NL7908009A - Inrichting voor het in samenwerking brengen van tegenover elkaar gelegen reeksen van sluitelementen van een ritssluiting. - Google Patents

Description

4 % _ r

Inrichting voor het in samenwerking brengen wan tegenover elkaar gelegen reeksen van sluitelementen van een ritssluiting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in samenwerking laten brengen of bij elkaar laten gaan horen van een paar van reeksen van sluitelementen van een ritssluiting die worden 5 gedragen op een paar van respectieve draagbanden.

Voor het in samenwerking laten komen van een paar reeksen van sluitelementen van een ritssluiting die worden gedragen op een paar van respectieve draagbanden is het bekend om de niet gekoppelde reeksen van sluit-10 elementen tegen elkaar aan te drukken door alleen maar gebruik te maken van een paar aandrukrollen. Een gemeenschappelijk nadeel dat optreedt in de bekende stand der techniek is, dat de afzonderlijke sluitelementen op de draagbanden de neiging hebben om op verwerpelijke wijze 15 onder een helling te gaan staan en vaak eindigen met een onregelmatige afstand tussen de elementen oftewel de steek.

Pogingen zijn ondernomen om dit probleem op te heffen. Hiertoe is voorgesteld om een paar van van 20 tanden voorziene wielen te gebruiken die elk concentrisch zijn opgesteld met de ene van de drukrollen, waarbij de tanden van elk wiel in ingrijping kunnen komen met de ene van de reeksen van sluitelementen. Deze opstelling maakt het echter mogelijk dat de afzonderlijke sluit-25 elementen gemakkelijk worden benadeeld door de tanden van de wielen en een comfortabel en nauwkeurig bij elkaar 790 8 ff 09 2 ' * * laten gaan horen van de tegenover elkaar gelegen reeksen van sluitelementen is nog steeds moeilijk te bereiken.

De uitvinding beoogt dit probleem op te heffen. Volgens de uitvinding omvat de betreffende inrichting 5 een paar van in radiale afstand op een afstand van elkaar gelegen van tanden voorziene wielen voor het daartussen geleiden van niet gekoppelde reeksen van sluitelementen van een ritssluiting en voor het regelen van de afstanden tussen aangrenzende sluitelementen van elk van de niet 10 gekoppelde reeksen, en een paar van in radiale richting op een afstand van elkaar gelegen aandrukrollen voor het drukken of daartussen klemmen van het paar van reeksen van sluitelementen teneinde deze in samenwerking te brengen. De hartlijn van elk van tanden voorzien wiel 15 is excentrisch ten opzichte van de hartlijn van een corresponderende drukrol, zodat het paar van reeksen van sluitelementen in samenwerking kan worden gebracht onmiddellijk nadat deze uit de van tanden voorziene wielen zijn verwijderd. Met deze opstelling kan het paar 20 van reeksen van sluitelementen met elkaar in samenwerking worden gebracht zonder hinder door de tanden van de vielen maar terwijl die geregelde afstanden tussen aangrenzende sluitelementen van elke reeks in stand worden gelaten.

25 Het is een oogmerk van de uitvinding om een inrichting voor het in samenwerking brengen van sluitelementen te leveren die het toestaat om een paar reeksen van sluitelementen van een ritssluiting netjes met elkaar in samenwerking te laten komen met zeer groot 30 gemak en tegen minimale kosten.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een inriditing volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont: 35 Fig. 1 een bovenaanzicht van de inrichting 790 8 0 09 , f 3 tezamen met een weefgetouw voor het gelijktijdig vervaardigen van twee ritssluitingdraagbanden die door de inrichting in samenwerking moeten worden getracht, fig. 2 op grotere schaal een doorsnede 5 volgens de lijn II-II van fig. 1, fig. 3 op grotere schaal een doorsnede volgens de lijn III-III van fig. 1, fig. U een schema van de inrichting ter toelichting van de werking, 10 fig. 5 op grotere schaal een doorsnede volgens de lijn V-V van fig. 3» en fig. 6 op grotere schaal een doorsnede volgens de lijn VI-VI van fig. 3.

Zoals in fig. 1 is weergegeven wordt een 15 paar van geweven ritssluitingdraagbanden 10, die elk een reeks van sluitelementen 11 dragen die daarin zijn geweven, gelijktijdig vervaardigd met een weefmachine met een bekende constructie die een paar naaldweefge-touwen 12 omvat. Elk naaldweefgetouw 12 omvat in hoofd-20 zaak een aantal (niet weergegeven) harnassen voor het vormen van vakken van kettingdraden 13, een vuldrager 1k voor het insteken van een inslagdraad 15 door het kettingvak, een grendelnaald 16 voor het vangen en vaststrikken van de inslagdraad 15 ia het kettingvak 25 teneinde een zelfkant te vormen langs een in lengterichting lopende rand van één van de draagbanden 10, en een riet 17 voor het slaan van de inslagdraad 15 in het kettingvak tegen de stof van de band 10. Het naaldweefgetouw 12 bezit verder een wikkelrotorstelsel 18 voor 30 het leveren van een monofilament 19 en een kerndraad 20 en voor het wikkelen van het monofilament 19 rond een doorn 39 teneinde de reeks van sluitelementen 11 te leveren langs de andere in lengterichting lopende band-rand die is afgekeerd van de zelfkant. Er wordt dus een 35 paar van ritssluitingdraagbanden 21 geleverd waarbij 790 8 0 09 * ♦ <· k het paar van draagbanden 10 het paar van reeksen van sluitelementen 11 draagt langs respectieve buitenste in lengterichting lopende bandranden.

Het paar van op deze wijze geleverde rits-5 sluitingdraagbanden 21 wordt naar binnen gebracht in een verenigingsinrichting 22 volgens de uitvinding, na ondersteboven te zijn geplaatst door een geschikt (niet weergegeven) orgaan, zodat het paar van reeksen van sluitelementen 11 tegenover elkaar ligt. In de veren%ings-10 inrichting 22 worden de tegenover elkaar gelegen reeksen van sluitelementen 11 in samenwerking of in ingrijping met elkaar gebracht op nader toe te lichten wijze.

Zoals het duidelijkst in fig. 2 zichtbaar is, omvat de verenigingsinrichting 22 een paar van evenwijdige 15 op een afstand van elkaar gelegen bovenste en onderste· assen 23, 2h die elk aan van elkaar af gelegen einden zijn bevestigd aan een paar steumplaten 25 en 26, die alle op zijn beurt zijn bevestigd aan een (niet weergegeven) basis. Elk van de bovenste en onderste assen 23 20 en 2k heeft een paar van in axiale richting op een afstand van elkaar gelegen eerste gedeelten 27 met kleine diameter en een tweede gedeelte 28 met grote diameter, welk tweede gedeelte 28 zich bevindt tussen de twee eerste gedeelten 27.

25 De verenigingsinrichting 22 bezit verder een paar van bovenste en onderste geleidingswielen 30 en 31 die draaibaar op de tweede gedeelten 28 van de bovenste en onderste assen 23 respectievelijk 2k zijn gemonteerd.

De bovenste en onderste geleidingswielen 30 en 31 be-30 vinden zich in radiale richting op een bepaalde afstand van elkaar voor het daartussen geleiden van het paar van reeksen van sluitelementen 11 dat in samenwerking moet worden gebracht. Elk geleidingswiel 30, 31 heeft een aantal van omtrekstanden 32 en 33 (fig. 3) die 35 in samenwerking of in ingrijping kunnen komen met de 790 8 0 09 Λ.

5 ene van het paar van reeksen van sluitelementen 11 voor het regelen van de afstanden tussen aangrenzende sluitelementen van elke reeks.

Bovendien is een paar van bovenste en onderste 5 drukrollen 3k, 35 (fig. 3) draaibaar gemonteerd op de (eerste) gedeelten 27 met kleine diameter van de bovenste en onderste assen 23 respectievelijk 2k.

Elk van de bovenste en onderste drukrollen 3^, 35 bezit een paar van rolhelften 3^a, b en 35a» b (fig. 2) die 10 zich elk aan een zijde van het geleidingswiel 30, 31 bevinden op de ene van de bovenste en onderste assen 23 en 2U. De bovenste en onderste drukrollen 3¼ en 35 zijn in radiale richting op een afstand van elkaar voor het persen of drukken van het tegenover elkaar gelegen 15 paar van ritssluitingdraagbanden 21 daartussen teneinde het paar van reeksen van sluitelementen 11 in samenwerking te laten komen. Terwijl het paar van ritssluitingdraagbanden 21 op deze wijze wordt verenigd, worden zij belast door de bij elkaar behorende rolhelften 3^a en 20 35a en door de bij elkaar behorende rolhelften 3^b respectievelijk 35b.

Elk van de vier rolhelften 3^a en b, 35a en b (fig. 2) heeft een uitgespaard gedeelte 36-39 (fig. 5 en 6) dat zich uitstrekt langs een inwendige omtreksrand 25 daarvan voor het geleiden en ontvangen van een gedeelte van de ene van het paar van reeksen van sluitelementen 11, dat wil zeggen; dat deze vier uitgespaarde gedeelten 36-29 gezamenlijk tussen de bovenste en onderste drukrollen 3^ en 35 een doorgang bepalen met in hoofdzaak 30 rechthoekige doorsnede voor het paar van reeksen van sluitelementen 11, zoals het duidelijkst in fig. 6 zichtbaar i s.

Het (tweede) gedeelte 28 met grote diameter (fig. 3) van elke as 23 en 2h is in horizontale richting 35 excentrisch ten opzichte van de (eerste) gedeelten 790 8 0 09 ' ï «· 6 met kleine diameter van dezelfde as. Met andere woorden en zoals duidelijker in fig. b zichtbaar is, de hartlijn 01,02 van elk geleidingswiel 30 en 31 is op een eerste afstand r van de hartlijn P1, P2 van een van de 5 drukrollen 3^ en 35 aan de inlaatzijde (links in fig. 3) van de verenigingsinrichting 22. Dienovereenkomstig wordt het paar van reeksen van sluitelementen 11, indien het zich op het punt M bevindt, op een tweede afstand H1, H2 gébracht van de bovenste en onderste geleidingswielen 10 30 respectievelijk 31. N vertegenwoordigt het punt waarop de tegenover elkaar gelegen tanden 32 en 33 op de bovenste en onderste geleidingswielen 30 en 31 het dichtste bij elkaar zijn.

Met deze opstelling worden de zelfstandige 15 reeksen van sluitelementen 11 die in de verenigingsinrichting 22 naar binnen worden gebracht vanaf de inlaatzijde daarvan, eerst in samenwerking gebracht met de omtrekstanden 32 en 33 van de geleidingswielen 30 respectievelijk 31 (fig. 5)b waarbij de afstanden 20 worden gereguleerd tussen aangrenzende sluitelementen van elke reeks. Onmiddellijk na het loslaten uit de geleidingswielen 30 en 31 wordt het paar van reeksen van sluitelementen 11 belast door de drukrollen 3^ en 35. Dienovereenkomstig kan het paar van reeksen van 25 sluitelementen 11 netjes met elkaar in samenwerking worden gebracht of worden verenigd zonder hinder of benadeling door de wieltanden 32 en 33 (fig. 6)» doch ook met gereguleerde afstanden tussen de aangrenzende koppelelementen van elke reeks. Gedurende dit tot 30 paren verenigen, beweegt het paar van continue rits-sluitingdraagbanden 21 in de richting van de pijl 38 (fig. 1 en 3). Met 1)-0 is een paar van geleidingsrollen aangeduid, waarvan er slechts één zichtbaar is.

Voor het vergemakkelijken van het naar 35 binnen dringen van de zelfstandige reeksen van sluit- 790 80 09 7 elementen 11 in de verenigingsinrichting 22, kan een paar van eerste en tweede geleidingsdelen 36 en 37 (fig. 1 en 3) zijn aangebracht op de inlaatzijde van de inrichting 22. De eerste en tweede geleidingsdelen 36, 37 liggen 5 in hoekrichting op een bepaalde afstand van elkaar (gezien in zij-aanzicht) met de inwendige randen elkaar enigszins overlappend (gezien in bovenaanzicht), zodat het paar van reeksen van sluitelementen 11 tangentiaal kan worden gericht naar de bovenste en onderste ge-10 leidingswielen 30 respectievelijk 31.

In het kader van de conclusies vallen ook uitvoeringsvormen die niet in de tekening zijn weergegeven.

790 80 09

Claims (3)

1. Inrichting voor het in samenwerking brengen van een paar reeksen van ritssluiting sluit-elementen die worden gedragen op een paar van respectieve draagbanden, met het kenmerk. dat de inrichting 5 bestaat uit: a) een paar van evenwijdige op een afstand van elkaar gelegen eerste en tweede assen, waarbij elk van de eerste en tweede assen eerste en tweede gedeelten heeft die excentrisch ten opzichte van elkaar zijn, 10 b) een paar van geleidingswielen die elk draaibaar zijn gemonteerd op het tweede gedeelte van de ene van de eerste en tweede assen en die een aantal omtrekstanden h£>ben die in ingrijping kunnen komen met de ene van de zelfstandige reeksen van sluitelementen 15 voor het geleiden daarvan en voor het regelen van de afstanden tussen aangrenzende sluitelementen van de laatstgenoemde van zelfstandige reeksen, en c) een paar drukrollen die elk draaibaar zijn gemonteerd op het eerste gedeelte van de ene van de ’ 20 eerste en tweede assen voor het belasten van de zelfstandige reeksen van sluitelementen voor het in samenwerking Haten komen daarvan onmiddellijk nadat de laatste zijn losgekomen uit de omtrekstanden van de geleidingswielen, waarbij het paar van reeksen van sluitelementen 25 tot samenwerking kan worden gebracht zonder hinder of benadeling door de omtrekstanden van de geleidingswielen doch bij handhaving van de gereguleerde afstanden tussen aangrenzende sluitelementen van elke reeks.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het 30 kenmerk« dat elk van de drukrollen een paar rolhelften omvat die zijn opgesteld elk aan een zijde van het geleidingswiel op de ene van de eerste en tweede assen, waarbij elk van de rolhelften op de eerste as kan samenwerken met dë ene van de rolhelften op de tweede as 790 8 0 09 *· voor het belasten van de ene van de zelfstandige reeksen van sluitelementen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elk van de vier rolhelften een uitgespaard 5 gedeelte heeft dat zich uitstrekt langs een inwendige omtreksrand daarvan voor het ontvangen van een gedeelte van de ene van het paar van reeksen van sluitelementen* Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een paar inlaadgeleidingen is aangebracht 10 die in hoekrichting op een afstand van elkaar liggen voor het geleiden van het paar van draagbanden met de ongekoppelde reeksen van sluitelementen zodat de laatste in tangentiale richting worden gericht naar de eerste en tweede respectieve geleidingswielen. 15 5* Inrichting zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 790 80 09