NL9300997A - Werkwijze voor het melken van dieren, alsmede inrichting voor het toepassen van deze werkwijze. - Google Patents

Description

WERKWIJZE VOOR HET MELKEN VAN DIEREN, ALSMEDE INRICHTING VOOR HET TOEPASSEN VAN DEZE WERKWIJZE

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het melken van dieren. De met behulp van op de spenen van een te melken dier aangesloten melkbekers gewonnen melk wordt veelal via een melkmeter toegevoerd aan een melktank. Wanneer de melk afkomstig is van een dier waarvan één of meer uierkwartieren door mastitis is aangetast, hetgeen bijvoorbeeld met behulp van een melkgeleidingssensor, welke in de melkmeter of in de toevoerleidingen van de afzonderlijke melkbekers naar de melkmeter kan zijn aangebracht, kan worden geconstateerd, dan wordt de geïnfecteerde melk niet naar de melktank geleid doch via een in de leiding tussen de melkmeter en de melktank opgenomen kraan afgevoerd naar een tank voor afvalmelk. De bruikbare melk wordt in zijn geheel opgevangen in de melktank, die veelal een paar maal per week wordt geleegd. Een melkfabriek, die de melk uit de melktanks van de diverse boeren ophaalt, controleert deze melk en geeft hier zonodig verschillende bestemmingen aan, bijvoorbeeld voor de consumptie, voor de bereiding van kaas of voor verwerking in dierenvoer, enz.

Het doel van de uitvinding is een bestemming van de melk in een eerder stadium mogelijk te maken. Overeenkomstig de uitvinding wordt hiertoe bij de werkwijze voor het melken van dieren de gewonnen melk gescheiden naar kwaliteit en/of samenstelling opgevangen in verschillende ruimten. Met andere woorden, onderscheid in de gewonnen melk wordt direct na het melken reeds gemaakt en de melk wordt direct gescheiden opgevangen. Daarbij kan de gewonnen melk van onderscheiden dieren in verschillende ruimten worden opgevangen, terwijl het eveneens mogelijk is om de gewonnen melk van één dier tijdens de aanloopfase van het melken en tijdens het hierna verder melken in verschillende ruimten op te vangen. De kwaliteit en samenstelling van de melk van onderscheiden dieren kan in een computer worden bijgehouden en zijn gekoppeld aan een dierherkenningssysteem, dat gebruikelijk is bij het automatisch melken van dieren. Van dieren waarvan bekend is dat de melk bijvoorbeeld een hoger eiwitgehalte of een hoger vetgehalte heeft, kan direct de melk in een aparte ruimte worden opgevangen. Aangezien in de voor het automatisch melken gebruikte computer tevens de voor het melken relevante data over de dieren worden bij gehouden, met name de lactatieperiode van de dieren, is het ook mogelijk om de gewonnen melk van een dier in de loop van een lactatieperiode in verschillende ruimten op te vangen. Verder is het mogelijk om de gewonnen melk afhankelijk van het celgetal van de melk op te vangen in verschillende ruimten. Uit het bovenstaande blijkt dat er diverse criteria zijn om melk gescheiden op te vangen. Deze criteria kunnen van te voren reeds bekend zijn en zijn geregistreerd in de compute,r waarin de benodigde gegevens over de dieren worden bijgehouden; het is echter ook mogelijk de criteria direct tijdens het melken vast te stellen. Zo is het mogelijk om in de inrichting, waarin de werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt toegepast, een meet-element aan te brengen voor het vaststellen van het eiwitgehalte van de gewonnen melk tijdens het melken zelf; eveneens is het mogelijk om een meetelement aan te brengen voor het vaststellen van het vetgehalte van de gewonnen melk of voor het vaststellen van het celgetal van de gewonnen melk. Voorts kan de inrichting zijn voorzien van een sensormeet-eenheid voor het vaststellen van de kleur van de gewonnen melk, in het bijzonder voor het controleren van de melk op bloed, of een sensormeeteenheid voor het vaststellen van de lichtabsorptie in de gewonnen melk, in het bijzonder voor het controleren van de melk op troebelheid en verontreinigingen.

Behalve op een werkwijze heeft de uitvinding tevens betrekking op een inrichting voor het toepassen van deze werkwijze; de inrichting is daarbij voorzien van een melkmachine met melkbekers die aansluitbaar zijn op de spenen van een te melken dier en een melkmeter, via welke de melk vanaf de melkbekers wordt toegevoerd aan middelen voor de opvang van de melk. De inrichting heeft overeenkomstig de uitvinding het kenmerk, dat deze middelen meerdere ruimten omvatten voor de gescheiden opvang van melk van verschillende kwaliteit en/of samenstelling. In een bijzondere uitvoering kunnen deze middelen dan worden gevormd door een in compartimenten verdeelde melktank. In de meest eenvoudige uitvoeringsvorm omvat de melktank twee compartimenten. Om een gescheiden opvang mogelijk te maken, omvat de inrichting een verdeelele-ment, welk verdeelelement, in het geval slechts één melkmeter aanwezig is, is aangebracht tussen deze melkmeter en de melkopvangmiddelen. Via dit verdeelelement wordt de melk vanaf de melkmeter naar één van de ruimten van de melkopvangmiddelen geleid. Zijn er meerdere melkmeters aanwezig, waarvan elk is aangesloten op één van de ruimten van de melkopvangmiddelen, dan kan het verdeelelement zijn aangebracht tussen de melkbekers en de melkmeter. Hierdoor wordt het mogelijk om de melk vanaf de melkbekers naar één van de melkmeters te leiden en vandaar naar één van de op deze melkmeter aangesloten compartimenten van de melktank. De toepassing van meetelementen en sensormeeteenheden zoals hiervoor genoemd, is in het bijzonder gunstig wanneer de melkmachine is uitgevoerd als een automatisch werkzaam systeem dat samenwerkt met een dierherkenningssysteem, terwijl in de computer van de automatische melkmachine en/of van het dierherkenningssysteem de voor de kwaliteit en/of samenstelling van de van elk dier afzonderlijk gewonnen melk relevante data worden bij gehouden, op grond van welke data door de computer de stuursignalen voor het verdeelelement worden afgegeven. Een gunstige uitvoering van de inrichting wordt tevens verkregen wanneer de melkmachine een robot omvat voor het automatisch aansluiten van de melkbekers op de spenen van een te melken dier. Door een dergelijke robotisering kan een zodanig automatisch werkend systeem worden verkregen dat een ingrijpen van de boer bij het melken, waarbij dan bovendien de melk gescheiden kan worden opgevangen, niet langer nodig is.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren.

Figuur 1 geeft schematisch een opstelling weer waarbij de melkmachine slechts één melkmeter omvat, terwijl de vanuit deze melkmeter geleide melk in twee compartimenten gescheiden kan worden opgevangen?

Figuur 2 stelt een uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding voor, waarbij de melkmachine twee melkmeters omvat die elk zijn aangesloten op een compartiment van de melktank, terwijl de via de melkbekers gewonnen melk gescheiden wordt toegevoerd aan de beide melkmeters.

In Figuur 1 is op schematische wijze een melkmachine 1 afgebeeld, welke melkmachine 1 een viertal op de spenen van een te melken dier aan te sluiten melkbekers 2 omvat, van welke melkbekers 2 de melkslangen 3 naar een door een verzamelglas gevormde melkmeter 4 zijn geleid. De melk-slangen 3 zijn voorzien van afsluiters 5, waarvan elk gebruikt wordt om een melkslang dicht te knijpen of anderszins af te sluiten zodra het vacuum in een corresponderende melkbeker 2 is weggevallen. De melkbekers 2 kunnen op de spenen van een te melken dier worden aangesloten met behulp van een melkrobot 13, in welk geval deze robot 13 een robotarm bezit, die als drager voor de melkbekers 2 dient. De melkrobot 13 wordt daarbij gestuurd vanuit een computer 14. Vanuit het verzamelglas 4 wordt de gewonnen melk toegevoerd aan een melktank 6. De melktank 6 is verdeeld in twee compartimenten 7 en 7'. De uitstroomopening van het verzamelglas 4 is via een kraan 8 aangesloten op een pomp 9. Met behulp van de pomp 9 wordt de melk via een driewegkraan 10 in één van de compartimenten 7, 7' gepompt. In het verzamelglas 3 kan een meeteenheid 11 zijn ingebouwd, welke meeteenheid kan zijn voorzien van een meetelement voor het vaststellen van het eiwitgehalte van de gewonnen melk, of een meetelement voor het vaststellen van het vetgehalte van de gewonnen melk, of een meetelement voor het vaststellen van het celgetal van de gewonnen melk, of een sensormeeteenheid voor het vaststellen van de kleur van de gewonnen melk, of een sensormeeteenheid voor het vaststellen van de lichtabsorptie van de gewonnen melk. De gewonnen melk wordt derhalve in het verzamelglas 4 direct gecontroleerd op eiwit- of vetgehalte, op celgetal of op aanwezigheid van bloedsporen of verontreinigingen in de melk. De resultaten van deze metingen kunnen worden gemeld aan de computer 14 die deze gegevens voor elk dier vastlegt en bijhoudt in verband met bij later plaatsvindende melk- beurten te nemen beslissingen omtrent de bestemming van de melk. De computer 14 geeft een stuursignaal af voor de drie-wegkraan 10, zodat de melk vanaf het verzamelglas 4, hetzij in' het compartiment 7, hetzij in het compartiment 7' wordt opgevangen. Het is uiteraard ook mogelijk om aan de resultaten van de in de meeteenheid 11 plaatsgevonden hebbende metingen rechtstreeks een signaal te ontlenen, waarmee de driewegkraan 10 kan worden bestuurd.

Bij het omschakelen van de driewegkraan 10 dient rekening te worden gehouden met de in de relatief lange leiding tussen de pomp 9 en de driewegkraan 10 aanwezige melk. Wanneer zich in het verzamelglas 4 een hoeveelheid melk V, afkomstig van het laatst gemolken dier, bevindt en deze hoeveelheid melk met behulp van de pomp 9 uit het verzamelglas 4 is weggepompt, terwijl het compartiment 7 door middel van de driewegkraan 10 op de van de pomp 9 af lopende leiding is aangesloten, dan zal een hoeveelheid melk v in de leiding blijven (waarbij v het volume van de van de pomp 9 af lopende leiding is) en een hoeveelheid melk V-v in het compartiment 7 terecht komen. Wordt daarna het verzamelglas 4 weer gevuld met daarna gewonnen melk van andere kwaliteit en/of samenstelling, en wel in een hoeveelheid V, dan zal, wanneer de pomp 9 deze hoeveelheid uit het verzamelglas 4 moet wegpompen, de driewegkraan 10 eerst nog een tijd de van de pomp af lopende leiding op het compartiment 7 aangesloten moeten houden, totdat het melkvolume v in de van de pomp af lopende leiding in het compartiment 7 terecht is gekomen. Het melk-niveau in het verzamelglas 4 is dan gedaald met een waarde overeenkomend met dit volume v. Door het signaleren van deze niveaudaling kan tevens het moment worden bepaald, waarop de driewegkraan 10 moet worden omgeschakeld, opdat het compartiment 7’ is aangesloten op de van de pomp 9 af lopende leiding. Na het omschakelen van de driewegkraan 10 en het leegpompen van het verzamelglas 4, blijft in de van de pomp 9 af lopende leiding weer een melkvolume v achter, terwij 1 in het compartiment 7' een melkvolume V'-v terecht komt. Bij het wegpompen van de hierna weer in het verzamelglas 4 opgevangen melk wordt dan wederom eerst een melkvolume v in het compar timent 7‘ gebracht en wordt, na omschakeling van de drieweg-kraan 10 (indien dit gewenst mocht zijn, gezien de kwaliteit en/of de samenstelling van de dan verkregen melk), melk in het compartiment 7 gebracht, enz. Het tijdstip van omschakelen van de driewegkraan 10 wordt bepaald door een constante niveauwijziging van de telkens in het verzamelglas 4 opgevangen hoeveelheid melk, wanneer deze wordt weggepompt. Deze niveauwijziging kan worden vastgesteld met behulp van sensoren 15, aangebracht in bijvoorbeeld verticale richting aan de binnenzijde van het verzamelglas. Deze sensoren 15 geven de waargenomen niveauverandering af in de vorm van een elec-trisch signaal aan de computer 14 die de driewegkraan 10 bedient.

In de uitvoeringsvorm, zoals deze is afgebeeld in figuur 2, zijn twee verzamelglazen 4 en 4' aanwezig, terwijl de met behulp van de melkbekers 2 gewonnen melk via de melk-slangen 3 naar een driewegkraan 12 wordt gevoerd, via welke driewegkraan 12 de melk, via de afzonderlijke melkslangen 3 hetzij naar het verzamelglas 4, hetzij naar het verzamelglas 4' wordt geleid. Het is uiteraard ook mogelijk de vier melkslangen 3 eerst samen te voegen in een melkklauw en de uit-gangsslang van de melkklauw naar een enkele driewegkraan te leiden, van welke driewegkraan dan één enkele slang naar de beide verzamelglazen 4 en 4' loopt. Via kranen 8 en 8' achter de uitstroomopening van de desbetreffende verzamelglazen wordt met behulp van respectieve pompen 9 en 9' de melk vanuit de desbetreffende verzamelglazen in de corresponderende compartimenten 7 en 7' van de melktank 6 gebracht. In deze uitvoeringsvorm is de beslissing om de melk hetzij naar het compartiment 7, hetzij naar het compartiment 7' te leiden reeds genomen voordat de melk in een verzamelglas wordt opgevangen. Deze situatie is bijvoorbeeld mogelijk wanneer in elk van de melkslangen 3 een meeteenheid 11 is opgenomen van dezelfde soort als de meeteenheid 11 in figuur 1. Wordt gebruik gemaakt van een melkklauw waarin de slangen van de melkbekers 2 worden samengevoegd, dan kan de meeteenheid 11 ook worden aangebracht tussen de melkklauw en de driewegkraan 12. Verder is de wijze waarop de driewegkraan 12 wordt be- stuurd gelijk aan die waarop de driewegkraan 10 in figuur 1 wordt bestuurd. In plaats van gebruik te maken van specifieke meetelementen en sensormeeteenheden voor het bepalen van de kwaliteit en/of samenstelling van de melk tijdens het melken zelf, is het ook mogelijk dat in de computer 14 van het systeem deze gegevens worden bijgehouden, zodat het voor de afzonderlijke dieren reeds bekend is of de uit hen te winnen melk in een bepaald compartiment moet worden opgevangen. Met name is dit mogelijk wanneer de beslissing om de melk in één van beide compartimenten op te vangen wordt bepaald door het eiwit- of vetgehalte van de van een desbetreffend dier te winnen melk. Tot nu toe is slechts vermeld de mogelijkheid om de melk, afhankelijk van het eiwitgehalte of afhankelijk van het vetgehalte of afhankelijk van het celgetal of afhankelijk van de mate waarin bloedsporen of andere verontreinigingen in de melk optreden, in twee compartimenten gescheiden op te vangen. Door gebruik te maken van meerdere compartimenten of meerdere gescheiden opvangruimten is het uiteraard mogelijk meerdere van de genoemde criteria tegelijkertijd te hanteren.

De hier beschreven inrichting kan deel uitmaken van een volledig geautomatiseerd melk- en reinigingssysteem, waarbij gebruik kan worden gemaakt van een automatisch systeem om de dieren, desgewenst selectief, tot de melkplaats toe te laten, een dierherkenningssysteem, een spenenreini-gingssysteem, een robot voor het automatisch aansluiten van de melkbekers, een automatisch verlopend melkproces met ingebouwde controles op de loop van het proces, een automatisch voedersysteem, enz. Het gehele systeem is dan computergestuurd, zodat uiteraard van de computer 14 gebruik kan worden gemaakt om de elementen van de inrichting, voor zover die hier is beschreven, in het bijzonder de kranen en de pompen, te besturen.

De uitvinding is niet beperkt tot de hier beschreven en weergegeven uitvoeringsvormen, doch omvat allerlei modificaties, uiteraard vallende binnen de omvang van de bijgaande conclusies.

Claims (21)

1. Werkwijze voor het melken van dieren, met het kenmerk, dat de gewonnen melk gescheiden naar kwaliteit en/of samenstelling wordt opgevangen in verschillende ruimten.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gewonnen melk van onderscheiden dieren wordt opgevangen in verschillende ruimten.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de gewonnen melk afhankelijk van het eiwitgehalte wordt opgevangen in verschillende ruimten.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gewonnen melk van een dier in de loop van de lactatie-periode van het dier wordt opgevangen in verschillende ruimten.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de gewonnen melk afhankelijk van het vetgehalte wordt opgevangen in verschillende ruimten.

6. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gewonnen melk van een dier tijdens de aanloopfase van het melken en tijdens het hierna verder melken wordt opgevangen in verschillende ruimten.

7. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gewonnen melk afhankelijk van het celgetal van de melk wordt opgevangen in verschillende ruimten.

8. Inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van een melkmachine met melkbekers die aansluitbaar zijn op de spenen van een te melken dier, en een melkmeter, via welke de melk vanaf de melkbekers wordt toegevoerd aan middelen voor de opvang van de melk, met het kenmerk, dat deze middelen meerdere ruimten omvatten voor de gescheiden opvang van melk van verschillende kwaliteit en/of samenstelling.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de middelen worden gevormd door een in compartimenten verdeelde melktank.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de melktank twee compartimenten omvat.

11. Inrichting volgens een der conclusies 8 - 10, met het kenmerk, dat tussen de melkmeter en de melkopvangmiddelen een verdeelelement is aangebracht om de melk vanaf de melkmeter naar één van de ruimten van de melkopvangmiddelen te leiden.

12. Inrichting volgens een der conclusies 8 - 10, met het kenmerk, dat meerdere melkmeters aanwezig zijn, waarvan elk is aangesloten op één van de ruimten van de melkopvangmiddelen, terwijl voorts tussen de melkbekers en de melkmeters een verdeelelement is aangebracht om de melk vanaf de melkbekers naar één van de melkmeters te leiden.

13. Inrichting volgens een der conclusies 11 of 12, met het kenmerk, dat de melkmachine automatisch werkzaam is en samenwerkt met een dierherkenningssysteem, terwijl in de computer van de automatische melkmachine en/of van het dierherkenningssysteem de voor de kwaliteit en/of samenstelling van de van elk dier afzonderlijk gewonnen melk relevante data worden bij gehouden, op grond van welke data door de computer de stuursignalen voor het verdeelelement worden afgegeven.

14. Inrichting volgens een der conclusies 8 - 13, met het kenmerk, dat de melkmachine een robot omvat voor het automatisch aansluiten van de melkbekers op de spenen van een te melken dier.

15. Inrichting volgens een der conclusies 8-14, met het kenmerk, dat een meetelement aanwezig is voor het vaststellen van het eiwitgehalte van de gewonnen melk.

16. Inrichting volgens een der conclusies 8-15, met het kenmerk, dat een meetelement aanwezig is voor het vaststellen van het vetgehalte van de gewonnen melk.

17. Inrichting volgens een der conclusies 8-16, met het kenmerk, dat een meetelement aanwezig is voor het vaststellen van het celgetal van de gewonnen melk.

18. Inrichting volgens een der conclusies 8-17, met het kenmerk, dat een sensormeeteenheid aanwezig is voor het vaststellen van de kleur van de gewonnen melk, in het bijzonder voor het controleren van de melk op bloed.

19. Inrichting volgens een der conclusies 8 - 18, met het kenmerk, dat een sensormeeteenheid aanwezig is voor het vaststellen van de lichtabsorptie in de gewonnen melk, in het bijzonder voor het controleren van de melk op troebelheid.

20. Inrichting volgens een der conclusies 15 - 19, met het kenmerk, dat een of meer meetelementen en/of een of meer sensormeeteenheden zijn aangebracht in de melkmeter.

21. Inrichting volgens een der conclusies 15 - 19, met het kenmerk, dat een of meer meetelementen en/of een of meer sensormeeteenheden zijn opgenomen in een de verbinding tussen een melkbeker en de melkmeter vormende leiding.