NL8102036A - Montageinrichting voor een stoelzitting. - Google Patents

Description

*r <* N.0. 30086 1

Montageinrichting voor een stoelzitting.

De uitvinding heeft betrekking op een kantoorzitplaats, in het bijzonder op een montageinrichting voor de zitting van een kantoorstoel die de zitting toestaat automatisch voorwaarts te kantelen, wanneer de daarin zittende persoon voorwaarts leunt om aan een lessenaar of een 5 ander werkvlak te werken, en die bij voorkeur ook in de voorwaarts gekantelde stand kan worden vergrendeld.

Een steeds toenemend aantal personen hebben werkzaamheden die ver- j eisen dat zij vele uren aan een lessenaar of ander werkvlak werken. Vele bekende kantoorstoelen zijn zodanig ontworpen dat zij gemakkelijk 10 zijn wanneer de daarin zittende persoon een opstaande stand aanneemt, en achterwaarts kunnen kantelen, zodat de petsoon van tijd tot tijd zich achterwaarts kan ontspannen om te rusten, maar wanneer de persoon in zulke stoelen voorwaarts leunt, de voorzijde van de stoel in de achterzijden van zijn of haar dijen drukt en het gehele zitvlak niet lari-15 ger gemakkelijk wordt ondersteund.

Thans is de noodzaak om kantoorzitplaatsen, in het bijzonder de categorie van kantoorstoelen soms operationele zitplaatsen genoemd, comfortabeler te maken in een voorwaarts leunende stand, uitgebreider erkend en operationele stoelen die voorwaarts kantelen zijn thans op de 20 markt. Daaronder zijn de zeer succesvolle "Vertebra"-stoelen die monta-gemechanismen voor de zitting hebben, die de uitvinding van het Amerikaans octrooischrift 4.131.260 belichamen.

Volgens de uitvinding is voorzien in een montageinrichting voor een stoelzitting, die gewoonlijk de zitting in een positie vasthoudt 25 die gemakkelijk is voor een persoon die rechtop zit, maar die toestaat dat de zitting automatisch voorwaarts kan kantelen wanneer de persoon voorwaarts leunt, bijvoorbeeld om aan een lessenaar of tafel te werken. De montageinrichting omvat een hoofdzakelijk plaatvormige steun die in het algemeen horizontaal op een stoelbasis kan worden gemonteerd en die 30 een dwarse horizontale as heeft. Een montage-orgaan voor de zitting is bevestigd aan de as om om de hartlijn van de as te scharnieren en is op geschikte wijze geconstrueerd om aan de onderzijde van de stoelzitting te worden bevestigd. Onderling samenwerkende oppervlakken op de steun en het montage-orgaan, die op afstand liggen van de as, begrenzen het 35 achterwaarts kantelen van het orgaan op de steun en brengen de normale opstaande toestand van de stoelzitting tot stand. Een veerinrichting is tussen de steun en het orgaan bevestigd en weerhoudt veerkrachtig het orgaan voorwaarts om de as te kantelen. De veerinrichting omvat een 81 0 2 0 3 6 V * 2 verbindingspen die zich naar beneden uitstrekt vanaf de montageplaat op enige afstand van de achterzijde van de as en die een vasthoudorgaan aan zijn benedeneinde draagt en een drukveer opgenómen tussen het vasthoudorgaan en een veerzitting op de onderzijde van de steun.

5 Bij een bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm van de uitvin ding is het vasthoudorgaan van de veer op de verbindingspen een schotel die wanden heeft die het benedendeel 'van de veer omgeven, terwijl de veerzitting op de steun wordt gevormd door een tweede schotel die wanden heeft die het bovendeel van de veer omgeven. De wanden van de twee 10 schotels zijn onderling telescopisch en de twee schotels verbergen de veer. Bij voorkeur is het benedendeel van de verbindingspen van schroefdraad voorzien en de schotel van het vasthoudorgaan van de veer heeft een centrale naaf die op overeenkomstige wijze van schroefdraad is voorzien, waarbij door verdraaiing daarvan deze naaf naar boven of 15 beneden kan worden bewogen langs het benedendeel van de pen om de veerkracht in te stellen.

' De verbindingspen draagt een stopschijf op een plaats die gewoonlijk onder de veerzitting ligt. De stopschijf werkt samen met de veerzitting bij een vooraf bepaalde voorwaartse kanteling van het montage-20 orgaan van de zitting, teneinde de mate van voorwaarts kantelen van de zitting op de stoelbasis te begrenzen*

Als een facultatief maar gewenst kenmerk is een handbediend blok-keringsorgaan naar keuze toepasbaar tussen de steun en het montage-or-gaan van de zitting, wanneer de zitting voorwaarts is gekanteld, ten-25 einde de zitting voorwaarts gekanteld te houden.

De montageinrichting volgens de uitvinding is van een betrekkelijk eenvoudige constructie die de fabrikagekosten vermindert en de betrouwbaarheid verhoogt. Het heeft een kleine afmeting en omdat de steun en het montage-orgaan van de zitting overwegend platte platen zijn, ten-30 minste in de bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvormen van de uitvinding, is de inrichting voor het grootste gedeelte visueel verborgen door de stoelzitting. In ontwerpen die het bij voorkeur toe te passen maar facultatieve instelbare veermechanisme omvat en het blokkeringsor-gaan voor het handhaven van de zitting in zijn voorwaarts gekantelde 35 stand, is de aanpas baarheid van de zittingmontage aan de voorkeuren van diverse individuen met betrekking tot de beweging van de zitting tussen de opstaande en voorwaarts gekantelde toestanden zeer voordelig.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. In de tekening tonen: 40 figuur 1 een zijaanzicht van een stoel waarbij de uitvinding is 8102036

JT -V

3 gebruikt voor het monteren van de zitting op een van meubélrollen voorziene basis; figuur 2 een onderaanzicht van de montageinrichting voor de zitting; 5 figuur 3 een zijaanzicht in dwarsdoorsnede van de montageinrich ting van de zitting; figuur 4 een zijaanzicht op vergrote schaal en in dwarsdoorsnede van het instelmechanisme van de veer; figuur 5 een zijaanzicht van een dwarsdoorsnede van een gewijzigde 10 vorm van de steun; en figuur 6 een bovenaanzicht van de steun volgens figuur 5.

De montageinrichting volgens de uitvinding kan worden gebruikt om diverse stoelzittingen te monteren op diverse typen bases. In het in figuur 1 getoonde voorbeeld omvat de stoel een uit vijf benen bestaan-15 de, van meubelrollen voorziene basis 10 en een zitting- en een rugleu-ningconstructie 12 die bestaat uit een uit één stuk gegoten kunststof-zitting en onderste rugleuning 14 en een bovenste rugleuning 16 die aan elke zijde aan de zitting en het onderste rugleuningcomponent 14 is bevestigd door middel van scharnierbare verbindingen opgenomen in bussen 20 en verborgen binnen flexibele balgen 18. De onderzijde van het component 14 heeft vier kleine uitsteeksels of verdikkingen 20 (een voorste en een achterste paar, waarbij de uitsteeksels van elk paar symmetrisch op een geschikte afstand aan elke zijde van de voorlangse middenlijn zijn geplaatst). De zittingconstructie 12 is aan de montageinrichting 25 bevestigd door middel van schroeven (niet getoond) ingestoken in de verdikkingen 20. De hierboven beschreven zitting 12 is het voorwerp van de Amerikaanse octrooiaanvrage 056.790 ingediend op 11 juli 1979.

Zoals in de figuren 2 en 3 is getoond omvat de montageinrichting een steun 22 met een enigszins taps verlopende bus 24 die het bovenste 30 einddeel 26 van de kolom 28 van de voetstukbasis opneemt. De steun is een metalen gietstuk van een bijzondere configuratie, dat een zich achterwaarts uitstrekkend plaatvormig lijfdeel 30 omvat en een dwarse naaf 32 voor dê naaf 24 die een dwarsgat 34 heeft waarin een as 36 past. De steun is versterkt door verstijvingsribben (bijvoorbeeld 38, 40 en 35 42).

Een zittingmontageplaat 44 die bij voorkeur is geperst uit betrekkelijk zwaar staal, is door de as 36 bevestigd aan de stèun 22 door middel van een paar bevestigingsorganen 46 die door bouten 48 aan de onderzijde van de plaat 44 zijn vast gemaakt. De stijfheid van de 40 plaat 44 wordt verbeterd door het vormen van lengteribben 50 over een 81 0 2 0 3 6 4- groot deel van de lengte van de plaat en door middel van omhoog gebogen flenzen 52 langs elke zijde. Voorste en achterste zittingmontagebuizen 60 respectievelijk 62 zijn door middel van klinknagels 64 - ze kunnen uiteraard ook worden geschroefd, gelast of als één geheel met de 5 montageplaat worden gevormd - bevestigd aan gebogen flenzen 54 en 56 aan elk einde van de montageplaat 44. Elke montagebuis 60 en 62 heeft een gat 66 nabij elk einde voor de schroeven (niet getoond) die in de naven 20 aan de onderzijde van de zitting worden geschroefd en die de zittingconstructie 12 bevestigen aan de montageinrichting.

10 De montageplaat 44 wordt bij het scharnieren om de as 36 tegengewerkt en wordt door een instelbare veerinrichting 70 in een positie vastgehouden, die overeenkomt met de normale opstaande toestand van de zittingconstructie 12. In de normale positie rust het achterste deel van de montageplaat op de rubberen afstandstukken 72 die door 15 verdikkingen worden bevestigd, die in gaten 73 in het achterste deel 30 van de steun passen. Een verbindingspen 74 steekt in benedenwaartse richting uit door een gat 75 in het achterste deel van de montageplaat en een gat 77 in het achterste deel 30 van de steun. Een kopdeel 76 van de pen heeft een bolvormig benedenvlak (zie figuur 4) dat rust op de 20 omtrek van het gat in de montageplaat, zodat de pen 74 zelfinstellend is en kan scharnieren. Het benedendeel van de pen 74 strekt zich in benedenwaartse richting onder het achterste deel 30 van de steun uit tot in en door een bovenste veervasthoudschotel 78 en is aan het benedeneinde van schroefdraad voorzien om een van een overeenkomstige 25 schroefdraad voorziene instelbare onderste veervasthoudschotel 80 op te nemen. Een drukveer 82 die tussen de vasthoudschotels 78 en 80 wordt samengedrukt trekt de pen 74 naar beneden en houdt het achterste deel van de montageplaat veerkrachtig in een naar beneden gebrachte normale positie, waarbij de as 36 en de rubberen grensorganen 72 de 30 zittingconstructie 12 stabiel ondersteunt in een normale stand, dat wil zeggen de met getrokken lijnen in figuur 1 getoonde stand, waarbij de zittingbodem 14 een gemakkelijke enigszins achterwaartse helling heeft.

Wanneer een in de stoel zittende persoon voorwaarts leunt, bij-35 voorbeeld om aan een lessenaar te schrijven of andere werkzaamheden uit te voeren die het gemakkelijkst of noodzakelijkerwijze in een voowaarts leunende stand moeten worden uitgevoerd, reageert de montageinrichting van de zitting automatisch op het verschuiven van het zwaartepunt van de persoon naar een meer voorwaarts gelegen plaats ten opzichte van de 40 zitting met het voorwaarts kantelen om de as 36, hetgeen vereist dat 81 0 2 0 3 6 + '4, 5 het achterste deel van de montageplaat 44 ten opzichte van de steun 30 omhoog gaat. De veer 82 veert en wordt samengedrukt omdat de pen 74 de onderste vasthoudschotel 80 omhoog trekt. Het voorwaarts kantelen van de zittingconstructie 12 wordt beëindigd wanneer een rubberen grensring 5 84 die op de pen 74 wordt gehouden door een gewone ring 86 en een vast- houdmoer 88 geschroefd op de pen 74, aanligt tegen de eindwand van de bovenste veervasthoudschotel 78. De montageinrichting verbetert in grote mate het gemak van de stoel voor een persoon die voorwaarts leunt, doordat het voorste einde van de zitting naar beneden wordt gebracht en 10 de druk op de achterzijden van de dijen van de persoon wordt verminderd en door het omhoog brengen van het achterste deel van de zitting en het naar voren bewegen van de rugleuning voor een verbeterde steun. Wanneer de in de stoel zittende persoon achterover leunt herstellen de uiteindelijke verandering in zijn zwaartepunt en de kracht van de veer 82 de 15 zittingconstructie 12 in de normale positie.

Indien de in de stoel zittende persoon de bedoeling heeft een betrekkelijk lange periode voorwaarts leunend te besteden om boven een lessenaar of een of andere situatie te werken, wil hij de zittingcon— structie in de voorwaartse positie vergrendelen (de streep-puntlijnen 20 in figuur 1), zodat zelfs indien hij achterover leunt de stoel de voorwaarts gekantelde positie zal behouden. In dat geval kan hij naar beneden reiken en een bedieningshandgreep 90 verdraaien die op het einde van een grendelstang 92 is bevestigd, die schamierbaar op de onderzijde van het achterste deel van de montageplaat 44 is gemonteerd door 25 middel van een paar vasthoudklemmen 94. De grendelstang 92 heeft een in laterale richting verschoven deel 92a, dat (zoals in figuren 2 en 3 getoond) gewoonlijk plat ligt tegen de onderzijde van de montageplaat in de ontgrendelde stand, maar die naar beneden en achterwaats scharniert wanneer de handgreep 90 in een richting van de wijzers van de klok 30 wordt gedrukt, zoals in figuur 1 is te zien, en tegen naar boven zich uitstrekkende grensorganen 96 op het achterste deel 30 van de steun ligt en aldus de montageplaat in de voorwaarts gekantelde positie vergrendelt.

Het veermechanisme 70 kan worden ingesteld om op diverse niveau's 35 van krachten mee te geven doordat de van schroefdraad voorziene onderste schotel 80 wordt verdraaid en in axiale richting naar boven of beneden langs de pen 74 wordt bewogen. De kop 76 van de pen 74 heeft vlakken aan zijn omtrek en een moer en een schroef 98 zijn in de montageplaat geïnstalleerd onmiddellijk aangrenzend aan de kop 76 en verhin-40 deren dat de pen 74 roteert, wanneer de onderste schotel wordt ver- 8102036 6 draaid. Een schroef en ring 100 verhinderen dat de calibratieschotel 80 volledig van de stang wordt afgedraaid en er is voldoende afstand tussen de calibratieschotel 80 en de moer 88 om een groot bereik van veerkrachten te verkrijgen voor de aanpassing aan het gewicht en dè per-5 soonlijke wensen van de persoon die de stoel gebruikt met betrekking tot meegeven van de montageconstructie van de zitting naar een voorwaarts leunende stand.

De montageinrichting omvat een voorziening voor de bevestiging van facultatieve armen 102 op de stoel. Zoals in figuur 1 is getoond maken 10 de armen 102 deel uit van een metalen buis die gebogen is om te voorzien in armsteundelen die met gegoten armsteunen 104 zijn uitgerust, en zijdelen 106 die naar beneden en enigszins achterwaarts zijn gebogen vanaf elk armsteundeel die daarna in dwarsrichting naar binnen zijn gebogen om te voorzien in een dwarsdeel 108 dat zich geheel· over de on-15· derzijde van het voorste deel van de montageplaat 44 uitstrekt. Een plaat 110 is aan het dwarse deel 108 aan de armen 102 gelast (of op een andere geschikte wijze bevestigd) en de plaat en armen zijn door middel van bouten en moeren 112 aan de montageplaat geschroefd.

In plaats van het vervaardigen van de steun 22 als een gietstuk 20 (zoals in de figuren 1 tot en met 4 is getoond), kan deze worden vervaardigd uit een paar platen die geperst zijn uit zwaar plaatmetaal en een bus, zoals in de figuren 5 en 6 is getoond. De steun 200 omvat een onderste plaat 202 die is voorzien van een gat 204 in het achterste deel voor het opnemen van de bovenste veerschotel, een van flenzen 25 voorzien gat 206 nabij de voorzijde voor het opnemen van een bus 208 die het bovenste einde van de kolom 28 opneemt, en een gebogen zitting 210 aan de voorzijde voor het grijpen van de as 36. De bovenste plaat 212 heeft een gat 204 voor de pen 74, een paar laterale op onderlinge afstand gelegen uitsteeksels 216 die overeen komen met de uitsteeksels 30 96 van de gegoten versie, een van een flens voorzien gat 218 voor de de bus 208 en een gebogen zitting 220 voor de as 36. De twee platen 202 en 212 en de bus 208 zijn tot een eenheid gelast. Een paar lateraal op onderlinge afstand gelegen gaten 222 nabij het achtereinde van de steun 200 nemen vertdikkingen op de rubberen grensorganen 72 op.

8102036

Claims (7)

1. Montageinriehting voor een stoelzitting gekenmerkt door een hoofdzakelijk plaatvormige steun die hoofdzakelijk horizontaal op een stoelbasis kan worden gemonteerd, een dwarse horizontale as op de 5 steun, een zittingmontage-orgaan dat op de as is bevestigd om te scharnieren om de hartlijn van de as en dat kan worden bevestigd aan de onderzijde van de stoelzitting, waarbij de steun en het montage-orgaan onderling samenwerkende vlakken hebben die op afstand liggen van de as voor het begrenzen van het achterwaarts kantelen van het orgaan op de 10 steun, en een veerinrichting die is aangebracht tussen de steun en het orgaan en veerkrachtig het orgaan tegenhoudt bij het voorwaarts kantelen om de as, waarbij de veerinrichting een verbindingspen omvat, die is verbonden met en zich in benedenwaartse richting van het montage-orgaan af zich uitstrekt op een plaats in achterwaartse richting op af-15 stand van de as en die een vasthoudorgaan aan zijn benedeneinde draagt, welk einde zich bevindt onder een veerzittingdéel van de steun, en waarbij een drukveer tussen het vasthoudorgaan en de veerzitting is aangebracht.

2. Montageinriehting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 20 veervasthoudorgaan een schotel is met wanden die het onderste deel van de opening omgeven, dat de veerzitting op de steun is gevormd door een tweede schotel met wanden die het bovenste deel van de veer omgeven en dat de wanden van de twee schotels onderling telescopisch zijn.

3. Montageinriehting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 25 dat het onderste deel van de verbindingspen van schroefdraad is voorzien en dat de veerschotel een middenverdikking heeft, die van een overeenkomstige schroefdraad is voorzien en die in de pen is geschroefd voor het instellen van de veerkracht.

4. Montageinriehting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 30 dat de verbindingspen een grensschijf draagt op een plaats die gewoonlijk onder de veerzitting ligt, voor de samenwerking met de veerzitting bij een vooraf bepaald voorwaarts kantelen van het orgaan, teneinde de mate van voorwaarts kantelen van het orgaan op de steun te begrenzen.

5. Montageinriehting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 35 verbindingspen is verbonden met het orgaan verlopend door een gat in het orgaan, dat de pen een kop heeft die afsteunt tegen de bovenrand van het gat, en dat het vlak van de kop dat af steunt op de rand van het gat bolvormig is, zodat de pen zelf centrerend in het gat ligt en het schommelen van de pen wordt vergemakkelijkt wanneer het orgaan 40 kantelt. 81 02 0 3 6 j. * V 8

6. Montageinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een blokkeringsorgaan dat naar keuze kan werken tussen de steun en het orgaan wanneer het orgaan voorwaarts is gekanteld, teneinde het orgaan voorwaarts gekanteld te houden.

7. Montageinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het blokkeringsorgaan een stang is, die een verschoven deel heeft en scharnierbaar is gemonteerd op hetzij het orgaan of de steun voor de beweging tussen een inactieve stand waarin het verschoven deel hoofdzakelijk in een horizontaal vlak met de scharnieras van de stang ligt, en een blokkeringsstand waarin het verschoven deel vertikaal van de scharnieras van de stang is verplaatst en samenwerkt met een aanslag die dit in de geblokkeerde stand houdt. **************** 81 02 0 3 6