, met uitzondering van de OF-poort behorende bij een van de 15 twee buitenste detectoren, is verbonden met de tweede ingang van de OF-poort behorende bij de naastgelegen detector.

Daarmee wordt bereikt dat de meest significante 1 in het getal in de richting van de minderwaardige bits via de OF-poorten wordt doorge-. geven, waardoor een eventueel tussen de reeks enen verschijnende nul 20 wordt gecorrigeerd.

Verdere details en voordelen van de uitvinding zullen in het vol-gende aan de hand van de bijgaande figuren worden besproken.

Figuur 1 toont schematisch een origineel dat langs een aanslagele-ment in de richting van een rij detectoren wordt getransporteerd.

25 Figuur 2 toont een schema van een circuit voor het afleiden van de stuursignalen voor de positiecorrectie-eenheid.

Figuur 3 illustreert verbeteringen aan het circuit van figuur 2.

Figuur 1 toont schematisch in bovenaanzicht een origineel 12, dat in de figuur gezien van onder naar boven wordt getransporteerd in de 30 richting van een reeks fotodetectoren 1...8. De linker zijkant'van het origineel 12 wordt daarbij geleid langs een aanslagelement 11. Het origineel 12 bestaat uit het gedeelte 13, waarop de in werkelijkheid te copieren afbeelding zich bevindt en uit de ophangstrook 14, die aan de lihkerrrand van het vel 13 is bevestigd.

35 Zoals in figuur 1 schematisch is aangegeven zou een origineel zon- der ophangstrook, dat wil zeggen een afbeeldingsdrager die in zijn ge-heel gecopiSerd moet worden, met zijn linker zijkant moet passeren tussen de fotodetectoren 7 en 8 om de afbeelding op de juiste wijze op het copiepapier over te dragen. Wordt nu echter een origineel 12 voorzien 40 van een ophangstrook 14 in de copieerinrichting ingevoerd dan moet, om 8103440 -Τ', \ 4 de afbeelding op de juiste plaats op het copiepapier te verkrijgen, het aanslagelement 11 naar links worden verschoven zodanig, dat de schei-dingslijn 15 tussen het afbeeldingsgedeelte 13 en de ophangstrook 14 weer verloopt over de denkbeeldige lijn tussen de fotodetectoren 7 en 5 8. In het gelllustreerde uitvoeringsvoorbeeld komt nu de linker zijkant van het origineel 12 te liggen op een lijn die verloopt tussen de fotodetectoren 4 en 5·

De fotodetectoren 1...8 kunnen bijvoorbeeld bestaan uit fotogevoe-lige halfgeleiderelementen, zoals fotogevoelige transistoren of dioden, 10 die door een geschikte lichtbron worden belicht. Daarbij kan het gaan ora een enkele lichtbron voor het belichten van alle fotogevoelige ele-menten of om afzonderlijke lichtbronnen, een per fotodetector. Afzon-derlijke combinaties van lichtemitterende dioden en fotogevoelige transistoren verdienen de voorkeur, alhoewel ook andere typen detectoren 15 binnen het kader van de uitvinding kunnen worden toegepast.

Tijdens het transport van het origineel 12 over de reeks van fotodetectoren 1...8, meer in het bijzonder tussen de respectievelijke fotogevoelige elementen en de bijbehorende lichtbronnen, zal een aantal van deze fotogevoelige detectoren afgedekt worden. In het in figuur 1 20 gelllustreerde uitvoeringsvoorbeeld zullen, althans in eerste instan-tie, de fotodetectoren 5, 6, 7 en 8 niet meer belicht worden tijdens het transport van het origineel 12 over de reeks van detectoren. Daar-entegen zullen de fotodetectoren 1, 2, 3 en 4 belicht blijven.

Elk van de fotodetectoren is opgenomen in een schakeling die, wan-25 neer het betreffende fotogevoelige element belicht is, aan zijn uitgang een binaire 0 afgeeft en die, wanneer de betreffende fotogevoelige detector niet belicht is, aan zijn uitgang een binaire 1 afgeeft. In het gelllustreerde uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1 zal er dus bij passage van het origineel 12 over de reeks van fotodetectoren 1...8 een reeks 30 uitgangssignalen worden geleverd die tesamen opgevat kunnen worden als een binair getal 00001111.

Moeten nu van dit origineel 12 meerdere copieSn worden vervaar-digd, dan zal het origineel 12 na zijn eerste rondgang door de copieer-inrichting voor het vervaardigen van de eerste copie, opnieuw over de 35 reeks van detectoren 1...8 moeten passeren. Is het origineel 12 niet verschoven dan zal opnieuw een reeks uitgangssignalen worden gegene-reerd die het getal 00001111 representeren. Is echter het origineel tijdens de eerste rondgang door de copieerinrichting, gezien in figuur 1 naar rechts verschoven, dan kan de situatie optreden dat tijdens de 40 passage van het origineel 12 ook de detector 5 belicht blijft. In dat 8103440 5 geval ontstaat de uitgangssigaaalcombinatie 00000111· Anderzijds is het ook mogelijk dat het origineel in figuur 1 gezien te ver naar links verschuift tijdens het transport door de copie'erinrichting waardoor de uitgangssignaalcombinatie 00011111 wordt gegenereerd. In beide gevallen 5 moet een stuursignaal worden opgewekt voor de positiecorrectie-eenheid om het origineel naar links respectievelijk naar rechts te verschuiven over een dusdanige afstand dat de linker zijkant van het origineel weer terecht komt binnen de ruimte tussen de detectoren 4 en 5. Wordt het door de uitgangssignalen van de detectoren gerepresenteerde binaire ge-10 tal van een vooraf gaande rondgang aangeduid met N^, en wordt het daarop volgende, momentane door de uitgangssignalen gerepresenteerde binaire getal aangeduid met N2 dan geldt in het algemeen in de situa-tie van figuur 1: N2 > verschuiven naar rechts 15 N2 = N]_: geen verschuiving N2 < : verschuiven naar links.

De positiecorrectie-eenheid uit het genoemde Amerikaanse octrooi-schrift 4.058.359 bestaat, zoals reeds in de inleiding werd beschreven, uit een axiaal verplaatsbare rol, welke rol door middel van een hefboom 20 in de juiste positie kan worden gebracht. Deze hefboom wordt op zijn beurt bestuurd door twee solenolden. Is geen van de solenolden bekrach- ' tigd dan staat de rol in een middenpositie. Wordt een van de solenolden bekrachtigd dan wordt de rol vanuit deze middenpositie afhankelijk van het feit welk van de solenolden bekrachtigd is, over een vooraf bepaal-25 de afstand naar links of naar rechts bewogen. Een nadeel van een derge-lijke positiecorrectie-eenheid is het feit dat er twee stuurelementen moet worden toegepast.

Een verder nadeel van deze uitvoeringsvorm van de inrichting vol-gens de uitvinding is het volgende. Als ΝιβΝ2β11111111, dan kan het 30 origineel naar links weglopen zonder dat er corrigerende maatregelen worden getroffen. Op soortgelijke wijze geldt dat indien N2=Ni=00000000, dan kan het origineel naar rechts weglopen zonder dat er corrigerende maatregelen worden getroffen.

Deze nadelen worden nu bij een verdere uitvoeringsvorm van de uit-35 vinding althans gedeeltelijk opgeheven. In deze uitvoeringsvorm wordt de positiecorrectie-eenheid bij elke rondgang voorzien van een signaal om het origineel ofwel naar links, ofwel naar rechts te verschuiven.

Voor de situatie van figuur 1 geldt in dit uitvoeringsvoorbeeld: N2> N]i : verschuiving naar rechts 40 N2 i N^: verschuiving naar links 8103440 -** % * » ♦ t» 6 N2 = Νι = 1111X111: verschuiving naar rechts

In deze uivoeringsvorm van de uitvinding kunnen er dus geen toe-standen meer voorkomen waarin het origineel naar links of naar rechts wegloopt tot buiten de tolerantiemarge van de ideale transportlijn zon-5 der dat de positiecarrectie-inrichting op dusdanige wijze wordt ge-stuurd dat het origineel weer teruggebracht wordt binnen de tolerantiemarge. Een verder voordeel is, dat de hefboom in de positiecorrectie-eenheid nu eventueel met een enkele solenoide kan worden bestuurd, zij het dat de besturing op zichzelf dan enigszins aangepast moet worden.

10 Ligt bijvoorbeeld bij niet geactiveerde solenoide de verplaatsingsrol in de rechter positie en bij bekrachtigde solenoide in de linker positie,dan is het voor een verplaatsing van het origineel naar links alleen nodig om, nadat het voorste gedeelte van het origineel de rol heeft gepas-seerd, de solenoide te bekrachtigen. Voor een verplaatsing van het ori-15 gineel naar rechts is het in dat geval nodig om tevoren de solenoide te bekrachtigen en nadat het voorste gedeelte van het origineel de verplaatsingsrol reeds heeft gepasseerd, de solenoide weer in rust te brengen waardoor de verplaatsingsrol samen met het origineel naar rechts beweegt.

20 Figuur 2 toont schematisch op welke wijze de uitgangssignalen van de fotodetectoren 1...8 kunnen worden verwerkt tot stuursignalen voor de positiecorrectie-eenheid. Elk van de detectoren 1...8 is aangesloten op een van de omvormcircuits 21...28. Wordt eendetector belicht, dan levert het bijbehorende omvormcircuit een uitgangssignaal op het digi-25 tale "0"-niveau en wordt de detector niet belicht dan levert het bijbehorende omvormcircuit een uitgangssignaal op het digitale "l"-niveau.

De digitale uitgangssignalen aan de uitgangen van de omvormcircuits -21...28 worden toegevoerd aan een eerste register 30. Tijdens de passage van het origineel 12 over de reeks fotodetectoren 1...8 wordt opbekende, 30 niet nader beschreven wijze een klokpuls opgewekt waardoor de uitgangssignalen van de omvormcircuits 21...28 worden opgenomen in het register 30. Bij een volgende passage wordt allereerst de inhoud van het eerste register 30 overgebracht in een soortgelijk register 31 en vervolgens worden de dan aan de uitgangen van de omvormcircuits 21...28 optredende 35 uitgangssignalen overgenomen in het register 30. De in de registers 30 en 31 aanwezige digitale signaalcombinaties worden beschouwd als digitale getallen en in de comparator 32 met.elkaar vergeleken. In de voor-keursuitvoeringsvorm van de uitvinding, waarin in elk geval ofwel naar rechts ofwel naar links wordt verschoven, geeft de comparator 32 een 40 uitgangssignaal af, bijvoorbeeld een digitale "0" wanneer naar rechts 8103440 7 moet worden verschoven, of een digitale "1" wanneer naar links moet worden verschoven of omgekeerd* Wordt gebruik gemaakt van een uitvoe-ringsvorm waarin de verplaatsingsrol in de positiecorrectle-eenheid zo-r wel naar links als naar rechts kan worden geschoven, maar ook in rust 5 kan blijven, dan moet de comparator daar natuurlijk aan aangepast worden.

In het algemeen zullen de ophangstroken 14 zijn voorzien van gaat-jes om inderdaad als ophangstrook dienst te kunnen doen. Zo'n gaatje is in figuur 1 aangegeven met 16. Dit gaatje kan ertoe leiden dat bijvoor-10 beeld niet de combinatie 00001111 in het register 30 wordt opgeslagen maar in plaats daarvan de combinatie 00001011. Bij passage over de reeks van detectoren zal, wanneer het gaatje 16 zich precies boven een der detectoren bevindt, in het getoonde ultvoeringsvoorbeeld bijvoor-beeld de detector 6, deze detector wel worden belicht. Wanneer op dit 15 moment de uitgangssignalen van de omvormcircuits worden geregistreerd, dan wordt in feite de bovengenoemde verkeerde meetwaarde geregistreerd die aanleiding kan geven tot foutieve beslissingen.

Het is bijvoorbeeld mogelijk dat bij een eerste doorgang de combinatie 00001011 wordt gedetecteerd, waarbij dus het gat 16 althans ge-20 deeltelijk licht heeft doorgelaten naar de detector 6 terwijl de detector 7 nog juist. bleef afgeschermd. Bij een lichte verschuiving van het orlgineel naar rechts, die echter nog niet ver genoeg gaat om de detector 5 vrij te geven, kan bij een volgende rondgang dan de combinatie t 00001101 worden gedetecteerd, omdat dan de detector 6 juist wordt afge-25 schermd en de detector 7 althans gedeeltelijk wordt belicht. In dat ge-val zou gelden N2> Nl, hetgeen volgens het bovenstaande zou moeten re-sulteren in een verschuiving naar rechts. In feite echter moet worden gecorrigeerd naar links.

0m dergelijke fouten te voorkomen wordt op de in figuur 3 getoonde 30 wijze een combinatie van OF-poorten 41...48 aangebracht tussen de res-pectievelijke omvormcircuits 21...28 en het register 30. De uitgangen van de omvormcircuits 21...28 zijn op de gelllustreerde wijze aangeslo-ten elk op een van de ingangen van een der OF-poorten 41...48. De uitgangen van elk van de OF-poorten zijn, met uitzondering van de OF-poort 35 behorend bij de detector 28, telkens aangesloten op de tweede ingang van de eerstvolgende minder significante OF-poort. Daarmee wordt be-reikt, dat de meest significante ”1'* van een uitgangssignaalcombinatie wordt doorgegeven naar de minder significante bits zodat al deze bits op 1 worden gesteld ongeacht het feit of er bijvoorbeeld door de aanwe-40 zigheid van een gaatje in de ophangstrook aanvankelijk een "0” was ge- 8103440

V* V

β 8 genereerd.

Opgemerkt wordt dat de tweede ingang van elke OF-poort, met uit-zondering van de OF-poort 41, ook kan worden verbonden met de eerstvol-gend hoger significante ultgang van het register 30. In dat geval meet 5 natuurlijk de sturing van het register aan deze situatie worden aange-past.

/ 8103440

Claims (3)

1. Positiedetectie-eenheid voor een copieerinrichting die voorzien is van middelen voor het transporteren van het origineel vanaf een in-voereenheid langs de positiedetectie-eenheid, een positiecorrectie-een-heid en een belichtingseenheid, hetzij naar een uitvoereenheid indien 5 de laatste copie is vervaardigd, hetzij terug naar de positiedetectie-eenheid indien tenminste een verdere copie vervaardigd moet worden, welke positiedetectie-eenheid is voorzien van een aantal detectoren waarmee de zijkant van het origineel tijdens passage door de positiedetectie-eenheid wordt afgetast teneinde stuursignalen op te wekken voor de positie-10 correetie-eenheid, met het kenmerk, dat dwars op de bewegingsrichting van het origineel (12) een aantal detectoren (1,.,8) naast elkaar is ge-plaatst, dat een geheugen (31) aanwezig is waarin de van de detectoren (1,..,8) afkomstige signalen bij eerste doorgang van het origineel (12) worden opgeslagen alsmede een comparator (32) waarmee de fcelkens bij een 15 volgende passage opgewekte detectorsignalen kunnen worden vergeleken met de in het geheugen (31) opgeslagen signalen teneinde aan de uitgang ervan de stuursignalen voor de positiecorrectie-eenheid af te geven.

2. Positiedetectie-eenheid volgens conelusie 1, met het kenmerk, dat de detectorsignalen samen worden gewaardeerd als binair getal en dat de 20 comparator (32) het getal, gevormd door de detectorsignalen, vergelijkt met het getal in het geheugen (31) om vast te stellen of het eerst ge-noemde getal groter of kleiner is dan, of gelijk is aan het laatst genoemde getal.

3. Positiedetectie-eenheid volgens conelusie 1 of 2, met het kenmerk, 25 dat per detector (1,.,8) een OF-poort (41,..,48) aanwezig is, dat eIke detector (1,..,8) is verbonden met een eerste ingang van de overeenkom-stige OF-poort (41,.,48) en dat de uitgang van elke OF-poort (41,..,48) behorende bij een bepaalde detector(1,..,8) met uitzondering van de OF-poort (48) behorende bij een van de twee buitenste detectoren(8), is ver-30 bonden met de tweede ingang van de OF-poort (41,..,47) behorende bij de naastgelegen detector (1,..,7). 8103440