NL8503024A - Spanschroef voor de heup. - Google Patents

Description

VO 7460

Spanschroef voor de heup.

De uitvinding heeft betrekking op een spanschroef voor de heup, welke de öijkcp stevig met het resterende gedeelte van de dij kan verbinden ongeacht een breuk in het halsgebied van de dij.

Tot nog toe omvatte een spanschroef voor de heup een hout-5 draadschroef welke zich uitstrekt door de dij tot in de dijkop.

Een opening werd geboord door de dij vanaf de overliggende zijde van de dij voor het opnemen van de schroef. Wanneer de schroef uit de dijkop wordt verbonden, wordt een plaat gezet tegen de dij zodat een huls welke wordt gevormd door de plaat in de opening reikt. De schroef reikt in 10 een boring, welke wordt gevormd door de huls zodat een spanschroef of bout in de houtdraadschroef kan worden gedraaid en drukt de huls verend tegen de dijkop in de richting van de breuk teneinde eventuele speling in de breuk op te nemen.

Zoals blijkt uit het Amerikaanse octrooischrift 4.432.358 is het 15 bekend, dat een bevestigingsstelsel kan worden uitgevoerd voor het spieloos monteren teneinde verdraaiing van de houtdraadschroef ten opzichte van de plaat en huls te voorkomen. Voor het opnemen van het montagestelsel is de huls gewijzigd teneinde te voorzien in extra openingen terwijl de houtdraadschroef gewijzigd is voor het begrenzen 20 van een zeshoekige opening voor het opnemen van het vastzetstelsel, dat langer is dan de schroef.

Gedurende een normale loopcyclus van de dij en de spanschroef voor de heup wordt de bovenzijde van de schroefomtrek en de onderzijde van de huls op druk belast. Gezien de grote belastingen welke worden uit-25 geoefend op de plaats en de huls is het gewenst de mogelijkheid van gebreken te verminderen. Wanneer een gedeelte van de spanschroef voor de heup zou falen is het noodzakelijk de patient nogmaals te opereren. Daartoe zijn de houtdraadschroef en de huls uitgevoerd om zo groot mogelijke belastingen over te kunnen brengen. ’ - 30 De uitvinding voorziet in een spanschroef voor de heup met een blokkeerinrichting of stelsel dat zich bevindt tussen de schroef en de huls en de onderzijde van de huls zodat een gelijkmatig profiel wordt verkregen voor de buitenzijde van de huls. De vastzetmiddelen omvatten een pen welke wordt gestoken in een groef, gevormd door de 35 huls en een uitsparing, gemaakt in de houtdraadschroef.

Λ «·*ν -2- : Het voordeel van de uitvinding is dat een spanschroef voor de heup weinig gewijzigd behoeft te worden om een blokkeerstelsel op te nemen zonder de belastingsmogelijkheid van de spanschroef te verminderen. In de tekening toont: 5 fig. 1 een spanschroef voor de heup in dwarsdoorsnede aangebracht op een dijbeen met een breuk in het halsgedeelte; fig. 2 is een dwarsdoorsnede over de lijn II-II van fig. 1; fig. 3 is een zijaanzicht van de houtdraadschroef; fig. 4 is uit elkaar getekend de spanschroef, huls en hout-10 draadschroef.

Een dijbeen 10 is getoond in fig. 1 met een kop 12 en een breuk 14 welke zich bevindt in de nek 16. De dijbeenkop 12 vormt een heup-schamier met het bekkengedeelte 18.

De spanschroef 20 voor de heup omvat een houtdraadschroef 22, 15 een spanschroef 24 welke door een schroefdraad gekoppeld kan worden met de houtdraadschroef 22, een plaat 26 welke dient voor de bevestiging van het dijbeen via botschroeven 25 en een blokkeerpen 28.

Een opening 30 is gevormd in het dijbeen en loopt vanaf de buitenzijde van het dijbeen tot in een stand binnen de dijbeenkop. De plaat 26 20 bevat een integrale huls 32 binnen de opening 30. De huls is voorzien van een daardoorheen lopende boring 34. Het eerste einde 36 van de houtdraadschroef bevindt zich in de boring 34 wanneer een tweede draad 38 in de dijbeenkop is geschroefd om daarmee verbonden te worden. Het eerste einde 36 is bij 40 voorzien van een sleuf zodat een schroevedraaier 25 of dergelijke kan worden gebruikt om de houtdraadschroef in de dijbeenkop vast te zetten. Een doorgang 42 in de houtdraadschroef 22 is voorzien van een binnenvlak met schroefdraad aan het eerste einde zodat de spanschroef 23 daarin kan worden gedraaid.

De spanschroef 24 vormt een flens 44 welke steunt tegen een 30 kraag 46 op de huls 32 wanneer de spanschroef 24 geheel in de houtdraadschroef 22 is gedraaid.

Volgens de uitvinding is de houtdraadschroef voorzien van een stel uitsparingen 50 en 52 en de huls 32 bevat een groef 54. Het stel uitsparingen 50 en'52 liggen aan overliggende zijden van de hout-35 draadschroef terwijl de groef 54 zich bevindt aan de onderzijde 33 van de huls. Als resultaat vormt de buitenzijde 35 van de huls 32, zie fig. 1 en 2, een gelijkmatig cilindrisch profiel met een constante ; . J 5 4 -3- radia'le dikte R. De pen 28 past in de groef 54 en reikt in de boring 34 zodat deze kan werden vastgezet in een van de uitsparingen 50 of 52.

Bij voorkeur is de groef 54 zodanig bemeten dat deze 75% van de pen-diameter kan opnemen en het stel uitsparingen is zodanig bemeten, 5 dat 25% van de pendiameter wordt opgenomen. Teneinde de pen 28 in langsrichting in de groef 54 te kunnen houden, is een stel uitsteeksels 56 en 58 gevormd aan de einden van de groef 54. Het stel uitsteeksels vormen een lichte hinder voor de pen zodat deze in de groef kan worden geperst doch deze pen kan niet zonder meer uit de groef worden getrokken. 10 De pen wordt verend in de groef gehouden. De wand van de groef 54 overlapt de diameter van de pen 28 ten dele om radiaal wegtrekken te voorkomen.

Het bovenbeschrevene is een mogelijkheid om de spanschroef 20 aan het dijbeen 10 te bevestigen. Andere technieken zijn mogelijk met het oog 15 op de voorkeur van de orthopedische chirurg èn de aard van de dijbeenbreuk. De opening 30 wordt aangebracht door geschikt gereedschap» zoals een ruimer. De houtdraadschroef 22 wordt in de dijkop 12 bevestigd via de opening 30 door het draaien van de houtdraadschroef 22 voor het in een bepaalde stand verplaatsen binnen de opening 30.Voor een"spie"vast inbrengen 20 wordt de pen 28 in groef 54 gezet en de huls 32 wordt gericht op de houtdraadschroef 22 voor het inbrengen van deze laatste in de boring 34. Wanneer de uitsparingen 50 of 52 niet op een lijn liggen met de pen 28, worden de huls 32 en de plaat 26 gedraaid totdat de pen 28 vrij in één van de uitsparingen kan worden gezet. Wanneer de huls geheel in de 25 opening 30 steekt, worden de plaat 26 en de huls 32 gedraaid voor het verder vastze-tten van de houtdraadschroef 22 in de dijbeenkop 12.

Wanneer de plaat tegen het dijbeen aanligt, worden de kopschroeven 25 in de dij geschroefd voor het stevig daar tegenaan zetten van de plaat.Daarna wordt de spanschroef 24 in de houtdraadschroef 22 gedraaid 30 zodat de dijbeenkop verend wordt aangedrukt tegen de huls 32 voor het ondervangen of verminderen van eventuele speling in de breuk 14.

Eventueel kan de spanschroef 24 worden vastgezet voordat de botschroef 25 in het dijbeen wordt gedraaid. Voor een "spie"vrij inbrengen wordt de huls 32 in de opening 30 gezet over de houtdraadschroef 35 zonder de pen 28 in de groef 54. Wanneer de huls 32 zich in de opening -4- 30 bevindt worden de plaat 26 en de huls 32 gedraaid totdat de groef 54 op een lijn ligt met één van de uitsparingen 50 of 52. De pen 28 wordt vervolgens in de groef 54 en een van de uitsparingen gezet om verdraaiing tussen huls 32 en de houtdraadschroef 22 te voorkomen.

5 Vervolgens worden de huls 32 en plaat 26 gedraaid voor het verder vastzetten van de schroef 22 in de dijbeenkop 12 en wordt de plaat 26 ten opzichte van het dijbeen gericht.

Hoewel volgens de voorgaande beschrijving een pen 28 wordt gebruikt, is het mogelijk de houtdraadschroef 22, de spanschroef 24, 10 de plaat 26, en de huls 32 zonder pen 28 te gebruiken, ingeval de orthopedische chirurg een spieloze spanschroef voor de heup verkiest. Wanneer de orthopedische chirurg kiest voor het weglaten van de pen 28 behouden de huls 32 en de houtdraadschroef 22 hun gelijkmatige cilindrische profiel met een constante radiale dikte voor de huls 32, zodat 15 de belastingen op de huls gelijkmatig worden verdeeld. Bovendien heeft de houtdraadschroef 22 een robuuste constructie waarbij slechts weinig materiaal moet worden verwijderd voor de uitsparingen 50 en 52, wanneer de pen 28 al dan niet wordt gebruikt of weggelaten.

J

Claims (12)

1. Spanschroef voor de heup voor het vastzetten van een dijkop aan een dijbeen, welke spanschroef een plaat omvat voor de bevestiging aan het dijbeen, welke plaat een huls heeft welke in een opening reikt, welke opening in het dijbeen en de dijkop is aangebracht, welke huls 5 een daardoorheen lopende boring heeft, een eerste orgaan gekoppeld is met de dijkop en zich uitstrekt in de boring van de huls, een tweede orgaan samenwerkt met het eerste orgaan om het uittrekken van de huls uit de opening te voorkomen en blokkeermiddelen welke samenwerken met het eerste orgaan en de huls teneinde verdraaien tussen huls en eerste orgaan 10 te beperken, met het kenmerk, dat de huls een binnenzijde begrenst nabij het gedeelte van de plaat dat bevestigd is aan het dijbeen en een bovenzijde op enige afstand van het plaatgedeelte, waarbij de blokkeermiddelen bestaan uit een groef in de huls aan de binnenzijde daarvan en een pen in deferoef is gezet, welke pen in de boring van de huls reikt, 15 terwijl het eerste orgaan een uitsparing begrenst voor het opnemen van de pen waarbij de pen een remmende bevestiging vormt met het eerste orgaan en de huls.

2. Spanschroef voor de heup volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de pen en de groef zich over de lengte van de huls uitstrekken 20 voor het over de gehele lengte van de huls overbrengen van belastingen, wanneer een verdraaiing ontstaat tussen het eerste orgaan en de huls.

3. Spanschroef voor de heup volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede orgaan het uittrekken van de pen uit de groef tegenwerkt, wanneer het tweede orgaan met het eerste orgaan samenwerkt.

4. Spanschroef voor de heup volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste orgaan voorzien is van een sleuf aan het eerste einde en een uitsparing met de sleuf strookt en zich daarover uitstrekt.

5. Spanschroef voor de heup volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de huls een kraag vormt welke steunt tegen het tweede orgaan 30 terwijl de groef zich uitstrekt vanaf de kraag tot in een naburig einde van de huls.

6. Spanschroef voor de huls volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de pen zich bevindt op het scheidingsvlak tussen de huls en het eerste orgaan op enige afstand van de kraag. ' Λ· -6- 7. ’ Spanschroef voor de heup volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de huls middelen vormt voor het verend vasthouden van de pen in de groef welke pen zich uitstrekt tot het vooreinde van de huls en gericht zal worden tussen een sleuf in het eerste orgaan en de pen 5 wanneer de huls aanvankelijk gezet is over het eerste orgaan.

8. Spanschroef voor de heup volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de groef de enige onderbreking vormt in een in hoofdzaak cilindrisch vlak van de huls welke huls een constante radiale dikte heeft uitgezonderd de groef vanaf de boring naar het buitenvlak van de huls.

9. Spanschroef voor de heup volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitsparingen van het eerste orgaan zich uitstrekken vanaf het eerste einde dat voorzien is van een sleuf en een tussenstand in het eerste orgaan dat niet grenst aan de schroefdraad waarbij zo min mogelijk materiaal uit het eerste orgaan moet worden verwijderd voor het vormen 15 van de uitsparing en het opnemen van de pen.

10. Spanschroef voor de heup voor het bevestigen van de dijkop in een dijbeen, welke spanschroef een plaat heeft voor de bevestiging aan de dij welke plaat aan de bovenzijde een huls heeft welke gelegen is in een opening, welke opening in de dij en de dijkop is aangebracht, een 20 stel organen welke samenwerkt met de dijkop en de huls om de dijkop aan de dij bevestigd te houden en het terugtrekken van de huls uit de opening voorkomt, waarbij de bovenzijde van de huls op trek wordt belast tijdens een loopbeweging van de heup, terwijl de onderzijde van de huls dan op druk wordt belast waarbij blokkeermiddelen samen-25 we.rken met een stel organen en de huls om verdraaien tussen het ene orgaan en de huls te voorkomen, welke blokkeermiddelen uitsluitend samenwerken met de onderzijde van de huls zodat deze een gelijkmatig cilindrisch profiel met een constante radiale dikte aan de buitenzijde kan behouden zonder openingen via de radiale dikte, waarbij 30 de spanning welke wordt uitgeoefend op de bovenzijde van de huls gelijkmatig wordt verdeeld over het cilindrische profiel met constante radiale dikte.

11. Spanschroef voor de heup volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de blokkeermiddelen bestaan uit een pen gelegen in een groef welke 35 wordt gevormd door de huls en een uitsparing in dat- ene orgaan.

12. Spanschroef voor de heup volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat het ene orgaan voorzien is van een sleuf aan één uiteinde terwijl ’j ' K ^ > •s. * -7- de uitsparing zich vanaf de sleuf uitstrekt.

13. Spanschroef voor de heup volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het ene orgaan is voorzien van schroefdraad aan het einde dat samenwerkt met de dijkop, welke uitsparing op afstand van de schroefdraad 5 is gelegen terwijl de groef zich over de lengte van de huls uitstrekt voor het in lengterichting van de huls opnemen van een pen terwijl de uitsparing een lengte begrenst welke korter is dan de lengte van dat ene orgaan. * ' ’’ 4 , , ·: v / -5