NL8600242A - Brandwerende tussenlaag voor de bekleding van zitmeubelen en zitmeubelen die van een dergelijke tussenlaag bevattende bekleding voorzien zijn. - Google Patents

Description

N.0. 33648 1 ^

Brandwerende tussenlaag voor de bekleding van zitmeubelen en zitmeubelen die van een dergelijke tussenlaag bevattende bekleding voorzien zijn.

De uitvinding heeft betrekking op een brandwerende tussenlaag voor de bekleding van zitmeubelen, in het bijzonder vliegtuigzittingen, en zitmeubelen die van een dergelijke tussenlaag bevattende bekleding voorzien zijn, waarbij de zitmeubelen ten minste bestaan uit een zacht, 5 ondersteunend materiaal en een brandwerende bekleding.

Dergelijke zittingen zijn bekend uit Aviation Week and Space Technology van 26 november 1984, blz. 47. Daarbij is de brandwerende bekleding vervaardigd uit een combinatie van de door de firma DuPont op de markt gebrachte produkten Nomex en Kevlar (polyaramide), welke pro-10 dukten om glasvezels gesponnen zijn. Volgens dit artikel zijn ook andere materialen beproefd, zoals polybenzimidazool (FBI). Als zacht, ondersteunend materiaal wordt polyurethaanschuimstof genoemd. De van een brandwerende bekleding voorziene zitting is tenslotte nog voorzien van een voor zitmeubelen gebruikelijke stoffering.

15 De bovenbeschreven zittingen zijn ontwikkeld naar aanleiding van de strenge eisen, die in het bijzonder door de Amerikaanse overheid worden gesteld aan de brandwerende eigenschappen van vliegtuigzittin- f gen. (FAR 25, part 25 appendix F, part II, Amendment 25/29, "flammability requirements for aircrafts seat cushions", final rule 20 uitgegeven 26 oktober 1984). Weliswaar voldoen enkele combinaties met een brandwerende laag, maar ze hebben een aantal bezwaren; de brandwerende bekleding is duur, er zijn 2 overtrekken per zitting nodig, en bepaalde combinaties voldoen niet wanneer polyester als bovenlaag gebruikt wordt.

25 Gevonden werd nu, dat een zitting als in de aanhef omschreven de bovengenoemde nadelen niet bezit en ruimschoots voldoet aan de opgemelde veiligheidsnormen, indien de brandwerende tussenlaag omvat een combinatie van een laag a) brandwerend gemaakte polyurethaanschuimstof, die op het zachte ondersteunende materiaal rust en een laag b) glas-30 weefsel, die zich op de laag brandwerend gemaakte polyurethaanschuimstof bevindt.

Het is verrassend, dat het brandwerende effect van de combinatie van de lagen a) en b) volgens de uitvinding veel groter is dan dat van de afzonderlijke lagen a) respectievelijk b). Er mag in dit verband dan 35 ook worden gesproken van een onverwacht synergistisch effect.

Opgemerkt wordt, dat in deze beschrijving onder "zitting" ook an- Λ ^ > Λ * Λ 1 / / + J -y 2 dere voortbrengselen met een brandbare vulling worden verstaan, bijvoorbeeld matrassen, dashboards e.d..

De minimale dikte van laag a). bedraagt een millimeter; de maximale dikte is niet kritisch. De brandwerende bekleding kan echter op gemak-5 kelijke wijze om het zachte, ondersteunende materiaal worden aangebracht indien de laag a) een dikte van ten hoogste ongeveer 15 mm bezit.

Het glasweefsel van laag b) bestaat bij voorkeur uit een glasvezel-weefsel, dat in het bijzonder een gewicht per oppervlakte-eenheid van 10 50-300 g/m^ bezit. Er kan bijvoorbeeld Elektroglas 82F van de firma

Syncoglas N.V. Zele, België worden gebruikt. De laag a) bestaat bij voorkeur uit brandwerend gemaakt polyurethaanschuimstof, in het bijzonder een brandwerend gemaakt polyurethaanschuimstof met een dichtheid van 50-150 kg/m^.

15 De lagen a) en b) kunnen los zijn aangebracht, maar zijn - om ver schuiven te voorkomen - bij voorkeur aan elkaar gehecht, bijvoorbeeld gelijmd met een brandwerende lijm. Om dezelfde reden is ook de laag a) met het zachte, ondersteunende materiaal verbonden.

In principe kan als het zachte, ondersteunende materiaal elk voor 20 zittingen geschikt vulmateriaal worden gebruikt. Bij voorkeur bestaat het zachte, ondersteunende materiaal echter uit polyurethaanschuimstof met een dichtheid van 20-60 kg/rn^. De voor blokken van dergelijke materiaal gebruikte dikte bedraagt in het algemeen 8-12 cm.

In de bijgaande figuur wordt een voorkeursuitvoeringsvorm volgens 25 de uitvinding nader toegelicht. In deze figuur wordt een dwarsdoorsnede van een zitting volgens de uitvinding weergegeven, waarin 1 een blok van een polymeerschuimstof, zoals polyurethaanschuimstof of een rubber, voorstelt. Dit schuimstofblok 1 is bekleed met een brandwerend gemaakt polyurethaanschuimstof 2, die bijvoorbeeld uit het materiaal Firend met 30 een dikte van 5 mm bestaat. Firend is een door de firma Recticel in de handel gebracht, onder andere met aluminiumhydroxide en bindmiddelen nabehandelde polyurethaanschuimstof met een schijnbare densiteit van 50-120 kg/m^. Op laag 2 is glasvezelweefsel (3) met een gewicht per oppervlakte-eenheid van 200 g/m^ gelijmd. Tenslotte is de zitting 35 voorzien van een stoffering 4, die uit 100% wol, maar ook uit mengsels daarvan met andere materialen zoals 5% nylon/95% wol kan bestaan. De wol kan vlamwerend zijn gemaakt, bijvoorbeeld volgens het zogenaamde ZIRPRO-proces. Het is echter ook mogelijk als stoffering 4 100% polyester te gebruiken. Het voordeel van polyester is het gebruiksgemak, dat ook tot 40 uitdrukking komt in de gemakkelijke reiniging daarvan. Er kan -t " V) / 9 'J ’ Af* 3 bijvoorbeeld TREVIRA CS van de firma Hoechst worden gebruikt.

De brandwerende zitting volgens de uitvinding wordt vervaardigd door de respectievelijke lagen op het zachte, ondersteunende materiaal aan te brengen. Als zacht, ondersteunend materiaal wordt bij voorkeur 5 blokschuimstof of vormschuimstof gebruikt. Het is echter ook mogelijk een schuimstofblok te impregneren met een of meer brandwerende midde-voorbeeld aluminiumhydroxide. In dit geval behoeft de brandwerende bekleding (boven aangeduid als 2) niet apart te worden aangebracht.

Gebleken is, dat zittingen volgens de uitvinding, in tegenstelling 10 tot de brandwerende zittingen volgens de stand van de techniek, ook bekleed kunnen worden met een polyesterbovenlaag en toch de vereiste brandwerende eigenschappen volgens FAR 25, appendix F, part II, amendment 25/29, bezitten.

De brandwerende zitting volgens de uitvinding kunnen worden toege-15 past bij alle meubelen, die zich op plaatsen met een verhoogd brandrisico bevinden, zoals in auto's en treinen en in het bijzonder als zitgedeelte respectievelijk ruggedeelte van vliegtuigzittingen. Bij deze laatste toepassing zijn de brandwerende eigenschappen van bijzonder groot belang, ook in verband met steeds strenger wordende overheids-20 eisen. In dit verband wordt opgemerkt, dat de gebruikte materialen voor brandwerende zittingen volgens de uitvinding ruimschoots voldoen aan de ATS 1000.001 proef van Airbus Industry, die in Europa als de specifieke norm voor de brandwerende eigenschappen van vliegtuigzittingen moet worden beschouwd. Volgens de norm FAR 25, appendix F, part II, amend-25 ment 25/29, mag bij de brandproef het maximale gewichtsverlies (gemiddeld over het zitgedeelte en het ruggedeelte van een vliegtuigstoel) 10% bedragen. Bij de brandwerende zittingen volgens de uitvinding worden waarden van 5,1-6,5% bereikt. Overigens is het bij de toepassing van de zittingen volgens de uitvinding in vliegtuigstoelen van belang, 30 dat de gebruikte materialen zo licht mogelijk zijn.

In de volgende voorbeelden wordt de uitvinding nader tóegelicht. Voorbeeld I

Er werden vliegtuigzittingen vervaardigd met een zitgedeelte en een ruggedeelte, die waren voorzien van een brandwerende tussenlaag 35 volgens de uitvinding, zoals weergegeven in de figuur. Deze zittingen bestonden uit Super Bultex B van Recticel polyurethaanschuimstof bekleed met een 5 mm dikke laag FIREND van Recticel (schijnbare dichtheid 60 kg/m^), daarop glasweefsel met een gewicht van 200 g/m^ en een dikte van 0,2 mm. . De aldus brandwerend gemaakte zittingen waren 40 voorzien van een wollen bekleding ZIRPRO - nabehandelde wol FIRTH Λ 4

Furnisming Ltd (UK)).

Deze vliegtuigzittingen werden onderworpen aan de bovengenoemde FAR proef. Bij drie verschillende zittingen werd bij deze proef een gewichtsverlies van 5,2, 5,4 respectievelijk 5,1% gemeten. Het gemiddelde 5 gewichtsverlies bedroeg 5,2%.

Voorbeeld II

Op dezelfde wijze als in voorbeeld I werden proeven uitgevoerd met vliegtuigzittingen, die waren voorzien van een stoffering van 100% polyester (Trevira CS van Hoechst). Bij drie verschillende stoelen werden 10 waarden van het gewichtsverlies van 4,8, 6,0 respectievelijk 5,6% verkregen. Het gemiddelde gewichtsverlies bedroeg 5,5%.

Λ " Λ / <r)

Claims (6)

1. Brandwerende tussenlaag voor de bedekking van zitmeubelen, die ten minste bestaan uit een zacht, ondersteunend materiaal en een brandwerende bekleding volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de brandwerende tussenlaag omvat een combinatie van een laag a) brandwerend 5 gemaakte polyurethaanschuimstof, die op het zachte ondersteunende materiaal rust en b) een glasweefsel, dat zich op de laag brandwerend gemaakte polyurethaanschuimstof bevindt.

2. Zitting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het glasweefsel van laag b) een gewicht per oppervlakte-eenheid van 500-1500 g/m^ 10 bezit en laag a) een dikte van 2-15 mm bezit.

3. Zitting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het zachte, ondersteunende materiaal polyurethaanschuimstof is en laag a) is verkregen door impregneren van het ondersteunende materiaal met een brandwerend middel.

4. Zitting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat het glas weefsel van laag b) glasvezelweefsel is en de brandwerend gemaakte polyurethaanschuimstof van laag a) een brandwerend gemaakte polyurethaanschuimstof met een dichtheid van 30-150 kg/nP is.

5. Zitting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat laag b) en 20 laag a) op elkaar gelijmd zijn en laag a) met het zachte, ondersteunende materiaal verbonden is.

5 '

6. Zitmeubel volgens conclusie 1-5, in het bijzonder vliegtuigzit-ting, voorzien van een brandwerende bedekking. ++++++++++ ’·; · ' ·) : ·'