NL2000173C2 - Inrichting voor het verwerken van ruwvoer voor vee. - Google Patents
Inrichting voor het verwerken van ruwvoer voor vee. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2000173C2 NL2000173C2 NL2000173A NL2000173A NL2000173C2 NL 2000173 C2 NL2000173 C2 NL 2000173C2 NL 2000173 A NL2000173 A NL 2000173A NL 2000173 A NL2000173 A NL 2000173A NL 2000173 C2 NL2000173 C2 NL 2000173C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- blade
- mixing
- mixer
- loading container
- upright
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K5/00—Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
- A01K5/001—Fodder distributors with mixer or shredder
- A01K5/004—Fodder distributors with mixer or shredder with mixing or shredding element rotating on vertical axis
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B01—PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
- B01F—MIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
- B01F27/00—Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders
- B01F27/80—Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis
- B01F27/84—Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis with two or more stirrers rotating at different speeds or in opposite directions about the same axis
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B01—PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
- B01F—MIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
- B01F27/00—Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders
- B01F27/80—Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis
- B01F27/92—Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis with helices or screws
- B01F27/922—Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis with helices or screws with two or more helices, e.g. with intermeshing helices
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B01—PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
- B01F—MIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
- B01F33/00—Other mixers; Mixing plants; Combinations of mixers
- B01F33/80—Mixing plants; Combinations of mixers
- B01F33/83—Mixing plants specially adapted for mixing in combination with disintegrating operations
- B01F33/8305—Devices with one shaft, provided with mixing and milling tools, e.g. using balls or rollers as working tools; Devices with two or more tools rotating about the same axis
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B01—PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
- B01F—MIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
- B01F33/00—Other mixers; Mixing plants; Combinations of mixers
- B01F33/80—Mixing plants; Combinations of mixers
- B01F33/836—Mixing plants; Combinations of mixers combining mixing with other treatments
- B01F33/8361—Mixing plants; Combinations of mixers combining mixing with other treatments with disintegrating
- B01F33/83611—Mixing plants; Combinations of mixers combining mixing with other treatments with disintegrating by cutting
Landscapes
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Birds (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
- Mixers Of The Rotary Stirring Type (AREA)
- Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)
Description
NL8747-dV/jdh
Inrichting voor het verwerken van ruwvoer voor vee
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwerken van ruwvoer voor vee, voorzien van een laadbak met een bodem en een opstaande wand, en ten minste een mengor-gaan, dat draaibaar om een van de bodem opstaande as in de 5 laadbak is gemonteerd en dat koppelbaar is met een aandrijf-eenheid.
Een dergelijke inrichting is in verschillende uitvoeringsvormen bekend. Gewoonlijk worden één of meer balen voer in de laadbak gestort, waarna het mengorgaan roterend wordt 10 aangedreven door de aandrijfeenheid om de baal of balen te verkleinen en het voer te mengen. Bij de bekende inrichting is voor het aandrijven van het mengorgaan een hoog vermogen nodig, doordat het mengorgaan over de gehele hoogte van de opstaande as op de baal/balen aangrijpt en de baal of balen moet 15 verkleinen. Daarbij wordt althans nagenoeg het totale gewicht van de baal of balen door het onderste deel van het mengorgaan opgetild. Wanneer met de lading nog over een grote afstand wordt gereden, verdicht de lading zich, waardoor het vereiste aanvangskoppel nog hoger wordt. Gewoonlijk omvat de aandrijf-2 0 eenheid van de inrichting een onder de bodem van de laadbak gemonteerde as, die koppelbaar is met de opstaande as van het mengorgaan, waarbij de eerstgenoemde as koppelbaar is met de aftakas van een trekker. Dit betekent dat voor het aandrijven van het mengorgaan van de bekende inrichting een zeer zware 25 trekker nodig is.
De uitvinding beoogt een inrichting van de bovengenoemde soort te verschaffen, waarbij voor het aandrijven van het mengorgaan met een lager vermogen kan worden volstaan.
Hiertoe heeft volgens de uitvinding de inrichting het 30 kenmerk dat het mengorgaan een bovendeel en een benedendeel omvat, waarbij middelen zijn aangebracht voor het buiten werking stellen van het benedendeel van het mengorgaan.
Op deze wijze wordt een inrichting verkregen, waarbij slechts een deel van het mengorgaan, bij voorkeur het boven-35 deel, in werking kan worden gesteld, zodat alleen het in wer- 2 king gestelde deel in bedrijf is voor het verkleinen en mengen van de baal of balen en het mengen van het materiaal van de baal/balen met eventueel los toegevoegde voersoorten. Het men-gorgaan behoeft niet het totale gewicht van de baal/balen op ! 5 te tillen. Hierdoor kan met een relatief laag vermogen worden volstaan. Wanneer de baal/balen zijn verkleind, worden beide i delen van het mengorgaan in werking gesteld en wordt de totale inhoud van de laadbak in korte tijd gemengd.
Volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding 10 zijn het bovendeel en het benedendeel elk koppelbaar met de aandrijfeenheid. Hierdoor is één of beide delen afzonderlijk of het ene deel via het andere deel koppelbaar met de aandrij-feenheid en kan het benedendeel eenvoudig buiten werking worden gesteld door alleen het bovendeel te koppelen met de aan-15 drijfeenheid. Zodra het voer in voldoende mate is verkleind kan het benedendeel eveneens met de aandrijfeenheid worden gekoppeld.
Bij voorkeur is het bovendeel afzonderlijk van het benedendeel koppelbaar met de aandrijfeenheid, waarbij na het 20 verkleinen van de baal of balen door het bovendeel het benedendeel van het mengorgaan koppelbaar is met het bovendeel voor aandrijving door de aandrijfeenheid. Wanneer beide delen van het mengorgaan in bedrijf zijn vindt een mengen van de totale inhoud van de laadbak plaats.
25 Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van de uit vinding omvat het benedendeel van het mengorgaan een of twee schoepbladen, waarbij elk schoepblad verplaatsbaar is tussen een werkstand, waarin het schoepblad omhoog verloopt en een ruststand, waarin het schoepblad ongeveer vlak verloopt. Hier-30 bij kan het benedendeel eenvoudig buiten werking worden gesteld door het of elk schoepblad in de ruststand te plaatsen.
Volgens de uitvinding kan het mengorgaan zijn uitgevoerd als een mengvijzel met schroeflijnvormig verlopend schoepblad met een schoepbladdeel dat beweegbaar is tussen een 35 ruststand, waarin het schoepbladdeel is ingetrokken en althans gedeeltelijk binnen de omtrek van het hoger gelegen schoepblad is gelegen en een werkstand, waarin het schoepbladdeel verder uitsteekt buiten de omtrek van het hoger gelegen schroeflijnvormige schoepblad.
3
Volgens een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de opstaande as van het mengorgaan zwenkbaar in de laadbak gemonteerd. Door het zwenken van de opstaande as wordt een doelmatige verwerking van het in de laadbak gestorte 5 ruwvoer mogelijk, waarbij het ruwvoer door het naar de wand toe bewegen van de opstaande as sterk kan worden verkleind. Bovendien kan door de zwenkbeweging van de opstaande as de mengwerking van het mengorgaan worden verbeterd.
Volgens de uitvinding is het gunstig indien de zwenk-10 baan althans ongeveer in de langsrichting van de laadbak verloopt .
De uitvinding verschaft tevens een mengorgaan voor de beschreven inrichting, welk mengorgaan volgens de uitvinding een bovendeel en een benedendeel omvat, waarbij middelen zijn 15 aangebracht voor het buiten werking stellen van het benedendeel van het mengorgaan.
De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enkele uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding schematisch zijn weergege-2 0 ven.
Fig. 1 is een schematisch weergegeven zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij een gedeelte van de laadbak is open gewerkt.
Fig. 2 is een bovenaanzicht van de inrichting volgens 25 Fig. 1.
Fig. 3 toont het detail III uit Fig. 1 op grotere schaal.
Fig. 4 is een met Fig. 2 overeenkomend bovenaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 30 uitvinding.
Fig. 5 toont een met het detail III uit Fig. 1 overeenkomend detail van een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 6 geeft schematisch een zijaanzicht van een meng-35 orgaan weer van een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 7 is een onderaanzicht van een deel van het mengorgaan uit Fig. 6 op grotere schaal.
4
Fig. 8 en 9 geven een bovenaanzicht respectievelijk zijaanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van een meng-orgaan volgens de uitvinding weer.
Fig. 10 en 11 zijn met de Fig. 8 en 9 overeenkomende 5 aanzichten van een andere uitvoeringsvorm van het mengorgaan volgens de uitvinding.
Fig. 12 en 13 geven twee aanzichten weer van weer een andere uitvoeringsvorm van het mengorgaan volgende de uitvinding .
10 Fig. 14 geeft schematisch een zijaanzicht van een men gorgaan weer van een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 15 is een gedeeltelijk weergegeven bovenaanzicht van het benedendeel van het mengorgaan uit fig. 14.
15 Fig. 16 is een aanzicht van het gedeelte uit fig. 15 volgens de lijn XVI-XVI, waarbij het schoepblad zich in de werkstand bevindt.
Fig. 17 is een met fig. 16 overeenkomend aanzicht, waarbij het schoepblad zich in de ruststand bevindt.
20 Fig. 18 en 19 tonen een zijaanzicht en een bovenaan zicht van een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 20 is een schematisch weergegeven zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van het mengorgaan volgens de uit-25 vinding, waarbij een schoepbladdeel beweegbaar is tussen een ruststand en een werkstand.
Fig. 21 en 22 tonen een bovenaanzicht van het mengorgaan uit fig. 20 in de ruststand resp. de werkstand.
Fig. 23A en 23B tonen een bovenaanzicht resp. zijaan-30 zicht van weer een andere uitvoeringsvorm van het mengorgaan volgens de uitvinding.
Fig. 24 is een sterk schematisch weergegeven uitvoeringsvorm van het mengorgaan volgens de uitvinding.
In de Fig. 1 resp. 2 is sterk schematisch een zijaan-35 zicht resp. bovenaanzicht van een inrichting voor het verwerken van ruwvoer voor vee weergegeven, welke inrichting is voorzien van een laadbak 1 met een bodem 2 en een opstaande wand 3. De laadbak 1 is gemonteerd op een verrijdbaar chassis 4 met een as met wielen 5, waarvan er in Fig. 1 één zichtbaar 5 is. Het chassis 4 omvat een trekboom 6 waarmee de inrichting aan een niet-weergegeven trekker kan worden gekoppeld. In de laadbak 1 van de beschreven inrichting zijn twee mengorganen 7 en 8 aangebracht, die draaibaar zijn om een opstaande as 9 5 respectievelijk 10. De assen 9,10 zijn aandrijfbaar via een onder de bodem 2 van de laadbak 1 gemonteerde koppelas 11, waarvan een uiteinde 12 met de aftakas van de niet-weergegeven trekker koppelbaar is. De koppelas 11 kan met de opstaande assen 9 en 10 worden gekoppeld via niet in detail weergegeven 10 haakse tandwielkasten 13,14 die gezamenlijk of afzonderlijk ingeschakeld kunnen worden voor het in werking stellen van de mengorganen 7,8.
Zoals uit de Fig. 1 en 2 blijkt, zijn de mengorganen 7,8 uitgevoerd als zogenaamde mengvijzels met een schroeflijn-15 vormig mengblad 15. De mengvijzel 8 is volgens de uitvinding in twee delen uitgevoerd, een bovendeel 16 en een benedendeel 17. Het benedendeel 17 omvat één of twee schoepbladen 18 en het bovendeel 16 draagt het schroeflijnvormige mengblad 15. De mengvijzel 7 heeft eveneens één of twee schoepbladen 18 en het 20 mengblad 15, waarbij de bladen 15,18 met dezelfde as 9 zijn verbonden. Het benedendeel 17 kan door geschikte middelen die hierna nog worden beschreven, eenvoudig buiten werking worden gesteld, zodat gedurende een gewenste tijd alleen het bovendeel 16 in bedrijf is voor het verkleinen van de baal of balen 25 ruw voer.
Bij de uitvoeringsvorm volgens de Fig. 1 en 2 is de opstaande as 10 van het bovendeel 16 van het mengorgaan 8 bovendien zwenkbaar in de laadbak 1, doordat deze opstaande as door middel van een in Fig. 3 schematisch weergegeven kruis-30 koppeling 19 is gekoppeld met een uit de tandwielkast 14 omhoogstekende asstomp 20. De kruiskoppeling 19 is opgenomen in een gesloten huis, dat twee in elkaar passende boldelen 21,22 omvat, waarbij volgens het uitvoeringsvoorbeeld van Fig. 3 het boldeel 21 is verbonden met de opstaande as 10 en het boldeel 35 22 is verbonden met de asstomp 20.
Het bovendeel 16 van het mengorgaan 8 is zwenkbaar door middel van een bedieningseenheid 23 volgens een zwenkbaan 24, die althans ongeveer in de langsrichting of rijrichting van de laadbak 1 verloopt. De bedieningseenheid 23 is bij de 6 uitvoeringsvorm volgens de Fig. 1-3 uitgevoerd met een koppel-arm 25 die tussen het boveneinde van de opstaande as 10 en de wand 3 van de laadbak 1 is aangebracht, waarbij tussen de kop-pelarm 25 en de wand 3 van de laadbak 1 een hydraulisch cilin-5 derzuigersamenstel 26 is aangebracht. Het cilinderzuigersamen-stel 26 kan op verschillende manieren van olie worden voorzien voor het verzorgen van de zwenkbeweging van de opstaande as 10. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld een oliepompje aanbrengen in het boveneinde van de opstaande as 10, dat bijvoorbeeld via 10 een omkeerventiel olie levert aan het cilinderzuigersamenstel 26. Uiteraard zijn alternatieve constructies denkbaar.
De beschreven inrichting met uit twee delen 16,17 bestaande mengvijzel 8 heeft het belangrijke voordeel, dat voor het verwerken van ruwvoer kan worden volstaan met een trekker 15 met relatief laag vermogen. Bij het gebruik van de beschreven inrichting worden één of meer balen voer in de laadbak 1 gestort, waarbij voor het verkleinen van de baal of balen in eerste instantie alleen het bovendeel 16 van de mengvijzel 8 in werking wordt gesteld, zodat het benedendeel 17 buiten wer-20 king is. Dit bovendeel 16 wordt daarbij aangedreven door het aandrijven van de opstaande as 10 vanaf de aftakas van de niet-weergegeven trekker via de koppelas 11, de tandwielkast 14 en de asstomp 20. Hierbij is een hierna nog te beschrijven koppeling 28 tussen de as 10 van het bovendeel 16 en het bene-25 dendeel 17 van de mengvijzel 8 niet in bedrijf. Hierdoor wordt alleen het bovendeel 16 aangedreven, dat de baal of balen verkleint. Dit heeft het voordeel dat de mengvijzel 8 slechts over een deel van zijn hoogte aangrijpt op de baal of balen, waardoor minder vermogen nodig is voor het verkleinen van de 30 balen. Het benedendeel 17 met de schoepbladen 18 is niet in werking, zodat deze schoepbladen de baal of balen niet hoeven op te tillen.
Bij de beschreven uitvoeringsvorm volgens de Fig. 1-3 kan tevens de bedieningseenheid 23 in werking worden gesteld, 35 zodat het bovendeel 16 een zwenkbeweging volgens de zwenkbaan 24 uitvoert, waardoor de balen beter worden verkleind en de mengwerking van de mengvijzel 8 in het bijzonder in de lengterichting van de laadbak 1 wordt verbeterd. Zoals uit het bovenaanzicht van Fig. 2 blijkt, kan de bedieningseenheid 23 de i 7 opstaande as 10 naar het in dit geval ovale achtereinde 27 van de wand 3 van de laadbak 1 bewegen, waardoor de doorlaatruimte tussen dit achtereinde 27 en de mengvijzel 8 wordt verkleind. De draairichting van de mengvijzel 8 is daarbij zodanig dat 5 het ruwvoermateriaal van de baal/balen in de richting van deze doorvoerruimte wordt gedrukt en daarmee tegen de rand van het mengblad 15, zodat een effectief verkleinen van de baal/balen wordt gewaarborgd.
Wanneer de baal/balen in voldoende mate zijn ver-10 kleind, wordt ook het benedendeel 17 in werking gesteld door het bekrachtigen van de in Fig. 3 schematisch aangeduide koppeling 28, die het benedendeel 17 koppelt met de asstomp 20 die ook de opstaande as van het bovendeel 16 aandrijft. Wanneer beide delen 16,17 van de mengvijzel 8 worden aangedreven, 15 wordt de totale inhoud van de laadbak 1 in korte tijd gemengd. Het zal duidelijk zijn dat hierbij ook toegevoegde losse voer-soorten kunnen worden gemengd met het voermateriaal van de balen. Wanneer bij de mengvijzel 8 de beide delen 16,17 met elkaar zijn gekoppeld voor het verdere verkleinen van het ruw-20 voermateriaal en het mengen daarvan eventueel ook met andere losse voersoorten, kan ook de mengvijzel 7 worden ingeschakeld. De mengvijzel 7 kan desgewenst ook worden ingeschakeld wanneer alleen het bovendeel 16 van de mengvijzel 8 wordt aangedreven.
25 In fig. 4 is een met Fig. 2 overeenkomend bovenaan zicht weergegeven van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, die in hoofdzaak op dezelfde wijze is uitgevoerd als de uitvoeringsvorm volgens de Fig. 1-3. Bij deze uitvoeringsvorm is de koppelarm 25 uitgevoerd als knikarm 30 met twee delen 25a en 25b die bij 25c draaibaar met elkaar zijn gekoppeld. De twee knikarmdelen 25a, 25b worden door een sterk schematisch weergegeven veer 25d in de getekende stand gehouden. Het zal duidelijk zijn dat de veer 25d op elke gewenste wijze kan worden uitgevoerd en in het inwendige van de 35 knikarm 25 kan zijn opgenomen. Tijdens het draaien en/of zwenken van het bovendeel 16 kan de knikarm 25 tegen de werking van de veer 25d in knikken, zodat het mengorgaan schokbelas-tingen door grote stukken ruwvoer kan verwerken en niet kan vastlopen.
8
Zoals hierboven werd opgemerkt, omvat het benedendeel 17 één of twee schoepbladen 18, die in de Fig. 1 en 2 zichtbaar zijn en in Fig. 3 nog gedeeltelijk zijn te zien. Deze schoepbladen 18 zijn gemonteerd op schijfsegmenten 29 die door 5 middel van lagers 30 draaibaar zijn om de asstomp 20. De schijfsegmenten 29 dragen een hydraulisch bediende schijfrem of klem 31 die kan aangrijpen op een ringvormige schijf 32. De schijf 32 wordt gedragen door een drager 33, die op de asstomp 20 is bevestigd. De drager 33 draagt tevens het boldeel 22.
10 Opgemerkt wordt dat de beschreven koppeling 28 ook op andere manieren kan worden uitgevoerd.
Hoewel het de voorkeur verdient de mengvij zei 8 op de beschreven wijze uit te voeren met een bovendeel 16 en een benedendeel 17, waarbij het bovendeel 16 zwenkbaar is, is ook 15 een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding mogelijk, waarbij de mengvijzei uit twee delen bestaat en het bovendeel niet zwenkbaar is. Voorts is het ook mogelijk een ééndelige zwenkbare vijzel toe te passen. Bij wijze van voorbeeld is in Fig. 5 op dezelfde wijze als in Fig. 3 een gedeel-20 te van een mengvijzel 34 weergegeven die uit een bovendeel 35 en een benedendeel 36 bestaat. Het bovendeel 35 is in dit geval niet zwenkbaar. Het bovendeel 35 wordt aangedreven via de haakse tandwielkast 14, die in Fig. 5 schematisch is weergegeven. De haakse tandwielkast 14 heeft een opstaande as 37 die 25 het bovendeel 35 met het schroeflijnvormige mengblad 15 aandrijft. Op deze as 37 is de schijf 29 met lagers 30 draaibaar gelagerd, welke schijf 29 op de beschreven wijze één of beide schoepbladen 18 draagt. Bij deze uitvoeringsvorm draagt de schijf 29 de ringvormige schijf 32, waarop de schijfrem of 30 klem 31 aangrijpt. Deze schijfrem 31 is gemonteerd op de drager 33 die deel uitmaakt van het bovendeel 35.
In Fig. 6 is schematisch een variant van het bovendeel 16 van de mengvijzel 8 weergegeven, waarbij op het schroef-lijnvormige mengblad 15 een mengwiel 38 is gemonteerd dat een 35 aantal uitstekende losmaakelementen 39 draagt. Deze losmaake-lementen kunnen bijvoorbeeld als pennen of messen zijn uitgevoerd. In Fig. 7 is een aanzicht van het deel van het mengblad 15 weergegeven, waarop het mengwiel 38 is gemonteerd. Zoals uit dit aanzicht blijkt, is het mengwiel draaibaar gemonteerd 9 binnen een afstroopschijf 40 die eveneens draaibaar op het mengblad 15 is gemonteerd. De as 41 van de afstroopschijf 40 ligt op een grotere afstand van de omtrek van de mengvijzel 8 dan de as 42 van het mengwiel 38. De afstroopschijf 40 heeft 5 een omtreksrand 43 met doorlaatopeningen waar de losmaakele-menten 39 doorheen steken. Wanneer de mengvijzel 8 roterend wordt aangedreven, steken de losmaakelementen 39 in het materiaal van de balen waardoor het mengwiel 38 gaat draaien. Hierdoor wordt het verkleinen van de balen bevorderd. Tijdens 10 het draaien van het mengwiel en de schijf 40 worden de losmaakelementen 39 ten opzichte van de omtreksrand 43 naar binnen getrokken, waardoor materiaal dat eventueel aan de losmaakelementen 39 blijft hangen hiervan wordt afgeschoven.
In Fig. 7 is aangegeven dat het mengblad 15 ter plaat-15 se van het mengwiel 38 een aangepaste buitenrand heeft, zodat de losmaakelementen over een groot deel van hun omwentelings-baan buiten het mengblad 15 uitsteken. Het is echter ook moge-lijk de gebruikelijke schroeflijnvorm van het mengblad 15 te handhaven.
20 In de Fig. 8 en 9 is een variant van een mengvijzel 8 met mengblad 15 sterk schematisch weergegeven, waarbij een mengwiel 38 met losmaakelementen 39 wordt toegepast zonder de schijf 40.
In de Fig. 10 en 11 is een variant van de mengvijzel 8 25 weergegeven, waarbij een mengwiel 44 is toegepast, dat een conische vorm heeft, waarbij de losmaakelementen 39 in het conische vlak van het mengwiel 44 zijn gelegen. Bij de uitvoeringsvorm volgens de Fig. 10 en 11 staat de as 45 van het mengwiel 44 loodrecht op het mengblad 15. In de Fig. 12 en 13 30 is een variant van het conische mengwiel 44 weergegeven, waarbij de as 45 is gekanteld, zoals in het bijzonder in Fig. 13 zichtbaar is.
Opgemerkt wordt dat hoewel bij de beschreven uitvoeringsvormen slechts één mengwiel wordt toegepast het desge-35 wenst ook mogelijk is twee of meer mengwielen verdeeld over het mengblad 15 van de mengvijzel toe te passen.
In het bovenaanzicht volgens de Fig. 2 en 4 is weergegeven dat de beschreven inrichting op op zichzelf bekende wijze is voorzien van een afvoeropening 46 die met een niet gete- 10 kende schuif kan worden afgesloten. De afvoeropening 46 sluit aan op een dwarstransporteur 47, waarmee het gemengde voer aan de linker of rechter zijde van de inrichting kan worden afgegeven .
5 In fig. 14 is een zijaanzicht van een mengorgaan 48 weergegeven dat bij een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding kan worden toegepast. Het mengorgaan 48 omvat een benedendeel 49 en een bovendeel 50, waarbij het benedendeel 49 twee schoepbladen 51 omvat en het 10 bovendeel 50 een schroeflijnvormig mengblad 15. Desgewenst kan het benedendeel 49 ook met één schoepblad 51 zijn uitgevoerd. Eén van de schoepbladen 51 is in de fig. 15-17 meer in detail : weergegeven. Bij deze uitvoeringsvorm kunnen de schoepbladen 51 buiten werking worden gesteld door middel van een bedie-15 ningsorgaan 52, dat een cilinderzuigersamenstel omvat. Elk schoepblad 51 is bij een eindrand 53 draaibaar verbonden met een draagplaat 54 en is door middel van het bedieningsorgaan 52 verplaatsbaar tussen een werkstand, die in de fig. 14-16 is weergegeven, en een ruststand, die in fig. 17 is weergegeven.
20 In de werkstand loopt het schoepblad 51 schuin omhoog en in de ruststand loopt het schoepblad 51 ongeveer vlak en ligt op de draagplaat 54. In het schoepblad 51 is een kamer 55 gevormd, waarin het bedieningsorgaan 52 is opgenomen. Zoals in de fig.
16 en 17 is weergegeven, omvat het bedieningsorgaan 52 tevens 25 een stang 56 waarvan het ene uiteinde bij 57 draaibaar met de draagplaat 54 is verbonden en het andere uiteinde 58 draaibaar is verbonden met het cilinder-zuigersamenstel. Wanneer de zuiger van het cilinder-zuigersamenstel naar buiten wordt gedrukt, drukt het uiteinde 58 van de stang 57 het schoepblad 51 30 van de ruststand volgens fig. 17 naar de werkstand volgens fig. 16.
De buitenrand van het schoepblad 51, welke in de werkstand hoog is gelegen, omvat een einddeel 59 dat scharnierend met het overige deel van het schoepblad 51 is verbonden. De 35 scharnieren zijn schematisch met 60 aangeduid. De scharnieren 60 zijn uitgevoerd met een schematisch aangeduide aanslag 61 die het einddeel 59 in de stand houdt, die in fig. 16 is weergegeven. Wanneer het schoepblad 51 naar de ruststand van fig.
11 17 beweegt, kan het einddeel 59 ongeveer vlak aanliggen op de draagplaat 54.
Wanneer de schoepbladen 51 van het benedendeel 49 zich in de ruststand van fig. 17 bevinden, is het benedendeel 49 5 van het mengorgaan 48 buiten werking gesteld, zodat wanneer het mengorgaan 48 wordt aangedreven alleen het bovendeel 50 op de baal of balen voer in de laadbak 1 aangrijpt en de balen verkleint. Dit betekent dat het benedendeel 49 niet het gewicht van de volledige voermassa behoeft op te tillen, zodat 10 met een relatief klein vermogen voor het aandrijven van het mengorgaan 48 kan worden volstaan.
Opgemerkt wordt dat het bovendeel 50 van het mengorgaan 48 op dezelfde wijze als het bovendeel 16 van het mengorgaan 8 zwenkbaar kan zijn uitgevoerd.
15 In fig. 18 resp. 19 is een gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht resp. een bovenaanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven. Deze uitvoeringsvorm is in hoofdzaak op dezelfde wijze uitgevoerd als de inrichting volgens de fig. 1 en 2, zodat 20 overeenkomstige onderdelen niet opnieuw zullen worden beschreven. In dit geval zijn mengorganen 62, 63 toegepast, waarbij het mengorgaan 63 een bovendeel 64 en een benedendeel 65 omvat. Het mengorgaan 63 kan op dezelfde wijze zijn uitgevoerd als de beschreven mengorganen 8, 34 of 48.
25 De inrichting volgens de fig. 18 en 19 is voorzien van een als vork uitgevoerd geleidingsorgaan 66, waarbij tanden 67 van het geleidingsorgaan 66 zijn verbonden met een draagstang 68, die draaibaar is gemonteerd in dragers 69. De draagstang 68 kan in de dragers 69 eveneens over enige hoogte op en neer 30 bewegen. Het verdient hierbij de voorkeur indien een terug-stelveer is aangebracht die de draagstang 68 omlaag drukt.
Het geleidingsorgaan 66 is verplaatsbaar tussen een ruststand die in fig. 19 met een onderbroken lijn is aangeduid en waarin de tanden 67 tegen de opstaande wand 3 van de laad-35 bak 1 aanliggen, en een werkstand, waarin de tanden 67 zich uitstrekken naar het mengorgaan 63. Het geleidingsorgaan 66 is tussen werkstand en ruststand verplaatsbaar door middel van een cilinderzuigersamenstel 70. Hoewel in de tekening de draagstang 68 en de dragers 69 zichtbaar zijn, zal in de prak 12 tijk een afschermplaat zijn aangebracht, zodat de aanwezigheid van de draagstang 68 en de dragers 69 geen belemmering voor het voer in de laadbak 1 vormt.
Bij de in de fig. 18 en 19 weergegeven uitvoeringsvorm 5 staan de tanden 67 van het geleidingsorgaan 66 in de werkstand j ongeveer radiaal op de as van het mengorgaan 63. Als alterna tief is het mogelijk de tanden 67 van het geleidingsorgaan 66 op een punt onder de as van het mengorgaan 63 te richten, zodat het voermateriaal door de rotatie van het mengorgaan meer 10 geleidelijk in de richting van de as van het mengorgaan wordt gedrukt. Het is uiteraard ook mogelijk de dragers 69 op een andere plaats op de opstaande wand 3 van de laadbak 1 te monteren, bijvoorbeeld boven de langsas van de inrichting.
Bij de inrichting volgens de fig. 18 en 19 is het ook 15 mogelijk tijdens het verkleinen van de baal of balen het geleidingsorgaan 66 geleidelijk van de ruststand naar de werkstand te verplaatsen, zodat naar mate de baal/balen worden verkleind het voermateriaal meer naar het mengorgaan 63 wordt geleid.
20 In de fig. 18 en 19 is schematisch een vork 71 weerge geven, waarvan de tanden door de opstaande wand 3 heen ongeveer horizontaal in de laadbak 1 uitsteken. De vork 71 is ver-zwenkbaar tussen een in de fig. 18 en 19 getekende werkstand en een ruststand die in fig. 18 met een onderbroken lijn is 25 aangeduid. Hiertoe zijn stangen 72 die enerzijds met de vork 71 zijn verbonden, anderzijds verbonden met een draaibare stang 73. De stang 73 is verdraaibaar door een bedieningsor-gaan 74 dat in fig. 18 slechts gedeeltelijk zichtbaar is. Wanneer de vork 71 zich in de werkstand bevindt, is het beneden-30 deel 65 van het mengorgaan 63 althans gedeeltelijk buiten werking gesteld, doordat de tanden van de vork 71 zich althans gedeeltelijk boven het benedendeel 65 uitstrekken en de vork 71 de baal/balen ten minste gedeeltelijk ondersteunt. Opgemerkt wordt dat het aantal tanden en de lengte van de tanden 35 van de vork 71 in Fig. 18 en 19 slechts als illustratie dienen. Andere afmetingen en een ander aantal tanden is mogelijk. De tanden van de vork 71 kunnen vanaf de opstaande wand 3 van de laadbak 1 schuin omlaag lopen in de richting van het meng- 13 orgaan 63, zodat de baal/balen in de richting van het mengor-gaan worden geleid.
Bij deze uitvoeringsvorm met vork 71 is het desgewenst mogelijk een eendelige mengorgaan in plaats van een tweedelig 5 mengorgaan toe te passen, doordat de vork 71 in de werkstand als middelen voor het buiten werking stellen van het benedendeel van het mengorgaan functioneert. Het zal duidelijk zijn dat de vork ook bij de andere beschreven uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding kan woerden toegepast.
10 In de fig. 20-22 is een zijaanzicht van een mengorgaan 75 schematisch weergegeven dat bij een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding kan worden toegepast. Dit mengorgaan 75 omvat evenals de in het voorgaande beschreven mengorganen een schroeflijnvormig of spiraalvor-15 mig verlopend schoepblad 76 waarvan de diameter omhooggaande geleidelijk afneemt. Het schoepblad 76 sluit bij het nabij de bodem gelegen einde aan op een schoepbladdeel 77 dat beweegbaar is tussen een in Fig. 21 weergegeven ruststand en een in Fig. 22 weergegeven werkstand. Het is echter ook mogelijk dat 20 tussen het schoepblad 76 en het schoepblad 77 een onderbreking aanwezig is en er kunnen onder het schoepblad 76 ook twee schoepbladdelen aanwezig zijn. Zoals uit het bovenaanzicht volgens Fig. 21 blijkt, is het schoepbladdeel 77 in de ruststand ingetrokken in de richting van een kolom 78 waaraan het 25 schoepblad 76 is bevestigd. In deze ruststand ligt het schoepbladdeel 77 voor een groot deel binnen de omtrek van het hoger gelegen overige deel van het schoepblad 76, zodat het mengorgaan 75 een aanmerkelijk gereduceerde diameter heeft. Dit betekent dat het benedendeel van het mengorgaan 75 bij ingetrok-30 ken schoepbladdeel 77 in hoofdzaak buiten werking is gesteld. Hierdoor wordt dit schoepbladdeel 77 nauwelijks belast door het gewicht van de volledige voermassa op te tillen, zodat met een relatief klein vermogen kan worden volstaan voor het aandrijven van het mengorgaan 75.
35 In de werkstand van Fig. 22 is het schoepbladdeel 77 geheel naar buiten gezwenkt zodat de diameter van het mengorgaan 75 veel groter is dan in de ruststand volgens Fig. 21. Hierdoor is ook dit schoepbladdeel 77 werkzaam als het mengorgaan 75 wordt aangedreven. Het schoepbladdeel 77 wordt naar 14 deze werkstand verplaatst als de voermassa In voldoende mate is verkleind.
Zoals in de Fig. 21 en 22 met een onderbroken lijn is aangegeven, is het schoepbladdeel 77 ondersteund op een draag-5 arm 79, die in Fig. 20 in zijaanzicht zichtbaar is. De draag-arm 79 is bevestigd aan een bus 80 die draaibaar is om een as 8oa. Deze as 80a is door armen 81a verbonden met een cilindrisch gedeelte 81, dat coaxiaal is met de kolom 78 en hiermee via het schoepblad 76 één geheel vormt.
10 Dit cilindrische gedeelte 81 draagt voorts een cilin- der-zuigersamenstel 82, waarvan het cilinderhuis draaibaar is verbonden met het gedeelte 81 en waarvan de zuigerstang draai- i baar is verbonden met de draagarm 79. Door middel van dit cilinder- zuigersamenstel 82 is het schoepbladdeel 77 verplaats-15 baar tussen de ruststand en de werkstand.
Bij het mengorgaan 75 is de spoed van het schoepblad 76 nabij het ondereinde 83 kleiner dan de spoed van het hoger gelegen deel van het schoepblad 76 dat bij 84 is aangegeven.
Hierdoor wordt een verbetering van de mengwerking van het men-20 gorgaan 75 bereikt. Uiteraard is een dergelijk variabele spoed ook bij de andere beschreven mengorganen mogelijk.
In de Fig. 23A en 23B is een gedeelte van een mengorgaan 85 weergegeven, dat is voorzien van een onderste schoep- j blad 86, dat slechts gedeeltelijk is weergegeven, en een bo-25 venste schoepblad 87. Het onderste schoepblad 86 draagt aan j het uiteinde een draaibaar opgehangen mes 88, dat door middel | van een veer 89 in de getekende werkstand wordt gehouden. Indien de druk op het mes 88 te groot wordt, kan het mes 88 tegen de werking van de veer 89 in in de richting van de as van 30 het mengorgaan 85 zwenken. Uiteraard kunnen draaibare messen 88 ook op andere plaatsen langs de omtrek van het schoepblad 86 worden aangebracht.
De spoed van het onderste schoepblad 86 is zodanig dat tijdens bedrijf dit schoepblad 86 het voer omhoog transpor-35 teert, terwijl de spoed van het bovenste schoepblad 87 zodanig is dat dit schoepblad het voer omlaag transporteert. Hierdoor wordt de mengwerking van het mengorgaan 85 verbeterd. Voorts wordt de snijwerking van het mes 88 verbeterd. Een dergelijk ! 15 bovenste schoepbladdeel met omlaag transporterende werking kan ook bij de andere beschreven mengorganen worden toegepast.
Opgemerkt wordt dat de tijdens bedrijf voorlopende eindrand 90 van het bovenste schoepblad 87 als snij rand kan 5 zijn uitgevoerd ter verbetering van de werking van het mengor-I gaan. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm is deze eindrand 90 afgerond. Hierdoor wordt voorkomen dat het gewas om de eindrand 90 slaat en wordt het gewas beter onder het schoepblad geleid.
10 In Fig. 24 is zeer schematisch een bovenaanzicht van een mengorgaan 91 weergegeven, welk mengorgaan bestaat uit een kolom 92 waaraan een schroeflijnvormig verlopend schoepblad 93 is bevestigd. Dit schoepblad 93 dient als drager voor een aantal elkaar gedeeltelijk overlappende schijven 94, die draai-15 baar om een as 95 op het schoepblad 93 zijn gemonteerd. Hierdoor wordt de wrijving die optreedt tussen het mengorgaan 91 en het voermengsel in de mengbak aanzienlijk gereduceerd. Opgemerkt wordt dat hoewel in Fig. 24 slechts over een deel van het schoepblad 93 draaibare schijven 94 zijn aangebracht, ui-20 teraard ook meer of minder van dergelijke schijven kunnen worden toegepast. Zoals uit de tekening blijkt, overlappen deze schijven elkaar als het ware dakpansgewijs. Voorts is het mogelijk in plaats van het schoepblad 93 een schroeflijnvormig gebogen stang of balk als drager toe te passen.
25 Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat de uitvin ding een inrichting voor het verwerken van ruwvoer verschaft waarbij voor het aandrijven van de mengorganen een relatief laag vermogen nodig is. Bij de beschreven inrichting met twee als mengvijzels uitgevoerde mengorganen wordt bij aanvang van 30 het mengen bijvoorbeeld eerst alleen het bovendeel van de tweedelige vijzel in werking gesteld, waarna na verloop van tijd als de baal of balen in voldoende mate zijn verkleind tevens het benedendeel in werking wordt gesteld. Vervolgens kan desgewenst na enige tijd mengen met één mengorgaan het tweede 35 mengorgaan in werking wordt gesteld. Indien beide mengorganen van de inrichting tweedelig zijn uitgevoerd, kunnen ook de beide delen van het tweede mengorgaan achtereenvolgens in werking worden gesteld en is het ook mogelijk achtereenvolgens beide bovendelen en benedendelen in werking te stellen. Vol- i i 16 gens de uitvinding kan het in werking stellen van de verschillende mengorganen en boven- en benedendelen door een automatische besturing plaatsvinden afhankelijk van de belasting van de aandrijfeenheid. Indien de belasting van de aandrijfeenheid 5 na het in werking stellen van het bovendeel tot beneden een bepaalde waarde daalt wordt bij voorbeeld het benedendeel in werking gesteld en wanneer de belasting na dit inschakelen van het gehele mengorgaan weer benden een bepaalde waarde komt kan het tweede mengorgaan in werking worden gesteld. Uiteraard 10 is het bij inrichtingen met drie of meer mengorganen op dezelfde wijze mogelijk elk van de mengorganen al dan niet gedeeltelijk in werking te stellen afhankelijk van de belasting van de aandrijfeenheid.
Opgemerkt wordt, dat in plaats van de beschreven meng-15 vijzels ook andere typen mengorganen, bijvoorbeeld mengorganen met uitstekende mengarmen of dergelijke kunnen worden toegepast .
De uitvinding is dan ook niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden die binnen het 20 kader der conclusies op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd.
Claims (30)
1. Inrichting voor het verwerken van ruwvoer voor vee, voorzien van een laadbak met een bodem en een opstaande wand, en ten minste een mengorgaan, dat draaibaar om een van de bodem opstaande as in de laadbak is gemonteerd en dat kop- 5 pelbaar is met een aandrijfeenheid, met het kenmerk, dat het mengorgaan een bovendeel en een benedendeel omvat, waarbij middelen zijn aangebracht voor het buiten werking stellen van het benedendeel van het mengorgaan.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het boven-10 deel en het benedendeel elk koppelbaar zijn met de aandrijf- eenheid.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij het benedendeel van het mengorgaan koppelbaar is met het bovendeel voor aandrijving door de aandrijfeenheid.
4. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het bene dendeel van het mengorgaan een of twee schoepbladen omvat, waarbij elk schoepblad verplaatsbaar is tussen een werkstand, waarin het schoepblad omhoog verloopt en een ruststand, waarin het schoepblad ongeveer vlak verloopt.
5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij elk schoepblad aan een eindrand draaibaar is verbonden met een draagplaat, waarbij tussen het schoepblad en de draagplaat een ; bedieningsorgaan is aangebracht voor het verplaatsen van het ! schoepblad tussen de werkstand en de ruststand, waarbij bij 25 voorkeur in het schoepblad een kamer is gevormd waarin het bedieningsorgaan is opgenomen, waarbij bij voorkeur aan het in ! de werkstand hoog gelegen einde van het schoepblad een eind deel scharnierend met het schoepblad is verbonden.
6. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij 30 het mengorgaan is uitgevoerd als een mengvijzel met schroeflijnvormig verlopend schoepblad met een schoepbladdeel dat beweegbaar is tussen een ruststand, waarin het schoepbladdeel is ingetrokken en althans gedeeltelijk binnen de omtrek van het hoger gelegen schoepblad is gelegen en een werkstand, waarin 35 het schoepbladdeel verder uitsteekt buiten de omtrek van het hoger gelegen schroeflijnvormige schoepblad.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij het beweegbare schoepbladdeel is ondersteund op een draagarm, die zwenkbaar om een as is verbonden met de mengvijzel.
8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 5 waarbij de opstaande as van het mengorgaan zwenkbaar in de laadbak is gemonteerd.
9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij een bedie-ningseenheid is aangebracht, die de opstaande as van het mengorgaan volgens een zwenkbaan door de laadbak kan verplaatsen.
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de bedie- ningseenheid een koppelarm en een aandrijforgaan omvat, waarbij de koppelarm tussen het boveneinde van de opstaande as en de wand van de laadbak is aangebracht en het aandrijforgaan tussen de koppelarm en de wand van de laadbak is aangebracht.
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de kop pelarm is uitgevoerd als een knikarm die tegen de werking van een veer in kan knikken zodanig dat de opstaande as van het mengorgaan een zwenkbeweging maakt in een van de laadbakwand afgekeerde richting.
12. Inrichting volgens één der conclusies 8-11, waar bij de opstaande as via een kruiskoppeling is gekoppeld met een aangedreven as, welke koppeling is opgenomen in een gesloten huis dat twee in elkaar passende boldelen omvat, waarvan het ene boldeel met de opstaande as en het andere boldeel met 25 de aangedreven as is verbonden.
13. Inrichting volgens één der conclusies 8-12, waarbij de zwenkbare opstaande as de opstaande as van het bovendeel van het mengorgaan is.
14. Inrichting volgens één der conclusies 9-13, waar- 30 bij de zwenkbaan van de opstaande as zodanig verloopt dat een doorlaatruimte tussen de wand van de laadbak en het mengorgaan in grootte varieert.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de zwenkbaan althans ongeveer in de langsrichting van de laadbak ver- 35 loopt.
16. Inrichting voor het verwerken van ruwvoer voor vee, voorzien van een laadbak met ten minste een mengorgaan, dat draaibaar om een opstaande as in de laadbak is gemonteerd en koppelbaar is met een aandrijfeenheid, met het kenmerk, dat de opstaande as van het mengorgaan zwenkbaar in de laadbak is gemonteerd.
17. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ten minste twee mengorganen in de laadbak zijn aange-5 bracht, welke mengorganen afzonderlijk koppelbaar zijn met de aandrijfeenheid, waarbij ten minste één van de mengorganen is uitgevoerd met een zwenkbare opstaande as en/of met een bovendeel en een benedendeel, die elk koppelbaar zijn met de aandrij feenheid.
18. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een geleidingsorgaan is aangebracht in de laadbak, welk geleidingsorgaan verplaatsbaar is tussen een werkstand, waarin het geleidingsorgaan vanaf de opstaande wand uitsteekt naar een mengorgaan en een ruststand, waarin het geleidingsor- 15 gaan aanligt tegen de opstaande wand van de laadbak.
19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij in de draairichting van het mengorgaan gezien het geleidingsorgaan in de werkstand vanaf de opstaande wand geleidelijk in de richting van het mengorgaan loopt.
20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, waarbij het geleidingsorgaan als geleidingsvork is uitgevoerd.
21. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de middelen voor het buiten werking stellen van het benedendeel van het mengorgaan een vork omvatten, die ver- 25 plaatsbaar is tussen een werkstand, waarin de tanden van de vork in de laadbak ongeveer horizontaal uitsteken in de richting van het mengorgaan en een ruststand, waarin de tanden van de vork zich buiten de ruimte in de laadbak bevinden, waarbij de tanden van de vork zich in een werkstand althans gedeelte- 30 lijk boven het benedendeel van het mengorgaan uitstrekken en in de ruststand het benedendeel vrijgeven.
22. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het mengorgaan is uitgevoerd als een mengvijzel met een schroeflijnvormig verlopend schoepblad met een onderste en 35 een bovenste schroefbladdeel, waarbij tijdens bedrijf het onderste schroefbladdeel omhoog transporteert en het bovenste schroefbladdeel omlaag transporteert.
23. Mengorgaan voor een inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het mengorgaan een bovendeel en een benedendeel omvat, waarbij middelen zijn aangebracht voor het buiten werking stellen van het benedendeel van het mengorgaan.
24. Mengorgaan volgens conclusie 23, waarbij het bo-5 vendeel en het benedendeel ten opzichte van elkaar draaibaar zijn om een gemeenschappelijke as.
25. Mengorgaan volgens conclusie 23, waarbij het benedendeel van het mengorgaan een of twee schoepbladen omvat, waarbij elk schoepblad verplaatsbaar is tussen een werkstand, 10 waarin het schoepblad omhoog verloopt en een ruststand, waarin het schoepblad ongeveer vlak verloopt.
26. Mengorgaan volgens conclusie 23, waarbij het mengorgaan is uitgevoerd als een mengvijzel met schroeflijnvormig verlopend schoepblad met een schoepbladdeel dat beweegbaar is 15 tussen een werkstand, waarin het schoepbladdeel werkzaam is opgenomen in het schroeflijnvormige schoepblad en een ruststand, waarin het schoepbladdeel is ingetrokken en althans gedeeltelijk binnen de omtrek van het hoger gelegen schoepblad is gelegen.
27. Mengorgaan volgens één der conclusies 23-26, waar bij de as van het bovendeel zwenkbaar is ten opzichte van de as van het benedendeel.
28. Werkwijze voor het verwerken van ruwvoer voor vee, waarbij een of meer balen ruwvoer in een laadbak met een bodem 25 en een opstaande wand worden gestort en een in de laadbak aangebracht mengorgaan roterend wordt aangedreven voor het verkleinen en mengen van het materiaal van de baal of balen, met het kenmerk, dat het mengorgaan een bovendeel en een benedendeel omvat, waarbij in een eerste verwerkingstap de baal/balen 30 wordt/worden verkleind door middel van een deel van het mengorgaan en in een tweede verwerkingstap de baal/balen wordt/worden verkleind door beide delen van het mengorgaan.
29. Werkwijze volgens conclusie 29, waarbij twee of meer mengorganen in de laadbak zijn aangebracht, waarbij in 35 een of meer volgende verwerkingstappen een tweede resp. volgend mengorgaan in werking wordt gesteld voor het verkleinen van de baal/balen.
30. Werkwijze volgens conclusie 28 of 29, waarbij de overgang van de eerste naar elke volgende verwerkingstap plaats vindt afhankelijk van de belasting van een aandrijfeenheid die het mengorgaan/de mengorganen aandrijft.
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1029836 | 2005-08-30 | ||
NL1029836 | 2005-08-30 | ||
NL1030925 | 2006-01-17 | ||
NL1030925 | 2006-01-17 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2000173C2 true NL2000173C2 (nl) | 2007-03-01 |
Family
ID=37657636
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2000173A NL2000173C2 (nl) | 2005-08-30 | 2006-08-08 | Inrichting voor het verwerken van ruwvoer voor vee. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP1928229A2 (nl) |
NL (1) | NL2000173C2 (nl) |
WO (1) | WO2007037693A2 (nl) |
Families Citing this family (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL2000187C1 (nl) | 2006-01-17 | 2007-07-18 | Cornelis Hendricus Liet | Inrichting voor het verwerken van materiaal, zoals een biomassa of voer voor vee. |
NL2003769C2 (nl) * | 2009-11-06 | 2011-05-10 | Cornelis Hendricus Liet | Menginrichting. |
FR2952555A1 (fr) * | 2009-11-17 | 2011-05-20 | Sarl Belair | Vis melangeuse |
DE102014103857A1 (de) | 2014-03-20 | 2015-09-24 | Gea Farm Technologies Gmbh | Schwenkbarer Futtermischer |
DE202022100590U1 (de) * | 2022-02-02 | 2022-02-14 | Trioliet B. V. | Futtermischer mit verbesserter Mischschnecke |
Family Cites Families (10)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE2346691A1 (de) * | 1973-09-17 | 1975-03-27 | Rheinstahl Ag | Vorrichtung zum aufbereiten von pulverfoermigen thermoplastischen kunststoffen |
DE3520040A1 (de) * | 1985-06-04 | 1986-12-04 | Herfeld, Friedrich Walter, Dr., 5982 Neuenrade | Vorrichtung zum mischen von gut |
WO1988009614A1 (en) * | 1987-06-10 | 1988-12-15 | Philip William Kemp | Apparatus for dispensing stock feed |
IT1269002B (it) * | 1994-09-28 | 1997-03-18 | Tiziano Faccia | Carro perfezionato per la trinciatura e la miscelazione di prodotti d'uso zootecnico |
US5577675A (en) * | 1995-01-25 | 1996-11-26 | Mitsui Mining Co., Ltd. | Agitating pulverizer |
NL1006170C2 (nl) * | 1997-05-30 | 1998-12-01 | Trioliet Mullos | Werkwijze en inrichting voor het mengen van voer. |
FR2810197B1 (fr) * | 2000-06-14 | 2002-12-13 | Agram | Melangeur-distributeur pour l'alimentation du betail |
DE20115929U1 (de) * | 2001-09-27 | 2003-02-13 | Trioliet Mullos B.V., Oldenzaal | Fahrzeug zum Mischen und Austragen von Biomasse |
DE20315988U1 (de) * | 2003-10-17 | 2003-12-11 | B. Strautmann & Söhne GmbH u. Co | Vertikale Mischschnecke eines Futtermischwagens |
DE202004011784U1 (de) * | 2004-07-27 | 2004-09-23 | Pohlmann, Reinhard | Mischvorrichtung eines Futtermischwagens |
-
2006
- 2006-08-08 EP EP06783942A patent/EP1928229A2/en not_active Withdrawn
- 2006-08-08 WO PCT/NL2006/050196 patent/WO2007037693A2/en active Application Filing
- 2006-08-08 NL NL2000173A patent/NL2000173C2/nl not_active IP Right Cessation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2007037693A3 (en) | 2007-07-12 |
WO2007037693A2 (en) | 2007-04-05 |
EP1928229A2 (en) | 2008-06-11 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL2000173C2 (nl) | Inrichting voor het verwerken van ruwvoer voor vee. | |
EP1513606B1 (en) | Vertical mixer for a fodder mixing device | |
NL2000187C1 (nl) | Inrichting voor het verwerken van materiaal, zoals een biomassa of voer voor vee. | |
US4896970A (en) | Feed mixer | |
EP1417999A2 (en) | An improved fodder mixing and dispensing apparatus | |
CA2789988C (en) | Feed auger lift assembly for an agricultural conveyor | |
DK2844063T3 (en) | Apparatus for mixing and dispensing animal feed | |
US4846411A (en) | Tilt tub bale processor having tub-mounted rotor feed control grid | |
CA2191692C (en) | Bale processor | |
US8167527B2 (en) | Auger wagon with folding lift auger and retracting delivery hood | |
US8627947B2 (en) | Feed auger lift assembly for an agricultural conveyor | |
NL2016683B1 (nl) | Menginrichting. | |
CS207359B2 (en) | Facility for separating the sappy fodder,for lifting the separated block of fooder and for transport thereof for the desired place | |
DE3112743A1 (de) | Vorrichtung zum bereitstellen und ausgeben von viehfutter | |
EP2997816A1 (en) | Apparatus for loading fibrous products with improved cab access system | |
BE1000146A4 (nl) | Inrichting voor het mengen van veevoeder. | |
DE10206270A1 (de) | Vorrichtung zum Mischen und Ausbringen von Schüttgut | |
NL1004809C2 (nl) | Verkleiningsinrichting met kantelbaar beladingsmechanisme. | |
GB2246499A (en) | Verge trimming apparatus | |
BE1004504A3 (nl) | Inrichting voor het in de bodem brengen van vloeibare mest, in het bijzonder mengmest. | |
NL1011279C2 (nl) | Voermenginrichting met beladingsmechanisme. | |
NL2011357C2 (nl) | Inrichting voor het verwerken van veevoer. | |
WO2010029525A1 (en) | Mixer feeder apparatus | |
NL1006275C2 (nl) | Inrichting voor het verwerken van veevoer. | |
DE4338514C2 (de) | Misch- und Verteilvorrichtung für Viehfutter |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2A | A request for search or an international type search has been filed | ||
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20170901 |