NL8502126A - Aanwijsinrichting voor vastzetremmen aan railvoertuigen. - Google Patents

Description

' t..........- ' - VO 7286

Aanwijsinrichting voor vastzetremmen aan railvoertuigen.

De uitvinding betreft een inrichting voor het aanwijzen van de betreffende toestand van de met de hand te bedienen vastzetrem aan railvoertuigen met een beweeglijk aanwijselement, dat via ten minste één drijfelement met een aandrijfelement gekoppeld is, dat voor het 5 bedienen vein de vastzetrem door middel van een handwiel aangedreven is.

Voor het wegrijden van een trein is het van belang te onderkennen, dat de remmen van de afzonderlijke railvoertuigen gelost zijn, zodat een blokkeren van de wielstellen en dientengevolge schaden, 10 in het bijzonder het ontstaan van platte kanten aan de wielen vermeden worden. Voor met perslucht bediende remmen van railvoertuigen bestaat een aanwijsinrichting welke voldoet, welke zichtbaar aan de buitenzijden van de railvoertuigen geïnstalleerd is. Deze reageert pneumatisch en toont de betreffende stand van de remmen.

15 In het bijzonder goederenwagons, welke bovendien van een mecha nisch werkende en met de hand te bedienen vastzetremmen voorzien zijn, hebben normaliter een dergelijke aanwijsinrichting niet voor wat betreft de stand van de vastzetremmen. Er wordt van uitgegaan, dat de vastzetremmen voor het wegrijden van een trein tot tegen een aanslag 20 gelost worden.

Terwijl bij op de loopvlakken van de wielen werkende klauw-remmen de betreffende toestand van de vastzetremmen relatief goed doen onderkennen, kunnen schijfremmen, welke in axiale richting op de wielen werken, vanaf de buitenzijden van de wagon de betreffende rem-25 toestand niet zonder meer onderkend worden. Om een constante controle van de toestand van dergelijke vastzetremmen door het verdraaien van het handwiel of de handkruk tot aan een aanslag in de stand "gelost" te vermijden, is het bekend hiervoor een afzonderlijke aanwijsinrichting aan te brengen.

30 Bij de bekende constructie vindt het bedienen van het beweeg lijke aanwijselement voor de vastzetremmen door Bowden-kabels (flexibele kabels), welke van een hefboomstangenstelsel uitgaan, plaats, dat aan de remspil in het midden vein het railvoertuig aangebracht is.

Deze Bowden-kabels zijn in dwarsrichting onder het wagononderstel tot üê12f2 δ -2- * I * aan de wagonbuitenwanden gelegd, waar zij op het aanwijselement van de aanwijsinrichting aangesloten zijn. Het nadeel van deze Bowden-kabels bestaat daarin, dat zij zeer diep en in meerdere vlakken en grote bogen gelegd moeten worden. Zij zijn derhalve betrekkelijk duur 5 en bezitten geen bescherming tegen steenslag, noch tegen ongunstige weersomstandigheden.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag, de inrichting voor het aanwijzen van de betreffende toestand van met de hand te bedienen vastzetremmen bij railvoertuigen zodanig verder te ont-10 wikkelen, dat een eenvoudige constructie ontstaat, welke ook naderhand bij bestaande railvoertuigen aangebouwd kan worden en welke tegen invloeden van buitenaf beschermd ondergebracht is en zonder toezicht werkt.

De oplossing van deze probleemstelling door de uitvinding is gekenmerkt 15 doordat op de het handwiel dragende aandrijfas voor de vastzetremmen een kegelwiel is aangebracht, dat via een ander kegelwiel een starre aandrijfas aandrijft, welke op zijn beurt van een aandrijfelement voor het aandrijven van het beweeglijke aanwijselement voorzien is.

Door de toepassing van een met de aandrijfas van het hand-20 wiel verbonden kegelwielaandrijving en een starre aanwijsas ontstaat niet alleen een eenvoudige en in functie zekere constructie, doch ook de mogelijkheid, de aandrijfelementen voor het verbinden van het aanwijselement met de aandrijfelementen van de vastzetremmen in het zij-wandbereik van de railvoertuigen onder te brengen, zodat behalve een 25 eenvoudige aanbouw naderhand ook een beschermd onderbrengen mogelijk wordt. De aanwijsinrichting volgens de uitvinding is dus goedkoop en zeker in functioneren.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding is het aanwijselement als draaibaar gelagerde aanwijsschijf uitgevoerd, welke via 30 een uit worm en wormwiel bestaande wormaandrijving door de aandrijfas aandrijfbaar is. Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding kan het aanwijselement als verschuifbaar gelagerd aanwijs-schild uitgevoerd worden, dat op een onverdraaibaar geleide spilmoer bevestigd is, welke op een axiaal niet verschuifbaar gelagerde en 35 door de aanwijsas aangedreven spil aangebracht is.

8502 1 2 6

• I

-3-

Bij beide uitvoeringsvormen, welke elk met weinig en robuuste constructiedelen uitkomen, kan het aanwijselement volgens een verder kenmerk van de uitvinding door een van een zichtvenster voorzien huis omgeven zijn. Hierdoor is het mogelijk, het betreffende aanwijselement 5 op zijn oppervlakken gekleurd, bijvoorbeeld rood en groen uit te voeren, om door de in het zichtvenster zichtbaar wordende rode kleur aan te wijzen, dat de vastzetrem aangetrokken, daarentegen de groene kleur signaleert, dat de vastzetrem gelost is.

In de tekening zijn twee uitvoeringsvoorbeelden van de inrich-10 ting volgens de uitvinding weergegeven en wel tonen: fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een railvoertuig met een met de hand te bedienen vastzetrem; fig. 2 een schematisch bovenaanzicht op het railvoertuig volgens fig. 1; 15 fig. 3 een vergroot weergegeven zijaanzicht van een uitvoe- ringsvoorbeeld van het in fig. 1 weergegeven handwiel voor het bedienen van de vastzetrem en de bijbehorende aanwijsinrichting; fig. 4 een doorsnede volgens de snijlijn IV-IV in fig. 3/ , - fig. 5 een vergroot, ten dele doorsneden voorstelling van de 20 aanwijsinrichting volgens fig. 3; fig. 6 een met fig. 3 overeenstemmend zij aanzicht vein een tweede uitvoeringsvorm van de aanwijsinrichting? fig. 7 een doorsnede volgens de snijlijn VII-VII in fig. 6? fig. 8 een vergroot, ten dele doorsneden aanzicht van de 25 aanwijsinrichting volgens fig. 6 en fig. 9 een doorsnede volgens de snijlijn IX-IX in fig. 8.

De schematische voorstellingen in de fig. 1 en 2 tonen een als goederenwagon uitgevoerd railvoertuig 1, waarvan de tegelijk een deel van de zijwanden la vormende langsdragers in de fig. 4 en 7 in 30 doorsnede te onderkennen zijn. In het bereik van deze zijwanden la is een handwiel 2 op een aandrijfas 3 aangebracht, welke via een kegel-wielpaar 4 met een dwars op de langsrichting van het railvoertuig 1 verlopende remas 5 in verbinding staat. Draaien van deze remas 5 bedient een in detail niet weergegeven vastzetrem, zoals dit schematisch in 35 het bovenaanzicht volgens fig. 2 aangeduid is.

8502 1 2-5 • * -4-

Om de betreffende toestand van een met de hand te bedienen vastzetrem aan te wijzen, zijn in het bèreik van de zijwanden la van het railvoertuig 1 aanwijsinrichtingen 6 aanwezig, waarvan de fig. 3 tot 5 een eerste uitvoeringsvoorbeeld en de fig. 6 tot 9 een tweede 5 uitvoeringsvoorbeeld tonen.

In de fig. 3 en 4 is te onderkennen, dat op de het handwiel 2 dragende aandrijfas 3 voorts een kegelwiel 7 is aangebracht, dat via een ander kegelwiel 8 een starre aanwijsas 9 aandrijft, welke naar de aanwijsinrichting 6 voert, zoals in het bijzonder uit fig. 5 blijkt.

10 Bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld draagt de aanwijsas 9 een worm 10, welke in een wormwiel 11 ingrijpt. Dit wormwiel 11 is draaibaar binnen een huis 12 gelagerd, dat bovendien van lagers 13 voor de aanwijsas 9 voorzien is. In het huis 12 is een zichtvenster 12a gevormd, waardoor een deel van het van een aanwijsschijf 14 voor-15 ziene wormwiel 11 zichtbaar is. Deze aanwijsschijf 14, welke deel van het wormwiel 11 kan zijn, is aan zijn oppervlak in verschillende sectoren verdeeld. Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 5 toont de gearceerde sector achter het zichtvenster 12a, dat de vastzetrem zich nog in het rembereik bevindt. Pas wanneer de dubbel gearceerde sector 20 achter het zichtvenster 12a verschijnt, is de vastzetrem volledig gelost. Via de star met het handwiel 2 verbonden aanwijsinrichting 6 wordt aldus betrouwbaar de betreffende toestand van de vastzetremmen aangegeven.

• Bij de tweede uitvoeringsvorm volgens fig. 6 tot 9 wordt een 25 andere uitvoeringsvorm voor de aanwijsinrichting 6 gebruikt, welke echter evenals de hierboven beschreven uitvoeringsvorm via een op de aandrijfas 3 aangebracht kegelwiel 7 een ander kegelwiel 8 en een starre aandrijfas 9 aangedreven wordt.

Bij de tweede uitvoeringsvorm omvat de aanwijsinrichting 6 30 wederom een huis 15 met een zichtvenster 15a. In dit uit twee U-vor-mige delen volgens fig. 9 gevormde huis 15 is een deel van de aanwijs-as 9 wederom in lagers 13 draaibaar gelagerd. Op de aanwijsas 9 is een spil 16 bevestigd, welke dus met de aanwijsas 9 draait. Op een spil 16 bevindt zich een spilmoer 17, welke door middel van een aanzetsel 35 17a onverdraaibaar in het onderste deel van het huis 15 gevoerd is.

8502123 -5- * · - flan de voorzijde van de spilmoer 17 is een aanwijsschild 18 bevestigd, dat dus bij een verdraaiing van de aanwijsas 9 en dus de spil 16 tezamen met de spilmoer 17 in axiale richting binnen het huis 15 verschoven wordt. Slechts wanneer dit aanwijsschild 18 exact achter het 5 zichtvenster 15a van het huis 15 staat, is de door middel van het handwiel 2 bediende vastzetrem gelost.

8502126

Claims (4)

1. Inrichting voor het aanwijzen van de betreffende toestand van de met de hand te bedienen vastzetrem aan railvoertuigen met een beweeglijk aanwijselement, dat via ten minste edn drijfelement met een aandrijfelement gekoppeld is, dat voor het bedienen van de vastzet- 5 rem door middel van een handwiel aangedreven is, met het kenmerk, dat op de het handwiel (2) dragende aandrijfas (3) een kegelwiel (7) aangebracht is, dat via een ander kegelwiel (8) een starre aanwijsas (9) aandrijft, welke op zijn beurt van een aandrijfelement (10, 16) voor het aandrijven van het beweeglijke aanwijselement (14, 18) voor- 10 zien is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aanwijselement als draaibaar gelagerde aanwijsschijf (14) uitgevoerd is, welke via een uit worm (10) en wormwiel (11) bestaande wormaandrij-ving door de aanwijsas (9) aandrijfbaar is. 15

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aan wijselement als verschuifbaar gelagerd aanwijsschild (18) uitgevoerd is, welke aan een onverdraagbaar gevoerde spilmoer (17) bevestigd is, welke op een axiaal onverschuifbaar gelagerde en door de aanwijsas (9) aangedreven spil (16) aangebracht is. 20

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het aanwijselement (14, 18) door een van een zichtvenster (12a, 15a) voorzien huis (12, 15) omgeven is. 8502 1 2 6