koop
- Geluid: koop (hulp, bestand)
- IPA: / kop / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /kop/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /kop/
- koop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koop | kopen |
verkleinwoord | koopje | koopjes |
de koop m
- (handel) een handeling waarbij men iets in ruil krijgt voor geld
- De koop van een nieuwe auto.
|
op de koop toe
- bovendien
- Iets op de koop toe nemen
Een vervelend bijgevolg van iets anders aanvaarden
te koop
- beschikbaar om verkocht te worden
- een kat in de zak kopen
- Op de lat kopen
zonder te betalen iets kopen en daarmee schulden maken
- Voor een prikje kopen
voor een zeer lage prijs kopen
vervoeging van |
---|
kopen |
koop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kopen
- Ik koop.
- gebiedende wijs van kopen
- Koop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kopen
- Koop je?
- ▸ Koop een retourtje naar Bilbao voor rond de 100 euro. Neem de bus van Bilbao naar San Sebastian en loop 130 kilometer langs de Baskische kust terug naar Bilbao.[1]
- Het woord koop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koop" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koop | kope |
verkleinwoord | kopie | kopies |
koop
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
koop |
gekoop |
volledig |
koop