NL8020093A - Inrichting voor het afzonderlijk toevoeren van pakjes of dergelijke artikelen. - Google Patents

Description

-1- 8020093 VO 1205

Inrichting voor het afzonderlijk toevoeren van pakjes of dergelijke artikelen.

De uitvinding heeft "betrekking op een inrichting voor het afzonderlijk toevoeren van pakjes of dergelijke artikelen aan een ander transport of dergelijke middelen, welke inrichting doelmatig een toevoer vormt voor een continu gedreven transporteur, 5 waarop elk pakje na aankomst een voorafbepaalde stand inneemt en waardij de oorspronkelijke snelheid van elk pakje, waarin ook de snelheid nul is "begrepen, in hoofdzaak verschilt van de snelheid van de transportmiddelen.

Dergelijke toevoerinrichtingen worden gebruikt voor de 10 toevoer van pakjes op transportmiddelen, welke de pakjes in een bepaalde volgorde verdeelt of transporteert, wanneer de snelheid van de pakjes voor de toevoer, bijv. door handbediening, in hoofdzaak verschilt van de snelheid van de opnemende transportmiddelen.

Bij de bedoelde methoden van transporteren is een voor-15 afbepaalde stand van de pakjes noodzakelijk: 1) Omdat de pakjes q? ontvangende transportmiddelen zo dicht mogelijk bij elkaar moeten komen, door een zo groot mogelijk aantal pakjes getransporteerd kan worden, 2) In geval de ontvangende transportmiddelen zodanig zijn 20 geconstrueerd, dat een bepaald draagelement voor elk pakje aanwezig is, waardoor elk pakje een voorafbepaalde stand moet hebben met betrekking tot het draagelement, 3) Wanneer de pakjes een voorafbepaalde stand op de ontvangende transporteur moeten hebben, betekent dit dat de stand daarop door 25 regelmiddelen direkt daarvoor bepaald moet zijn.

De voorafbepaalde stand van het pakje op de ontvangende transportmiddelen kan worden verkregen gedurende een verandering van snelheid, welke normaliter een versnelling is. Het beginmoment van deze versnelling wordt geactiveerd door een stuursignaal, dat ge-30 synchroniseer! is met de ontvangende transportmiddelen. Het versnellen van het pakje kan worden verwezenlijkt door tussenkomst van een vormsluitende samenwerking van krachten, bijv. grijpmiddelen, aan-drukmiddelen, een klauwklem of dergelijke of door middel van wrij-vingswerking bijv. in de vorm van een wrijvende kracht tussen het 35 pakje en de transportmiddelen.

8020093 -2-

Een Tormsluitende samenwerking van krachten heeft het nadeel, omdat dit, zoals blijkt uit het Duitse Auslegeschrift 1.556.221 hoge kosten vereist en een grote ruimte, welke nog groter wordt wanneer de pakjes zeer verschillende afmetingen hehhen. De vormsluitende 5 kracht, welke wordt uitgeoefend op de pakjes moet zodanig zijn, dat kantelen van het pakje wordt voorkomen, omdat daardoor de juiste stand op het ontvangende transportmiddel niet kan worden verkregen. Wanneer het ontvangende transportmiddel zelf de versnelling teweeg brengt als gevolg van een vormsluitend samenwerken, kunnen de met de 10 juiste snelheid verplaatsende pakjes worden beïnvloed door niet toelaatbaar hoge stootkrachten, welke bijv. de juiste plaatsing op de ontvangende transportmiddelen verhinderen.

Het wrijvend samenwerken van krachten op het pakje door tussenkomst van bovenbedoelde toevoer-inrichting geschiedt in een 15 bepaald geval door het versnellen van het pakje tezamen met de toe- voerinrichting en geschiedt in een ander geval door het blijvend aandrijven van de toevoerinrichting met een bepaalde snelheid, waarbij het pakje pas wordt beïnvloed nadat het startmoment heeft plaatsgevonden .

20 In het eerstbedoelde geval is met bekende middelen ge tracht de versnelling over de kortst mogelijke afstand of sectie te verkrijgen, zodat de maximale werkfrequentie hoog genoeg kan zijn om er zeker van te zijn, dat elk mogelijk opneemvlak op de ontvangende transporteur vanit een en dezelfde toevoerinrichting kan worden 25 ingenomen of wordt voorzien in de kleinst mogelijk onderlinge af stand tussen de pakjes.

Daarbij kan niet worden voorkomen, dat de maximale wrij-vingskracht tussen de pakjes en de toevoerinrichting wordt overschreden, hetgeen resulteert in een glijdende beweging of doordat 30 de versnellingskracht zodanig toeneemt, dat kantelen ontstaat. Deze nadelen kunnen alleen op de koop toegenomen worden wanneer de tijd waarin deze krachten werken kort is, d.w.z. ook de versnellingstijd kort wordt gehouden. ·

De kortst mogelijke versnellingssectie of afstand be-35 paalt de grens van de snelheid, waarbij een gegeven snelheid kan worden bereikt, d.w.z. er bestaat een uiterste snelheidsgrens voor de ontvangende transportmiddelen binnen het gebied, dat van belang 8020093 -Βίε voor het transport van pakjes.

Een verder nadeel is het glijden en de neiging tot kantelen, hetgeen resulteert in een onnauwkeurige stand van het pakje op het ontvangende transportmiddel.

5 In het geval, dat de maximale wrijvingskracht tussen een pakje en de transportmiddelen bewust wordt gebruikt voor het versnellen, .d.w.z. dat glijden dikwijls plaatsvindt en het gevaar van kantelen groot is, zelfs in een normale stand van het zwaartepunt, bijv. in het midden van een kubus, wéUe wordt gevormd door het pakje 10 of dergelijke. De nadelen, besproken voor het eerste geval gelden hier derhalve ook.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het toevoeren van pakjes of dergelijke aan andere transportmiddelen, waarbij een vormsluitend samenwerken van krachten 15 wordt vermeden en waarbij het pakje gedurende de versnellingsfase niet kan glijden of kantelen op de transportmiddelen. Daardoor kan een juist instellen van het pakje op de ontvangende transportmiddelen verkregen worden.

De transportsnelheid van de ontvangende transportmiddelen 20 wordt hierbij niet begrensd door de wijze van toevoer van de pakjes.

De uitdrukking versnelling moet volgens de uitvinding zowel in positieve als in negatieve zin worden opgevat, d.w.z. ook als vertragingen.

De voordelen, welke worden verkregen door de uitvinding 25 bestaan in het bijzonder hierin, dat de snelheid voor een continu gedreven transporteur, zoals een distributiesysteem met kantelorganen, in vergelijking tot een distributiesysteem met de gebruikelijke toevoer van pakjes niet betwist kan worden, waarbij de capaciteit oploopt tot 7200 pakjes per uur, ten opzichte van ten hoogste 3600 30 pakjes per uur bij een transportsnelheid van de continu gedreven transporteur van 1 m per seconde.

In verband met de bekende technologie met kantelplaten wordt een systeem verkregen met een grote mate van ruimteaanpassing onder toepassing van een recht verdeelsysteem dat op adressen be-35 stuurd wordt en waarbij de verdeelcapaciteit in vergelijking tot de bekende met slechts rechte secties en op adressen bestuurde distributiesystemen met veel lagere capaciteit bijv. vlakke transporteurs, 8020093 —1|— transporteurs met kantelorganen, enz., terwijl de kosten veel hoger zijn dan in het geval van transporteurs met kantelorganen.

Aangezien het vol-ens de uitvinding niet.de "bedoeling is de pakjes zo snel mogelijk te verplaatsen, kan ook niet elk opper-5 vlak op de opnemende transporteur bezet worden. De bestaande ver onderstelling, dat de werkfrequentie dezelfde waarde moet hebben als de werkfrequentie waarmede de pakjes worden toegevoerd, geldt hier niet. De noodzakelijke tijd voor het versnellen, wordt bepaald door het startsignaal via een stuursysteem.

10 De uitvinding wordt onder verwijzing naar de tekening nader toegelicht. Daarin toont: figuur 1 verschillende manieren waarop de toevoer kan plaatsvinden met betrekking tot een continu gedreven bandtransporteur, figuur 2 een uitvoeringsvorm van een toevoerinrichting 15 met bestuurde aandrijfmiddelen en stuurmiddelen; figuur 3 een andere uitvoeringsvorm van een toevoerinrichting met niet bestuurbare aandrijfmiddelen.

Figuur 1 toont een continu gedreven opnemende transporteur 1, welke bij deze uitvoeringsvorm is getekend als een bandtrans-20 porteur en zes verschillende plaatsingsmogelijkheden van toevoerin- ^ richtingen, eveneens in de vorm van bandtransporteurs. De toevöerin-richtingen 2 en 3 staan voor het opnemende einde van de transporteur 1, terwijl de toevoerinrichtingen U en 5 boven de opnemende transporteur 1 geplaatst zijn. De bewegingsrichting van pakjes 9 nadat 25 deze zijn versneld door middel van een van de vier toevoerinrichtingen 2, 3, h of 5 is in dat geval dezelfde of evenwijdig aan de trans-portrichting van de transporteur 1 of maken een te verwaarlozen kleine hoek met de transporteur 1.

Wanneer de eindsnelhéid van de pakjes 9 na versnelling de-30 zelfde is als de transportsnelheid van de transporteur 1, dan ont staan er geen of slechts kleine ongewenste snelheidscomponenten op de pakjes.

Bij de toevoerinrichtingen 6 en 7 ontstaan, als gevolg van de betrekkelijk grote hoek tussen de richting van de versnelling of 35 de transport- richting van de toevoerinrichtingen en de transport- richting van de transporteur 1 grote ongewenste snelheidscomponenten op de pakjes 9, die haaks op de transportrichting van eb transporteur 8020003 -5- 1 staan. Indien deze snelheidscomponenten zo groot zijn, dat de pakjes 9 het transportvlak van de transporteur 1 zouden verlaten, dan vorden deze snelheidscomponenten geneutraliseerd door een daartoe aanwezige keerwand 10.

5 Een toevoerdriehoek 8 kan zijn uitgevoerd als een rollen- of bandtransporteur of een transporteur, welke voorzien is van een aantal kléine handjes van verschillende lengte. Wanneer de transport-elementen van de toevoerdriehoek 8 worden aangedreven, moet de trans-portsnelheid van deze elementen in overeenstemming zijn met de 10 eindsnelheid van de pakjes op resp. de toevoerinrichtingen 6 en T.

Een andere mogelijkheid is deze transportelementen weg te laten, en in plaats daarvan de transportelementen zeer glad uit te voeren zodat de snelheidverminderende invloed op de pakjes 9 zo klein mogelijk is.

15 Figuur 2 toont bijv. een toevoerinrichting terzijde van de transporteur, bestaande uit een aandrijfsysteem en een bedieningssysteem.

Voor de versnellende beweging wordt het pakje 9 met de geometrische stand op de transporteur 1 overeenstemmende vergelijkings-20 rand of oppervlak, gelijk gezet met de startlijn 12 op de toevoerinrichting 6. Na het in beweging komen op de versnellingssectie 11 -wordt het pakje 9 versneld tot de eindsnelheid, hetgeen.op gecontroleerde wijze plaatsvindt en met de constante eindsnelheid naar de transporteur 1 geschiedt via de toevoerdriehoek 8. Om er zeker 25 van te zijn, dat de snelheidscomponent van het pakje 9 in de trans- portrichting van de transporteur 1 overeenstemt met de transportsnelheid van de transporteur 1 moet de eindsnelheid van het pakje 9 groot genoeg zijn wanneer het pakje 9 op de transporteur 1 komt.

Het aandrijfsysteem met een stuurkoppeling is op zichzelf 30 bekend als een i+-kwadrant-motor-besturingssysteem. Dit motorbestu- ringssysteem omvat bestuurbare aandrijfmiddelen 14, een signaalgenera-tor of transmitter 15 voor de werkelijke waarde van het toerental van de aandrijfmiddelen 1U, een toerentalregulator k6 en een signaal-generator of transmitter 17 voor de instelwaarde van het toerental 35 van de aandrijfmiddelen ik.

Nadat een pakje 9 op de startlijn 12 is gezet vangt de versnelling aan via de regeleenheid 18, welke wordt geactiveerd door 8020093 -6- de transporteur 1 of een voorafbepaalfe stand voor het pakje 9 op de transporteur 1.

De gewenste versnelling wordt verkregen door een automatisch veranderen van de instelwaarde binnen de signaalgenerator 19· 5 Door het instellen van de signaalwaarde in de generator 17 moet s·- voor worden gezorgd, dat het pakje 9 tijdens de versnelling niet glijdt of kantelt, aangezien anders geen zekerheid bestaat dat het pakje 9 op de juiste wijze op de transporteur 1 komt.

Aangezien een positieve of negatieve waarde van de ver-10 · snelling van de toevoerinrichting 6 bestuurd worden door de regeling van de motor, kan deze ook worden toegepast voor het in de juiste stand brengen van de pakjes. Daardoor bestaat de zekerheid dat de pakjes 9> ook in het geval dat zij een verschillende massa hebben, steeds precies op de startlijn 12 komen.

15 Sguur 3 toont een andere uitvoeringsvorm van de uitvin ding. Een niet bestuurde eenheid 21 versnelt het pakje 9 op de toevoerinrichting 6.

Een gelijkmatig bestuurde versnelling in de versnellings-sectie 11 wordt verkregen door tussenkomst van een koppelbegrenzende 20 eenheid of machineelement 19, bijv. een slipkoppeling op de drijfas 20. Deze uitvoeringsvorm is alleen toepasbaar wanneer de pakjes 9 praktisch hetzelfde gewicht hebben. Vanaf het einde 13 van de versnellingssectie 11 krijgt het pakje een constante snelheid op de toevoerdriehoek 8 en komt dan op de transporteur 1.

25 Bij de uitvinding is men zeer vrij in de keuze van aan- drijfmiddelen, aangezien niet alleen een draaiend aandrijfsysteem doch ook een lineair werkend aandrijfsysteem kan worden toegepast dat elektrisch of hydraulisch kan worden bekrachtigd, dit in verband met een motoraandrijving, kracht- of een koppelbeperkende eenheid 30 19· Zelfs draaibare of lineaire stapmotoren kunnen worden gebruikt om de uitvinding praktisch toe te passen.

35 8020093

Claims (10)

1. Inrichting voor het afzonderlijk toevoeren van pakjes of dergelijke artikelen aan transport- of dergelijke middelen, welke inrichting een toevoerinrichting voor een continu gedreven transpor-5 teur is op elk pakje, nadat dit op de transporteur is gekomen een voorafbepaalde stand inneemt en waarbij de oorspronkelijke snelheid van elk pakje, hierin ook begrepen de snelheid nul, in hoofdzaak verschilt van de snelheid van de transportmiddelen, met het kenmerk, dat aandrijfmiddelen (1U, 21) aanwezig zijn, welke op gecontroleerde 10 wijze aangebracht kunnen worden, teneinde de snelheid van de toevoerinrichting (2-7) zodanig te veranderen, dat de resulterende snelheid onvoldoende is om het pakje (9) over de toevoerinrichting te laten glijden of te doen kantelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 15 de aandrijfmiddelen van de toevoerinrichting (2-7) bestuurbare midde len (1U, figuur 2) zijn en dat de aandrijfmiddelen (1¾) voorzien zijn van een vier-kwadrantmotorbedieningssysteem, bestaande uit een transmitter (15) voor de werkelijke toerentalwaarde van de aandrijfmiddelen (1U), een regulator (16) voor het toerental van de aan-20 drijfmiddelen (1*0 en een signaaltransmitter (17) voor de instel waarde van het toerental van de aandrijfmiddelen (1¾), welke bestuurbare aandrijfmiddelen dienen om de snelheid te regelen door het automatisch veranderen van de instelwaarde binnen de signaaltransmitter (17,,figuur 2).

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen (1¾) bestaan uit een variabele stapmotor. k. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen (1¾) een niet bestuurbare aandrijfeenheid (21) omvatten en dat de aandrijvende kracht via een kracht-vermogen of 30 koppelbeperkend machineelement (19) wordt overgebracht naar de toe voerinrichting (6, figuur 3).

5· Inrichting volgens conclusies 2, 3 of ^ met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen bestaan uit een lineaire of draaibare motor.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze middelen (18) omvat, welke dienen voor het snel bewegen van de toevoerinrichting (6) en welke beïnvloed worden door de transporteur 1020093 Λ -8- (l) of door een voorafbepaalde geometrische stand voor het pakje (9) op de transporteur (1, figuur 2, figuur 3).

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de versnellingssectie (11), waarbinnen het pakje (9) wordt versneld 5 vooraf bepaald is (figuur 1 en 3).

8. Inrichting volgens conclusie 7» met het kenmerk, dat deze voorzien is van een voorafbepaalde startlijn (12), dat een meet-rand van het pakje (9) in overeenstemming tot de geometrische stand op de transporteur (1) op de startlijn (12) wordt gezet voordat het 10 versnellen plaatsvindt (figuur 2 en 3), en dat een motorregeling kan samenwerken bij het plaatsen van het pakje (9) op de toevoer-inrichting (6) voordat de versnellende fase intreedt.

9. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat deze zodanig is uitgevoerd, dat de snelheid van het pakje (9) 15 in hoofdzaak constant is en een snelheidscomponent in de transport richting van de transporteur (1) heeft, welke dezelfde is als de transportsnelheid van de transporteur (1, figuur 2 en 3).

10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de transportrichting een zo klein.mogelijke hoek met de transport- 20 richting van de transporteur (1) vormt.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat deze een toevoerdriehoek (8) omvat met een toevoerinrichting (6) aan een zijde van de transporteur (1), dat de toevoerdriehoek (8) bestaat uit een band- of rollentransporteur, welke continu wordt 25 gedreven met een snelheid, die in overeenstemming is met' de eindsnel- heid van het pakje (9) op de toevoerinrichting of voldoende glad is, zodat het pakje (9) met te verwaarlozen wrijving zijn snelheid in hoofdzaak houdt, en dat de keerwand (16) zich aan de zijde tegenover de toevoerinrichting (6) van de transporteur (1) bevindt voor 30 het neutraliseren van de snelheidscomponent van het pakje (9), welke haaks op de transportrichting van de transporteur staat (1, figuur 1). 35 8020093