NL8501556A - Ontkroppingsmachine. - Google Patents

Description

85.502 5/Ti/Ba/MvC

Korte aanduiding: ontkroppingsmachine.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van oneetbare en/of niet gewenste delen uit de hals van geslacht en door een opening bij de aars van de ingewanden ontdaan gevogelte, waarbij tenminste het werkzame deel 5 van een roterend aangedreven verwijderorgaan via de uithaalopening voor de ingewanden, en de buik- en borstholte, naar het hals-gedeelte wordt ingebracht en onder medeneming van delen uit het halsgebied buiten het gevogelte wordt gebracht en vervolgens van de te verwijderen delen wordt ontdaan.

10 Een dergelijke werkwijze is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage no. 76.01640, waarin wordt beschreven dat een verwijderorgaan zover in de borst- en buikholte wordt ingebracht, dat het werkzame gedeelte zich bevindt ter hoogte van het slok-darmdeel 23 tussen maag en krop, waarna met een roterende bewe-15 ging dit slokdarmdeel wordt gegrepen en deels opgewikkeld om het verwijderorgaan, waarna een klemmend deel hiervan wordt gesloten en daaropvolgend het verwijderorgaan wordt teruggetrokken, zodat door het uitoefenen van een trekbeweging aan het vastgeklemde slokdarmdeel 23 en daaraan verbonden krop 20 24 deze laatste wordt losgetrokken en mee naar buiten genomen. Voordat de verbinding tussen de krop 24 en het slokdarmdeel 25 is verbroken, zullen zowel de nekslokdarm als de luchtpijp 26 van de strotwand zijn losgemaakt. Hierdoor zullen deze delen bij een daarop volgende bewerkingsgang, waarbij de kop 27 van 25 de vogel wordt verwijderd, de kop volgen.

Deze bekende werkwijze heeft het nadeel dat ze alleen mogelijk is in die gevallen, waarbij de zich buiten het gevogelte bevindende spiermaag 21 en de daarmede verbonden voormaag 22 nog verbonden zijn met het gedeelte van de slokdarm 23, waarvan 30 het andere einde nog verbonden is met de krop 24, m.a.w. wanneer bij de voorgaande uithaalbewerking voor de ingewanden het slok-darmgedeelte 23 niet is verbroken. Zekerheid omtrent het niet verbreken van slokdarmgedeelte 23 heeft men echter niet zodat intensieve controle en een handmatige verwijderingsstap nood-35 zakelijk blijven.

Het doel van de uitvinding is om een werkwijze te verschaffen, waarbij deze nadelen worden ondervangen en die derhalve een 85 C155 5 * - 2 - verzekerde verwijdering van oneetbare en/of niet gewenste delen geeft onafhankelijk van de effectiviteit van voorgaande bewerkingen. Volgens de uitvinding wordt dit bewerkstelligd door een werkwijze, die daardoor is gekenmerkt, dat het verwijder-5 orgaan tenminste tijdens de rotatie ervan samenwerkt met eveneens ingebrachte, niet-roterende, afschermings- en positionerings-middelen, waardoor alleen de gewenste te verwijderen delen, over enige lengte in aanraking komend met het roterend verwijder-orgaan, hierdoor gegrepen kunnen worden en het werkzame traject 10 van de combinatie zich tenminste uitstrekt over de lengte van de krop in de hals.

In verband met de uitvinding wordt opgemerkt dat uit de Nederlandse octrooiaanvrage no. 83.03633 bekend is om een in voorgaande bewerkingsgangen van de ingewanden en van de kop 15 ontdaan gevogelte van eventueel in het halsgedeelte achtergebleven delen, zoals krop, slokdarm en luchtpijp, te ontdoen door het via de uithaalopening inbrengen en door de hals heen-halen van een roterend verwijderorgaan, dat aan het kopeinde van in hoofdzaak axiale uitsparingen is voorzien om de achter-20 gebleven delen vast te grijpen en te verwijderen uit de hals.

Deze bekende werkwijze heeft door de vorm van het gebruikte verwijderorgaan het nadeel, dat de hals ook daar waar zich geen te verwijderen delen bevinden, beschadigd kan worden.

In het bijzonder is dit het geval wanneer in het geslacht ge-25 vogelte reeds enige mate van rigor mortis is opgetreden en de hals is gekromd. Deze ongewenste beschadigingen vergroten het infectiegevaar en verminderen de houdbaarheid van het gevogelte. Bovendien treden beschadigingen van het nekvel op die uitwendig zichtbaar zijn waardoor de presentatie van het 30 produkt nadelig beïnvloed wordt.

Een zeer gunstige werkwijze volgens de uitvinding wordt verkregen volgens de uitvinding wanneer zowel bij het heen als bij het teruggaande traject van de combinatie het verwijder-orgaan in dezelfde draairichting roteert. Door deze maatregel 35 wordt de grijpkans van de te verwijderen delen nog vergroot.

Belangrijke voordelen van de gevolgde werkwijze zijn, dat de kansen op ongewenste beschadigingen tot een minimum worden gereduceerd; dat deze zeer hygiënisch verloopt door het direct grijpen en omsluiten van met name de krop met inhoud; dat de §501556 - 3 - trefzekerheid groot is door de direct op zijn doel gerichte uitvoering en dat de werkwijze in ieder type slachterij uitvoerbaar is. Verder kan als voordeel worden genoemd, dat de gerichte werking van het verwijderorgaan, als gevolg van de 5 positionerende functie door de toegepaste middelen op de te verwijderen organen, de kans op achterblijvende delen tot een minimum verkleint. Tevens wordt opgemerkt, dat de werkwijze toepasbaar is bij geslacht gevogelte, waarbij de kop al dan niet verwijderd is.

10 De uitvinding heeft tevens betrekking op de verwijderings-middelen, voorzien van een roterend, verwijderorgaan voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding in een installatie tenminste omvattende een geleiding voor een ketting-of kabeltransportbaan met het daaraan aan de poten opgehangen 15 geslacht gevogelte, gevogeltepositionerings- en fixeringsmidde-len, alsmede aandrijvingsmiddelen voor de verwijderingsmiddelen. De daarbij toegepaste verwijderingsmiddelen zijn volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat elk roterend aandrijfbaar verwi jderorgaan is omgeven door een niet-roterende beschermhuls 20 van een doorsnede, die door de hals van het gevogelte doorgelaten kan worden en die plaatselijk van een uitsparing is voorzien.

Het roterende verwijderorgaan en de beschermhuls zijn daarbij in het bijzonder in lengterichting vast ten opzichte van elkaar opgesteld en verbonden.

25 .Met voordeel is de bevestiging van de beschermhuls daarbij echter om zijn langsas instelbaar uitgevoerd, zodat de te verwijderen delen zich vóór de uitsparing in de beschermhuls van de in de hals ingebrachte combinatie bevinden, waarbij deze delen door de aangespannen halshuid tegen het roterende ver-30 wijderorgaan worden gedrukt.

De langsuitsparing in de beschermhuls is aangebracht aan het van de aandrijfzijde afgekeerde uiteinde, dat afgerond is afgesloten onder vrijlating van een op de langsuitsparing aansluitende opening. Hierdoor wordt zowel een goede bescherming 35 verkregen tegen de inwerking van het roterende verwijderorgaan waar dit niet gewenst is, als ook een goede geleiding en positionering van de te verwijderen delen ten opzichte van het roterende verwijderorgaan.

Het roterende verwijderorgaan is tenminste ter plaatse

H5£M 5, % A

- 4 - van de uitsparing in de beschermhuls voorzien van een of meer in hoofdzaak radiaal uitstekende delen, die met enige speling aansluiten op de binnenzijde van de beschermhuls. Hierdoor wordt bewerkstelligd, dat zodra enig deel van de te verwijderen 5 organen door het roterende verwijderogaan tot tussen deze uitstekende delen en de binnenzijde van de beschermhuls worden ingebracht, deze delen daartussen klemmend worden verplaatst, zodat deze met grote trekkracht van de halshuid kunnen worden losgetrokken.

10 De uitstekende delen kunnen verschillend van vorm zijn.

In een gunstige uitvoeringsvorm zijn ze als vlakke schoepen gevormd met een vlak, dat evenwijdig is aan de rotatie-as van het verwijderorgaan. Het is echter ook mogelijk ze uit te voeren als schroefvlakken.

15 De uitvinding is eveneens belichaamdin een installatie voor het verwijderen van oneetbare en/of niet gewenste delen uit de hals van geslacht gevogelte volgens de werkwijze van de uitvinding en tenminste voorzien van de verwijderingsmiddelen, een geleiding voor een ketting- of kabel transportbaan met 20 het daaraan aan de poten opgehangen geslacht gevogelte, gevogelte positionerings- en fixeringsmiddelen, aandrijfmiddelen voor de verwijderingsmiddelen en eventueel van met de verwijderingsmiddelen samenwerkende hulpmiddelen.

Doelmatig is de installatie zodanig uitgevoerd dat een 25 spoelleiding uitmondt in de lichaamsholte van het gevogelte zodat na de verwijderbewerking het inwendige van het gevogelte schoongespoeld kan worden. Een dergelijke spoeling zal uiteraard het meest effectief zijn bij gevogelte dat voorafgaand aan de verwijderbewerking van de kop ontdaan is. De schoonspoeling 30 met een spoelvloeistof zoals water werkt zeer voordelig wat betreft de houdbaarheid van het gevogelte.

De installatie is daartoe gekenmerkt doordat de verwijderingsmiddelen bestaan uit de hiervoor beschreven verwijderingsmiddelen volgens de uitvinding. In een gunstige uitvoerings-35 vorm van de installatie volgens de uitvinding zijn hulpmiddelen die met de verwijderingsmiddelen samenwerken aanwezig waarbij deze hulpmiddelen bestaan uit een tegen de buitenzijde van de hals tenminste ter plaatse van de krop verend aandrukbare houder.

4 i 00 6 - 5 -

Door genoemde houder wordt verder bevorderd, dat de te verwijderen delen in werkzaam contact komen met het roterend verwi jderorgaan.

De uitvinding zal verder worden toegelicht en beschreven 5 aan de hand van de tekening waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een verwijderingsmiddel weergeeft,

Fig. 2 een dwarsdoorsnede ter hoogte van de uitsparing in de beschermhuls van het verwijderingsmiddel uit fig. 1 weer-10 geeft en

Fig. 3 een schematisch beeld van het functioneren van het verwijderingsmiddel volgens de uitvinding op gevogelte weergeeft en

Fig. 4 een zijaanzicht van een verwijderingsmiddel en een 15 daarmee samenwerkend hulpmiddel in de vorm van een verend aandrukbare houder weergeeft;

Fig. 5 een bovenaanzicht van het hulpmiddel uit fig. 4 weergeeft.

In fig. 1 is met verwijzingscijfer 1 een verwijderings-20 middel weergegeven bestaande uit een verwijderorgaan met, in dit geval, schoepen 2 en daarmee samenwerkende afschermings-middelen in de vorm van een beschermhuls met een uitsparing 3.

Rotatie van het verwijderogaan kan plaatsvinden door aan-25 drijven van het tandwiel 4 dat zich op de as van het verwijder-orgaan bevindt. De aandrijving kan geschieden door samenwerken met een vertand gedeelte 5 dat zich bijvoorbeeld aan de omtrek van een niet aangegeven spiegroeftrommel kan bevinden.

Met verwijzingscijfer 6 is een met de beschermhuls verbonden 30 dragerplaat aangegeven, die zoals met behulp van de pijl 7 is aangegeven, naar boven en beneden kan worden bewogen in afhankelijkheid van de gewenste hoogte positie van het verwij-deringsmiddel. Zoals eerder vermeld, kan de hoogteverstelling van het verwijderingsmiddel geschieden op vele manieren; een 35 veel gebruikte manier is dat de plaat 6, of een met de plaat 6 overeenkomend ander draagorgaan, samenwerkt met een spie die in een spiegroeftrommel loopt waardoor een geprogrammeerde hoogteverstelling tot stand kan komen waarbij uiteraard het te bewerken gevogelte op een vaste hoogte ten opzichte van 850 1 553 - 6 - de spiegroeftrommel is gepositioneerd.

Bij het verwijderen van delen uit het halsgebied is het gevogelte in de juiste hoogtepositie ten opzichte van het verwijderingsmiddel in de juiste hoeksverdraaiïngs-5 positie ten opzichte van de afschermmiddelen in de vorm van de beschermhuls gebracht.

Vervolgens wordt het verwijderingsmiddel door aandrijven van dragerplaat 6 in axiale richting bewogen tot binnen de hals van het geslacht gevogelte; daar aangekomen zal door 10 verplaatsing van het verwijderingsmiddel langs het oppervlak van de spiegroeftrommel er een samenwerking tot stand komen tussen het tandwiel 4 en vertanding 5 waardoor aan het verwi jderorgaan een rotatie wordt gegeven. Door deze rotatie worden de te verwijderen gedeelten opgenomen door samenwerking 15 van, in dit geval, de as met schoepen en de afschermmiddelen in de vorm van een beschermhuls met een langsuitsparing.

Na de rotatie en de daarmee samenhangende werking van het verwijderorgaan zal het verwijderingsmiddel weer omhoog bewogen worden totdat het werkzame gedeelte ervan zich buiten het 20 gevogeltelichaam bevindt en daar, eventueel onder tegengesteld roteren, worden schoongemaakt met behulp van waterstralen of door borstelen.

In fig. 2 zijn dezelfde delen met dezelfde verwijzings-cijfers als in fig. 1 aangegeven waarin 2 weer het schoepen 25 dragend verwijderorgaan en 3 de van een uitsparing voorziene beschermhuls.

Het verwijzingscijfer 8 zijn de aan het werkzame gedeelte te onderscheiden schoepen weergegeven terwijl het verwijzingscijfer 9 de centrale as van het verwijderorgaan weergeeft.

30 In fig. 3 is zeer schematisch de gang van het verwijderorgaan door het gevogelte 10 aangegeven.

Vanuit een uitgangspositie I wordt het verwijderingsmiddel in axiale richting bewogen via posities II, III naar IV.

In positie IV zal het verwijderorgaan tot rotatie worden 35 gebracht waardoor de te verwijderen delen worden vastgegrepen en opgenomen.

Aansluitend zal het verwijderingsmiddel in een teruggaande beweging weer worden uitgetrokken totdat positie I is bereikt; het gevogelte wordt dan in zijwaartse richting verplaatst 7% c.*' i AA rn èjK 3 ¢,/ '·*ƒ - 7 - waardoor de mogelijkheid ontstaat om het verwijderorgaan te ontdoen van de opgenomen delen.

In fig. 4 is een zijaanzicht van een verend aandrukbare houder weergegeven, gevormd door een bevestigingsblokje 11; 5 een verend verbindingsdeel 12 en een houder 13. Tijdens de kropverwijderingsbewerking ligt de houder 13 ten hoogte van de krop tegen de gevogeltehals aan. Desgewenst kan een besturing voorzien zijn die ervoor zorgt dat de houder 13 pas tegen de hals gaat aanliggen als het verwijderingsmiddel 10 in het gevogelte is ingebracht. Door de aanwezigheid van houder 13 wordt de grijpkans van de te verwijderen delen vergroot.

In fig- 5 is de verend aandrukbare houder uit fig. 5 nog eens in bovenaanzicht weergegeven.

- conclusies - y* -i ·» Λ Λ * j * Λ v V ·

Claims (11)

1. Werkwijze voor het verwijderen van oneetbare en/of niet gewenste delen uit de hals van gesLacht en door een open ing bij de aars van de ingewanden ontdaan gevogelte, waarbij tenminste het werkzame deel van een roterend aangedreven 5 verwijderorgaan via de uithaalopening voor de ingewanden en de buik- en borstholte naar het halsgedeelte wordt ingebracht en onder medeneming van delen uit het halsgebied buiten het gevogelte wordt gebracht en vervolgens van de te verwijderen delen wordt ontdaan, met het kenmerk, dat 10 het verwijderorgaan tenminste tijdens de rotatie ervan samenwerkt met eveneens ingebrachte, niet roterende, afschermings-en positioneringsmiddelen waardoor alleen de te verwijderen delen, over enige lengte in aanraking komend met het roterende verwijderorgaan, hierdoor gegrepen kunnen worden en het werkzame 15 traject van de combinatie zich tenminste uitstrekt over de lengte van de krop in de hals.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat zowel bij het heen als bij het teruggaande traject van de combinatie het verwijderorgaan in dezelfde 20 draairichting roteert.

3. Verwijderingsmiddelen, voorzien van een roterend aandrijf-baar verwijderorgaan voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies passend in een installatie tenminste omvattende middelen voor het 25 aan de poten ophangen van geslacht gevogelte, alsmede aandrijf-middelen voor de verwijderingsmiddelen, met het kenmerk, dat elk roterend aandrijfbaar verwijderorgaan is omgeven door een niet roterende beschermhuls van een doorsnede, die door de hals van het gevogelte doorgelaten kan 30 worden en die plaatselijk van een langsuitsparing is voorzien.

4. Verwijderingsmiddelen volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat roterend verwijderorgaan en beschermhuls in lengterichting vast ten opzichte van elkaar zijn opgesteld en verbonden.

5. Verwijderingsmiddelen volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de beschermhuls instelbaar

850. Ss o •fc. II ! ' -» - 9 - om zijn langsas is bevestigd.

6. Verwijderingsmiddelen volgens conclusie 4 en 5, met het kenmerk, dat de langsuitsparing in de beschermhuls zich bevindt aan het van de aandrijfzijde 5 afgekeerde uiteinde, dat afgerond is afgesloten onder vrijlating van een op de langsuitsparing aansluitende opening.

7. Verwijderingsmiddelen volgens conclusie 3-6, met het kenmerk, dat het roterend verwijderorgaan tenminste ter plaatse van de uitsparing in de beschermhuls 10 is voorzien van een of meer in hoofdzaak radiaal uitstekende delen, die met enige speling aansluiten op de binnenzijde van de beschermhuls.

8. Verwijderingsmiddelen volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de uitstekende delen de vorm 15 van schoepen bezitten, waarvan het vlak in hoofdzaak evenwijdig is met de rotatie-as van het verwijderorgaan.

9. Verwijderingsmiddelen volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de uitstekende delen de vorm bezitten van een of meer schroefvlakken omde rotatie-as van 20 het verwijderorgaan.

10. Installatie voor het verwijderen van oneetbare en/of niet gewenste delen uit de hals van geslacht gevogelte met behulp van de werkwijze volgens conclusie 1 en 2 en tenminste voorzien van verwijderingsmiddelen, een geleiding voor een 25 ketting of kabeltransportbaan met het daaraan aan de poten opgehangen gevogelte, gevogelte positionerings- en fixerings-middelen, aandrijfmiddelen voor de verwijderingsmiddelen en eventueel van met de verwijderingsmiddelen samenwerkende hulpmiddelen, met het kenmerk, dat de verwij-30 deringsmiddelen zijn uitgevoerd volgens een of meer van de conclusies 3-9.

11. Installatie volgens conclusie 10, met het kenmerk. , dat de hulpmiddelen bestaan uit een tegen de buitenzijde van de hals, tenminste ter plaatse van de 35 krop, verend aandrukbare houder. •*A »A * Ϋ «- ΪΛ *'4 -jf S ^ xJ