NL8500694A - Inrichting voor het melken van dieren. - Google Patents
Inrichting voor het melken van dieren. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8500694A NL8500694A NL8500694A NL8500694A NL8500694A NL 8500694 A NL8500694 A NL 8500694A NL 8500694 A NL8500694 A NL 8500694A NL 8500694 A NL8500694 A NL 8500694A NL 8500694 A NL8500694 A NL 8500694A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- milking
- animal
- milking parlor
- parlor
- cluster
- Prior art date
Links
- 210000003141 lower extremity Anatomy 0.000 title claims abstract description 10
- 241000283690 Bos taurus Species 0.000 title claims description 33
- 241001465754 Metazoa Species 0.000 claims description 114
- 210000000481 breast Anatomy 0.000 claims description 20
- 238000010276 construction Methods 0.000 claims description 11
- 239000008267 milk Substances 0.000 claims description 7
- 210000004080 milk Anatomy 0.000 claims description 7
- 235000013336 milk Nutrition 0.000 claims description 7
- 210000001364 upper extremity Anatomy 0.000 claims description 5
- 239000012141 concentrate Substances 0.000 claims description 4
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 claims description 3
- 239000002184 metal Substances 0.000 claims description 2
- 210000002445 nipple Anatomy 0.000 description 31
- 238000000034 method Methods 0.000 description 5
- 239000000969 carrier Substances 0.000 description 1
- 239000000463 material Substances 0.000 description 1
- 230000000284 resting effect Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J5/00—Milking machines or devices
- A01J5/017—Automatic attaching or detaching of clusters
- A01J5/0175—Attaching of clusters
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K1/00—Housing animals; Equipment therefor
- A01K1/12—Milking stations
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Zoology (AREA)
- Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
- Housing For Livestock And Birds (AREA)
Description
^ ^ V' *v- 4 C. van der Lely N.V., Maasland
Inrichting voor het melken van dieren
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats en ten minste één melkmachine. Bij een dergelijke inrichting is de melkplaats voorzien van 5 middelen, zoals een stangenstelsel, teneinde het dier op de voor het melken gewenste plaats te brengen. Vooral bij een verder gaande automatisering van het melkproces is het niet alleen van belang het dier op een gewenste plaats te brengen, doch is het eveneens belangrijk om het .10 dier in een geschikte positie te brengen, waarbij een goede toegankelijkheid van de uier en een vooraf bepaalde plaats van de uier gewenst is.
De uitvinding beoogt een inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, waarbij een effectieve positione-15 ring van het dier plaatsvindt en waarbij het melkproces efficiënt kan worden uitgevoerd.
Hiertoe omvat volgens de uitvinding de melkplaats verplaatsingsmiddelen om ten minste één achterpoot van het dier gedwongen zijdelings te verplaatsen. Door één of 20 beide achterpoten van het dier zijdelings te verplaatsen, kan het dier gebracht worden in een positie met enigszins gespreide achterpoten, waardoor de toegankelijkheid van de uier aanzienlijk kan worden vergroot. Bovendien staat het dier met gespreide achterpoten stabieler, terwijl het 25 verplaatsen van de achterpoten voor het dier wordt bemoeilijkt, zodat het dier haar positie moeilijk kan veranderen.
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding zijn de verplaatsingsmiddelen voorzien van twee opwaarts 30 gerichte wanden, waarvan, volgens een verder kenmerk van de uitvinding, één wand op en neer klapbaar is. Door de aanwezigheid van de wanden kan worden voorkomen dat het dier de betreffende poot in een ongewenste richting verplaatst. Daarbij kan één wand naar een in hoofdzaak 35 horizontale positie worden gezwenkt, zodat een min of meer doorlopende vloer van de melkplaats wordt verkregen, 8500694 V * - 2 - wanneer het dier de melkplaats binnentreedt.
Volgens een ander kenmerk van de uitvinding kan een wand die zich opwaarts uitstrekt vast zijn aangebracht op een verschuifbaar deel van de vloer van de melkplaats, 5 welk deel van de vloer zich volgens een kenmerk van de uitvinding over een afstand van ongeveer 20 cm zijdelings kan verplaatsen. Ook kunnen, volgens een ander kenmerk van de uitvinding, twee verplaatsbare vloerdelen aanwezig zijn, die zich in tegengestelde richting zijde-10 lings kunnen bewegen. Wanneer elk van de achterpoten van het dier zich op één van de verschuifbare delen bevindt, kan op deze wijze het spreiden van de achterpoten op effectieve wijze plaatsvinden.
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding zijn 15 de verschuifbare delen van de verplaatsingsmiddelen verschuifbaar d.m.v. hydraulische of pneumatische middelen.
De inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats en tenminste één melkmachine, kan voorts volgens de uitvinding worden geken-20 merkt doordat de melkplaats zich in verticale richting uitstrekkende middelen omvat, teneinde het dier te dwingen om een bepaalde positie in te nemen.
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kunnen deze middelen zijn aangebracht nabij de vloer van de 25 melkplaats en kunnen deze middelen een zich in opwaartse richting uitstrekkende plaat omvatten. Deze plaat kan volgens een kenmerk van de uitvinding zijn voorzien van een ronde bovenrand, bijvoorbeeld gevormd door een buis.
Ook kunnen de middelen, volgens een ander kenmerk van de 30 uitvinding, twee in looprichting van het dier, zich naast elkaar uitstrekkende buizen omvatten. Dergelijke buizen blijken bijzonder geschikt te zijn voor het geleiden van het dier.
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan 35 althans het achterste deel van de zich in vertikale richting uitstrekkende middelen zijdelings verplaatsbaar zijn, zodat de achterpoten van het dier t.o.v. elkaar in buitenwaartse richting kunnen worden verplaatst.
8500694 * - 3 -
Volgens een kenmerk van de uitvinding kan de afstand tussen de genoemde middelen en de zijwand van de melkplaats, of een zijgeleiding voor het dier, zodanig klein zijn, dat het dier niet met vier poten tussen de genoemde middelen 5 en de zijwand of de zijgeleiding kan staan. Op deze wijze wordt het dier gedwongen op de gewenste wijze, d.w.z. de twee rechterpoten aan de ene kant en de twee linkerpoten aan de andere kant van de zich in vertikale richting uitstrekkende middelen te gaan staan.
10 Volgens een ander kenmerk van de uitvinding kan de melkplaats voorzien zijn van zijwanden of zijgeleidingen, waarvan de onderlinge afstand ongeveer gelijk is aan de breedte van het dier, zodat de bewegingsvrijheid van het dier in een vooraf bepaalde mate kan worden beperkt, 15 waardoor de zekerheid, dat het dier zich op de gewenste plaats en in de gewenste positie bevindt, wordt vergroot.
De inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats en ten minste één melkmachine, kan volgens een kenmerk van de uitvinding 20 voorzien zijn van een ingang van de melkplaats die zich aan dezelfde zijde van de melkplaats bevindt als de zijde van waar het melkstel aan de uier van het dier wordt toegevoerd. Door deze opstelling kan de ruimte die nodig is voor het leiden van het dier naar de melkplaats samenvallen met de 25 ruimte die nodig is voor het aanbrengen van het melkstel, zodat een effectieve benutting van de beschikbare ruimte wordt verkregen.
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan het melkstel verzwenkbaar zijn om een in hoofdzaak 30 horizontale, nabij het achtereinde van het dier aangebrachte zwenkas, zodat het melkstel door de bovengenoemde ruimte kan zwenken tot onder het dier en wel tussen de achterpoten door. De scharniermiddelen voor het zwenken van het melkstel kunnen volgens een nader kenmerk van de uitvinding 35 zijn aangebracht aan beide zijden van het dier, zodat een in hoofdzaak U-vormig frame wordt verkregen waaraan het melkstel is bevestigd en wat met zijn uiteinden scharnier-baar is opgehangen.
8500694 i .
- 4 -
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan het melkstel verzwenkbaar zijn d.m.v. hydraulische middelen. Het melkstel kan, volgens een kenmerk van de uitvinding, deel uitmaken van een melkautomaat, en het melkstel kan 5 vanaf de achterzijde van het dier op de uier aansluitbaar zijn.
Volgens een kenmerk van de uitvinding kan de melk-plaats voorzien zijn van een ingangsdeur, waarbij de betreffende melkorganen onder de ingangsdeur door, vanaf de 10 achterzijde van het dier aan de uier aansluitbaar zijn.
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan de ingangsdeur zijn voorzien van een buisframe, waarbij één of meer buizen van het buisframe het dier naar voren kunnen drukken. Daarbij kan, volgens een kenmerk van de uitvinding, de 15 ingangsdeur verzwenkbaar zijn om een as nabij de bovenzijde van het dier, welke zwenkas een in hoofdzaak horizontaal verloop kan hebben.
Een melkplaats van de inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats 20 en ten minste één melkmachine, kan volgens een kenmerk van de uitvinding voorzien zijn van één of meer sensors, die zodanig zijn opgesteld dat vastgesteld kan worden of poten van het dier zich op een vooraf bepaalde plaats bevinden. Hiermee kan de bedrijfszekerheid van de inrichting 25 worden vergroot, omdat de aanwezigheid van de poten van het dier op een bepaalde plaats een goede indicatie is voor het in de juiste positie staan van het dier. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kunnen de sensors aan weerszijden van een middenverhoging van de vloer 30 van de melkplaats zijn aangebracht en/of kunnen de sensors zijn aangebracht op een verschuifbaar gedeelte van de vloer van de melkplaats.
Volgens een ander kenmerk van de uitvinding kan de inrichting een melkautomaat omvatten, welke melkautomaat 35 zich automatisch aanpast aan de lichamelijke situatie van het dier, welke situatie kan worden waargenomen door bijvoorbeeld het meten van de temperatuur van de melk.
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan de inrichting een computer omvatten en kunnen middelen aanwezig 8500694 • 3 - 5 - zijn voor het doseren van krachtvoer tijdens het melken, waarbij de computer de krachtvoerdosering bestuurt. Voorts kan de melkplaats volgens een kenmerk van de uitvinding voorzien zijn van deuren die automatisch kunnen openen en sluiten. Ook kunnen volgens een kenmerk van de uitvinding 5 middelen aanwezig zijn voor het d.m.v. een computer besturen van het bewegen van delen van de inrichting, zoals de genoemde deuren.
Volgens een kenmerk van de uitvinding kan de melkplaats zijn ingebouwd in een loopstal. Voorts kunnen 10 volgens de uitvinding middelen aanwezig zijn voor het verhinderen van een opwaartse, een voorwaartse of een achterwaartse beweging van het dier, welke middelen kunnen bestaan uit delen van het frame van de melkplaats, bijvoorbeeld vervaardigd van metalen of kunststof buizen.
15 Volgens een kenmerk van de uitvinding kunnen middelen aanwezig zijn voor het vier of meer keren per dag automatisch melken van het dier.
Teneinde de melkbekers t.o.v. elkaar te verplaatsen, kunnen, volgens een kenmerk van de uitvinding, de melkbekers 20 verzwenkbaar zijn om opwaarts gerichte assen, welke ver-zwenkbaarheid hydraulisch kan worden aangedreven. Voorts kan het melkstel d.m.v. een vierhoekscharnier-constructie op en neer verstelbaar zijn, welke vierhoekscharnier-constructie een parallellogram-constructie kan zijn, welke 25 constructie nabij het melkstel kan zijn aangebracht. Hierdoor is het melkstel in een bepaalde stand in in hoofdzaak ver-tikale richting verplaatsbaar.
Volgens een ander kenmerk van de uitvinding kunnen de melkbekers, d.w.z. het melkstel, zijdelings verschuifbaar 30 zijn aangebracht. Ook kan het melkstel zwenkbaar zijn aangebracht om een scharnieras die zich aan de zijwand van de melkplaats bevindt. Volgens een ander kenmerk van de uitvinding kunnen twee scharnieren aanwezig zijn die d.m.v. een dwarsbalk met elkaar zijn verbonden, waarbij het melk-35 stel zwenkbaar kan zijn tot een hoogte die hoger is dan de hoogte van het dier, zodat het dier onder het melkstel kan doorlopen. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan het melkstel zwenkbaar zijn over een hoek van meer dan 8300694 i « - 6 - 90°, en wel d.m.v. hydraulische middelen.
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan de vloer van de melkplaats voorzien zijn van een opklapbare klap, die zich vóór de voorpoten van het dier bevindt, 5 wanneer het dier op de melkplaats aanwezig is. Ook kan, volgens een ander kenmerk van de uitvinding, een opklapbare klap aanwezig zijn voor de achterpoten, van het dier, wanneer het dier zich op de melkplaats bevindt.
Voorts kan volgens de uitvinding de melkplaats 10 voorzien zijn van een uitgangsdeur, die in opwaartse richting verzwenkbaar is uitgevoerd, welke verzwenking d.m.v. hydraulische middelen kan geschieden.
Bij voorkeur verloopt het melkproces automatisch. Hiertoe kan een computer toegepast worden die zodanig 15 geprogrammeerd is, dat alle besturingshandelingen automatisch verlopen.
Als een koe gemolkenmoet worden, begeeft zij zich door de ingangsdeur, die aan het achtereinde van de melkplaats is aangebracht. Zodra de koe zich op de melkplaats 20 bevindt, wordt de deur automatisch gesloten. De koe bevindt zich dan met één achterpoot aan één zijde van de in het midden van de melkplaats aangebrachte verhoging en met de andere achterpoot aan de andere zijde van de in het midden van de melkplaats aangebrachte verhoging.
25 Een zich ongeveer horizontaal in de vloer van de melk plaats uitstrekkende klap wordt hydraulisch verplaatst, zodat de klap zich in opwaartse richting uitstrekt. Hierdoor kan de koe haar achterpoot niet meer naar voren bewegen en met de achterpoot het melkproces storen.
30 De middenverhoging bestaat uit twee delen. Eén deel is hydraulisch naar links, het andere deel is hydraulisch naar rechts beweegbaar. Als deze delen verplaatst worden, worden de achterpoten van de koe eveneens zijdelings verplaatst.
35 Door deze gedwongen, zijdelingse beweging van de achterooten wordt o.a. bereikt dat het dier niet op één achterpoot kan staan, zodat het midden van het dier 3500694 * -.# - 7 - in het midden van de melkplaats wordt gepositioneerd, en dat er een ruimte ontstaat waardoor het melkstel gunstig vanaf de achterzijde van het dier op de uier van het dier kan worden aangesloten.
5 Zodra het dier gemolken is, verplaatst het melkstel zich in achterwaartse en opwaartse richting op een zodanige hoogte, dat een volgend dier er onderdoor kan lopen.
De verhoging bij de achterpoten verplaatst zich weer naar het midden. De klappen, die vóór de poten van het dier 10 zijn aangebracht, bewegen zich weer in een ongeveer horizontale stand.
De uitgangsdeur aan de voorzijde van de melkplaats opent zich. Het dier verlaat de melkplaats en als de ingangsdeur van de melkplaats zich opent, kan een 15 volgend dier weer binnenkomen om automatisch gemolken te worden.
S -2 0 0 6 9 4 - 8 - » .
Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting voor het melken van dieren worden beschreven.
5 Figuur 1 is een bovenaanzicht van een inrichting voor het melken van dieren;
Figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn II - II van figuur 1 van de inrichting, waarbij een koe is weergegeven met een op de uiers aangesloten melkstel; 10 Figuur 3 toont een gedeelte van fig. 2 met daarin nadere details weergegeven;
Figuur 4 is een aanzicht volgens de pijl IV in figuur 1;
Figuur 5 is een met figuur 4 corresponderend aan-15 zicht van de inrichting;
Figuur 6 toont een nader detail van de inrichting; waarbij het melkstel aan de uier is aangesloten;
Figuur 7 toont een aanzicht volgens de lijn VII - VII in figuur 6; 20 Figuur 8 toont een detail overeenkomstig de lijn VIII - VIII in figuur 7, en Éiguur 9 is een detail overeenkomstig de lijn IX - IX in figuur 3.
25 In de verschillende figuren, die op schematische wijze het uitvoeringsvoorbeeld weergeven, zijn overeenkomstige delen met gelijke verwijzingscijfers aangegeven.
Volgens fig. 1 is de inrichting voor het melken van dieren voorzien van twee zijwanden 1, 2, waaraan gelei-30 dingsstangen 3, 4 zijn bevestigd, waartussen zich een dier, bijvoorbeeld een koe kan bevinden. Aan de voorzijde is de melkplaats voorzien van een voederbak 5, waarin door middel van niet nader weergegeven middelen voer, bijvoorbeeld krachtvoer, gedoseerd kan worden toegevoerd.
35 Zoals uit fig. 2 blijkt is de voederbak 5 beves tigd aan een uitgangsdeur 6, die door middel van zwenkarmen 7 verplaatst kan worden naar een zodanige positie dat een dier, dat de melkplaats verlaat, er onderdoor kan lopen. Daartoe zijn de zwenkarmen 7 enerzijds bevestigd aan de 8500594
i J
- 9 - zijwanden 1, 2 door middel van scharnieren 8, terwijl de zwenkarmen 7 anderzijds door middel van scharnieren 9 aan de ingangsdeur 6 zijn bevestigd. Door middel van niet nader weergegeven aandrijfmiddelen kan de uitgangsdeur 6 automa-5 tisch, dan wel met de hand worden geopend en gesloten.
De vloer 10 van de melkplaats is nabij de plaats waar het dier met de voorpoten kan staan voorzien van een klap 11, die in fig. 1 en fig. 2 in opwaartse positie is weergegeven. Door middel van de hydraulische of pneumatische 10 cylinder 12 kan de klap 11 gezwenkt worden om de in hoofdzaak horizontale schamieras 13. Daardoor kan klap 11 in een in hoofdzaak horizontale positie worden gebracht, waarbij de klap 11 althans gedeeltelijk op gelijke hoogte met de vloer komt, terwijl de klap 11 in de opwaartse positie, 15 zoals weergegeven in de fig. 1 en 2, een aanslag kan vormen waartegen het op de 'melkplaats aanwezige dier met de voorpoten afsteunt, zoals weergegeven in fig. 2.
Nabij de plaats waar het dier met de achterpoten kan staan is de vloer van de melkplaats voorzien van twee 20 klappen 14, 15, die elk als aanslag voor één van de achterpoten dienen. Ook deze klappen 14, 15 zijn door middel van hydraulische of pneumatische cylinders 16 zwenkbaar van een in hoofdzaak horizontale positie, waarbij de klappen, althans gedeeltelijk, op gelijke hoogte liggen met de vloer 25 10 naar een in hoofdzaak verticale positie, zoals weergege ven in de fig. 1 en 2.
Ook is de melkplaats nabij de plaats waar het dier met de achterpoten kan staan voorzien van twee geleidings-platen 17, 18, die zich in opwaartse richting en in langs-30 richting van de melkplaats uitstrekken. Door middel van hydraulische of pneumatische cylinders 19 kunnen de twee ge-leidingsplaten 17, 18 vanuit een middenpositie, waarbij de geleidingsplaten op korte afstand van elkaar liggen, worden verplaatst naar een positie waarin zij op afstand van elkaar 35 liggen, welke positie is weergegeven in de figuren 1 en 2.
Zoals nog nader zal worden beschreven, zijn de klappen 14 en 15 gemonteerd in delen van de vloer van de melkplaats, die tezamen met de aangrenzende geleidingsplaat 17 resp. 18 in zijdelingse richting uit elkaar kunnen bewe- 8500594 9 ' - 10 - gen, zodat de achterpoten van een op de melkplaats aanwezig dier uit elkaar kunnen worden bewogen. Elk van de achterpoten van het dier staat daarbij op een in zijwaartse richting beweegbaar gedeelte van de vloer.
5 Wanneer de geleidingsplaten 17, 18 in zijwaartse richting uit elkaar zijn bewogen, zodat de situatie is ontstaan die is weergegeven in de figuren 1 en 2, kan het melk-stel 65 worden aangebracht vanuit de ruimte tussen de twee geleidingsplaten 17, 18, zoals nog nader zal worden toege-10 licht.
De inrichting is voorts voorzien van geleidings-stangen 20, die zich in hoofdzaak boven het op de melkplaats aanwezige dier uitstrekken. Deze geleidingsstangen 20 kunnen voorkomen dat het dier zodanige bewegingen maakt dat het 15 over de in een verticale stand geplaatste klappen 11, 14 stapt. Voorts is aan de geleidingsstangen 20 een mechanisme bevestigd dat tegen de achterzijde van het op de melkplaats aanwezige dier kan rusten. Dit mechanisme bestaat uit een in hoofdzaak U-vormig gebogen stang 21, die nabij zijn uit-20 einde is verbonden door middel van scharnieras 22 aan de geleidingsstangen 20, welke as 22 zich in hoofdzaak dwars op de melkplaats in horizontale richting uitstrekt. De Urvormige stang 21 kan worden bewogen door middel van de hydraulische of pneumatische cylinder 23, waarvan het ene 25 uiteinde 24 scharnierbaar is verbonden met een geleidings-stang 20, terwijl het andere uiteinde door middel van schar-nietpunt 25 is verbonden met een aan de U-vormige stang bevestigde hefboom 26. Door middel van de bedieningscylinder 23 kan de U-vormige stang worden verplaatst van een in hoofd-30 zaak verticale positie, waarbij de U-vormige stang aanligt tegen het achtereinde van het op de melkplaats aanwezige dier, naar een opwaartse positie, zoals met streeplijnen weergegeven in fig. 3, waarbij het dier, tijdens het betreden van de melkplaats, onder de U-vormige stang 21 kan 35 doorlopen. Nadat het dier op de melkplaats is aangekomen kan de U-vormige stang 21 naar beneden worden bewogen en met een bepaalde kracht tegen het dier drukken, teneinde het. in voorwaartse richting op de gewenste plaats te drijven. Ook is het mogelijk om de U-vormige stang naar een, afhan- 8500694 » Ji' - 11 - kelijk van het dier, vooraf bepaalde positie te brengen, opdat het betreffende dier in de gewenste voorwaartse positie wordt gepositioneerd.
De middelen voor het aanbrengen van het melkstel 5 65 zijn voorzien van een in hoofdzaak U-vormig gestel 27, dat aan zijn uiteinde door middel van scharnierpunten 28 aan de zijwanden 1, 2 van de melkplaats is bevestigd. Het U-vormige gestel 27 is voorzien van een draagarm 29, die het melkstel 65 draagt. Het U-vormige gestel 27 met de draag-10 arm 29 en het daaraan verbonden melkstel is om scharnierpunten 28 zwenkbaar van een operatieve stand, zoals weergegeven in de fig. 1, 2 en 3, naar een ruststand, die in fig.
3 met streeplijnen is weergegeven. Daartoe is een hydraulische of pneumatische bedieningscylinder 30 aanwezig, die 15 door middel van scharnier 31 is verbonden met de zijwand 1, 2 van de melkplaats en met het andere uiteinde is verbonden door middel van scharnier 32 met een hefboom .33, die op het U-vormig gestel 27 is bevestigd. Zoals uit fig. 1 blijkt, zijn twee bedieningscylinders 30, aan weerszijden 20 van de melkplaats, aangebracht.
Door middel van de scharnieren 28 is eveneens een tweede in hoofdzaak U-vormig gestel 34 vrij zwenkbaar aangebracht. Aan dit U-vormige gestel 34 is een afdekinrichting 35 verbonden, die in hoofdzaak bestaat uit een plaatvormig 25 deel. Wanneer het melkstel 65 met zijn ondersteuning 27, 29 zich in de opeöiieve stand bevindt, zoals weergegeven in fig. 3, rust het gestel 34 tegen een aanslag 36, die aan de zijwand 1, 2 van de melkplaats is bevestigd. In deze positie zal de afdekinrichting 35 eventuele uitwerpselen van 30 het dier kunnen opvangen. Wanneer het gestel 27 door middel van de bedieningscylinder 30 wordt gezwenkt naar de ruststand, zal het melkstel 65 zich in de richting van de afdekinrichting 35 begeven, waarna het gestel 34 in aanraking komt met meeneemorgaan 37, dat aan het U-vormige gestel 27 35 is verbonden. Hierdoor wordt het gestel 34 van de aanslag 36 gelicht en in bovenwaartse richting meegenomen door de beweging van het gestel 27, zodat de met streeplijnen in fig. 3 aangegeven positie wordt bereikt.
8E3Ö594 * Ί - 12 -
De fig. 4 en 5 tonen schematisch een achteraanzicht van de inrichting. In beide figuren is de in hoofdzaak U-vormige stang 21 in de neerwaartse positie weergegeven.
De ondersteuning voor het melkstel en de afdekinrichting 5 zijn in fig. 4 in de operatieve stand weergegeven en in fig. 5 in de ruststand. Voorts is een melkcontainer 38 weergegeven j die via leiding 39 met het melkstel is verbonden.
In fig. 5 zijn de geleidingsplaten 17, 18 aangegeven in de positie waarin zij zich op korte afstand van elkaar 10 bevinden. Door middel van bedieningscylinders 19 kunnen de geleidingsplaten 17, 18 uit elkaar worden bewogen naar de positie zoals die is weergegeven in fig. 4. Zoals uit de fig. 4 en 5 blijkt, bewegen de in opwaartse positie weergegeven klappen 14 en 15 zich met de geleidingsplaten 17 15 resp. 18 in zijwaartse richting. Ook de vloergedeelten nabij de klappen 14 en 15'voeren dezelfde bewegingen uit.
De figuren 6 en 7 tonen het melkstel 65 en de wijze van bevestiging a-an draagarm 29 in meer detail. Het melkstel is door middel van een parallellogramconstructie aan 20 de draagarmen 29 bevestigd, welke parallellogramconstructie is voorzien van vier verbindingselementen 40, die zich in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar uitstrekken en enerzijds zwenkbaar verbonden zijn met een aan draagarm 29 verschuifbaar verbonden draagelement 41 en anderzijds met de drager 25 42 van de melkbekers 43. De drager 42 van de melkbekers 43 is in dwarsrichting verschuifbaar doordat draagelement 41 een overeenkomstige verschuiving ten opzichte van draagarm 29 kan uitvoeren. Hiertoe is een hydraulische of pneumatische bedieningscylinder 44 aanwezig, die enerzijds verbonden is 30 met het draagelement 41 en anderzijds met de draagarm 29.
De drager 42 van de melkbekers 43 is in verticale richting beweegbaar door middel van de parallellogramconstructie, welke verticale beweegbaarheid kan worden gestuurd door middel van bedieningscylinder 45, die enerzijds zwenkbaar ver-35 bonden is met het draagelement 41 en anderzijds met de drager 42, welke drager 42 voorts star verbonden is met een arm 46 op het uiteinde waarvan een sensor of indicator 47 is aangebracht. Het zal duidelijk zijn dat op de beschreven wijze de drager 42 op elke gewenste positie kan worden ge- 85 0 0 6 9 4 - 13 - bracht, welke positie correspondeert met de positie van de sensor 47. Bij het gegeven uitvoeringsvoorbeeld is het dier voorzien van twee oriëntatiemiddelen 48, die op de huid van het dier zijn aangebracht. Deze oriëntatiemiddelen 48 kunnen 5 voorzien zijn van een zendertje dat signalen uitzendt welke worden opgevangen door de sensor 47, zodat de positie van sensor 47 ten opzichte van de oriëntatiemiddelen 48 kan worden geregistreerd. Op deze wijze kan de drager 42 van de melkbekers 43 ten opzichte van het op de melkplaats aanwezi-10 ge dier naar een gewenste positie worden gestuurd, teneinde de melkbekers op de spenen van de uier aan te sluiten.
Elk van de melkbekers 43 is ten opzichte van de drager 42 verplaatsbaar in een horizontaal vlak. Daartoe kan elke melkbeker 43 zwenken om een bijbehorende verticale 15 scharnieras 49. Deze zwenking wordt voor elk van de melkbekers 43 tot stand'gebracht door een bij elk van de melkbekers 43 behorende pneumatische of hydraulische bedienings-cylinder 50. Naast deze verplaatsingsmogelijkheid in een horizontaal vlak is elk van de melkbekers verend in verti-20 cale richting, doordat elk van de melkbekers 43 zwenkbaar om horizontale as 51 aan de drager 42 is aangebracht. Elk van de melkbekers is daartoe voorzien van een om scharnieras 51 zwenkbare arm, die elk door een schrcefveer 52 wordt ondersteund. Op de beschreven wijze kan elk van de melk-25 bekers 43 vanuit een horizontaal vlak naar beneden veren, terwijl bovendien elk van de melkbekers in dat horizontale vlak op een gewenste positie ten opzichte van de andere melkbekers kan worden gebracht.
Voordat het melkstel 65 wordt aangebracht, worden 30 de melkbekers 43 in de voor het betreffende dier geschikte positie gebracht. Deze positie kan met de hand worden ingesteld, het is echter ook mogelijk dat de nodige gegevens van het dier in een computer zijn opgeslagen, zodat de juiste positie van de melkbekers automatisch kan worden ingesteld 35 nadat het op de melkplaats aanwezige dier door electronische middelen is herkend. Niet alleen de onderlinge positie van de spenen van de uier, doch ook de positie van de spenen ten. opzichte van het oriëntatiemiddel 48, kunnen als gegevens in een computer zijn verwerkt, zodat het melkstel, nadat 8500694 - 14 - de melkbekers in de juiste positie zijn gebracht, op de juiste plaats ten opzichte van de uier in opwaartse richting kan worden aangebracht, daarbij bestuurd door de computer.
Teneinde het aanbrengen van de melkbekers 43 te 5 vergemakkelijken zijn de melkbekers 43 voorzien van trechtervormige vanginrichtingen 53, die uit flexibel materiaal zijn vervaardigd. De flexibele vanginrichting 53 kan één geheel vormen met andere flexibele delen 54 van de melkbeker. Zoals uit fig. 6 blijkt, is de trechtervormi-10 ge vanginrichting 53 voorzien van onderling verbonden ringvormige delen 55, van verschillende diameter. Hierdoor kan de vorm van de flexibele vanginrichting gemakkelijk worden aangepast aan de vorm van de uier nabij de betreffende speen.
In fig. 8 is een nader detail weergegeven van 15 de bevestiging van draagelement 41 aan draagarm 29. Uit deze figuur blijkt dat draagarm 29 voorzien is van een flens 56. Aan draagelement 41 is een profielbalk 57 verbonden, die verschuifbaar geleid wordt in geleidingsorganen 58 die aan de flens 56 zijn verbonden. Bedieningscylinder 44 is 20 enerzijds verbonden met flens 56 en anderzijds met het draagelement 41, zodat bekrachtiging van de cylinder een verschuiving van het draagelement 41 ten opzichte van de draagarm 29 tot gevolg heeft.
In figuur 9 is een nader detail weergegeven van 25 fig. 4. De klappen 15 en 18 zijn in de opwaartse positie weergegeven. Beide klappen zijn bevestigd aan het bewegend deel 59 van de vloer van de melkplaats, welk deel in zijwaartse richting verplaatsbaar is door middel van hydraulische of pneumatische bedieningscylinder 19, die enerzijds 30 verbonden is met een steun 60 die op het vaste gedeelte van de vloer van de melkplaats is bevestigd en anderzijds verbonden is met de steun 61 die aan het beweegbare deel 59 van de vloer is verbonden. Ook is in fig. 9 de bedieningscylinder 16 weergegeven voor het bedienen van de klap 15.
35 In het beweegbare deel 59 van de vloer is een sensor 62 aangebracht, teneinde te kunnen waarnemen of de achterpoten van het dier op de gewenste plaats staan. Daartoe is sensor 62 door middel van leiding 63 verbonden met een inrichting voor het registreren van het door sensor 62 afgegeven signaal.
85 0 0 6 9 4- - 15 -
De werking van de inrichting is als volgt.
Voordat een dier, in het uitvoeringsvoorbeeld een koe, de melkplaats betreedt, is het melkstel 65 in de ruststand geplaatst en is de U-vormige stang 21 eveneens 5 in de opwaartse positie geplaatst, zodat de koe onder beide inrichtingen door kan lopen. Voorts zijn de geleidingsplaten 17, 18, die zich in lengterichting van de melkplaats en in in hoofdzaak verticale richting uitstrekken, in de positie gebracht zoals weergegeven in fig. 5, dat wil zeggen 10 zodanig dat zij nabij elkaar in het midden van de melkplaats zijn gelegen. Voorts staan de klappen 14, 15 in de in hoofdzaak horizontale positie en staat de klap 11 in opwaartse richting. De uitgangsdeur 6 is gesloten, zodat de voederbak 5 zich aan de voorzijde van de melkplaats bevindt. Wanneer 15 de koe de melkplaats betreedt, zal zij zo ver mogelijk naar voren lopen teneinde met de kop bij de voederbak 5 te kunnen reiken. Daarbij zal de koe automatisch de voorpoten tot nabij de klap 11 plaatsen. Vervolgens worden de klappen 14 en 15 in de opwaartse positie gebracht en wordt de U-20 vormige stang 21 naar beneden bewogen. Indien een achterpoot van de koe op een klap 14, 15 staat, zal deze bij het in opwaartse richting verplaatsen van die klap eraf glijden en op de gewenste positie komen. Nadat de klappen 14, 15 in de opwaartse positie staan en de U-vormige stang 21 tegen 25 de achterzijde van de koe rust, verplaatsen de beweegbare delen 59 van de vloer zich in zijwaartse richting, waardoor er tussen de geleidingsplaten 17 en 18 een ruimte ontstaat. De achterpoten van het dier worden hierdoor eveneens uit elkaar bewogen. De sensoren 62 kunnen waarnemen of de 30 beide achterpoten op de juiste plaats staan, waarna het aanbrengen van het melkstel kan geschieden. Daartoe is door middel van electronische middelen vastgesteld welke koe op de melkplaats aanwezig is, bijvoorbeeld door middel van een om de hals van de koe aangebrachte halsband met een 35 informatiedrager of, zoals in het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven, één of meer informatiedragers 48, die tevens onderdeel zijn van de oriëntatiemiddelen, en die bijvoorbeeld zijn aangebracht aan de dubbele huid van de koe nabij de achterpoten.
8500694 - 16 -
Afhankelijk van de op de melkplaats aanwezige koe, wordt het melkstel ingesteld, dat wil zeggen worden de melkbekers ten opzichte van elkaar gepositioneerd.
Het melkstel beweegt zich vanuit de ruststand 5 naar de operatieve stand door het zwenken van het U-vormig gestel 27 in neerwaartse richting, waarbij de afdekinrich-ting 35 met het melkstel meebeweegt totdat het gestel 34 van de afdekinrichting 35 tegen de aanslag 36 rust. Het melkstel beweegt zich dan verder onder de koe, tussen de 10 geleidingsplaten 17 en 18. Daarbij wordt het melkstel 19 in een positie onder de uier van de koe gebracht, welke positie afhankelijk is van de op de melkplaats aanwezige koe, waarna het melkstel in opwaartse richting wordt bewogen totdat de spenen zich in de melkbekers bevinden.
15 Het is ook mogelijk dat de beweging van het melk stel naar de uier van de koe gedeeltelijk of volledig bepaald wordt door de oriëntatiemiddelen die de positie van het melkstel ten opzichte van de uier vaststellen. Daartoe vangt de sensor 47 signalen op die door de oriëntatiemidde-20 len 48 worden afgegeven, waardoor de sensor 47 zijn positie ten opzichte van de oriëntatiemiddelen 48 kan bepalen. Het reeds voor de betreffende koe ingestelde melkstel kan daartoe in alle richtingen verplaatsen, in lengterichting van de melkplaats door middel van het zwenken van het 25 U-vormig gestel 27, in dwarsrichting ten opzichte van de melkplaats door middel van bedieningscylinder 44, en in opwaartse richting door middel van bedieningscylinder 45. Bij het in opwaartse richting bewegen van het melkstel kunnen de afzonderlijke melkbekers in neerwaartse richting 30 veren, hetgeen zal gebeuren wanneer de betreffende vanginrichting 53 tegen de uier van de koe aanligt.
-Conclusies- 8500694
Claims (56)
1. Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats en ten minste één melkmachine, met het kenmerk, dat de melkplaats verplaatsingsmiddelen omvat om ten minste één achterpoot van het dier gedwongen 5 zijdelings te verplaatsen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen voorzien zijn van twee opwaarts gerichte wanden.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 10 dat één wand op en neer klapbaar is.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat een wand zich opwaarts uitstrekt en vast is aangebracht op een verschuifbaar deel van de vloer van de melkplaats.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het deel van de vloer tot ongeveer 20 cm zijdelings kan verschuiven.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen zijn voorzien 20 van twee delen die in tegengestelde richting verschuifbaar zijn.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat delen van de verplaatsingsmiddelen hydraulisch of pneumatisch verschuifbaar zijn.
8. Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats en ten minste één melkmachine, met het kenmerk, dat de melkplaats zich in vertikale richting uitstrekkende middelen omvat, teneinde het dier te dwingen om een bepaalde positie in te nemen.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de middelen zijn aangebracht nabij de vloer van de melkplaats.
10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de middelen een zich in. opwaartse richting 35 uitstrekkende plaat omvat.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de middelen zijn voorzien van een ronde bovenrand.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, 8500694 - 18 - dat de middelen zijn voorzien van een buis.
13. Inrichting volgens een der conclusies 8-12, me.t het kenmerk, dat de middelen twee in looprichting van het dier, zich naast elkaar uitstrekkende buizen omvatten.
14. Inrichting volgens een der conclusies 8 - 13, met het kenmerk, dat althans, in looprichting van het dier gezien, het achterste deel van de middelen zijdelings verplaatsbaar is.
15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 10 8 - 14, met het kenmerk, dat de afstand tussen de middelen en de zijwand van de melkplaats of een zijgeleiding voor het dier, zodanig klein is, dat het dier niet met vier poten tussen de middelen en de zijwand of zijgeleiding kan staan.
16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 8-15, met het kenmerk, dat de melkplaats is voorzien van zijwanden of zijgeleidingen, waarvan de onderlinge afstand ongeveer gelijk is aan de breedte van het dier.
17. · Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, 20 met ten minste één melkplaats en ten minste één melkmachine, met het kenmerk, dat de ingang van de melkplaats zich aan dezelfde zijde van de melkplaats bevindt als vanwaar het melkstel naar de uier van het dier wordt toegevoerd.
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het melkstel verzwenkbaar is om een in hoofdzaak horizontale, nabij het achtereinde van het dier aangebrachte zwenkas.
19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, 30 dat de scharniermiddelen zijn aangebracht aan beide zijden van het dier.
20. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 19, met het kenmerk, dat het melkstel verzwenkbaar is d.m.v. hydraulische middelen.
21. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 20, met het kenmerk, dat het melkstel deel is van een melk-automaat.
22. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 21, met het kenmerk, dat het melkstel aansluitbaar is op 8500694 - 19 - de uier vanaf de achterzijde van het dier.
23. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 22, met het kenmerk, dat de melkplaats is voorzien van een ingangsdeur en dat de melkorganen onder de ingangsdeur 5 door , vanaf de achterzijde van het dier aan de uier aansluitbaar zijn.
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de ingangsdeur voorzien is van een buis frame.
25. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat één of meer buizen van het buisframe het dier naar voren kunnen drukken.
26. Inrichting volgens een der conclusies 23 - 25, met het kenmerk, dat de ingangsdeur verzwenkbaar is om een as nabij de bovenzijde van het dier.
27. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de zwenkas in hoofdzaak horizontaal verloopt.
28. Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats en ten minste één melkmachine, met het kenmerk, dat de melkplaats is voorzien 20 van één of meer sensors, die zodanig zijn opgesteld dat vastgesteld kan worden of poten van het dier zich op een bepaalde plaats bevinden.
29. Inrichting volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de sensors aan weerszijden van een middenverhoging 25 van de vloer van de melkplaats zijn aangebracht.
30. Inrichting volgens conclusie 28 of 29, met het kenmerk, dat de sensors zijn aangebracht onder een metalen vloerdeel van de melkplaats.
31. Inrichting volgens een der conclusies 28-30, 30 met het kenmerk, dat de sensors zijn aangebracht op een verschuifbaar gedeelte van de vloer van de melkplaats.
32. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een melkautomaat omvat.
33. Inrichting volgens conclusie 32, met het kenmerk, 35 dat de melkautomaat zich automatisch aanpast aan de lichamelijke situatie van het dier.
34. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een computer omvat.
35. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn voor het doseren 8500694 - 20 - van krachtvoer tijdens het melken.
36. Inrichting volgens conclusie 34 en 35, met het kenmerk, dat de computer de krachtvoerdosering bestuurt.
37. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat de melkplaats voorzien is van deuren die automatisch kunnen openen en sluiten.
38. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door middelen voor het d.m.v. de computer besturen van het bewegen van de inrichting.
39. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melkplaats is ingebouwd in een loopstal.
40. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door middelen voor het verhinderen van een ^ opwaartse, een voorwaartse of een achterwaartse beweging van het dier.
41. Inrichting vo-lgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn voor het vier of meer keren per dag automatisch melken van het dier.
42. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melkbekers verzwenkbaar zijn om opwaarts gerichte assen.
43. Inrichting volgens conclusie 42, met het kenmerk, dat de verzwenkbaarheid hydraulisch wordt aangedreven.
44. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het melkstel door middel van een vierhoekscharnier-constructie op en neer verstelbaar is.
45. Inrichting volgens conclusie 44, met het kenmerk, dat de vierhoekscharnier-constructie een parallellogram- 30 constructie is.
46. Inrichting volgens een der conclusies 44 of 45, met het kenmerk, dat de constructie nabij het melkstel is aangebracht.
47. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat de melkbekers zijdelings verschuifbaar zijn aangebracht.
48. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het melkstel zwenkbaar is om een scharnieras die zich aan een zijwand van de melkplaats 40 bevindt. 8500694 - 21 -
49. Inrichting volgens conclusie 48, met het kenmerk, dat twee scharnieren aanwezig 2ijn die door een dwarsbalk met elkaar verbonden zijn.
50. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat het melkstel zwenkbaar is tot een hoogte, die hoger is dan de hoogte van het dier.
51. Inrichting volgens een der conclusies 48 - 50, met het kenmerk, dat het melkstel zwenkbaar is over een hoek van meer dan 90° d.m.v. hydraulische middelen.
52. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vloer van de melkplaats voorzien is van een opklapbare klap vóór de voorpoten van het dier.
53. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk,dat de vloer van de melkplaats is voorzien 15 van een opklapbare klap vóór de achterpoten van het dier.
54. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melkplaats is voorzien van een uitgangsdeur die in opwaartse richting verzwenkbaar is.
55. Inrichting volgens conclusie 54, met het kenmerk, 20 dat hydraulische middelen aanwezig zijn voor het verzwenken van de deur.
56. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door maatregelen volgens één of meer van de 25 overige conclusies. 8500694
Priority Applications (7)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8500694A NL193895C (nl) | 1985-03-12 | 1985-03-12 | Inrichting voor het melken van dieren. |
EP86200390A EP0194729B1 (en) | 1985-03-12 | 1986-03-11 | Implement for milking animals |
DE8888120243T DE3682072D1 (de) | 1985-03-12 | 1986-03-11 | Geraet zum melken von tieren. |
AT86200390T ATE48737T1 (de) | 1985-03-12 | 1986-03-11 | Geraet zum melken von tieren. |
AT88120243T ATE68319T1 (de) | 1985-03-12 | 1986-03-11 | Geraet zum melken von tieren. |
EP88120243A EP0313109B1 (en) | 1985-03-12 | 1986-03-11 | Implement for milking animals |
DE8686200390T DE3667594D1 (de) | 1985-03-12 | 1986-03-11 | Geraet zum melken von tieren. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8500694 | 1985-03-12 | ||
NL8500694A NL193895C (nl) | 1985-03-12 | 1985-03-12 | Inrichting voor het melken van dieren. |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8500694A true NL8500694A (nl) | 1986-10-01 |
NL193895B NL193895B (nl) | 2000-10-02 |
NL193895C NL193895C (nl) | 2001-02-05 |
Family
ID=19845664
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8500694A NL193895C (nl) | 1985-03-12 | 1985-03-12 | Inrichting voor het melken van dieren. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL193895C (nl) |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3763828A (en) * | 1971-12-10 | 1973-10-09 | Dari Spray Products Inc | Cow treating device |
US4010714A (en) * | 1974-03-08 | 1977-03-08 | Director, National Institute Of Animal Industry | System for managing milking-cows in stanchion stool |
-
1985
- 1985-03-12 NL NL8500694A patent/NL193895C/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3763828A (en) * | 1971-12-10 | 1973-10-09 | Dari Spray Products Inc | Cow treating device |
US4010714A (en) * | 1974-03-08 | 1977-03-08 | Director, National Institute Of Animal Industry | System for managing milking-cows in stanchion stool |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL193895B (nl) | 2000-10-02 |
NL193895C (nl) | 2001-02-05 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP0194729B1 (en) | Implement for milking animals | |
NL1024522C2 (nl) | Melkbekerdrager. | |
US6050219A (en) | Apparatus for milking animals | |
EP0480541B1 (en) | A method of automatically milking animals and an implement for performing same | |
AU2013348451B2 (en) | A leg spreading device to be mounted in a milking stall | |
US6148766A (en) | Construction including an implement for automatically milking animals | |
NL8500088A (nl) | Inrichting voor het automatisch melken van een dier. | |
US20060254523A1 (en) | Milking Parlor for the Forward Straight Line Animal Ambulation and Individual Presentation of an Animal to be Milked in a Milking Stall Located Intermediate a Holding Area and a Release Area | |
NL1024520C2 (nl) | Samenstel en werkwijze voor het voederen en melken van dieren, voederplatform, melksysteem, voedersysteem, melkvoorbehandelingsinrichting, melknabehandelingsinrichting, reinigingsinrichting en separatie-inrichting, alle geschikt voor gebruik in een dergelijk samenstel. | |
NL9401113A (nl) | Constructie met een inrichting voor het automatisch melken van dieren. | |
AU6123098A (en) | A method of milking animals | |
NL9200639A (nl) | Inrichting voor het automatisch melken van dieren. | |
NL9201902A (nl) | Inrichting voor het melken van dieren. | |
NL193648C (nl) | Inrichting voor het melken van dieren. | |
NL9301753A (nl) | Inrichting voor het automatisch melken van dieren. | |
EP0322404A2 (en) | A device for milking animals, such as cows | |
US9832969B2 (en) | Docking device for a rotary milking parlour | |
EP0990387B1 (en) | An implement for milking animals | |
EP1223800B1 (en) | Means for improved milking | |
NL8500694A (nl) | Inrichting voor het melken van dieren. | |
EP0635204B1 (en) | A construction for automatically milking animals | |
NL9301752A (nl) | Inrichting voor het automatisch melken van dieren. | |
NL8500693A (nl) | Inrichting voor het melken van dieren. | |
NL1022700C2 (nl) | Stal. | |
NL9300577A (nl) | Inrichting voor het automatisch melken van dieren. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BT | A document has been added to the application laid open to public inspection | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20031001 |