NL8004572A

NL8004572A - Apparaat met hefinrichting voor het klimmen aan een wand.

Info

Publication number: NL8004572A
Application number: NL8004572A
Authority: NL
Original assignee: Huennebeck Gmbh
Priority date: 1980-08-12
Filing date: 1980-08-12
Publication date: 1982-03-16

Description

i ί

Apparaat met hefinrichting voor het klimmen aan een wand.

De uitvinding heeft betrekking op een apparaat met een hefinrichting voor het klimmen aan een wand, met aan de wand op afstanden boven elkaar liggende wandconsoles voor het houden en geleiden van het apparaat, dat een tot de wand in 5 hoofdzaak evenwijdige drager met een geleidingsrail bezit, die door de wandconsoles omgrepen wordt.

Het is de opgave van de uitvinding een dergelijk apparaat te leveren, dat ten opzichte van bekende apparaten van dit soort zowel wat zijn constructie betreft alsook wat zijn 10 bediening betreft, eenvoudiger is en geschikt is ook aan wanden te klimmen die ten opzichte van de vertikaal gekromd zijn.

Volgens de uitvinding is dit bereikt, doordat de geleidingsrail aan zijn boveneinde een inrichting bezit, waardoor zij zwenkbaar aan een wandconsole kan worden gelagerd, 15 verder een met een wandconsole verbir&are steunconsole bezit voor het steunen van het onderste einde van de hefinrichting en aan het onderste einde van de drager een loodrecht tot de wand in lengte instelbaar steunelement. Bij voorkeur bezit de steunconsole een nagenoeg rechthoekig tot de wand lopende glijrail, waar-20 op het ondereinde van de hefinrichting op glijdende wijze zit.

Het in lengterichting instelbare steunelement bestaat bij voorkeur uit een in de steunconsole trek- en drukvast gelagerde spil, waarop een moer zit, die met het ondereinde van de hefinrichting scharnierend is verbonden. Het ondergedeelte van de drager bestaat 25 bij voorkeur uit twee aan elkaar evenwijdige delen, waarvan de onderlinge afstand groter is dan de breedte van de in het gebied daarvan liggende delen van de steunconsole en de moer. Het apparaat kan zodanig zijn uitgevoerd, dat het een bouwapparaat, bijvoorbeeld een werkplatform of een kraanarm draagto 30 De uitvinding zal hieronder nader worden toe- 3004572 2 t * gelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm vein een apparaat volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont: figuur 1 een zijaanzicht, gedeeltelijk in 5 langsdoorsnede, van het apparaat, figuur 2 een dwarsdoorsnede volgens de lijn II—II van figuur 1, figuur 3 een zijaanzicht van een steuncon-sole en van het ondereinde van de zuigerstang van de hefinrich-10 ting,

figuur 4 een doorsnede volgens de lijn IV-IV

van figuur 3, en

de figuren 5-7 zijaanzichten van een apparaat volgens de uitvinding in drie verschillende klimstanden. 15 Op het reeds te voren vervaardigde deel W

van een betonwand zijn op gelijke afstanden boven elkaar vier consoles 1 door middel van schroefbouten 2 en moeren 2a bevestigd. Elke console 1 bezit twee tegenover elkaar staande hoekvormige lijsten 3, die een naar buiten in een vertikale spleet 4 uit-20 mondende holle ruimte 5 vormen (zie figuur 2). Zij bezitten met elkaar corresponderende horizontale boringen 8. Een rail 6 met T-vormige dwarsdoorsnede, waarvan de lengte groter is dan de vertikale afstand van twee consoles 1, echter kleiner dan de afstand van drie consoles 1 van elkaar, ligt tussen de lijsten 3 van twee 25 tegenover elkaar liggende consoles 1 op een zodanige wijze, dat de flens 7 in de ruimte 5 ligt en het lijf van de rail door de spleet 4 steekt» De rail 6 kan dus in deze consoles 1 in vertikale richting glijden. Het vrije einde van de rail 6 is vast met een daaraan evenwijdige drager 10 verbonden. De drager 10 bestaat door 30 uit twee doo^ormige profielen 10a en b, die met elkaar / platen 10c zijn verbonden» Met de ene plaat 10c is de rail 6 vast, bijvoorbeeld door vastlassen verbonden. In de ruimte tussen de delen 10a - c van de drager 10 is een cilinder 12 opgesteld en enerzijds door middel van een bout 9, anderzijds door middel van een plaat 35 11 met de drager 10 verbonden. In de cilinder 11 zit een zuiger 800 4 5 72 * * 3 13, waarvan de zuigerstang 14 naar onderen steekt. Het ondereinde is door middel van een scharnierbout 15 (zie ook figuur 3 en 4) met een moer 16 verbonden. De moer 16 zit op een spil 17 die rechthoekig tot de wand W ligt en in delen 21a en b van de steun-5 console 19 op zodanige wijze ligt, dat zij daaruit naar boven kan worden verwijderd. De moer 16 heeft een verlengstuk 16a, waarmede zij zadelvormig op een lijf 19a van de steunconsole 19 zit indien de spil 17 in de delen 21a en b ligt. In deze stand steunt de zuigerstang 17 dus op de steunconsole 19. De steunconsole bezit 10 twee boringen 20, waarvan de afstand gelijk is aan de afstand van de boringen 8 van console 1, Door middel van gemakkelijk losbare bouten 22 kan de steunconsole 19 zodanig met een console 1 worden verbonden, dat zij gemakkelijk daarvan kan worden losgemaakt. De bouten 22 kunnen echter ook vaist aan de steunconsole 15 19 zitten en de gaten 8 van de consoles 1 zodanig zijn uitgevoerd, dat de bouten 22 daarin kunnen worden gehangen. Indien de spil 17 in de delen 21a en b van de console 19 ligt, steunt het einde 17a daarvan in axiale richting op het deel 21b. Het andere einde 17b van de spil 17 draagt een handgreep 18, waardoor de spil 17 om zijn 20 hartlijn kan worden gedraaid, waardoor de moer 16 en daardoor het ondereinde van de zuigerstang 14 dwars op de richting van de wand W kan worden bewogen.

Het boveneinde van de rail 6 bezit meerdere op gelijke afstanden boven elkaar liggende boringen 24 voor het 25 opnemen van een bout 23. De bout 23 ligt op de bovenzijde van de bovenste console 1 en draagt dus de drager 10 tezamen met de rail 6.

Met het boveneinde van de drager 10 is een horizontale dwarsdrager 25 verbonden door middel van een bout 26.

30 Het vrije einde van de dwarsdrager 25 is met een naar onderen stekende drager 27 en het ondereinde van deze drager met een dwarsdrager 28 verbonden, die met het ondereinde van de drager 10 door een in lengte instelbare stang 29 is verbonden, die aan de beide dragers 27 en 10 scharnierend is bevestigd. De dragers 25 35 en 28 van twee aangrenzende apparaten dragen houtxdelen 30 en 31 8004572 4 als loopplanken.

De figuren 5-7 tonen de werkwijze van het apparaat. In figuur 5 is het apparaat door middel van de bout 23 aan de bovenste console ld gehangen. Tengevolge van de kromming 5 van de wand Vt heeft de aan het ondereinde van de zuigerstang 14 scharnierend aangebrachte moer 16 een grotere afstand van de wand W dan indien het apparaat aan een vertikale wand zou zijn aangébracht. Dienovereenkomstig is de moer 16 op de spil 17 door middel van de handgreep 18 op corresponderende wijze verschoven.

10 Zodra het aan de wand W aan de bovenzijde aansluitende wanddeel W1 is voltooid, worden de bouten 22, waarmee de steunconsole 19 op de console la is bevestigd, losgemaakt en dan door corresponderende besturing van de toe- en afvoer van de vloeistof van de hydraulische cilinder 12 de zuiger 13 in de 15 cilinder 12 omhoog bewogen tot de spil 17 tegenover de console lb in dezelfde hoogte ligt als deze in figuur 5 tegenover de console la ligt. Dan worden de bouten 22 verwijderd en de steunconsole 19 van de console la afgenomen. De steunconsole 19 wordt dan met de bouten 22 op de steunconsole lb bevestigd en door draaien van 20 de spil 17 de stand van de moer 16 aan de veranderde afstand van het ondereinde van de zuiger 14 tot de wand W aangepast. Deze stand toont figuur 6. Dan wordt de hefinrichting 12-14 zodanig bediend, dat de cilinder 12 ten opzichte van de zuiger 13, waarvan de zuigerstang 14 op de steunconsole 19 is ondersteund, naar boven 25 wordt bewogen. Opdat de flens 7 van de rail 6 zonder vastklemmen door de holle ruimte 5 van de consoles lc - e kan worden geleid, wordt gedurende deze beweging de moer 16 door draaien van de spil 17 met behulp van de handgreep 18 dienovereenkomstig ver verschoven. Zodra de drager 10 zover naar boven is geschoven, dat de door de 30 rail 6 gedragen bout 23 ter hoogte van de bovenzijde van de intussen aan de wand W bevestigde console le ligt, wordt hij op deze bovenzijde geschoven, zodat dan het apparaat door de console le wordt gedragen, zoals figuur 7 dit toont. Overigens correspondeert figuur 7 in elk opzicht met figuur 5.

35 Moet het apparaat over kleinere stappen klimmen, 800 4 5 72 ιτ £ 5 dan wordt de hydraulische hefinrichting 12, 13 slechts zo lang bediend, dat de drager 10 over een bedrag omhoog is bewogen dat gelijk is aan de afstand van twee boringen 24 van elkaar (zie figuur 1) of over een meervoud van deze afstand. De bout 23 wordt 5 dan in die boring 24 gestoken die onmiddellijk boven de bovenzijde van de console ld ligt.

800 4 5 72

Claims

1. Apparaat met hefinrichting voor het klimmen aan een wand, bij voorkeur voor bouwapparaten, met aan de wand op afstanden boven elkaar liggende wandconsoles voor het houden 5 en voor het geleiden van het apparaat, dat een tot de wand in hoofdzaak evenwijdige drager met een geleidingsrail bezit, die door de wandconsoles omgrepen wordt, met het kenmerk, dat de geleidingsrail (6} aan zijn boveneinde een inrichting (23) bezit waardoor zij zwenkbaar aan een wandconsole (1) kan worden gelagerd, 10 verder een met een wandconsole (1) gemakkelijk losmaakbaar verbonden steunconsole (19) voor het steunen van het ondereinde van de hefinrichting (12, 13) en aan het ondereinde van de drager (10) een loodrecht tot de wand (W) in lengte instelbaar steunelement (17) bezit.

2. Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunconsole (19) een nagenoeg loodrecht tot de wand (W) lopende glijrail (19a) bezit waarop het ondereinde van de hefin-richting op glijdende wijze zit.

3. Apparaat volgens conclusie 1 of 2, 20 met het kenmerk, dat het in lengte instelbare steunelement uit een in de steunconsole (19) trek- en drukvast gelagerde spil (17) -end bestaat waarop een moer (16) zit die scharnier/met het ondereinde van de hefinrichting (12, 13) is verbonden.

4. Apparaat volgens één der conclusies 1-3, 25 met het kenmerk, dat het onderste deel van de drager (10) uit twee aan elkaar evenwijdige delen (10a en b) bestaat, waarvan de onderlinge afstand groter is dan de breedte van de: in het gebied i daarvan liggende 4eleiVan de steunconsole (19) en de moer (16).

5. Apparaat volgens één der conclusies 1-4, 30 met het kenmerk, dat in het bovengebied van de geleidingsrail (6) een aantal van met afstanden boven elkaar liggende openingen (24) is aangebracht.

6. Apparaat volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat aan het buiten de drager (10) naar boven 35 uitstekende einde van de geleidingsrail (6) de inrichting (23) 800 4 5 72 S> voor het zwenkbaar lageren van het apparaat aan een wandconsole (1) is aangebracht.

7. Apparaat volgens één van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de lengte van de geleidingsrail (6) 5 groter is dan de enkelvoudige en kleiner dan de drievoudige afstand van twee boven elkaar liggende wandconsoles (1).

8. Apparaat volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de steunconsole (19) en de wandconsole (1) zodanig zijn uitgevoerd, dat de eerste in de laatste kan worden 10 gehangen.

9. Apparaat volgens één der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de drager (10) een inrichting (26) voor het bevestigen van een bouwapparaatdeel, bijvoorbeeld een werkplatform of een kraanarm bezit.

10. Apparaat zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 800 45 72