NL9500008A - Stuurinstallatie voor elektrische apparatuur. - Google Patents

Description

Stuurinstallatie voor elektrische apparatuur

De uitvinding heeft betrekking op een stuurinstalla-tie voor elektrische apparatuur, met een aansluitpunt voor een lokale sturing en een met dit aansluitpunt verbonden bekrachtigingsdeel voor de elektrische apparatuur.

Een bekend voorbeeld van de toepassing van een dergelijke stuurinstallatie vindt men in moderne kantoorgebouwen, waarvan de vertrekken zijn voorzien van zonneschermen. Met behulp van de stuurinstallatie worden de aandrijfmotoren van de zonneschermen bestuurd. Op het aansluitpunt van de stuurinstallatie is in een dergelijk geval een meerstanden-scha-kelaar aangesloten (ruststand, omhoogbewegen en omlaagbewe-gen van het zonnescherm), terwijl het bekrachtigingsdeel een relais is, waarop de elektromotoren (elektrische apparatuur) van een zonnescherm is aangesloten. Door het bedienen van de meerstanden-schakelaar wordt het relais bestuurd, hetgeen leidt tot het bekrachtigen van de elektromotoren.

Bij moderne kantoorgebouwen is in het algemeen de inwendige indeling van de vertrekken vrij kiesbaar. De betekent, dat vertrekken kunnen worden vergroot of verkleind door het verplaatsen van scheidingswanden. Wanneer een vertrek wordt vergroot, wordt tevens in het algemeen vereist, dat, in het bovengenoemde voorbeeld, alle tot het nieuwe vertrek behorende zonneschermen gelijktijdig kunnen worden aangestuurd. Dit betekent, dat via één meerstanden-schakelaar alle elektromotoren, die de betreffende zonneschermen aandrijven, gelijktijdig moeten kunnen worden bestuurd. Hiertoe is het vereist, dat stuurinstallaties met elkaar worden gekoppeld. Bij de bekende systemen leidt dit tot aanzienlijke installatietechnische ingrepen.

De uitvinding beoogt thans een stuurinstallatie van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die het mogelijk maakt om op snelle en eenvoudige wijze een koppeling met andere stuurinstallaties te realiseren.

Hiertoe wordt de stuurinstallatie volgens de uitvinding gekenmerkt door een eerste koppelpunt, dat rechtstreeks is verbonden met het aansluitpunt alsmede een tweede koppelpunt, dat met het aansluitpunt voor de lokale sturing in verbinding staat via een schakelaar, die in een eerste positie de verbinding tussen het aansluitpunt en het koppelpunt onderbreekt en deze verbinding in een tweede positie tot stand brengt.

Aangrenzende stuurinstallaties volgens de uitvinding kunnen reeds vanaf het begin (bijvoorbeeld vanaf de oplevering van een kantoorgebouw) onderling zijn gekoppeld, doordat een eerste koppelpunt van een eerste stuurinstallatie door een verbindingsleiding is verbonden met het tweede koppelpunt van een aangrenzende stuurinstallatie. Wanneer thans beide stuurinstallaties in besturingstechnische zin moeten worden gekoppeld volstaat het, om de schakelaar in de positie te brengen, waarbij de verbinding tussen het aansluitpunt en het tweede koppelpunt tot stand is gebracht. In een dergelijke positie van de schakelaar leidt het aansturen van het aansluitpunt van de ene stuurinstallatie automatisch tot het aansturen van de tweede stuurinstallatie. Wanneer een aantal stuurinstallaties door betreffende verbindingsleidin-gen tussen de respectievelijke eerste koppelpunten en tweede koppelpunten zijn verbonden, kan elk gewenst aantal stuurinstallaties onderling worden gekoppeld door het bedienen van de betreffende schakelaars. Dit betekent dat, in het eerder genoemde voorbeeld, een vergroting of verkleining van ruimten in een kantoorgebouw slechts vereist, dat de betreffende schakelaars worden bediend, zodat de telkens tot één ruimte behorende zonneschermen gelijktijdig kunnen worden aangestuurd.

In een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van de stuurinstallatie volgens de uitvinding is deze gekenmerkt door een tweede bekrachtigingsdeel, dat met het aansluitpunt voor de lokale sturing in verbinding staat via een tweede schakelaar. Bij een dergelijke stuurinstallatie is met behulp van de oorspronkelijke stuurinstallatie reeds de mogelijkheid verschaft, om twee bekrachtigingsdelen aan te sturen, zodat in het eerder genoemde voorbeeld twee elektromotoren bedienbaar zijn. Met behulp van de tweede schakelaar kan echter ook het tweede bekrachtigingsdeel worden uitgeschakeld, zodat een stuurinstallatie voor slechts één bekrachtigingsdeel wordt verkregen.

In het laatstgenoemde uitvoeringsvoorbeeld bestaan twee mogelijkheden. Een eerste mogelijkheid is, dat de beide schakelaars in serie zijn geschakeld, waarbij het tweede bekrachtigingsdeel tussen beide schakelaars is aangesloten. Bij deze specifieke uitvoeringsvorm geldt, dat met behulp van de schakelaar, die het dichtst bij het aansluitpunt is gelegen het tweede bekrachtigingsdeel kan worden aangesloten. Indien deze eerste schakelaar inderdaad is ingeschakeld, verschaft de tweede schakelaar de mogelijkheid, om vervolgens een verbinding tot stand te brengen met een aangrenzende stuurinstallatie. In dit voorbeeld geldt derhalve, dat een verbinding met een aangrenzende stuurinstallatie slechts kan worden gerealiseerd, indien beide schakelaars zijn gesloten en derhalve tevens reeds het tweede bekrachtigingsdeel is aangesloten op het aansluitpunt.

Een alternatieve uitvoeringsvorm kenmerkt zich door het feit, dat de beide schakelaar parallel zijn geschakeld. In dit geval kan met de ene schakelaar het bekrachtigingsdeel op het aansluitpunt worden aangesloten, terwijl met de tweede schakelaar, onafhankelijk van de positie van de eerste schakelaar, een verbinding met een aangrenzende stuurinstallatie kan worden gerealiseerd. Derhalve is het in dit geval niet noodzakelijk, dat voor het tot stand brengen van een verbinding met een aangrenzende stuurinstallatie tevens het tweede bekrachtigingsdeel is aangesloten.

Momenteel is het gebruikelijk dat, in het eerder genoemde voorbeeld van de besturing van de motoren van zonnewering, de stuurinstallatie met sterkstroom werkt.

Dit betekent, dat verbindingen tussen stuurinstallaties eveneens uit sterkstroomleidingen bestaan. Installatietech-nisch is dit gecompliceerd. Overeenkomstig de uitvinding wordt thans echter voorgesteld, dat de bekrachtigingsdelen door zwakstroom aangestuurde sterkstroomrelais zijn. De elektrische apparatuur kan op deze wijze, zoals bekend, nog steeds door sterkstroom worden bekrachtigd, doch het bestu-ringsgedeelte van de stuurinstallatie werkt op zwakstroom. Hierdoor zijn ook verbindingsleidingen tussen aangrenzende stuurinstallaties zwakstroomleidingen, hetgeen de installa-tietechnische complexiteit aanzienlijk vermindert.

Verder wordt een speciale uitvoeringsvorm van de stuurinstallatie volgens de uitvinding genoemd, waarbij ten minste een extra tweede koppelpunt is toegepast, dat parallel aan het oorspronkelijke tweede koppelpunt is geschakeld. Met behulp van een dergelijk extra tweede koppelpunt, dat op gelijke wijze, als in het voorgaande beschreven, is voorzien van een daartoe behorende schakelaar, is het mogelijk om op één stuurinstallatie meer dan één andere stuurinstallatie rechtstreeks aan te sluiten, bijvoorbeeld in een sterconfi-guratie.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een stuurin-stallatiesamenstel, bestaande uit ten minste twee op elkaar aangesloten stuurinstallaties volgens een der voorgaande conclusies. Volgens de uitvinding is een dergelijke stuurin-stallatiesamenstel gekenmerkt door zich telkens tussen het eerste koppelpunt van de ene stuurinstallatie en het tweede koppelpunt van een naastliggende stuurinstallatie uitstrekkende verbindingsleiding. Een dergelijk stuurinstallatiesa-menstel kan reeds vanaf het begin, dus bijvoorbeeld vanaf de oplevering van een kantoorgebouw, zijn aangebracht, waarbij de verbindingsleidingen reeds in het gebouw zijn geïntegreerd. Door het bedienen van de diverse schakelaars kan vervolgens eenvoudig een koppeling tussen aangrenzende stuurinstallaties worden gerealiseerd, in afhankelijkheid van de gekozen indeling van de ruimten.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvoorbeel-den van de stuurinstallatie volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van de stuurinstallatie volgens de uitvinding in een eerste configuratie;

Fig. 2 toont dezelfde stuurinstallatie in een tweede configuratie;

Fig. 3 toont een tweede uitvoeringsvorm van de stuurinstallatie volgens de uitvinding in een eerste configuratie;

Fig. 4 toont deze stuurinstallatie in een tweede con-f iquratie;

Fig. 5 toont een stuurinstallatie volgens de uitvinding in een derde uitvoeringsvorm, en

Fig. 6 toont een stuurinstallatie volgens de uitvinding in een vierde uitvoeringsvorm.

In fig. 1 is schematisch een gedeelte van een kantoorgebouw weergegeven, met drie naast elkaar gelegen kamers A, B en C. In elke kamer is een stuurinstallatie I3, I2 en I3 aanwezig. Deze stuurinstallaties dienen voor het besturen van motoren Mlf M2 en M3, bijvoorbeeld voor zonneschermen.

Thans zal de tot kamer A behorende stuurinstallatie in detail worden besproken. Deze stuurinstallatie bezit een aansluitpunt A3 voor een lokale sturing (bijvoorbeeld een meerstanden-schakelaar), een rechtstreeks met dit aansluitpunt A3 verbonden bekrachtigingsdeel B3 (in dit geval een relais), een eerste rechtstreeks met het aansluitpunt A3 verbonden koppelpunt K3 en een tweede, via een schakelaar S3 met het aansluitpunt A3 verbonden koppelpunt K2. De verbin-dingsleidingen tussen het aansluitpunt A3 en de beide kop-pelpunten K3, K2 en het bekrachtigingsdeel B3 bestaan uit zwakstroomleidingen (weergegeven door een enkele lijn), terwijl het bekrachtigingsdeel B3 zich in een sterkstroomlei-ding (schematisch aangeduid door een dubbele lijn) naar de motor M3 bevindt. De stuurinstallaties I2 en I3 zijn op identieke wijze opgebouwd, zodat een nadere toelichting hiervan overbodig is.

Aangrenzende stuurinstallaties zijn onderling verbonden door verbindingsleidingen (schematisch aangeduid door stippellijnen) die zich telkens uitstrekken tussen een tweede koppelpunt (bijvoorbeeld K2) van een eerste stuurinstallatie (bijvoorbeeld I3) en een eerste koppelpunt (bijvoorbeeld K3) van een tweede stuurinstallatie (bijvoorbeeld I2).

In de in fig. 1 weergegeven situatie zijn de schakelaars S3, S2 en S3 elk geopend, zodat geen verbinding tussen de aangrenzende stuurinstallaties bestaat. Wanneer bijvoorbeeld de middelste stuurinstallatie I2 via het aansluitpunt A2 wordt aangestuurd heeft dit geen consequenties voor de beide aangrenzende stuurinstallaties 12 en I3.

Fig. 2 toont een situatie, waarin de indeling van de ruimten van het kantoorgebouw is gewijzigd. De scheidings- wand tussen de kamers A en B is thans verwijderd. In de praktijk betekent dit, dat de elektromotoren Ma en M2 gelijktijdig moeten kunnen worden bekrachtigd. Hiertoe wordt de schakelaar S3 gesloten, zodat via de verbindingsleiding tussen de koppelpunten K2 en K3 de stuurinstallaties Ij en I2 met elkaar zijn verbonden. Door thans een der stuurinstallaties via zijn aansluitpunt (A3 resp. A2) aan te sturen worden beide stuurinstallaties bediend, en worden beide motoren M2 en M2 door hun betreffende bekrachtigingsdelen Bj en B2 bekrachtigd. Wanneer tevens de scheidingswand tussen de ruimten B en C zou worden verwijderd, kan ook stuurinstallatie I3 worden aangesloten door tevens de schakelaar S2 te sluiten.

In fig. 3 is een alternatieve uitvoeringsvorm van de stuurinstallatie volgens de uitvinding weergegeven. Onder verwijzing naar de stuurinstallatie, die in kamer A is aangebracht, geldt dat elke stuurinstallatie is voorzien van een aansluitpunt (A3), een rechtstreeks hiermee verbonden eerste koppelpunt (1^), een rechtstreeks met het aansluitpunt verbonden eerste bekrachtigingsdeel (B3), een tweede bekrachtigingsdeel (B2), dat via een eerste schakelaar (Sj) met het aansluitpunt is verbonden, en een in serie met de eerste schakelaar geplaatste tweede schakelaar (S2) waarachter het tweede koppelpunt (K2) is gelegen. Tussen aangrenzende eerste en tweede koppelpunten van aangrenzende stuurinstallaties zijn opnieuw verbindingsleidingen (weergegeven door stippellijnen) aangebracht. Op de bekrachtigingsdelen van een stuurinstallatie zijn twee elektromotoren (Mx en M2) aangesloten.

In de in fig. 3 getoonde situatie, waarin de kamers zijn gescheiden door scheidingswanden, is in elke stpurin-stallatie Ilf I2 en I3 de eerste schakelaar (S3, S3 respectievelijk S5) gesloten. Hierdoor leidt aan aansturing van de aansluitpunten A3, A2 of A3 tot een bekrachtiging van de motoren M3 en M2, M3 en M4, respectievelijk M5 en M6. Het openen van één van deze eerste schakelaren zou als gevolg hebben, dat in de betreffende kamer slechts de het meest links weergegeven motor (M3, M3 of M5) werkzaam zou worden.

De tweede schakelaars (S2, S4, S6) zijn geopend. Hier door zijn de stuurinstallaties niet gekoppeld.

Thans wordt de scheidingswand tussen de kamers B en C weggenomen, zodat de situatie volgens fig. 4 ontstaat. In deze situatie moeten de motoren M3, M4, M5 en M6 gelijktijdig worden bekrachtigd. Hiertoe wordt de schakelaar S4 in de stuurinstallatie I2 gesloten, waardoor de verbinding tussen de koppelpunten K4 en K5 tot stand wordt gebracht. Hierdoor zijn de stuurinstallaties I2 en I3 met elkaar gekoppeld en leidt een bekrachtiging van één van hun aansluitpunten A2 of A3 tot een bekrachtiging van beide stuurinstallaties. Opgemerkt wordt, dat het tot stand brengen van een koppeling via de verbindingsleiding tussen K4 en K5 niet alleen vereist, dat de schakelaar S4 wordt gesloten, doch tevens dat de schakelaar S3 is gesloten.

Op overeenkomstige wijze kan een groot aantal naast elkaar liggende stuurinstallaties onderling worden gekoppeld .

In fig. 5 is een variant van de vorige uitvoeringsvorm getoond. Opnieuw verwijzend naar de stuurinstallatie, die is aangebracht in kamer A, geldt thans, dat de beide schakelaars S3 en S2 niet in serie, doch parallel zijn geschakeld. Dit betekent, dat het sluiten van schakelaar S2 reeds leidt tot het stand brengen van een koppeling tussen de stuurinstallaties I1 en I2, zonder dat hiertoe vereist is dat schakelaar S3 eveneens is gesloten. Dit is bijvoorbeeld getoond aan de hand van de samen een grote ruimte vormende oorspronkelijke kamers B en C, waarvan de stuurinstallaties l2 en I3 met elkaar zijn gekoppeld. Hiertoe is schakelaar S4 gesloten. Aangezien in dit voorbeeld schakelaar S3 geopend is, en schakelaar S5 gesloten is, geldt, dat een bekrachtiging van een der aansluitpunten A2 of A3 leidt tot het bekrachtigen van de motoren M3, M5 en M6, doch niet tot het bekrachtigen van motor M4. Hiertoe zou ook schakelaar S3 gesloten moeten zijn.

De variant volgens fig. 5 bezit ten opzichte van de variant van fig. 3 en fig. 4 het voordeel, dat een grotere keuzemogelijkheid bestaat ten aanzien van de wel of niet te besturen motoren.

Ten slotte is in fig. 6 een uitvoeringsvariant ge- toond, die in principe lijkt op die, welke is getoond in de fig. 3 en 4. Evenwel is thans een verdubbeling uitgevoerd van het tweede koppelpunt, zodat thans twee tweede koppel-punten K2 en K3 aanwezig zijn. Hierdoor is het mogelijk, om op de eerste stuurinstallatie I1 twee stuurinstallaties I2 en I3 aan te sluiten volgens een sterconfiguratie. Doordat schakelaar S3 is gesloten, is in het getoonde voorbeeld stuurinstallatie I3 met stuurinstallatie Ij verbonden. Deze aangesloten stuurinstallaties I2 en I3 zijn in het getoonde voorbeeld uitgevoerd als de stuurinstallaties in de fig. 3 en 4; evenwel kunnen ze op hun beurt eveneens volgens elke getoonde variant zijn uitgevoerd.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden, die binnen het door de conclusies bepaalde kader van de uitvinding op velerlei wijze kunnen worden gevarieerd.

Claims (7)

1. Stuurinstallatie voor elektrische apparatuur, met een aansluitpunt voor een lokale sturing en een met dit aan-sluitpunt verbonden bekrachtigingsdeel voor de elektrische apparatuur, gekenmerkt door een eerste koppelpunt, dat rechtstreeks is verbonden met het aansluitpunt alsmede een tweede koppelpunt, dat met het aansluitpunt voor de lokale sturing in verbinding staat via een schakelaar, die in een eerste positie de verbinding tussen het aansluitpunt en het koppelpunt onderbreekt en deze verbinding in een tweede positie tot stand brengt.

2. Stuurinstallatie volgens conclusie 1, gekenmerkt door een tweede bekrachtigingsdeel, dat met het aansluitpunt voor de lokale sturing in verbinding staat via een tweede schakelaar.

3. Stuurinstallatie volgens conclusie 2, met het ken-merk, dat de beide schakelaars in serie zijn geschakeld, waarbij het tweede bekrachtigingsdeel tussen beide schakelaars is aangesloten.

4. Stuurinstallatie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de beide schakelaars parallel zijn geschakeld.

5. Stuurinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bekrachtigingsdelen door zwakstroom aangestuurde sterkstroomrelais zijn.

6. Stuurinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door ten minste een extra tweede koppelpunt, dat parallel aan het oorspronkelijke tweede koppelpunt is geschakeld.

7. Stuurinstallatiesamenstel, bestaande uit ten minste twee op elkaar aangesloten stuurinstallaties volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door zich telkens tussen het eerste koppelpunt van de ene stuurinstallatie en het tweede koppelpunt van een naastliggende stuurinstallatie uitstrekkende verbindingsleiding.