NL9400977A - Verwarmingsketel, voorzien van een aantal kamers. - Google Patents

Description

Titel: Verwarmingsketel, voorzien van een aantal kamers.

De uitvinding heeft betrekking op een verwarmingsketel, voorzien van een brander in een branderkamer, een daarop aangesloten intern warmtewisselelement en een rookgasafvoerkanaal .

Voor de verwarming van bijvoorbeeld sanitairwater of leefruimten wordt gebruikelijk water verwarmd in een verwarmingsketel, waarna het verhitte water ofwel door een sanitair-water-verwarmingscircuit ofwel door een ruimte-verwarmingscir-cuit wordt geleid voor warmteuitwisseling met de omgeving. Teneinde aan de warmtebehoefte te kunnen voldoen dient daarbij voldoende water in relatief korte tijd te kunnen worden verwarmd .

Bekende verwarmingsketels zijn daartoe uitgerust met een brander die in een branderkamer is opgesteld en die aansluit op een warmtewisselelement. De branderkamer en het warmtewisselelement zijn geplaatst in een kamer waarin een volume water kan worden verwarmd. Deze kamer is voorzien van aan-sluitmiddelen voor een aanvoerleiding en een retourleiding waarop tegelijk een ruimteverwarmingscircuit en een sanitair-water-verwarmingscircuit kunnen worden aangesloten. Naar gelang de behoefte wordt met behulp van een meerwegkraan verwarmd water naar het ene of naar het andere verwarmingscir-cuit geleid.

Bij deze bekende verwarmingsketels wordt water dat vanuit een verwarmingscircuit in de verwarmingsketel wordt teruggevoerd direct bij het verwarmde water in de waterkamer gevoegd. Aangezien het water in het verwarmingscircuit een relatief groot deel van zijn warmte zal hebben verloren als gevolg van warmteuitwisseling met de omgeving heeft dit teruggevoerde water een relatief lage temperatuur. Dit heeft als voordeel dat warmteuitwisseling tussen dit relatief koude water en reeds afgekoelde rookgassen mogelijk is waardoor het rendement van de gelijke ketels hoog kan zijn, maar daardoor wordt tevens in de verwarmingsketel verwarmd water door het teruggevoerde water afgekoeld. Dit heeft als nadeel dat met name bij een grote warmtebehoefte, waarbij het teruggevoerde water sterk is afgekoeld niet meer direct aan de warmtebehoefte kan worden voldaan, met als gevolg dat het comfort van de verwarmingsinrichting waarin de verwarmingsketel is opgenomen nadelig wordt beïnvloed in het bijzonder bij gebruik van de inrichting voor onder andere sanitairwaterverwarming.

Voorts heeft de bekende verwarmingsketel als nadeel dat een relatief groot watervolume direct verwarmd dient te kunnen worden, waardoor een relatief grote brandercapaciteit noodzakelijk is.

De uitvinding beoogt derhalve een verwarmingsketel van de in de aanhef beschreven soort, waarbij de nadelen daarvan zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Een verwarmingsketel volgens de uitvinding wordt daartoe gekenmerkt doordat de verwarmingsketel is voorzien van ten minste twee kamers, waarbij een eerste kamer is verbonden met een verdere kamer via ten minste twee op afstand van elkaar gelegen doorstroomopeningen, waarbij de eerste kamer is voorzien van aansluitmiddelen voor een aanvoerleiding voor een eerste verwarmingscircuit en waarbij aansluitmiddelen voor een retourleiding van het eerste verwarmingscircuit aansluiten op de verdere kamer, één en ander zodanig dat tijdens gebruik van de verwarmingsketel water in de eerste kamer met behulp van ten minste de brander, de branderkamer en het warmtewisselele-ment kan worden verwarmd, vanuit de eerste kamer in een daarop aangesloten verwarmingscircuit kan worden gebracht en van daaruit slechts via ten minste één verdere kamer naar de eerste kamer kan worden teruggevoerd.

Doordat de verwarmingsketel volgens de uitvinding is voorzien van ten minste twee kamers, waarbij circulatie van water via de kamers mogelijk is, wordt het watervolume van de verwarmingsketel in feite gescheiden in ten minste twee deelvolumes. Aangezien tijdens gebruik van de verwarmingsketel water vanuit de eerste kamer via een daarop aangesloten verwarmingscircuit niet direct in de eerste kamer wordt teruggevoerd maar eerst via ten minste één andere kamer wordt geleid kan bijzonder snel het (deelvolume) water in de eerste kamer op temperatuur worden gebracht. De eerste kamer functioneert daarbij als warmtebuffer voor het daarop aangesloten verwarmingscircuit. Daardoor kan snel aan een verandering in de warmtebehoefte in het betreffende verwarmingscircuit worden voldaan, ook indien het water in de verwarmingsketel voorafgaand relatief ver is afgekoeld.

In nadere uitwerking wordt een verwarmingsketel volgens de uitvinding gekenmerkt doordat een tweede kamer is voorzien van aansluitmiddelen voor een aanvoerleiding van een tweede verwarmingscircuit.

De aansluitmiddelen voor een aanvoerleiding van een tweede verwarmingscircuit maken het op eenvoudige.wijze mogelijk op de verwarmingsketel een tweede verwarmingscircuit aan te sluiten, onafhankelijk van het eerste verwarmingscircuit. Doordat het tweede verwarmingscircuit althans met de aanvoerleiding op de tweede kamer aansluit zal tijdens gebruik water door het tweede verwarmingscircuit worden geleid dat over het algemeen een lagere temperatuur heeft dan het water dat door het eerste verwarmingscircuit wordt geleid.

Deze uitvoeringsvorm is met name voordelig indien bijvoorbeeld het eerste verwarmingscircuit wordt gebruikt voor de verwarming van sanitairwater door middel van bijvoorbeeld een voorraadboiler, een tapboiler of een platenwarmtewisselaar en het tweede verwarmingscircuit voor de verwarming van ruimten, aangezien voor de verwarming direct warm water geleverd moet worden bij de constatering van een warmtebehoefte. De temperatuur van het water dat nodig is voor de sanitairwatervoorziening dient daarbij hoger te zijn dan de gewenste tapwatertemperatuur en is dientengevolge ook hoger dan noodzakelijk voor de ruimteverwarming. Uit het eerste verwarmingscircuit afkomstig water, dat daarin enigszins is afgekoeld, wordt in de tweede kamer gemengd met daarin reeds aanwezig water en eventueel met direct uit de eerste kamer afkomstig, verwarmd water en heeft daardoor voldoende warmte-capaciteit om aan de warmtebehoefte in het tweede verwarmingscircuit te kunnen voldoen. Deze uitvoeringsvorm van de verwarmingsketel heeft bovendien het voordeel dat tegelijkertijd aan de warmtebehoefte van het eerste als aan de warmtebehoefte van het tweede verwarmingscircuit kan worden voldaan. Daardoor is het het behulp van deze verwarmingsketel bijvoorbeeld mogelijk tegelijkertijd sanitairwater en ruimten te verwarmen.

Een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van een verwarmingsketel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de verwarmingsketel is voorzien van een derde kamer, waarbij ten minste één verbinding tussen de eerste en de tweede kamer wordt gevormd door de derde kamer, waarbij de derde kamer is voorzien van de aansluitmiddelen voor de retourleiding van het eerste verwarmingscircuit, aansluitmiddelen voor een retourleiding van het tweede verwarmingscircuit en van aansluitmiddelen voor een aanvoerleiding van een derde verwarmingscircuit .

In de derde kamer zal het water tijdens gebruik een lagere temperatuur hebben dan in de overige kamers, waardoor deze derde kamer bij uitstek geschikt is voor aansluiting van een lage-temperatuur-verwarmingscircuit, bijvoorbeeld voor gebruik als vloerverwarmingscircuit of voor zwembadverwarming. De temperatuur van het naar het derde verwarmingscircuit gevoerde water is daarbij bijvoorbeeld 70°C in plaats van 90°C bij de bekende inrichtingen, en de temperatuur van het teruggevoerde water bijvoorbeeld 50°C in plaats van 70°C. Doordat de derde kamer een verbinding vormt tussen de eerste en de tweede kamer wordt daarbij op eenvoudige wijze circulatie van althans een deel van het watervolume in de verwarmingsketel door alle kamers geforceerd aangezien de watertemperatuur in een verwarmingsketel van onder naar boven altijd toe zal nemen.

Het rookgasafvoerkanaal strekt zich bij voorkeur door de derde kamer uit, waarbij de derde kamer, onder de tweede kamer is aangebracht en de eerste kamer zich langs de tweede en de derde kamer uitstrekt en waarbij de branderkamer en het interne warmtewisselelement in de eerste kamer zijn aangebracht. Doordat het rookgasafvoerkanaal zich door de derde kamer uitstrekt, in welke kamer het water de laagste temperatuur heeft, wordt op optimale wijze voor warmteuitwisseling tussen de rookgassen en het water gezorgd. Daardoor wordt het rendement van de verwarmingsketel positief beïnvloed.

Als gevolg van de specifieke opstelling van de verschillende kamers is de gemiddelde temperatuur van het water in de derde kamer altijd lager dan de gemiddelde temperatuur van het water in de overige kamers, ook indien weinig stroming in de verwarmingsketel optreedt aangezien de watertemperatuur in een verwarmingsketel van onder naar boven altijd toe zal nemen. Als gevolg daarvan is tijdens gebruik van de verwarmingsketel in elke kamer steeds water met de gewenste temperatuur aanwezig, waardoor voor elk verwarmings-circuit steeds water van de gewenste temperatuur direct beschikbaar is.

De verschillende kamers zijn bij voorkeur elk uitgerust met ten minste één pomp waarmee water vanuit de betreffende kamer in het daarop aangesloten verwarmingscircuit kan worden gevoerd. Het verdient daarbij de voorkeur dat de capaciteit van de pompen regelbaar is. Daardoor kan steeds een optimale hoeveelheid water met een geschikte temperatuur in de verschillende verwarmingscircuits worden gevoerd, bijvoorbeeld afhankelijk van de warmtebehoefte in de verschillende verwarmingscircuits .

In nadere uitwerking van de uitvinding omvat de verwarmingsketel een gietstuk dat ten minste de branderkamer, het interne warmtewisselelement, het rookgasafvoerkanaal, de kamers, aansluitmiddelen voor de pompen en de aansluitmiddelen voor de aanvoerleidingen en retourleidingen voor de verschillende verwarmingscircuits omvat. Dit gietstuk biedt het voordeel dat de verwarmingsketel bijzonder snel en eenvoudig assembleerbaar is, gemakkelijk kan worden onderhouden, een goede warmtecapacitiet biedt en bovendien eenvoudig kan verdoen aan de normafmetingen die bekend zijn uit de wandke-telmarkt.

Het verdient de voorkeur dat bij de verwarmingsketel volgens de uitvinding de eerste kamer een watervolume heeft dat relatief klein is ten opzichte van het totale watervolume van de verwarmingsketel, waarbij de tweede kamer een watervo- lume heeft dat relatief groot is ten opzichte van het totale volume van de verwarmingsketel.

Doordat de eerste kamer een relatief klein watervolume heeft kan dit watervolume zeer snel worden verwarmd, waardoor de comforttijd van het daarop aangesloten eerste verwarmings-circuit bijzonder laag kan worden gehouden. Het volume van de eerste kamer is bijvoorbeeld tussen de 5 en 15% van het totale volurn_ van de verwarmingsketel. Doordat het volume van de tweede kamer relatief groot is, is voor het tweede verwar-mingscircuit een grote warmtecapaciteit beschikbaar, hetgeen met name voor ruimteverwarming belangrijk is voor een goed comfort. Het volume van de tweede kamer is bijvoorbeeld meer dan 50% van het totale volume van de verwarmingsketel.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal een uitvoe-ringsvoorbeeld van de verwarmingsketel, opgenomen in een ver-warmingsinrichting, onder verwijzing naar de tekening, worden beschreven.

Fig. 1 toont in doorgesneden vooraanzicht een verwarmingsketel volgens de uitvinding; fig. 2 toont in zij-aanzicht de verwarmingsketel volgens fig. 1; en fig. 3 toont schematisch een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding.

In fig. 1 is een verwarmingsketel 4 getoond in doorgesneden vooraanzicht. De verwarmingsketel 4 is voorzien van een eerste kamer 1, een tweede kamer 2 en een derde kamer 3. De eerste kamer 1 strekt zich over de gehele hoogte van de verwarmingsketel langs een zijde uit. De tweede kamer 2 en de derde kamer 3 zijn naast de eerste kamer aangebracht, waarbij de derde kamer 3 onder de tweede kamer 2 is geplaatst. De tweede kamer 2 is ongeveer 1,5 keer zo hoog als de eerste kamer. Overigens kunnen deze verhoudingen en posities naar wens ook anders worden gekozen en kunnen meerdere of minder kamers worden opgenomen.

In de eerste kamer is vanaf de bovenzijde een brander-kamer 5 gevormd, waarin een in de tekening niet weergegeven brander is opgenomen. Deze brander kan bij voorkeur in ver schillende standen worden aangestuurd, maar kan eveneens een brander zijn die slechts aan en uit kan worden geschakeld of een brander die traploos kan worden geregeld. Aan de onderzijde van de branderkamer 5 sluit een eveneens in de eerste kamer 1 aangebracht warmtewisselelement 6 aan dat zodanig is gedimensioneerd dat op optimale wijze warmteoverdracht tussen de hete rookgassen van de brander en het water in de eerste kamer 1 mogelijk is, ongeacht of in de verwarmingsketel stroming wordt opgewekt. Aan een van de branderkamer 5 afgekeerde zijde sluit een zich in hoofdzaak horizontaal door de derde kamer 3 uitstrekkend rookgasafvoerkanaal 7 aan op het warmtewisselelement 6. Het rookgasafvoerkanaal 7 strekt zich tot buiten de verwarmingsketel 4 uit.

De eerste kamer 1 is nabij de bovenzijde aan de achterzijde 8 van de verwarmingsketel 4 voorzien van een eerste pomp 9 die is voorzien van aansluitmiddelen 10 voor een aan-voerleiding 11 van een eerste verwarmingscircuit Vi, dat in fig. 3 is weergegeven en aan de hand van die figuur nog verder zal worden besproken. Op vergelijkbare wijze is de tweede kamer 2 voorzien van een tweede pomp 12 die is uitgerust met aansluitmiddelen 13 voor een aanvoerleiding 14 van een tweede verwarmingscircuit V2 (fig. 3) en de derde kamer van een derde pomp 15 die is uitgerust met aansluitmiddelen 16 voor een aanvoerleiding 17 voor een derde verwarmingscircuit V3 (fig. 3).

De derde kamer 3 is nabij de onderzijde voorzien van aansluitmiddelen 18 voor een retourleiding 19 van het eerste verwarmingscircuit Vi en aansluitmiddelen 20 voor een retourleiding 21 van het tweede verwarmingscircuit V2. De tweede kamer 2 is nabij de onderzijde daarvan voorzien van aansluitmiddelen 22 voor een retourleiding 23 van het derde verwarmingscircuit V3.

In de tussenwand 24 tussen de eerste kamer 1 en de tweede kamer 2 is nabij de bovenzijde een eerste doorstroom-opening 25 aangebracht die de beide kamers verbindt. In de tussenwand 26 tussen de eerste kamer 1 en de derde kamer 3 is nabij de onderzijde een tweede doorstroomopening 27 aange bracht die de beide kamers verbindt. In de tussenwand 28 tussen de tweede kamer 2 en de derde kamer 3 is een derde door-stroomopening 29 aangebracht. De eerste 25 , tweede 27 en derde doorstroomopening 29 zorgen voor een circulatiebaan voor het water in de verwarmingsketel 4 door alle drie de kamers.

In de eerste kamer 1 is nabij de bovenzijde een maxi-maalthermostaat 30 aangebracht en de verwaringsketel is rond zijn volledige omtrek voorzien van een luchtkanaal 31 dat aansluit op de branderkamer 5 en waar doorheen de verwarmingsketel met lucht kan worden omspoeld tijdens gebruik.

Fig. 3 toont een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding, waarin een ketel volgens fig. 1 en 2 is opgenomen. Links in fig. 3 is het eerste verwarmingscircuit Vi getoond, dat is uitgevoerd als een sanitairwater-verwarmingscircuit, voorzien van een boiler 32 van het doorstroomtype. Rechtsboven in fig. 3 is het tweede verwarmingscircuit V2 getoond, dat is uitgevoerd als een ruimteverwarmingscircuit. Dit ruimteverwar-mingscircuit V2 omvat bijvoorbeeld radiatoren 33. Rechtsonder in fig. 3 is het derde verwarmingscircuit V3 getoond, dat is uitgevoerd als een vloerverwarmings-circuit. De verwarmings-circuits Vi, V2, V3 zijn met behulp van op zichzelf bekende aansluitmiddelen aangesloten op de aansluitmiddelen 10, 13, 16; 18, 20, 22 van de verwarmingsketel 4.

Het eerste verwarmingscircuit Vi is voorzien van een regeleenheid 34 die op basis van ten minste de instroom van leidingwater in de boiler 32 en de temperatuur van het tapwater uit de boiler 32 de eerste pomp 9 regelt. Het tweede verwarmingscircuit V2 is uitgevoerd met een regeleenheid 35 die de tweede pomp 12 regelt op basis van het verschil in temperatuur tussen de aanvoerleiding 14 en de retourleiding 21 van het tweede verwarmingscircuit V2. Het derde verwarmingscircuit V3 is uitgevoerd met een vergelijkbare regeleenheid 36 die de derde pomp 15 regelt op basis van het verschil in temperatuur tussen de aanvoerleiding 17 en de retourleiding 23 van het derde verwarmingscircuit V3. De drie pompen 9, 12, 15 zijn daarbij zodanig uitgevoerd dat de capaciteit daarvan regelbaar is, en de regeleenheden 34, 35, 36 zijn onderling gekoppeld.

De verwarmingsinrichting volgens de uitvinding kan als volgt worden gebruikt.

Met behulp van de brander in de branderkamer 5 wordt het water in de verwarmingsketel 4 in de eerste kamer 1 verwarmd, zolang tot de brander door de maximaalthermostaat 30 wordt uitgeschakeld omdat een vooringestelde maximale watertemperatuur is bereikt, bijvoorbeeld 60°C. Als gevolg van met name convectie zal de watertemperatuur in de tweede kamer 2 daarbij ongeveer tot bijvoorbeeld 50°C stijgen, en de watertemperatuur in de derde kamer 3 tot bijvoorbeeld 40°C.

Wanneer in het eerste verwarmingscircuit Vi een warmtebehoefte wordt geconstateerd door de regeleenheid 34 wordt de eerste pomp 9 aangestuurd, waardoor heet water vanuit de eerste kamer 1 via het eerste verwarmingscircuit Vi in de derde kamer 3 wordt gepompt. Daardoor ontstaat een stroming door de verschillende kamers 1, 2, 3, met als gevolg dat afgekoeld water weer door het inschakelen van de brander in het warmtewisselelement 6 wordt opgewarmd en weer door het eerste verwarmingscircuit Vi kan worden gevoerd.

Doordat de eerste kamer 1 maar een relatief klein volume heeft ten opzichte van het totale watervolume van de verwarmingsketel kan het water in de eerste kamer 1 snel op temperatuur worden gebracht en eenvoudig op die temperatuur worden gehouden, waardoor steeds voldoende warmtecapaciteit aanwezig is voor het sanitairwater-verwarmingscircuit. Door de regeleenheid 34 wordt de capaciteit van de eerste pomp 9 voortdurend gestuurd, zodat steeds exact de juiste hoeveelheid water met de juiste temperatuur door het eerste verwarmingscircuit Vi wordt gestuurd.

Wanneer tegelijkertijd door een tweede regeleenheid 35 een warmtebehoefte in het tweede verwarmingscircuit V2 en/of het derde verwarmingscircuit V3 wordt geconstateerd wordt de op het desbetreffende verwarmingscircuit V2, V3 opgenomen tweede pomp 12 respectievelijk derde pomp 15 aangestuurd, waarbij daardoor water wordt rondgepompt dat een lagere temperatuur heeft dan het water in de eerste kamer 1, maar voldoende warm is om in het betreffende verwarmingscircuit te voldoen. Bovendien wordt door de verschillende regeleenheden 34, 35 de capaciteit van de in werking gestelde pompen zodanig geregeld, dat in elk verwarmingscircuit Vi, V2, V3 de optimale warmtecapaciteit wordt toegevoerd.

Het uit het eerste en tweede verwarmingscircuit teruggevoerde water wordt in de derde, relatief koudste kamer 3 gevoerd en daarin gemengd met het reeds daarin aanwezige water, en wordt verwarmd door door het rookgasafvoerkanaal 7 stromende rookgassen, waarna het door circulatie in de verwarmingsketel althans gedeeltelijk door de eerste kamer 1 wordt gevoerd, langs het warmtewisselelement 6. Daarbij wordt het in de eerste kamer verder verwarmd tot de gewenste temperatuur.

Indien geen warmte wordt gevraagd door het eerste verwarmingscircuit, maar wel door één van de andere verwarmings-circuits, dan wordt door de doorstroomopeningen 25 en/of 27 water uit de eerste kamer gezogen, waardoor tevens relatief koel water daarin wordt gevoerd. De temperatuur in de eerste kamer zal dalen en de brander zal in werking worden gesteld.

Met een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding kan snel worden gereageerd op veranderingen in de warmtebehoefte van een aantal op een verwarmingsketel aangesloten verwarmingscircuit, waarbij tegelijkertijd aan verschillende warmtebehoeften kan worden voldaan. Daarbij kan de verwarmingsketel relatief klein worden uitgevoerd met desondanks grote warmtecapaciteit. De verwarmingsketel 4 omvat een giet-stuk 36 waarin de verschillende aansluitmiddelen voor de aan-voerleidingen en retourleidingen en voor de pompen zijn meegegoten. Bovendien omvat het gietstuk 36 meegegoten tussenwanden 24, 26, 28 met daarin de doorstroomopeningen 25, 27, 29 en de branderkamer 5, het warmtewisselelement 6 en het rookgasafvoerkanaal 7. Dit gietstuk 36 maakt een zeer eenvoudige montage en assemblage van de verwarmingsketel 4 mogelijk en bovendin heeft de verwarmingsketel een aangenaam strak uiterlijk. De pompen 9, 12, 15 zijn vanaf de buitenzijde tegen het gietstuk 36 bevestigd, waardoor ook deze montage zeer eenvoudig is .

Het gietstuk 36 voor de verwarmingsketel 4 kan klein van afmetingen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld 600 mm hoog, 400 mm breed en 220 mm diep. Daarmee wordt een verwarmingsketel verkregen met bijvoorbeeld een waterinhoud van 25 liter en een gewicht van ongeveer 25 kg.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen die slechts als voorbeeld zijn gegeven. Vele aanpassingen zijn mogelijk binnen het raam van de uitvinding.

De tussenwand 28 tussen de tweede kamer 2 en de derde kamer 3 kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een breekplaat, of by-pass middelen waardoor het mogelijk is het gietstuk eenvoudig aan te passen aan een verwarmingsinrichting met slechts twee verwarmingscircuits. Bovendien kan de verwarmingsketel· zijn voorzien van een groter of kleiner aantal kamers indien meer of minder dan drie afzonderlijke verwarmingscircuits in de verwarmingsinrichting worden opgenomen. Bovendien kunnen op één kamer meerdere verwarmingscircuits aansluiten, waartoe de betreffende kamer kan zijn voorzien van een reeks pompen. Voorts kunnen andersoortige pompen worden toegepast en kan de sturing van de pompen op andere wijze worden verzorgd, bijvoorbeeld met behulp van kamerthermostaten en/of een weersafhankelijke regeling. Het sanitairwater-verwarmingscircuit, indien aanwezig, kan bovendien anders zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als voorraaboiler.

Claims (14)

1. Verwarmingsketel, voorzien van een brander in een bran-derkamer, een daarop aangesloten intern warmtewisselelement en een rookgasafvoerkanaal, met het kenmerk, dat de verwarmingsketel (4) is voorzien van ten minste twee kamers (1, 2, 3), waarbij de eerste kamer (1) is verbonden met een verdere kamer (2, 3) via ten minste twee op afstand van elkaar gelegen door-stroomopeningen (25, 27, 29), waarbij de eerste kamer (1) is voorzien van aansluitmiddelen (10) voor een aanvoerleiding (11) voor een eerste verwarmingscircuit (Vi) en waarbij aansluitmiddelen (18) voor een retourleiding (19) van het eerste verwarmingscircuit (Vi) aansluiten op de verdere kamer (2, 3), één en ander zodanig dat tijdens gebruik van de verwarmingsketel (4) water in de eerste kamer (1) met behulp van ten minste de brander, de branderkamer (5) en het warmtewisselelement (6) kan worden verwarmd, vanuit de eerste kamer (1) in een daarop aangesloten verwarmingscircuit (Vi) kan worden gebracht en van daaruit slechts via ten minste één verdere kamer (2, 3) naar de eerste kamer (1) kan worden teruggevoerd.

2. Verwarmingsketel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een tweede kamer (2) is voorzien van aansluitmiddelen (13) voor een aanvoerleiding (14) van een tweede verwarmingscircuit (V2) .

3. Verwarmingsketel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verwarmingsketel (4) is voorzien van een derde kamer (3), waarbij ten minste één verbinding tussen de eerste (1) en de tweede kamer (2) wordt gevormd door de derde kamer (3).

4. Verwarmingsketel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de derde kamer (3) is voorzien van de aansluitmiddelen (18) voor de retourleiding (19) van het eerste verwarmingscircuit (Vi), aansluitmiddelen (20) voor een retourleiding (21) van het tweede verwarmingscircuit (V2) en van aansluitmiddelen (16) voor een aanvoerleiding (17) van een derde verwarmingscircuit (V3) .

5. Verwarmingsketel volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het rookgasafvoerkanaal (7) zich door de derde kamer (3) uitstrekt, waarbij de derde kamer (3) onder de tweede kamer (2) is aangebracht en de eerste kamer (1) zich langs de tweede (2) en de derde kamer (3) uitstrekt.

6. Verwarmingsketel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de branderkamer (5) en het interne warm-tewisselelement (6) in de eerste kamer (1) zijn aangebracht.

7. Verwarmingsketel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste de eerste kamer (1), en bij voorkeur elke kamer (1, 2, 3) is voorzien van ten minste één pomp (9, 12, 15).

8. Verwarmingsketel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat van tenminste de pomp (9) in de eerste kamer (1), en bij voorkeur van elke pomp (9, 12, 15) de capaciteit regelbaar is.

9. Verwarmingsketel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verwarmingsketel (4) een gietstuk (35) omvat dat ten minste de branderkamer (5), het interne warmte-wisselelement (6), het rookgasafvoerkanaal (7), de kamers (1, 2, 3), aansluitmiddelen voor de pompen (9, 12, 15) en de aan-sluitmiddelen (10, 11; 13, 14; 16, 17; 18, 19; 20, 21; 22, 23. voor de aanvoerleidingen en retourleidingen voor de verschillende verwarmingscircuits omvat (Vi, V2, V3) .

10. Verwarmingsketel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste kamer (1) een watervolume heeft dat relatief klein is ten opzichte van het totale watervolume van de verwarmingsketel (4), waarbij de tweede kamer (2) een watervolume heeft dat relatief groot is ten opzichte van het totale volume van de verwarmingsketel (4).

11. Verwarmingsketel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verwarmingsketel (4) zodanig is gedimensioneerd dat tijdens gebruik de temperatuur van het water in de eerste kamer (1) hoger is dan van het water in de tweede kamer (2) en de temperatuur van het water in de tweede kamer (2) hoger is dan van het water in elke eventuele verdere kamer (3) .

12. Verwarmingsketel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste kamer (1) is voorzien van een maximaalthermostaat (30) die bij voorkeur nabij de bovenzijde van de eerste kamer (1) is aangebracht.

13. Verwarmingsinrichting voorzien van een verwarmingsketel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een eerste verwarmingscircuit (Vi) is ingericht voor sanitair-wate'verwarming, een tweede verwarmingscircuit (V2) is ingericht voor ruimteverwarming via bijvoorbeeld radiatoren (33) en/of convectoren en een eventueel derde verwarmingscircuit (V3) is ingericht als lage-temperatuur-verwarmingscircuit, bijvoorbeeld voor vloerverwarming of zwembadverwarming.

14. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat in ten minste één van de verwarmingscircuits (Vi,V2, V3) temperatuurregistratiemiddelen en schakelmiddelen (34, 35) zijn opgenomen voor het tijdens gebruik op basis van de geregistreerde temperatuur of temperaturen aansturen van de in het betreffende verwarmingscircuit opgenomen pomp (9, 12, 15).