NL8700718A - Transportband, en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. - Google Patents

Description

·* Lx 87 3020 Mm/Tg. * *

Transportband, en werkwijze voor hei vervaardigen daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op een transportband, en op een werkwijze voor het vervaardigen daarvan.

Transportbanden van de soort, die op evenwijdige kabels zijn ondersteund, en die onder belasting tussen de ka-5 beis doorhangen, worden gewoonlijk vervaardigd uit een langwerpige kern met aan weerszijden daarvan een deklaag. Dergelijke transportbanden vereisen een dwarsstijfheid, die groter is dan de langsstijfheid, teneinde dit doorhangen toe te laten. De kern kan bijvoorbeeld worden verschaft door een of 10 meer lagen geweven materiaal met dwarsversterkingen, terwijl de deklagen uit kunst- of natuurrubber kunnen, bestaan. In een dergelijke transportband vloeit de dwarsstijfheid van de band gedeeltelijk voort uit de dwarsstijfheid van de kern, en deels uit de dwarsstijfheid van de deklagen.

15 Dergelijke transportbanden worden door een stapsge wijze bewerking gevormd, waarbij de langwerpige kern in een stilstaande vorm wordt gevoerd, waarin lagen van natuur- of kunstrubber door een vormbewerking op de kern worden aangebracht.

20 Een dergelijke wijze van vervaardigen is langzaam en derhalve kostbaar. Deze vereist voorts toezicht door deskundig bedieningspersoneel, hetgeen eveneens tot de vervaar-digingskosten bijdraagt.

De uitvinding verschaft een werkwijze voor het ver-25 vaardigen van een transportband van de voornoemde soort, waarbij een langwerpig kernonderdeel met een dwarsstijfheid, die groter is dan de langsstijfheid, wordt gevormd, op welke kern vervolgens deklagen worden aangebracht, welke werkwijze als kenmerk heeft, dat tenminste een deklaag wordt aangebracht 30 door het doorlopend door een vorm voeren van het kernonderdeel, dat aan deze vorm een vloeiend kunststofmateriaal doorlopend wordt toegevoerd, dat door de vorm zodanig wordt begrensd, dat het dit langwerpige kernonderdeel aan tenminste een zijde daar- ,

van doorlopend bedekt voor het vormen van een deklaag op dit I

35 kernonderdeel.

Μ ·*7 >> Λ —7 1

q } v u / i I

- 2 - i i * «

In het bijzonder heeft de werkwijze volgens de uitvinding als kenmerk, dat het kernonderdeel wordt gevormd als een langwerpig blad met zodanige dwarsgolvingen, dat aan dit kernonderdeel een dwarsstijfhe id wordt gegeven, die groter 5 is dan de langsstijfheid.

Daarbij worden bij voorkeur de deklagen aangebracht door dit kernonderdeel doorlopend door een vorm te voeren, en een vloeiend kunststofmateriaa.L doorLopend aan deze vorm toe te voeren, welk materiaal door de vorm zodanig wordt begrensd, 10 dat het langwerpige kernonderdeel aan tenminste een zijde ervan doorlopend wordt bedekt voor het vormen van een deklaag op het kernonderdeel.

De uitvinding verschaft voorts een transportband voor het verplaatsen van een last met een langwerpig kernonder-15 deel, waarvan de dwarsstijfheid groter is dan de langsstijf-heid, terwijl aan beide zijden van het kernonderdeel deklagen zijn aangebracht, welke transportband als kenmerk heeft, dat het langwerpige kernonderdeel zodanig is uitgevoerd, dat de eigen dwarsstijfheid voldoende is om de last te ondersteunen, 20 terwijl ter weerszijden van dit langwerpige kernonderdeeel deklagen uit een materiaal zijn aangebracht, dat geen of nagenoeg geen dwarsstijfheid heeft.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: 25 fig. 1 een dwarsdoorsnede van een transportband met schoenen voor het opnemen van steunkabels en met een gegolfd kernonderdeel; fig. 2 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van de transportband van fig. 1; 50 fig. 3 een schematisch zijaanzicht van een eerste inrichting voor het vervaardigen van de transportband van fig.

1 en 2; fig. 4 een schematisch eindaanzicht van de inrich-tingvanfig.3; 35 fig. 5 een schematisch zijaanzicht van de doorsnede van twee banden zonder eind van de inrichting van fig. 2 en 3; fig. 6 een schematische afbeelding van een tweede inrichting voor het vervaardigen van de transportband van fig.

1 en 2; 8700718 J- «· - 3 - fig. 7 een schematische afbeelding van een derde inrichting voor het vervaardiqen van de transportband van fig. 1 en 2; fig. 8 een schematische afbeelding van een vierde 5 inrichting voor het vervaardigen van de transportband van fig. i en 2; en fig. 9 een schematische afbeelding van een vijfde inrichting voor het vervaardiqen van de transportband van fiq. 1 en 2.

10 Zoals afgebeeld in fig. 1 omvat de transportband 10 volgens de uitvinding een kernonderdeel 11 en ter weerszijden van dit kernonderdeel 11 aangebrachte deklagen 12.

Het kernonderdeel 11 is een langwerpig blad van kunststofmateriaal, dat van dwarsgerichte sinusvormige gol- 15 vingen 13 (zie fig. 2) is voorzien. Het kernonderdeel 11 kan uit elk geschikt kunststofmateriaal bestaan, zoals acronitril- butadieen-styreen. Het kunststofmateriaal kan versterkt zijn met vezels, zoals polycarbonaat- of glasvezels, welke vezels zodanig kunnen zijn gericht, dat deze zich dwars over het kern- 0 20 onderdeel 11 uitstrekken, waardoor de langsbuigzaamheid en de dwarse stijfheid van het kernonderdeel 11 worden vergroot.

Het kernonderdeel 11 heeft een stijfheid in de dwarsrichting die groter is dan die in de langsrichting.

De deklaqen 12 worden op een nog te beschrijven wij-25 ze qevormd uit een geschuimd kunststofmateriaal, dat zich over de beide oppervlakken van het kernonderdeel 11 uitstrekt. De dikte van deze lagen 12 kan bijvoorbeeld 100 mm zijn. Het kernonderdeel 11 kan van gaten en/of een geschikte oppervlaksaf-werking zijn voorzien om de binding tussen de kern 11 en het 30 geschuimde kunststofmateriaal te verbeteren.

Het geschuimde kunststofmateriaal van de deklagen 12 kan geschuimd PVC-(poIyvinylchloride-) materiaal of polyurethan-schuim zijn, dat zelf huidvormend werkt. Het kunststofschuim-materiaal behoeft niet huidvormend te zijn, in welk geval een 35 poivurethanhuid 14 (zie fiq. 2) op het oppervlak van het geschuimde kunststofmateriaal· wordt aangebracht, welke huid 14 een dikte van 2 mm kan hebben.

Elke deklaag 12 vormt voorts een paar kabelopneem-schoenen 15. Elke schoen 15 wordt gevormd door een zich over ê” j07 18 ï i - 4 - de gehele lengte van de transportband uitstrekkend profiel, waarbij de schoenen 15 op de ene laag 12 op een afstand van de rand van de transportband zijn gelegen, terwijl de schoenen 15 van de andere laag 12 zich nabij de randen van de trans-5 portband bevinden (zie fig. 1). De schoenen 15 kunnen samenhangend met de deklagen 12 en/of het kernonderdeel 11 zijn gevormd, doch kunnen ook afzonderlijk van de deklagen 12 en het kernonderdeel 11 worden gevormd, en vervolgens daaraan worden vastgemaakt, zoals nog nader zal worden toegelicht.

10 Ter verduidelijking kan worden vermeld, dat tijdens het gebruik de transportband 10 wordt ondersteund op een paar evenwijdige kabels (niet afgebeeld), die in een van de schoenenparen 15 aan een zijde van de transportband 10 worden opgenomen. Deze kabels dienen voor een dubbel doel, namelijk het 15 ondersteunen van de transportband en het aandrijven daarvan.

Een last, bijvoorbeeld metaalerts of steenkool, wordt op het bovenoppervlak van de transportband geplaatst, die dan onder deze belasting tussen de kabels gaat doorzakken en aldus de last tijdens het transport ervan opneemt. Nadat de last is 20 afgevoerd, wordt de transportband langs een terugvoerbaan onder het op de kabels ondersteunde transportgedeelte van de band geleid, waarbij dan de band wordt ondersteund op kabels, die in het andere schoenenpaar 15 aan de andere zijde van de transportband IQ zijn opgenomen.

25 Transportbanden van deze soort zijn bijvoorbeeld beschreven in GB-A 813 210 en 1 112 785.

Het van een oppervlakshuid voorziene geschuimde kunststofmateriaal van de lagen 12 verschaft een buigzaam en slijtvast oppervlak, dat het kernonderdeel 11 tegen beschadi-30 ging door de last beschermt. Het oppervlak van de band 10 is zodanig gekozen, dat de band zo goed mogelijk kan worden gereinigd, en dat het wegglijden van de last zo gering mogelijk wordt. Het gegolfde kernonderdeel 11 zelf geeft aan de band het gehele of het grootste deel van de dwarsstijfheid, waar-35 door het doorhangen onder de last wordt beperkt. De gezamenlijke eigenschappen van het kernonderdeel 11 en de lagen 12 dienen zodanig te zijn, dat de band in de langsrichting voldoende buigzaam is om deze aan het eind van de baan rond aandrijf-rollerf te voeren. Dwarse metaalstaven, waarvan er één bij 16

* 7 fs Λ 7 1 S

* « - 5 - in fig. 2 is afgebeeld, kunnen elk in een golving worden aangebracht, en dit in aaneengrenzende groepen of met tussenruimten over het kernonderdeel 11 verdeeld. Deze dwarsstaven 16 verhinderen een langsspleetvarminq in de transportband en be-5 perken breuk tot dwarse breuk.

Hoewel het kernonderdeel 11 is afgebeeld met sinusvormige golvingen 13, zal het duidelijk zijn, dat deze golvingen ook een trapeziumvormige of andere geschikte doorsnede kunnen hebben. Zo kan bijvoorbeeld het kernonderdeel 11 de 10 vorm hebben van naast elkaar gelegen holle kokers, die al dan niet met geschuimd kunststofmateriaal kunnen zijn gevuld (afzonderlijk van het geschuimde kunststofmateriaal van de lagen 12). Voorts kan het gegolfde kernonderdeel 11 zijn doorgezet om een verlaagd middengedeelte te verkrijgen. Het kernonder-15 deel 11 kan verder een buigzaamheid hebben, die dwars over het onderdeel 11 verandert, teneinde aan verschillende plaatselijke belastingseisen te kunnen voldoen. Dit kan geschieden door de dikte van het materiaal, dat het kernonderdeel 11 vormt, te veranderen, of door de complitude van de golvingen 13 te 20 veranderen. Voorts kunnen bijkomende kernonderdelen 11 worden aangebracht. Deze kunnen de vorm hebben van gegolfde bladen dan wel van geweven lagen.

Hoewel het voornoemde kernonderdeel 11 uit een kunst-stofmateriaai bestaat, kan dit ook uit een metaal of metaal-25 legering zijn vervaardigd. De lagen 12 behoeven niet uit geschuimd kunststofmateriaal te bestaan; in plaats daarvan kunnen ook geschikte niet schuimende kunststofmaterialen worden gebruikt. Voorts behoeft het kernonderdeel 11 niet uit een gegolfd blad 11 te bestaan, doch kan het kernonderdeel 11 wor-30 den gevormd door elk buigzaam bladmateriaal, dat een geschikte dwarse stijfheid heeft, die groter is dan de langsstijfheid.

De schoenen 15 behoeven niet geheel uit het geschuimde kunststofmateriaal te bestaan. Het gegolfde kernonderdeel 11 kan aan de randen worden voorzien van gedeelten in een 35 vorm, die met de vereiste vorm van de schoenen 15 overeenkomt.

Mechanische bandkoppelingen kunnen worden vervaardigd door een bandeinde in de vorm van een pianoscharnier te snijden, en de gegolfde kern te gebruiken om een in de kern gestoken dwarse scharnierstaaf vast te houden.

37 0 0 7 * t - 6 -

Er zal nu een aantal werkwijzen voor het vervaardigen van een aan de hand van fig. 1 en 2 beschreven band worden beschreven.

Een eerste werkwijze maakt gebruik van de in fig. 3, 5 4 en 5 afgebeelde inrichting.

Deze inrichting omvat een (niet afgebeelde) kern-vormingseenheid, die uit een geschikt kunststofmateriaal zoals acronitril-butadieen-styreen, en zonodig geschikte vezels zoals polycarbonaat- of glasvezels, doorlopend het gegolfde kern-10 onderdeel 11 vormt. Eenheden voor het vormen van dergelijke gegolfde bladen zijn bekend, en behoeven derhalve niet nader te worden beschreven.

Het gegolfde kernonderdeel 11 wordt vertikaal naar een deklaagaanbrengeenheid 21 gevoerd. Deze aanbrengeenheid 15 21 wordt gevormd door een paar beweegbare banden 22 zonder eind, die over rollen 20 zijn geleid, en die in tegengestelde zin langs banen bewegen, die bestaan uit horizontale gedeelten 22a gevolgd door naast elkaar gelegen vertikale gedeelten, waarin de banden 22 daartussen een vorm begrenzen, die de ver-20 eiste doorsnedevorm van de gerede transportband hebben.

Voor dit doel worden, zoals het best uit fig. 5 blijkt, de eindloze banden 22 van de aanbrengeenheid 21 voorzien van in de langsrichting verlopende groeven 24, die dezelfde doorsnedevorm hebben als de vereiste vorm van de schoe-25 nen 15 op de gerede transportband.

Het kernonderdeel 11 wordt doorlopend in deze vorm gevoerd, terwijl een schuimend kunststofmateriaal 25 zoals een schuimend polyurethanmateriaal, vanuit voorraadhouders 26 naar de horizontale gedeelten 22a van de banden 22 wordt ge-30 voerd. Zoals uit fig. 4 blij'kt kunnen deze houders 26 heen en weer in de breedterichting van de banden 22 worden bewogen om een gelijkmatige bedekking te verzekeren. Terwijl het poly- urethan in de vorm wordt gebracht, gaat het schuimen, en vult het de vorm, met inbegrip van de schoenvormgroeven 24, zodat 35 de kunststof in de gewenste doorsnedevorm van de transportband 10 wordt gevormd.

Er treedt derhalve aan het eind van de aanbrengeenheid 21 een transportband 10 naar buiten, die althans nagenoeg de in fig. 1 getoonde opbouw en vorm heeft.

8700718 * *

Het gebruikte schuimende polyurethan kan een h u i d -vormend polyurethan zijn, in welk geval de vervaardiging van de transportband 10 in dit punt kan worden beëindigd, waarbij de huid 14 m de vorm is gevormd. Het kan echter de voorkeur 5 verdienen een poiyurethanschuim met geringe dichtheid te gebruiken, dat niet huidvormend is, in welk geval een van de nu te beschrijven bijkomende bewerkingen nodig is.

Bij een eerste bewerking worden bijkomende voorraad-houders 23 boven de horizontale gedeelten van de banden 22 10 aangebracht, en wel vóór de houders 26, gezien in de bewegings-zin van de banden. Een vloeiend huidvormingsmateriaal is in deze bijkomende houders 23 aangebracht, welke houders eveneens dwars over de banden 22 kunnen worden bewogen (zie fig. 4), teneinde de banden 22 van de huid te voorzien alvorens het 15 schuimende polyurethan uit de houders 26 wordt aangebracht.

De transportband 10 treedt derhalve uit het toestel naar buiten met een op het oppervlak aangebrachte huid 14.

Bij de tweede bewerking wordt de transportband 10, die uit de aanbrengeenheid 21 treedt, naar een (niet afgebeel-20 de) huidopbrengeenheid gevoerd, die dezelfde opbouw heeft als de deklaagaanbrengeenheid 21. De transportband 10 wordt in een vorm van deze eenheid ingevoerd, die door een paar verti-kale op een onderlinge afstand verlopende banden zonder eind (niet afgebeeld) wordt bepaald, die weer van groeven voor het' 25 vormen van de schoenen zijn voorzien, zoals in het voorgaande met betrekking tot de deklaagaanbrengeenheid 20 is beschreven. Daarbij wordt een polyurethan-huidvormingsmateriaal toegevoerd, dat door de banden onder druk wordt gehouden, terwijl het hardt en zich aan de deklagen van de transportband vasthecht, 30 teneinde de huid 14 te vormen (zie fig. 2).

Er treedt dan een gerede transportband 10 uit de huidopbrengeenheid, die dan zonder verdere bewerking kan worden gebruikt.

Terwijl bij de in het voorgaande aan de hand van 35 de tekening beschreven werkwijze de beide zijden gelijktijdig worden bedekt, zal het duidelijk zijn, dat de zijden ook achter elkaar kunnen worden bedekt, waarbij het aanbrengen van de deklagen voor elke zijde doorlopend plaatsvindt.

Bij een andere werkwijze wordt de in fig. 6 afge- 8./ 0 ö 7 1 8

* , V

- 8 - beelde inrichting gebruikt. Onderdelen, die gemeenschappelijk zijn aan fig. 1..5 en fig. 6, zullen niet meer uitvoerig worden beschreven, welke onderdelen van dezelfde verwijzingsge-tallen zijn voorzien.

5 De inrichting van fig. 6 omvat een deklaagaanbreng- eenheid 34 met een band zonder eind 35 met opstaande zijwanden 36,. die in het bovenste horizontale gedeelte van de band 35 een open vorm begrenst. De band beweegt in de door een pij1' 37 aangeduidezin.

10 Een houder 38 voor mechanisch geschuimd PVC is nabij het vooreind van het bovengedeelte van de band 35 opgesteld.

Een afgemeten hoeveelheid van het PVC-schuim vloeit uit de houder 38 op de band voor het vormen van de onderste deklaag 12. .

15 Een gegolfd kernonderdeel 11, dat op de aan de hand van fig. 3 beschreven wijze kan zijn gevormd, is op een rol 39 boven de band 35 en stroomafwaarts van de eerste houder 38, gezien in de bewegingszin van de band 35, aangebracht. Het gegolfde kernonderdeel 11 is voorbehandeld voor schuimaanhech-20 ting, en wordt doorlopend op de PVC-schuimlaag op de band 35 aangebracht, waarbij het kernonderdeel 11 door verwarmers 40 wordt verwarmd alvorens met de band 35 in aanraking te komen.

Een tweede houder 41 is boven de band 35 stroomafwaarts van de rol 39 opgesteld, en bevat mechanisch geschuimd 25 PVC, dat in een afgemeten doorlopende stroom op het kernonderdeel 11 op de band 35 wordt aangebracht voor het vormen van een bovenste deklaag 12. Stroomafwaarts van de tweede houder 41 is derhalve het gegolfde kernonderdeel 11 tussen de bovenste en de onderste PVC-schuimlaag gelegen.

30 Een verwarmer 43 is boven de band 35 en stroomaf waarts van de tweede houder 41 opgesteld om de lagen PVC-schuim te verwarmen, en deze op het kernonderdeel vast te smelten voor het vormen van een deklaag-kern-samenstel.

Dit samenstel loopt vanaf de deklaagaanbrengeenheid 35 34 naar een huidaanbrengeenheid 44, waar een huid 14 (fig. 2) op het samenstel wordt aangebracht. Deze huid wordt gevormd door bladmateriaal 45, dat uit PVC of een ander kunststofma-teriaal dan wel natuur- of kunstrubber kan bestaan. Twee rollen 46 van het bladmateriaal zijn boven en onder het samen- 8700718 * * - 9 - stel opgesteld, waarbij het bladmateriaal 45 met het samenstel naar een lamineereenheid 47 wordt qevoerd, waarde bladen od het samenstel worden vastqemaakt voor het vormen van de transportband.

5 Na het verlaten van de lamineereenheid 47 wordt de transportband 10 naar een schoenvormaanbrengeenheid 48 gevoerd, waar de schoenen 15 met de transportband 10 in aanraking worden gebracht, Oit geschiedt door twee paar afzonderlijk gevormde schoenen 49 boven resp. onder de transportband 10 aan te lObrengen. Deze voorgevormde schoenen 49 worden door verwarmers 50 verwarmd, en met de transportband 10 naar een schoenvorm-lamineereenheid 51 gevoerd, waar de schoenen op de transportband 10 worden aangebracht in de stand, die in fig. 1 is weergegeven.

15 De gerede transportband 10 wordt dan in een koeltun- nel 52 afgekoeld, en onderzocht alvorens op een spoel 53 te worden opgewikkeld.

Een derde inrirhtinq is in fiq. 7 afgedeeld. Onderdelen, die gemeenschappelijk zijn aan fig. 1 en 6 en fig. 7 zijn 20 met dezelfde verwijzingsgetallen aangeduid, en zullen niet uitvoerig worden beschreven.

De deklaagaanbrenqeenheid 34 van de inrichting van fig. 7 omvat een band zonder eind 35, twee PVC-schuimhouders 38 en 41, en een rol 39 van gegolfd kernonderdeel 11, welke 25 onderdelen op de aan de hand van fig. 6 beschreven wijze zijn opgesteld. Na de tweede houder 41 worden echter de beide deklagen met het kernonderdeel 11 door de verwarmer 43 slechts verwarmd om het PVC-schuim te geleren, zodat dit PVC-schuim slechts licht aan het kernonderdeel 11 wordt vastgehecht voor 50 het vormen van een deklaag-kern-samenstel.

Dit samenstel wordt vervolgens naar een huidopbreng-eenheid 54 gevoerd, die een band zonder eind 55 omvat, die op dezelfde wijze is uitqevoerd en opgesteld als de bewegende band 35 zonder eind van de deklaagaanbrengeenheid 34. Aan het 55 vooreind van de band 55 van de huidopbrengeenheid 54 bevindt zich een eerste houder 56, die een vloeiend Pl/C-materiaal bevat, dat op het oppervlak van de band 55 wordt aangebracht.

Het deklaag-kern-samenstel wordt dan vervolgens ononderbroken naar de band 55 qevoerd, zodat het de onderste deklaag met B'00718 + * - 10 - het PVC-materiaal uit de eerste houder 56 in aanraking komt om de onderste deklaaq van een huid te voorzien. Verder stroomafwaarts is een tweede houder 57 opgesteld, waaruit PVC-mate-riaal wordt aangebracht voor het vormen van een huid op het 5 bovenoppervlak van het kern-deklaaq-samenstel.

Het aldus verkreqen huid-deklaag-kern-samenstel wordt vervolgens naar een verwarmer 58 gevoerd, waar de huiden deklagen aan elkaar en aan de kern 11 worden vastgesmolten voor het vormen van de transportband 10.

1G De transportband 10 loopt vervolgens door een schoen- vormaanbrengeenheid 48, een koeltunnel 52, en een onderzoeks-en opwikkelafdeling, zoals in het voorgaande aan de hand van fig. 6 is beschreven.

Bij een gewijzigde uitvoeringsvorm van de in fig. 6 15 afgebeelde inrichting worden de schoenen niet afzonderlijk aangebracht. De schoenen worden daarentegen uit het PVC-huid-materiaal gevormd, dat in de huidopbrengeenheid 44 wordt aangebracht ,waarna de schoenen tijdens de smeltstap worden gehard.

Een vierde uitvoeringsvorm van de inrichting is in ,20 fig. 8 afgebeeld. Onderdelen, die gemeenschappelijk zijn aan fig. 8 en fig. 1..7 zullen met dezelfde verwijzingsgetallen worden aangeduid, en zullen niet nader worden beschreven.

De inrichting van fig. 8 omvat een deklaaqaanbreng-eenheid 34, die dezelfde is als de aan de hand van fig. 6 be-25 schreven eenheid. Na het smelten echter wordt het deklaag-kern-samenstel in de koeltunnel 52 gedroogd, en vervolgens, hetzij rechtstreeks of na eerst te zijn opgewikkeld, naar een inrichting gevoerd van de soort, die in het voorgaande aan de hand van fig. 3 en 4 is beschreven. Daarin wordt de deklaag-kern-30 eenheid tussen de banden 22 gevoerd samen met polyurethan-materiaal, dat een huid op de oppervlakken van de deklagen vormt. Zoals aan de hand van fig. 7 is beschreven, kunnen de schoenen 15 gelijktijdig met de huid worden gevormd door gebruik te maken van op geschikte wijze gevormde banden, zoals 35 in fig. 5 is afgebeeld. Ook kunnen de schoenen afzonderlijk worden aangebracht door middel van een schoenvormaanbrengeen-heid van de in het voorgaande aan de hand van fig. 6 en 7 beschreven soort.

Een vijfde inrichting is in fig. 9 afgebeeld, die O *7 n "-7 * :-¾

ri ƒ 1 · «' I J I H

* V

.-11- een rol 59 met PVC-schuimbaan bevat, die doorlopend naar golf-vormingswalsen 60 wordt gevoerd, waartussen het PVC-schuim tot een qegoifd kernonderdeel 11 wordt gevormd. Dit gegolfde kernonderdeel 11 wordt aan beide oppervlakken van een hecht-5 middel voorzien door tussenkomst van hechtmiddelopbrengmidde-len 61, en wordt samen met bladen 62 van gegolfd schuim naar een iamineereenherd 63 gevoerd.

Elk blad 62 uit gegolfd schuim heeft slechts golvingen op dat oppervlak dat met het gegolfde kernonderdeel 10 in aanraking moet worden qebracht, wanneer de bladen en het kernonderdeel naar de lammeereenheid 63 worden gevoerd, waarbij de golvingen van dezelfde afmetingen zijn, en zodanig ten opzichte van elkaar zijn gelegen, dat de golvingen in de bladen 62 in die van het kernonderdeel 11 passen. Dit samenstel 15 wordt dan in de lamineereenheid samengevoegd.

Na het lamineren wordt het samenstel van een huid en schoenen voorzien op een van de wijzen, die in het voorgaande aan de hand van fig. 6, 7 en 8 is beschreven.

/ 'J 'J j i O

Claims (31)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een transportband, omvattende het vormen van een langwerpig kernonderdeel (11) met een grotere stijfheid in de dwarsrichting dan in de langsrichting, waarna op het kernonderdeel deklagen worden 5 aangebracht, m e t h e t k e n m e r k, dat tenminste een deklaag wordt aangebracht door het kernonderdeel (11) doorlopend door een vorm (22, fig. 5j 35) te voeren, dat na deze vorm een vloeiend kunststofmateriaal doorlopend wordt toegevoerd, dat door de vorm zodanig wordt begrensd, dat het lang- 1Π werpige kernonderdeel (11) aan tenminste één zijde ervan doorlopend wordt bedekt voor het vormen van een deklaag (12) op het kernonderdeel (11).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het ken-m e r k, dat het langwerpige kernonderdeel (11) als een door- 15 lopend blad met zich daarover uitstrekkende dwarse golvingen (13) is gevormd.

3. Werkwijze voor het vervaardigen van een transportband, omvattende het vormen van een langwerpig kernonderdeel met een grotere stijfheid in de dwarsrichting dan in de langs- 20 richting, en het vervolgens aanbrengen van deklagen op het kernonderdeel, met het kenmerk, dat het kernonderdeel 'is gevormd als een langwerpig blad met dwarse golvingen om aan dit kernonderdeel een groter stijfheid in de dwarsrichting dan in de langsrichting te geven.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, m e t h e t k e n - m e r k, dat de deklagen worden gevormd door het keronderdeel doorlopend door een vorm te voeren, en aan deze vorm doorlopend een vloeiend kunststofmateriaal toe te voeren, dat door de vorm zodanig wordt begrensd, dat het langwerpige kernonder- 30 deel aan tenminste één zijde daarvan doorlopend wordt bedekt voor het vormen van een deklaag op het kernonderdeel.

5. Werkwijze volgens een van de conclusies 1..4, met h e t k e n m e r k, dat de golvingen sinusvormig in doorsnede zijn.

6. Werkwijze volgens een van de conclusies 1..5, m e t {3 7 ^ A "? «s Q Ö ƒ U U / 10 . *>" « - 13 - het kenmerk, dat het doorlopende blad wordt gevormd uit acronitril-butadieen-styreen, dat met polycarbonaatvezels is versterkt, welke vezels zodanig zijn gericht, dat deze zich dwars over het doorlopende blad uitstrekken om de dwarse stijf-5 heid van het blad te vergroten.

7. Werkwijze volgens een van de conclusies 1..6, met het kenmerk, dat het vormen van het langwerpige kern-onderdeel (11) het vormen van het kernonderdeel onmiddellijk voor de vorm omvat, welk kernonderdeel (11) rechtstreeks in 10 de vorm wordt gevoerd nadat.het is gevormd.

8. Werkwijze volgens een van de conclusies 1..7, m e t het kenmerk, dat de vorm wordt gevormd door een paar op een onderlinge afstand gelegen bewegende banden (22) zonder eind, die in vertikale gedeelten daarvan daartussen een ge- 15 vormde doorgang begrenzen, waardoorheen het langwerpige kernonderdeel (11) en het vloeiende kunststofmateriaal doorlopend door de banden worden gevoerd.

9. Werkwijze volgens een van de conclusies 1..7, waarbij de transportband aan elk oppervlak ervan is voorzien van 20 een paar in de langsrichting gerichte onderling gescheiden groeven, me t het kenmerk, dat de groeven (15) gelijktijdig met de deklaag worden gevormd.

10. Werkwijze volgens conclusies 8 en 9, m e t het kenmerk, dat de banden zonder eind (22, fig. 5) een 25 doorgang begrenzen, waarvan de doorsnedevorm met de doorsnede-vorm van de transportband (10) met de groeven (15) overeenkomt.

11. Werkwijze volgens een van de conclusies 1..7, met het kenmerk, dat de vorm wordt gevormd door een enkele bewegende band zonder eind (55) met zich in de langs- 30 richting uitstrekkende zijwanden (36), die een goot begrenzen, waarin doorlopend het langwerpige kernonderdeel (11) en het vloeiende kunststofmateriaal worden gevoerd.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het toevoeren van het vloeiende kunststofmate- 35 riaal het doorlopend toevoeren van een laag vloeiend kunststofmateriaal op de band (35) naar het begin van een de vorm bepalend bandgedeelte (35) omvat, waarna stroomafwaarts van de 87 0 0 7 18, - 14 - toevoer van deze laag het langwerpige kernonderdeel (11) op deze laag kunststofmateriaal wordt toegevoerd, en stroomafwaarts van de toevoer van het kernonderdeel doorlopend een tweede laag van het vloeiende kunststofmateriaal op de band 5 (35) wordt toegevoerd om het langwerpige kernonderdeel te bedekken, waarbij de twee lagen kunststofmateriaal de deklaag (12) van de transportband vormen, en op het kernonderdeel (11) worden vastgehecht voordat het eind van de band zonder eind wordt bereikt teneinde een deklaag-kern-samenstel te vormen.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het ken merk, dat het kunststofmateriaal een geschuimd PVC-materi-aal is, en dat de lagen kunststofmateriaal door een smeltbe-werking op het langwerpige kernonderdeel worden vastgehecht.

14. Werkwijze volgens conclusie 12, met het ken-15 m e r k, dat het kunststofmateriaal een geschuimd PVC-materi- aal is, en dat de lagen kunststofmateriaal door een geleerbe-werking op het langwerpige kernonderdeel (11) worden gehecht.

15. Werkwijze volgens een van de conclusies 8 of 12..14, met het kenmerk, dat het kunststofmateriaal een 20 niet zelf-huidvormend kunststofmateriaal is, en dat een huid (14) op de deklaag (12) wordt aangebracht, nadat de deklagen de band zonder eind verlaten.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, m e t h e t k e n -m e r k, dat de huid op een tweede bewegende band zonder eind 25 (55) wordt aangebracht, die onderling gescheiden en zich in de langsrichting uitstrekkende zijwanden omvat, dat een eerste laag huidmateriaal doorlopend op de tweede band zonder eind (55) wordt aangebracht om deze band te bedekken, dat het dek-laag-kernsamenstel doorlopend naar de tweede band zonder eind 30 (55) wordt gevoerd en met deze band in aanraking wordt gebracht, nadat de eerste huidlaag is aangebracht, dat een tweede laag huidmateriaal op de deklaag wordt aangebracht, die na het met de band in aanraking brengen van het deklaag-kern-samenstel de bovenste laag is, en dat het huidmateriaal ver-35 volgens met de deklagen wordt verbonden.

17. Werkwize volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het huidmateriaal bladvormig (45) is, en door Λ “7 Λ Λ ”7 A $ 8. y 0 / 3 ^ * <k - 15 - een lamineerbewerking met de deklagen wordt verbonden.

18. Werkwijze volgens conclusie 15, methet ken-rrt e r k, dat de huid wordt aangebracht door het deklaag-kern-samenstel naar een paar onderling gescheiden beweegbare banden 5 zonder eind \22) te voeren, die daartussen een gevormde doorgang begrenzen, waardoorheen het deklaag-kern-samenstel doorlopend wordt gevoerd, dat een huidmateriaal doorlopend tussen elke deklaag en een naburige band zonder eind wordt gevoerd, en dat het huidmateriaal voor het eind van de gevormde door-10 gang met de deklagen wordt verenigd.

19. Werkwijze volgens een van de conclusies 11.,18, met het kenmerk, dat langwerpige geprofileerde onderdelen afzonderlijk worden gevormd, waarbij vier van dergelijke geprofileerde onderdelen (49) doorlopend naar de transportband 15 worden gevoerd, en wel twee van deze onderdelen (49) naar de ene deklaag, en de beide andere naar de andere deklaag, welke onderdelen zich in de langsrichting langs de desbetreffende deklagen uitstrekken, en van de desbetreffende zijkanten van de bijbehorende deklaag zijn gescheiden, en dat deze onderde-20 len vervolgens met de deklagen worden verenigd.

20. Werkwijze volgens" een van de conclusies 1..19, met het. kenmerk, dat de beide zijden van het langwerpige kernonderdeel in een enkele stap worden bedekt voor het verschaffen van deklagen aan beide zijden van het langwerpige 25 kernonderdeel.

21. Transportband voor het verplaatsen van een last, omvattende een langwerpig kernonderdeel met een grotere stijfheid in de dwarsrichting dan in de langsrichting, en deklagen aan beide zijden van dit kernonderdeel, met het ken- 30. e r k, dat het langwerpige kernonderdeel (11) zodanig is uitgevoerd, dat het een voldoende eigen dwarsstijfheid heeft voor het ondersteunen van de last, en dat de deklagen (12) ter weerszijden van het langwerpige kernonderdeel uit een materiaal bestaan, dat geen of nagenoeg geen dwarsstijfheid ver-35 schaft.

22. Transportband volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat.de deklagen (12) uit een geschuimd künst- <5 *7 Λ Λ "7 ' ·? ft S* * 't* 'V* . j 3 ** -16- stofmateriaal bestaan.

23. Transportband volgens conclusie 21 of 22, m e t h e t k e n m e r k, dat het kernonderdeel wordt gevormd door een blad kunststofmateriaal (25), dat van dwarsgerichte 5 golvingen (13) is voorzien.

24. Transportband volgens conclusie 23, met het k e n m e r k, dat de golvingen (13) een sinusvormige dwarsdoorsnede hebben (fig. 2).

25. Transportband volgens een van de conclusies 21..24, 10 met het kenmerk, dat het kernonderdeel (11) er een is van tenminste twee zich in de langsrichting van de transportband (10) uitstrekkende kernonderdelen.

26. Transportband volgens een van de conclusies 21..25, met het kenmerk, dat het kunststofmateriaal van 15 tenminste een kernonderdeel (11) met vezels is versterkt, welke versterkingsvezels zodanig zijn gericht, dat deze zich dwars over tenminste één kernonderdeel (11) uitstrekken.

27. Transportband volgens een van de conclusies 21..26, met het kenmerk, dat tenminste een kernonderdeel 20 (11) is voorzien van op onderlinge afstanden gelegen en zich in de dwarsrichting uitstrekkende staven (16) voor het verhinderen van langssplijting van de transportband (10).

28. Transportband volgens een van de conclusies 21..27, met het kenmerk, dat de transportband (10) aan 25 elk oppervlak ervan een paar onderling gescheiden groeven (15) omvat, die zich langs de transportband (10) uitstrekken, en schoenen voor het opnemen van kabels vormen.

29. Transportband volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat elke schoen (15) uit het kunststofmateriaal 30 van de bijbehorende deklaag (12) bestaat.

30. Transportband volgens conclusie 28, m e t h e t kenmerk, dat tenminste een kernonderdeel (11) gedeelten omvat, die deze schoenen (15) vormen.

31. Transportband volgens een van de conclusies 21..28, 35 met het kenmerk, dat het kunststofmateriaal van de deklagen (12) niet zeif-huidvormend is, en dat een deklaag 8700718 (12) uit een kunststofmaterlaai op de deklagen is aangebracht. - 17 - 87 0 07 1 3