NL8001734A - Scheermes met regeling van de huidbeweging. - Google Patents

Description

X.

P & c W 1530-39 Ned.

Scheermes met regeling van de huidbeweging. *

De uitvinding heeft betrekking op een veiligheidsscheermes en in het bijzonder op de vorm daarvan.

De meeste veiligheidsscheermessen beogen zowel glad als veilig scheren mogelijk te maken. Het glad scheren is een relatieve term en kan 5 door verschillende personen verschillend worden opgevat. Veiligheid betekent echter in het algemeen dat geen krassen of sneden in de huid ontstaan, in het bijzonder die, welke het vloeien van bloed veroorzaken.

Een beschermlijst en tot op zekere hoogte de kap of het deksel van een scheermeseenheid hebben de belangrijke functies van het tenminste gedeel-10 telijk richten van het scheermesje ten opzichte van de huid en het beperken van de afstand waarover het mesje vrij buiten de rest van de eenheid uitsteekt. Daarbij bestaan de bekende beschermlijsten gewoonlijk uit een langwerpig element met een voor aanraking met de huid bestemd vlak dat evenwijdig loopt aan en is gelegen voor de snijkant van het mesje. Het 15 huidaanrakingsvlak van de beschermlijst bevindt zich bijvoorbeeld op een afstand van de snijkant tussen ongeveer 1 en 2 mm, welke afstand de over-bruggingsafstand wordt genoemd, terwijl er geen elementen zijn die de huid in deze afstand steunen. Verder is de afstand waarover het mesje vrijligt van de eenheid gewoonlijk gedefinieerd als de loodrechte afstand * 20 tussen de snijkant en een vlak dat raakt aan de kap en de beschermlijst.

Hoewel de mate van het glad scheren en de veiligheid van veel in de handel verkrijgbare veiligbeicfescheermessen gewoonlijk aanvaardbaar worden geacht is toch een verdere verbetering van de veiligheid gewenst.

Bij sommige veiligheidsscheermessen is getracht het snijden in de huid 25 te verminderen door het aanbrengen van beschermelementen rechtstreeks op de snijkant van het mesje of, zoals is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3,722,090, door het aanbrengen van ruggen op een afstand langs het bovenvlak van de stangvormige beschermlijst, gelijkend op de beschermelementen aangebracht aan het mesje. Daar in het octrooischrift 30 wordt gezegd dat de verhoogde ruggen niet zo dicht bij elkaar moeten liggen dat de huid ertussen wordt vastgeklemd, vindt slechts een minimale verbetering plaats van de vermindering van het snijden in de huis, mogelijk door de afstand van 3,8 mm tussen de ruggen.

In Amerikaans octrooischrift 3,735,486 wordt aangenomen dat een 35 huidplooi wordt gevormd tussen de beschermlijst en de snijkant van het mesje, waardoor een vrij grote aangrijpingshoek ontstaat van het mesje ten opzichte van de huid, waardoor sterk snijden in de huid plaatsvindt.

800 1 7 34 I r rT' - 2 -

Bij een. poging de huidplooi te verminderen werd een kleine kraalvormige beschermverdikking aangebracht aan de achterzijde van de snijkant van het mesje, bestemd voor samenwerking met de bekende beschermlijst, waardoor wordt beoogd het strekken of recht trekken van de huid teneinde de 5 plooi te verminderen. Behalve dat de huid plooit aan de snijkant, waardoor een wijziging optreedt in de hoek tussen het mesje en de huid, kan deze huidplooi ook de effectieve afstand vergroten waarover het mesje vrijligt, wanneer de plooi naar binnen of naar achteren verloopt ten opzichte van het vlak rakend aan de kap en de beschermlijst.

10 Het hoofddoel van de uitvinding is daarom het verschaffen van een scheereenheid die minder aanleiding geeft tot snijden in de huid. Bovendien moet dit doel relatief goedkoop kunnen worden bereikt.

Volgens de uitvinding zijn de huidbeweging regelende organen aangebracht vóór de snijkant van het mesje die de effectieve afstand 15 regelen waarover het;mesje vrijligt, evenals de hoek tussen de huid en het mesje. Hoewel de meegevendheid van de menselijke huid groot genoeg is om de bezwaarlijke plooien te doen ontstaan bij scheermessen die een grote ongesteunde overbruggingsafstand hebben, is deze meegevendheid ook weer voldoende beperkt zodat weinig of geen plooien ontstaan wanneer 20 de ongesteunde overbruggingsafstand klein is.

De uitvinding verschaft een scheermeseenheid met een zitting-deel met zitting voor een mesje, een of meer mesjes, gesteund door de zitting, waarvan de snijkanten lopen langs de voorranden van de mesjes, met een kap en kolommen of dergelijke elementen voor het op hun 25 plaatsen houden van de mesjes of het mesje op de zitting, en met een langwerpig beschermelement, aangebracht vóór en verlopend in de langs-richting van en ongeveer evenwijdig aan de snijkant of snijkanten, welk beschermelement volgens de uitvinding een met de huid in..aan£aking komend regelvlak heeft van voldoende grootte over zijn lengte en aangebracht 30 voldoende dicht bij de snijkant van het mesje, zodanig dat een onvoldoende gedeelte van de huid een ongesteund gedeelte kan binnengaan tussen de gesteunde delen om snijden mogelijk te maken.

Het met de huid in aanraking komend vlak van de beschermlijst kan continu verlopen of vrijwel continu en kan vlak zijn of een niet 35 rechtlijnige vorm hebben, waarbij de hoofdeis is dat zich een voldoende oppervlakdeel van de beschermlijst bevindt in een gebied dat voldoende dicht bij de snijkant ligt voor het zodanig regelen van de huidbeweging dat vrijwel geen snijden in de huid ontstaat door plooien in de huid in de nabijheid van de snijkant, die de effectieve hoek tussen het mesje en 800 1 7 34 ψ, - 3 - en de huid en/of de effectieve vrijligafstand van het mesje vergroten.

Bij voorkeur heeft de bescherralijst een relatief groot plat vlak dat naar achteren verloopt van een punt op flinke afstand vóór het mesje tot een punt dichtbij de snijkant. Een reeks kleine openingen 5 in de beschermlijst nabij de snijkant van het mesje zorgen voor de afvoer van het scheersel. De afmetingen en de plaats van deze openingen worden zodanig geregeld dat daarin ontstaande huidplooien zo veel mogelijk worden vermeden.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand 10 van de tekening, waarin twee uitvoeringsvoorbeelden van een scheermeseenheid volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Figuur 1 toont schematisch op grotere schaal het principe van een bekende scheereenheid die in een optimale stand ten opzichte van de huid is geplaatst.

15 Figuur 2 toont de scheermes in het van fig. 1 in .eén stand ten opzichte van de huid waarin snijden in de huid kan optreden.

Figuur 3 toont schematisch op grotere schaal de scheereenheid volgens de uitvinding in de scheerstand ten opzichte van de huid.

Figuur 4 is een aanzicht in perspectief van een uitvoerings-20 vorm van de scheereenheid volgens de uitvinding.

c

Figuur 5 is een aanzicht in perspectief van een scheereenheid in een tweede uitvoeringsvorm.

Figuur 6 is een dwarsdoorsnede volgens 6-6 van figuur 5 op grotere schaal.

25 De bekende scheereenheid volgens figuur 1 heeft een mesje 10, een kap 12 en een met de huid in aanraking zijnde beschermlijst 14, voorzien van een gebogen vlak. De beschermlijst 14 wordt in het algemeen gesteund door een niet weergegeven zittingdeel. De in langsrichting verlopende snijkant 16 van het mesje 10 is weergegeven in aanraking met de 20 huid 18 voor het afscheren van niet weergegeven lange haren, zoals snorharen of bakkebaardharen. De afstand tussen de snijkant 16 tot het raakpunt van de huid met het gebogen vlak van de beschermlijst 14 bedraagt ongeveer 1 tot 2 mm en wordt overbruggingsafstand genoemd. Normaal heeft het gebogen vlak van de beschermlijst een vrij kleine kromtestraal zodat 25 dit vlak de huid in het overbruggingsgebied niet steunt. De raakhoek van het mesje 10 is gelegen tussen ongeveer 15 en 40°, bij voorkeur tussen 20 tot 30°, waarbij deze hoek is gegeven door de hoek tussen het mesje en een lijn van de snijkant 16 rakend aan de beschermlijst 14.

800 1 734 » r - 4 -

De kap 12 kan een ander aanrakingsvlak voor de huid geven en de vrijlig-afstand van het mesje 10 is de loodrechte afstand tot de snijkant 16 van een lijn rakend aan de kant 12 en de beschermlijst 14. Een steel, weergegeven door de hartlijn 22, is verbonden met en steekt uit van de 5 mesjeseenheid, gewoonlijk onder een bepaalde hoek.

In een optimale situatie houdt de gebruiker de steel vast onder een bepaalde hoek en/of met een bepaalde druk ten opzichte van de huid 18 zodat het mesje 10 een voorkeurshoek heeft ten opzichte van de huid, welke hoek is aangeduid met B/S^ in fig. 1 en aanvankelijk wordt bepaald 10 door de raakhoek tussen de snijkant van het mesje en de beschermlijst.

Voor goed afsnijden van haren op de huid 18 en toch vermijden van snijden in de huid is het gewenst dat de hoek tussen mesje en huid (B/S) niet te klein is (waarbij het mesje vrijwel evenwijdig aan de huid staat) en ook niet te groot is (waarbij het mesje vrijwel loodrecht op de huid staat), 15 omdat een te kleine hoek niet werkzaam is voor het doorsnijden van de haren doordat het mesje dan over de haren heen beweegt en de grote hoek krassen of snijden in de huid geeft, waardoor bloeden kan optreden.

Wanneer echter de gebruiker een grotere druk uitoefent van het mesje 10 op de huid 18, bijvoorbeeld docr zwenken van de steel naar boven 20 zoals -weergegeven.met 22' in fig. 2, plooit de huid in de overspannings-afstand tussen het mesje en de beschermlijst 14 zoals weergegeven in fig. 2. De plooi kan ook ontstaan door een "ploegeffect" van het mesje 10 bij het trekken daarvan over de huid. Deze huidplooi vergroot de effectieve vrijligafstand van het mesje en ook de effectieve hoek tussen mesje en 25 huid, tot de waarde B/S2 , welke bijna 90° kan zijn of zelfs groter, waardoor de snijkant 16 in de huid wordt gericht en snijden en bloeden kunnen optreden door de grotere effectieve vrijligafstand.

Volgens fig. 3 en in detail volgens fig. 4 tot 6 is volgens de uitvinding de bekende beschermlijst vervangen door een nieuw, met de 30 huid in aanraking komend, regel of beschermvlak 54, dat bij voorkeur één geheel vormt met de zitting 55. Verder kan ook het met de huid in aanraking komende vlak 53 van de kap 52 een gewijzigde vorm hebben. Door deze nieuwe constructie kan een vrijwel constante hoek B/S^ tussen mesje en huid .. in.-.stand worden gehouden onder verschillende hoek van de steel en/of 35 druk op het mesje, waarbij deze hoek ongeveer gelijk aan B/S^ is. Evenzo wordt hierdoor de effectieve vrijligafstand vrijwel constant gehouden.

In het bijzonder is het beschermvlak 54 een in hoofdzaak continu, vlak, bij voorkeur maar niet noodzakelijk plat, dat naar achteren steekt van een pint op flinke afstand beneden of vóór de snijkant 16, van ongeveer 800 1 7 34 * -5-. v 2,5 mm, tot een punt dicht nabij deze snijkant. Meer in het bijzonder verloopt het beschermvlak 54 tot binnen ongeveer 0,75 mm van de snijkant 16 en bij voorkeur dochter bij, over vrijwel de gehele gemeenschappelijke langsafstand van beschermlijst en mesje.

5 In de voorkeursuitvoeringsvormen is het beschermvlak 54 plat en verloopt tot een punt kleiner dan 0,25 mm van de snijkant 16, waarbij dit beschermvlak continu is in de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 en in hoofdzaak continu in de uitvoeringsvorm volgens fig. 5 en 6, waarbij in het laatste geval kleine "spoel"-gaten zijn aangebracht in het vlak 10 in de buurt van de snijkant.

De nieuwe scheermeseenheid is bij voorkeur, hoewel niet noodzakelijk, in de vorm van een gebonden patroon. De zitting 55 is vervaardigd van kunststof en heeft een plat bovenvlak 65 dat een steunplatform vormt voor het mesje 10. De scheermeseenheid kan werkzaam worden ver-15 bonden met een neer weergegeven steel op verschillende manieren, bijvoorbeeld door ingrijping tussen het U-vormige kanaal 40 in de zitting 55 met een complementair U-vormig element aan de steel. De kap 52 is van kunststof en ligt boven het mesje 10, welke kap niet weergegeven ver-bindingskolommen heeft,die steken door niet weergegeven openingen in het 20 mesje en in de zitting 55, voor het vasthouden van het mesje en de zitting tezamen met het beschermvlak 54 als een eenheid uit één stuk, op een bekende wijze.

In de voorkeursuitvoeringsvormen heeft de kap 52 ook een plat, met de huid in aanraking komend vlak 53, dat naar achteren verloopt over 25 ongeveer 2,5 mm, welke afstand groter of kleiner kan zijn, van nabij de snijkant 16, in in hoofdzaak hetzelfde vlak als het beschermvlak 54.

Het beschermvlak 54 verloopt onder een hoek van ongeveer 25° met de middendeellijn van de hoek van de snijkant 16 en deze hoek van het beschermvlak is aangegeven met . Het mesje 10 heeft in de weer-30 gegeven uitvoeringsvormen een dikte van ongeveer 0,25 mm, hoewel andere dikten, zoals 0,1 mm, ook kunnen worden gebruikt. Volgens de uitvinding ligt het de huid steunende vlak 54 van de beschermlijst zo dicht bij de snijkant 16 dat de huid nabij de snijkant wordt gesteund onder een constante hoek tussen huid en mesje (B/S^) en wordt belet een plooi te vormen, waar-35 door de effectieve hoek tussen huid en mesje zou worden vergroot, evenals de effectieve vrijligafstand van het mesje, waardoor snijden in de huid zou kunnen optreden.

Teneinde dit snijden te verminderen moet de vrijligafstand E van het mesje zo klein mogelijk zijn, maar toch voldoende om voldoende glad 800 1 7 34 - 6 - 3 te kunnen scheren, De vrijligafstand Ξ van het mesje 10 is de loodrechte afstand tot de snijkant 16 van een lijn die raakt zowel aan het vlak 54 van de beschermlijst als het vlak 53 van de kap. Een vrijligafstand van ongeveer +0,05 mm belet absoluut zodanig snijden in de huid dat 5 bloedingen kunnen ontstaan, daar een opperhuidlaag zonder bloedvaten, die bijvoorbeeld een dikte heeft van ongeveer 0,05mm in het gezicht, is gelegen boven de bloedvaten in de huid. Een vrijligafstand van ongeveer +0,13 mm geeft een goede combinatie van scheren zonder snijden met glad scheren en verdient de voorkeur, hoewel vrijligafstanden in het gebied van +0,025 10 tot 0,2 mm voor verschillende scheermesgebruikers ook aanvaardbaar kunnen zijn.

Met de gebruikelijke meting van de overspanningsafstand is deze afstand bij de meseenheid volgens de uitvinding ongeveer 2,5 mm, van de snijkant 16 tot het raakpunt aan het vooreinde of het laagste 15 einde van het beschermvlak 54, hetgeen natuurlijk groter is dan bij de meeste bekende eenheden. Daar echter de bekende eenheden in het algemeen geen ondersteuning geven van de huid in het gebied van de overbruggings-afstand, verschaft de eenheid volgens de uitvinding ondersteuning van de huid over vrijwel de gehele afstand van het beschermvlak 54 van zijn 20 voorste raakpunt naar achteren tot op ongeveer 0,25 mm van de snijkant 16, daar dit beschermvlak vrijwel continu is over de overbruggings-afstand en verzonken ligt van de raaklijn of het raakvlak tussen het bekende raakpunt en de snijkant 16 over ongeveer de vrijligafstand van het mesje, d.w.z. 0,13 mm.

25 In het onderhavige geval heeft het mesje 10 een dikte van 0,25 mm en verloopt het beschermvlak 54 tot een punt dat ligt in het ondervlak van het mesje, 0,13 mm achter de snijkant'16. Doordat dus de huid zo dicht bij het raakvlak wordt gesteund, binnen ongeveer 0,13 mm, in het gebied van de snijkant 16, heeft de huid niet de gelegenheid 30 naar buiten te plooien en de vrij grote hoeken te doen ontstaan tussen het mesje en de huid, evenals de grote effectieve vrijligafstand, waardoor snijden kan optreden.

In een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, weergegeven in fig. 5 en 6, is de scheermeseenheid dezelfde als. hierboven is beschreven, 35 met uitzondering van het feit dat een reeks spoelgaten of kanalen 80 zijn gevormd in het beschermvlak 54' nabij het mesje 10, welke gaten door de zitting 55' naar omlaag verlopen. De spoelgaten 80 liggen op een rij in ' het beschermvlak 54', op gelijke afstanden, volgens een lijn evenwijdig 800 1 7 34 v

- 7 - . V

aan de snijkant 16. De spoelgaten 80 hebben bij voorkeur een zo klein mogelijke diameter aan het beschermvlak 54', die toch voldoende is om een doelmatige stroming daardoor heen te verkrijgen van het scheersel, waaronder haren. Een gatdiameter van 1 mm in het beschermvlak 54' is 5 gebleken doelmatig te zijn voor het wegspoelen van het scheersel afkomstig van een baardgroei of snorgroei van twee dagen. Onder het vlak 54' kan de diameter van de gaten 80 belangrijk groter zijn en/of daar een grote kamer zijn gevormd, zoals is weergegeven in fig. 6.

De huidafstand van de gaten 80 is zodanig dat een vrij groot 10 aantal spoelkanalen is gevormd, maar enig huid steunend vlak ertussen overblijft. De middelpunten van opvolgende gaten 80 van 1 ram diameter hebben hier een onderlinge afstand van ongeveer 2,1 mm.

Verder liggen de gaten 80 zover naar achteren als mogelijk is ten opzichte van de snijkant 16, teneinde het gedeelte van de gaten die 15 de anders de huid steunende delen van het beschermvlak 54’ beslaan, zo klein mogelijk te maken. In de weergegeven uitvoeringsvorm verlopen de hellende, geslepen en gepolijste vlakken van het mesje 10, die de snijkant 16 vormen, naar achteren van de snijkant over ongeveer 0,64 tot 0,75 mm voordat het steunvlak 65 van de zitting 55 begint, die het 20 mesje steunt. Met een vrijligafstand van het mesje van +0,125 mm en een hoek T ^ tussen het beschermvlak 54' en de middendeèllijn van de tophoek van het mesje van ongeveer 25° is de plaatselijke overbruggings-afstand S' van de snijkant 16 tot het vooreinde van een gat 80 kleiner dan 0,75 mm. Verder is de bekende raakhoek vrijwel gelijk aan , 25 d.w.z. ongeveer 26°. Hoewel een gat 80 een langwerpige onderbreking veroorzaakt in het huid steunende vlak van ongeveer 1 mm in de lengte evenwijdig aan en nabij de snijkant 16, wordt door de cirkelvorm van het gat die afmeting vermindert op grotere afstand van de snijkant 16 langs het beschermvlak 54'. Verder kan men een iets langere onderbreking 30 toestaan in de richting evenwijdig aan de snijkant 16 dan in de richting dwars daarop, daar de dwarsrichting ligt in de lijn van de scheermes-bewegixig en in hoofdzaak de hoeken bepaalt tussen de huid en het mesje en tot op zekere hoogte de effectieve vrijligafstand.

35 800 1 7 34

Claims (11)

1. Scheermeseenheid, voorzien van .een steunorgaan voor een mesje, met een steunplatform, van een scheermesje, geplaatst op het steunplatform, welk mesje een snijkant.aan de voorrand heeft, van organen voor het vast-5 houden van het mesje op zijn plaats op het steunplatform, en van een langwerpig beschermelement, aangebracht vóór en verlopend in de langs-richting in hoofdzaak evenwijdig aan de snijkant van het mesje, met het kenmerk, dat het beschermelement is voorzien van een met de huid in aanraking komend regelvlak van voldoende grootte over zijn lengte, aan-10 gebracht voldoende dicht bij de snijkant van het mesje opdat delen van de huid, die een ongesteund gedeelte tussen het mesje en het beschermelement binnengaan, niet voldoende groot zijn om snijden in de huid te veroorzaken. 1. Eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de maximum afstand tussen de snijkant van het mesje en het met de huid in aanraking 15 komende regelvlak van het beschermelement, waarover de huid daartussen niet wordt gesteund, kleiner is dan ongeveer 0,75 mm.

3. Eenheid volgens conclusie 2, met het kenmerk,dat het met de huid in aanraking komende regelvlak in hoofdzaak plat is.

4. Eenheid volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vasthoud-20 organen voor het mesje een kap omvatten, welke kap een in hoofdzaak plat, met de huid in aanraking komend regelvlak heeft, gelegen .achter en evenwijdig aan de snijkant.

5. Eenheid volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de met de huid in aanraking komende regelvlakken van het beschermelement en van 25 de kap in hoofdzaak in een zelfde vlak liggen.

6. Eenheid volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vrijlig-afstand van de snijkant van het mesje kleiner is dan ongeveer +0,125 mm, gemeten loodrecht op een raaklijn aan de met de huid in aanraking komende regelvlakken van zowel het beschermelement als de kap.

7. Eenheid volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de maximum afstand tussen de snijkant en het met de huid in aanraking komende regelvlak, waarover de huid daartussen niet wordt gesteund, kleiner is dan ongeveer 0,25 mm.

8. Eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk,, dat het bescherm- 35 element is voorzien van een aantal kleine gaten, die er door heen verlopen 1 en op een rij zijn aangebracht in de lengterichting van het met de huid in aanraking komende regelvlak ervan, dicht'nabij de snijkant van het mesje, welke gaten zijn bestemd voor het doorlaten van een stroom reinigingsvloeistof. 800 1 7 34 v - 9 - \

9. Eenheid volgens conclusie 2, met het kenmerk,dat het bescherm-element een aantal kleine gaten heeft, die door dit element heen verlopen en in een rij zijn aangebracht in de lengterichting van het met de huid in aanraking komende regelvlak van het beschermelement, dicht bij de 5 snijkant van het mesje, zodanig dat een stroom spoelvloeistof door de gaten kan bewegen.

10. Eenheid volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de spoel-gaten cirkelvormig zijn en een diameter hebben van ongeveer lmm in het met de huid in aanraking komende regelvlak.

11. Eenheid volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de spoelgaten op onderling gelijke afstanden 9 in het regelvlak, waarbij de hartafstand tussen deze gaten ongeveer 2,1 mm is.

12. Eenheid volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het met de huid in aanraking komende regelvlak in hoofdzaak plat is en doorloopt 15 tot op een afstand kleiner dan 0,25 mm van de snijkant van het mesje, waarbij de spoelgaten daarin zodanig zijn aangebracht dat geen deel daarvan ter plaatse van de doorsnijding van het gat met het regelvlak op een grotere afstand dan ongeveer 0,75 mm. van de snijkant ligt. 20 800 1 7 34