[go: up one dir, main page]

NL193895C - Inrichting voor het melken van dieren. - Google Patents

Inrichting voor het melken van dieren. Download PDF

Info

Publication number
NL193895C
NL193895C NL8500694A NL8500694A NL193895C NL 193895 C NL193895 C NL 193895C NL 8500694 A NL8500694 A NL 8500694A NL 8500694 A NL8500694 A NL 8500694A NL 193895 C NL193895 C NL 193895C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
milking parlor
animal
milking
longitudinal direction
parlor
Prior art date
Application number
NL8500694A
Other languages
English (en)
Other versions
NL193895B (nl
NL8500694A (nl
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8500694A priority Critical patent/NL193895C/nl
Priority to EP86200390A priority patent/EP0194729B1/en
Priority to DE8888120243T priority patent/DE3682072D1/de
Priority to AT86200390T priority patent/ATE48737T1/de
Priority to AT88120243T priority patent/ATE68319T1/de
Priority to EP88120243A priority patent/EP0313109B1/en
Priority to DE8686200390T priority patent/DE3667594D1/de
Publication of NL8500694A publication Critical patent/NL8500694A/nl
Publication of NL193895B publication Critical patent/NL193895B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193895C publication Critical patent/NL193895C/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/017Automatic attaching or detaching of clusters
    • A01J5/0175Attaching of clusters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/12Milking stations

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Description

1 193895
Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, voorzien van een omheinde melkplaats en van een melkmachine met een melkstel voor aankoppeling aan de spenen van een 5 te melken dier, waarbij ter hoogte van de vloer van de melkplaats twee beweegbare opwaarts gerichte zich in de langsrichting van de melkplaats uitstrekkende geleidingsplaten aanwezig zijn, die bij aanwezigheid van een dier op de melkplaats tussen de achterpoten van het dier zijn opgesteld voor het gedwongen tegengesteld zijdelings ten opzichte van de langsrichting van de melkplaats bewegen van deze achterpoten.
Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooi US 4.010.714. De in dit Amerikaanse 10 octrooi weergegeven inrichting omvat op en neer beweegbare verticale, zich in de lengterichting van de melkplaats uitstrekkende plaatdelen. Een nadeel van deze inrichting is dat alvorens de koe de melkplaats betreedt de verticale plaatdelen ten opzichte van de vloer omhoog moeten worden bewogen. Dit laatste kan er toe leiden dat de koe minder makkelijk de melkplaats betreedt omdat deze wordt gehinderd door de verticale platen. Een verder nadeel van de bovengenoemde inrichting is dat de koe haar poten ongehinderd 15 in de langsrichting van de melkplaats kan bewegen, hetgeen het aansluiten van het melkstel kan hinderen.
Een doel van de uitvinding is bovenvermeld nadeel te voorkomen en tevens te bewerkstelligen dat de achterpoten van de koe goed gepositioneerd worden zodat het melkstel ongehinderd kan worden aangesloten.
Overeenkomstig de uitvinding wordt dit bereikt doordat op de vloer van de melkplaats twee, om een zich 20 dwars op de langsrichting van de melkplaats en in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende zwenkas, op en neer verzwenkbare zich dwars op de langsrichting van de melkplaats uitstrekkende platen zijn aangebracht, welke platen elk in de opwaarts gerichte stand bij aanwezigheid van een dier op de melkplaats een begrenzing vormen voor de voorwaartse bewegingsmogelijkheid van de achterpoten van het dier, waarbij de twee geleidingsplaten in tegengestelde richting ten opzichte van elkaar zijdelings ten opzichte van de 25 langsrichting van de melkplaats heen en weer beweegbaar zijn. Een voordeel van de bovengenoemde inrichting volgens de uitvinding is, dat de poten zowel in de langsrichting als in de dwarsrichting worden gepositioneerd. Een verder voordeel van de inrichting overeenkomstig de uitvinding is dat doordat de geleidingsplaten ten opzichte van de langsrichting van de melkplaats zijwaarts verplaatsbaar zijn, het voor de afzonderlijke dieren mogelijk is de poten in de dwarsrichting te positioneren, terwijl het dier weinig hinder 30 ondervindt van de geleidingsplaten.
Opgemerkt wordt dat in de niet vóórgepubliceerde Nederlandse aanvrage NL 8500223 een inrichting is beschreven met een verschuifbaar vloerplaatdeel waarop een op en neer verzwenkbare plaat is aangebracht die in een opwaartse stand een begrenzing vormt voor de voorwaartse bewegingsmogelijkheid van de achterpoten van een dier, welke achterpoten bij aanwezigheid van een dier op de melkplaats op dit 35 vloerplaatdeel staan.
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding zijn telkens een op en neer verzwenkbare plaat verzwenk-baar en een geleidingsplaat vast met een zijdelings ten opzichte van de langsrichting van de melkplaats heen en weer verschuifbaar vloerplaatdeel verbonden, waarbij bij aanwezigheid van een dier op de melkplaats op elk vloerplaatdeel een achterpoot van het dier staat.
40
Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting voor het melken van dieren worden beschreven.
Figuur 1 is een bovenaanzicht van een inrichting voor het melken van dieren;
Figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn ll-ll in figuur 1 van de inrichting, waarbij een koe is weergege-45 ven met een op de spenen aangesloten melkstel;
Figuur 3 toont een gedeelte van figuur 2 met daarin nadere details weergegeven;
Figuur 4 is een aanzicht volgens de pijl IV in figuur 1 met de twee vloerplaten in de middenstand en het melkstel in de melkstand;
Figuur 5 is een met figuur 4 corresponderend aanzicht, met de twee vloerplaten in een zijdelings I
50 verschoven stand en het melkstel in de geheven stand; I
Figuur 6 toont een nader detail van de inrichting, waarbij het melkstel aan de spenen is aangesloten; I
Figuur 7 toont een aanzicht volgens de lijn VII—VII in figuur 6; I
Figuur 8 toont een detail overeenkomstig de lijn VIII—VIII in figuur 7, en M
Figuur 9 is een detail overeenkomstig de lijn IX—IX in figuur 3.
Volgens figuur 1 is de inrichting voor het melken van dieren voorzien van twee zijwanden 1, 2, waaraan —- j 193895 2 voorzijde is de melkplaats voorzien van een voederbak 5, waarin door middel van niet nader weergegeven middelen voer, bijvoorbeeld krachtvoer, gedoseerd kan worden toegevoerd.
Zoals uit figuur 2 blijkt is de voederbak 5 bevestigd aan een uitgangsdeur 6, die door middel van zwenkarmen 7 verplaatst kan worden naar een zodanige positie dat een dier, dat de melkplaats verlaat, er 5 onderdoor kan lopen. Daartoe zijn de zwenkarmen 7 enerzijds bevestigd aan de zijwanden 1,2 door middel van scharnieren 8, terwijl de zwenkarmen 7 anderzijds door middel van scharnieren 9 aan de uitgangsdeur 6 zijn bevestigd. Door middel van niet nader weergegeven aandrijfmiddelen kan de uitgangsdeur 6 automatisch, dan wel met de hand worden geopend en gesloten.
De vloer 10 van de melkplaats is nabij de plaats waar het dier met de voorpoten kan staan voorzien van 10 een klap 11, die in figuur 1 en figuur 2 in opwaartse positie is weergegeven. Door middel von de hydraulische of pneumatische cilinder 12 kon de klap 11 gezwenkt worden om de in hoofdzaak horizontale scharnieras 13. Daardoor kan de klap 11 in een in hoofdzaak horizontale positie worden gebracht, waarbij de klap 11 althans gedeeltelijk op gelijke hoogte met de vloer komt, terwijl de klap 11 in de opwaartse positie, zoals weergegeven in de figuren 1 en 2, een aanslag kan vormen waartegen het op de melkplaats 15 aanwezige dier met de voorpoten afsteunt, zoals weergegeven in figuur 2.
Nabij de plaats waar het dier met de achterpoten kan staan is de vloer van de melkplaats voorzien van twee klappen 14,15, die elk als aanslag voor één van de achterpoten dienen. Ook deze klappen 14,15 zijn door middel van hydraulische of pneumatische cilinders 16 zwenkbaar van een in hoofdzaak horizontale positie, waarbij de klappen, althans gedeeltelijk, op gelijke hoogte liggen met de vloer 10 naar een in 20 hoofdzaak verticale positie, zoals weergegeven in de figuren 1 en 2.
Ook is de melkplaats nabij de plaats waar het dier met de achterpoten kan staan voorzien van twee geleidingsplaten 17,18, die zich in opwaartse richting en in langsrichting van de melkplaats uitstrekken.
Door middel van hydraulische of pneumatische cilinders 19 kunnen de twee geleidingsplaten 17,18 vanuit een middenpositie, waarbij de geleidingsplaten op korte afstand van elkaar liggen, worden verplaatst naar 25 een positie waarin zij op afstand van elkaar liggen, welke positie is weergegeven in figuur 4.
Zoals nog nader zal worden beschreven zijn de klappen 14 en 15 gemonteerd op vloerplaten van de melkplaats, welke vloerplaten tezamen met de aangrenzende daar eveneens op gemonteerde geleidingsplaten 17,18 in zijdelingse richting uit elkaar kunnen bewegen, zadat de achterpoten van een op de melkplaats aanwezig dier uit elkaar kunnen worden bewogen. Elk van de achterpoten van het dier staat 30 daarbij op een in zijwaartse richting beweegbare vloerplaat.
Wanneer de geleidingsplaten 17,18 in zijwaartse richting uit elkaar zijn bewogen, zodat de situatie is ontstaan die is weergegeven in figuur 4, kan het melkstel 65 worden aangebracht vanuit de ruimte tussen de twee geleidingsplaten 17,18, zoals nog nader zal worden toegelicht.
De inrichting is voorts voorzien van geleidingsstangen 20, die zich in hoofdzaak boven het op de 35 melkplaats aanwezige dier uitstrekken. Deze geleidingsstangen kunnen voorkomen dat het dier zodanige bewegingen maakt dat het over de in een verticale stand geplaatste klappen 11,14 stapt. Voorts is aan de geleidingsstangen 20 een mechanisme bevestigd dat tegen de achterzijde van het op de melkplaats aanwezige dier kan rusten. Dit mechanisme bestaat uit een in hoofdzaak U-vormig gebogen stang 21, die nabij zijn uiteinde door middel van een scharnieras 22 met de geleidingsstangen 20 is verbonden, welke as 40 22 zich in hoofdzaak dwars op de melkplaats en in horizontale richting uitstrekt. De U-vormige stang 21 kan worden bewogen door middel van een hydraulische of pneumatische cilinder 23, waarvan het ene uiteinde via een as 24 schamierbaar is verbonden met een geleidingsstang 20, terwijl het andere uiteinde door middel van een scharnieras 25 is verbonden met een aan de U-vormige stang bevestigde hefboom 26. Door middel van de bedieningscilinder 23 kan de U-vormige stang worden verplaatst van een in hoofdzaak 45 verticale positie, waarbij de U-vormige stang aanligt tegen het achtereinde van het op de melkplaats aanwezige dier, naar een opwaartse positie, zoals met streeplijnen weergegeven in figuur 3, waarbij het dier, tijdens het betreden van de melkplaats, onder de U-vormige stang 21 kan doorlopen. Nadat het dier op de melkplaats is aangekomen kan de U-vormige stang 21 naar beneden worden bewogen en met een bepaalde kracht tegen het dier drukken, teneinde het in voorwaartse richting op de gewenste plaats te 50 drijven. Ook is het mogelijk om de U-vormige stang naar een, afhankelijk van het dier, vooraf bepaalde positie te brengen, opdat het betreffende dier in de gewenste voorwaartse positie wordt gepositioneerd.
De middelen voar het aanbrengen van het melkstel 65 zijn voorzien van een in hoofdzaak U-vormig gestel 27, dat aan zijn uiteinde door middel van schamierassen 28 aan de zijwanden 1, 2 van de melkplaats
Ii is bevestigd. Het U-vormige gestel 27 is voorzien van een draagarm 29, die het melkstel 65 draagt. Het k 55 U-vormige gestel 27 met de draagarm 29 en het daaraan verbonden melkstel is om schamierassen 28 M zwenkbaar van een operatieve stand, zoals weergegeven in de figuren 1,2, 3 en 4, naar een ruststand, die i ' 3 193895 bedieningscilinder 30 aanwezig, die door middel van een scharnier 31 is verbonden met de zijwand 1,2 van de melkplaats en met het andere uiteinde door middel van een scharnier 32 met een hefboom 33 is verbanden, die op het U-vormige gestel 27 is bevestigd. Zoals uit figuur 1 blijkt, zijn twee bedienings-cilinders 30, aan weerzijden van de melkplaats, aangebracht.
5 Door middel van de scharnieren 28 is eveneens een tweede in hoofdzaak U-vormig gestel 34 vrij zwenkbaar aangebracht. Met dit U-vormige gestel 34 is een afdekinrichting 35 verbonden, die in hoofdzaak bestaat uit een plaatvormig deel. Wanneer het melkstel 65 met zijn ondersteuning 27, 29 zich in de operatieve stand bevindt, zoals weergegeven in figuur 3, rust het gestel 34 tegen een aanslag 36, die aan de zijwand 1, 2 van de melkplaats is bevestigd. In deze positie zal de afdekinrichting 35 eventuele 10 uitwerpselen van het dier kunnen opvangen. Wanneer het gestel 27 door middel van de bedieningscilinder 30 wordt gezwenkt naar de ruststand, zal het melkstel 65 zich in de richting van de afdekinrichting 35 begeven, waarna het meeneemorgaan 37, aangebracht op het gestel 27, in aanraking komt met het gestel 34. Hierdoor wordt het gestel 34 van de aanslag 36 gelicht en in bovenwaartse richting meegenomen door de beweging van het gestel 27, zodat de met streeplijnen in figuur 3 aangegeven positie wordt bereikt.
15 De figuren 4 en 5 tonen schematisch een achteraanzicht 15 van de inrichting. In beide figuren is de in hoofdzaak U-vormige stang 21 in de neerwaartse positie weergegeven. De ondersteuning voor het melkstel en de afdekinrichting zijn in figuur 4 in de operatieve stand weergegeven en in figuur 5 in de ruststand. Voorts is een melkcontainer 38 weergegeven, die via een leiding 39 met het melkstel 65 is verbonden.
In figuur 5 zijn de geleidingsplaten 17,18 aangegeven in de positie waarin zij zich op korte afstand van 20 elkaar bevinden. Door middel van bedieningscilinders 19 kunnen de geleidingsplaten 17,18 uit elkaar worden bewogen naar de positie, zoals die is weergegeven in figuur 4. Zoals uit de figuren 4 en 5 blijkt, bewegen de in apwaartse positie weergegeven klappen 14 en 15 zich met de geleidingsplaten 17, respectievelijk 18 in zijwaartse richting. Ook de vloergedeeiten nabij de klappen 14 en 15 voeren dezelfde bewegingen uit.
25 De figuren 6 en 7 tonen het melkstel 65 en de wijze van bevestiging aan de draagarm 29 meer in detail. Het melkstel 65 is door middel van een parallellogramconstructie aan de draagarm 29 bevestigd, welke parallellogramconstructie is voorzien van vier verbindingselementen 40, die zich in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar uitstrekken en enerzijds zwenkbaar verbonden zijn met een aan de draagarm 29 verschuifbaar verbonden draagelement 41 en anderzijds met de drager 42 van de melkbekers 43. De drager 42 vein de 30 melkbekers 43 is in dwarsrichting verschuifbaar doordat het draagelement 41 een overeenkomstige verschuiving ten opzichte van de draagarm 29 kan uitvoeren. Hiertoe is een hydraulische of pneumatische bedieningscilinder 44 aanwezig, die enerzijds verbonden is met het draagelement 41 en anderzijds met de draagarm 29. De drager 42 van de melkbekers 43 is in verticale richting beweegbaar door middel van de parallellogramconstructie, welke verticale beweegbaarheid kan worden gestuurd door middel van een 35 bedieningscilinder 45, die enerzijds zwenkbaar verbonden is met het draagelement 41 en anderzijds met de drager 42, welke drager 42 voorts star verbonden is met een arm 46 op het uiteinde waarvan een sensor of indicator 47 is aangebracht. Het zal duidelijk zijn dat op de beschreven wijze de drager 42 op elke gewenste positie kan worden gebracht, welke positie correspondeert met de positie van de sensor 47. Bij het gegeven uitvoeringsvoorbeeld is het dier voorzien van twee oriëntatiemiddelen 48, die op de huid van het dier zijn 40 aangebracht. Deze oriëntatiemiddelen 48 kunnen voorzien zijn van een zendertje dat signalen uitzendt welke worden opgevangen door de sensor 47, zodat de positie van de sensor 47 ten opzichte van de oriëntatiemiddelen 48 kan worden geregistreerd. Op deze wijze kan de drager 42 van de melkbekers 43 ten opzichte van het op de melkplaats aanwezige dier naar een gewenste positie worden gestuurd, teneinde de melkbekers op de spenen van de uier aan te sluiten.
45 Elk van de melkbekers 43 is ten opzichte van de drager 42 verplaatsbaar in een horizontaal vlak.
Daartoe kan elke melkbeker 43 zwenken om een bijbehorende verticale scharnieras 49. Deze zwenking wordt voor elk van de melkbekers 43 tot stand gebracht door een bij elk van de melkbekers 43 behorende pneumatische of hydraulische bedieningscilinder 50. Naast deze verplaatsingsmogelijkheid in een horizontaal vlak is elk van de melkbekers verend in verticale richting, doordat elk van de melkbekers 43 zwenkbaar 50 om de horizontale as 51 aan de drager 42 is aangebracht. Elk van de melkbekers is daartoe voorzien van een am scharnieras 51 zwenkbare arm, die elk door een schroefveer 52 wordt ondersteund. Op de beschreven wijze kan elk van de melkbekers 43 vanuit een horizontaal vlak naar beneden veren, terwijl bovendien elk van de melkbekers in dat horizontale vlak op een gewenste positie ten opzichte van de andere melkbekers kan warden gebracht.
55 Voordat het melkstel 65 wordt aangebracht, worden de melkbekers 43 in de voor het betreffende dier geschikte positie gebracht. Deze positie kan met de hand worden ingesteld, het is echter ook mogelijk dat de nodige gegevens van het dier in een computer zijn opgesiagen, zodat de juiste positie van de melk- 193895 4 bekers automatisch kan worden ingesteld nadat het op de melkplaats aanwezige dier door elektronische middelen is herkend. Niet alleen de onderlinge positie van de spenen van de uier, doch ook de positie van de spenen ten opzichte van het oriëntatiemiddel 48, kunnen als gegevens in een computer zijn verwerkt, zodat het melkstel, nadat de melkbekers in de juiste positie zijn gebracht, op de juiste plaats ten opzichte 5 van de spenen in opwaartse richting kan worden aangebracht, daarbij bestuurd door de computer.
Teneinde het aanbrengen van de melkbekers 43 te vergemakkelijken zijn de melkbekers 43 voorzien van trechtervormige vanginrichtingen 53, die uit flexibel materiaal zijn vervaardigd. De flexibele vanginrichting 53 kan één geheel vormen met andere flexibele delen 54 van de melkbekers 43. Zoals uit figuur 6 blijkt, is de trechtervormige vanginrichting 53 voorzien van onderling verbonden ringvormige delen 55, van verschillende 10 diameter. Hierdoor kan de vorm van de flexibele vanginrichting gemakkelijk worden aangepast aan de vorm van de uier nabij de betreffende speen.
In figuur 8 is een nader detail weergegeven van de bevestiging van het draagelement 41 aan de draagarm 29. Uit deze figuur blijkt dat de draagarm 29 voorzien is van een flens 56. Aan het draagelement 41 is een profielbalk 57 verbonden, die verschuifbaar geleid wordt in geleidingsorganen 58, die met de flens 15 56 zijn verbonden. De bedieningscilinder 44 is enerzijds verbonden met de flens 56 en anderzijds met het draagelement 41, zodat bekrachtiging van de cilinder een verschuiving van het draagelement 41 ten opzichte van de draagarm 29 tot gevolg heeft.
In figuur 9 is een nader detail weergegeven van figuur 4. De klappen 15 en 18 zijn in de opwaartse positie weergegeven. Beide klappen zijn bevestigd aan een bewegend deel 59 van de vloer 10 van de 20 melkplaats, welk deel in zijwaartse richting verplaatsbaar is door middel van de hydraulische of pneumatische bedieningscilinder 19, die enerzijds verbonden is met een steun 60, die op het vaste gedeelte van de vloer 10 van de melkplaats is bevestigd en anderzijds verbonden is met de steun 61, die met het beweegbare deel 59 van de vloer is verbonden. Ook is in figuur 9 de bedieningscilinder 16 weergegeven voor het bedienen van de klap 15. In het beweegbare deel 59 van de vloer 10 is een sensor 62 aangebracht, 25 teneinde te kunnen waarnemen of de achterpoten van het dier op de gewenste plaats staan. Daartoe is de sensor 62 door middel van een leiding 63 verbonden met een inrichting voor het registreren van het door de sensor 62 afgegeven signaal.
De werking van de inrichting is als volgt.
Voordat een dier, in het uitvoeringsvoorbeeld een koe, de melkplaats betreedt, is het melkstel 65 in de 30 ruststand geplaatst en is de U-vormige stang 21 eveneens in de opwaartse positie geplaatst, zodat de koe onder beide inrichtingen door kan lopen. Voorts zijn de geleidingsplaten 17,18, die zich in lengterichting van de melkplaats en in in hoofdzaak verticale richting uitstrekken, in de positie gebracht zoals weergegeven in figuur 5, dat wil zeggen zodanig dat zij nabij elkaar in het midden van de melkplaats zijn gelegen. Voorts staan de klappen 14,15 in de in hoofdzaak horizontale positie en staat de klap 11 in opwaartse richting. De 35 uitgangsdeur 6 is gesloten, zodat de voederbak 5 zich aan de voorzijde van de melkplaats bevindt.
Wanneer de koe een melkplaats betreedt, zal zij zover mogelijk naar voren lopen teneinde met de kop bij de voederbak 5 te kunnen reiken. Daarbij zal de koe automatisch de voorpoten tot nabij de klap 11 plaatsen. Vervolgens worden de klappen 14 en 15 in de opwaartse positie gebracht en wordt de U-vormige stang 21 naar beneden bewogen. Indien een achterpoot van de koe op een klap 14, 15 staat, zal deze bij 40 het in opwaartse richting verplaatsen van die klap eraf glijden en op de gewenste positie komen. Nadat de klappen 14,15 in de opwaartse positie staan en de U-vormige stang 21 tegen de achterzijde van de koe rust, verplaatsen de beweegbare delen 59 van de vloer zich in zijwaartse richting, waardoor er tussen de geleidingsplaten 17 en 18 een ruimte ontstaat. De achterpoten van het dier worden hierdoor eveneens uit elkaar bewogen. De sensoren 62 kunnen waarnemen of de beide achterpoten op de juiste plaats staan, 45 waarna het aanbrengen van het melkstel 65 kan geschieden. Daartoe is door middei van elektronische middelen vastgesteld welke koe op de melkplaats aanwezig is, bijvoorbeeld door middel van een om de hals van de koe aangebrachte halsband met een informatiedrager of, zoals in het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven, één of meer informatiedragers 48, die tevens onderdeel zijn van de oriëntatiemiddelen, en die bijvoorbeeld zijn aangebracht aan de dubbele huid van de koe nabij de achterpoten.
50 Afhankelijk van de op de melkplaats aanwezige koe, wordt het melkstel 65 ingesteld, wat wil zeggen worden de melkbekers 43 ten opzichte van elkaar gepositioneerd.
Het melkstel 65 beweegt zich vanuit de ruststand naar de operatieve stand door het zwenken van het U-vormig gestel 27 in neerwaartse richting, waarbij de afdekinrichting 35 met het melkstel meebeweegt totdat het gestel 34 van de afdekinrichting 35 tegen de aanslag 36 rust. Het melkstel 65 beweegt zich dan 55 verder onder de koe, tussen de geleidingsplaten 17 en 18. Daarbij wordt het melkstel 65 in een positie onder de uier van de koe gebracht, welke positie afhankelijk is van de op de melkplaats aanwezige koe, waarna het melkstel in opwaartse richting wordt bewogen totdat de spenen zich in de melkbekers 43

Claims (2)

5 193895 bevinden. Het is ook mogelijk dat de beweging van het meikstel naar de uier van de koe gedeeltelijk of volledig bepaald wordt door de oriëntatiemiddelen, die de positie van het meikstel 65 ten opzichte van de uier vaststellen. Daartoe vangt de sensor 47 signalen op, die door de oriëntatiemiddelen 48 worden afgegeven, 5 waardoor de sensor 47 zijn positie ten opzichte van de oriëntatiemiddelen 48 kan bepalen. Het reeds voor de betreffende koe ingestelde meikstel 65 kan zich daartoe in alle richtingen verplaatsen, in lengterichting van de melkplaats door middel van het zwenken van het U-vormig gestel 27, in dwarsrichting ten opzichte van de melkplaats door middel van bedieningscilinder 44, en in opwaartse richting door middel van bedieningscilinder 45. Bij het in opwaartse richting bewegen van het meikstel kunnen de afzonderlijke 10 melkbekers in neerwaartse richting tegen de werking van de veren 52 in om de as 51 bewegen, hetgeen zal gebeuren wanneer de betreffende vanginrichting 53 tegen de uier van de koe aanligt. 15
1. Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, voorzien van een omheinde melkplaats en van een melkmachine met een meikstel voor aankoppeling aan de spenen van een te melken dier, waarbij ter hoogte van de vloer van de melkplaats twee beweegbare opwaarts gerichte zich in de langsrichting van de melkplaats uitstrekkende geleidingsplaten aanwezig zijn, die bij aanwezigheid van een dier op de melkplaats 20 tussen de achterpoten van het dier zijn opgesteld voor het gedwongen tegengesteld zijdelings ten opzichte van de langsrichting van de melkplaats bewegen van deze achterpoten, met het kenmerk, dat op de vloer van de melkplaats twee, om een zich dwars op de langsrichting van de melkplaats en in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende zwenkas, op en neer verzwenkbare zich dwars op de langsrichting van de melkplaats uitstrekkende platen zijn aangebracht, welke platen elk In de opwaarts gerichte stand bij 25 aanwezigheid van een dier op de melkplaats een begrenzing vormen voor de voorwaartse bewegingsmogelijkheid van de achterpoten van het dier, waarbij de twee geleidingsplaten in tegengestelde richting ten opzichte van elkaar zijdelings ten opzichte van de langsrichting van de melkplaats heen en weer beweegbaar zijn.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat telkens een op en neer verzwenkbare plaat 30 verzwenkbaar en een geleidingsplaat vast met een zijdelings ten opzichte van de langsrichting van de melkplaats heen en weer verschuifbaar vloerplaatdeel zijn verbonden, waarbij bij aanwezigheid van een dier op de melkplaats op elk vloerplaatdeel een achterpoot van het dier staat. Hierbij 7 bladen tekening
NL8500694A 1985-03-12 1985-03-12 Inrichting voor het melken van dieren. NL193895C (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8500694A NL193895C (nl) 1985-03-12 1985-03-12 Inrichting voor het melken van dieren.
EP86200390A EP0194729B1 (en) 1985-03-12 1986-03-11 Implement for milking animals
DE8888120243T DE3682072D1 (de) 1985-03-12 1986-03-11 Geraet zum melken von tieren.
AT86200390T ATE48737T1 (de) 1985-03-12 1986-03-11 Geraet zum melken von tieren.
AT88120243T ATE68319T1 (de) 1985-03-12 1986-03-11 Geraet zum melken von tieren.
EP88120243A EP0313109B1 (en) 1985-03-12 1986-03-11 Implement for milking animals
DE8686200390T DE3667594D1 (de) 1985-03-12 1986-03-11 Geraet zum melken von tieren.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8500694 1985-03-12
NL8500694A NL193895C (nl) 1985-03-12 1985-03-12 Inrichting voor het melken van dieren.

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8500694A NL8500694A (nl) 1986-10-01
NL193895B NL193895B (nl) 2000-10-02
NL193895C true NL193895C (nl) 2001-02-05

Family

ID=19845664

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8500694A NL193895C (nl) 1985-03-12 1985-03-12 Inrichting voor het melken van dieren.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL193895C (nl)

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3763828A (en) * 1971-12-10 1973-10-09 Dari Spray Products Inc Cow treating device
US4010714A (en) * 1974-03-08 1977-03-08 Director, National Institute Of Animal Industry System for managing milking-cows in stanchion stool

Also Published As

Publication number Publication date
NL193895B (nl) 2000-10-02
NL8500694A (nl) 1986-10-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0194729B1 (en) Implement for milking animals
EP0736246B1 (en) A method of positioning means for automatically milking animals, such as cows, as well as an implement for applying same
EP0188303B1 (en) Implement for automatically milking an animal
NL193715C (nl) Inrichting voor het melken van een dier.
NL9200639A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL9401113A (nl) Constructie met een inrichting voor het automatisch melken van dieren.
EP0319523B1 (en) Device for automatically milking an animal
EP0726703B1 (en) An implement for and a method of milking animals
US20070137578A1 (en) Method of and an installation for milking an animal
NL1024520C2 (nl) Samenstel en werkwijze voor het voederen en melken van dieren, voederplatform, melksysteem, voedersysteem, melkvoorbehandelingsinrichting, melknabehandelingsinrichting, reinigingsinrichting en separatie-inrichting, alle geschikt voor gebruik in een dergelijk samenstel.
NL1002792C2 (nl) Constructie met een inrichting voor het melken van dieren.
NL9201902A (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
NL193648C (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
NL9301753A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL193895C (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
NL9401114A (nl) Constructie met een inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL9301377A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL8500693A (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
NL9301752A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL9300577A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL192318C (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
NL192317C (nl) Werkwijze voor het melken van dieren, zoals koeien.
NL9301378A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL1009631C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het melken van een dier.
NL192074C (nl) Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20031001