NL1017788C2

NL1017788C2 - Inrichting en werkwijze voor het uitvoeren van een reinigingsbewerking op de inwendige halshuid van geslacht gevogelte.

Info

Publication number: NL1017788C2
Application number: NL1017788A
Authority: NL
Inventors: Tom Cornelis Jansen; Cornelis De Heer
Original assignee: Meyn Food Proc Technology Bv
Priority date: 2001-04-06
Filing date: 2001-04-06
Publication date: 2002-10-08
Also published as: US20020168930A1; EP1247453B1; EP1247453A1; DE60209296T2; US6612919B2; DE60209296D1; DK1247453T3

Description

Inrichting en werkwijze voor het uitvoeren van een reini-gingsbewerking op de inwendige halshuid van geslacht gevogelte.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van een reinigingsbewerking op de inwendige halshuid van geslacht gevogelte door verwijdering van luchtpijp, slokdarm, klierweefsel of restanten daarvan, om-5 vattende ophangorganen voor het aan de poten ophangen van het gevogelte, aandrukmiddelen welke tijdens bedrijf werkzaam zijn op althans een gedeelte van het gevogelte, en een roteerbaar boororgaan dat van bovenaf in het aan de poten hangende gevogelte brengbaar is voor het uitvoeren van de reini-10 gingsbewerking.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage EP-A 0 162 154.

In de bekende inrichting wordt het aan de poten hangende gevogelte met op de rug aangrijpende aandrukorganen te-15 gen verende klemplaten gedrukt terwijl tegelijkertijd de hals van het gevogelte rechtstandig onder het lijf van het gevogelte wordt gepositioneerd zodat het boororgaan tijdens de reinigingsbewerking nauwkeurig door de gepositioneerde nek van het gevogelte wordt gevoerd.

20 Een probleem van de bekende inrichting is dat onder omstandigheden de reinigingsbewerking op de inwendige halshuid van het geslachte gevogelte niet geheel effectief is, waardoor restanten van de luchtpijp, slokdarm of klierweefsel kunnen achterblijven. Dit blijkt zelfs het geval te zijn wan-25 neer de inrichting zoals bekend uit EP-A- 0 162 154 wordt uitgevoerd met een boororgaan zoals bekend uit EP-B 0 516 888 .

Het is derhalve doelstelling van de uitvinding de effectiviteit van de reinigingsbewerking, dat wil zeggen de 30 schraapwerking van het bekende boororgaan te verbeteren, zodat met grotere betrouwbaarheid het gevogelte ontdaan kan lis ’ * ,· C ^ 2 worden van luchtpijp, slokdarm en ander te verwijderen weefsel .

Volgens de uitvinding is de inrichting er daartoe door gekenmerkt, dat de aandrukmiddelen tijdens de reini-5 gingsbewerking de halshuid van het gevogelte naar het booror-gaan dringen.

Met deze maatregel wordt op effectieve wijze de schrapende werking van het boororgaan ondersteunt zodat de effectiviteit daarvan wordt verbeterd.

10 Het heeft daarbij de voorkeur, dat de aandrukmidde len tijdens de reinigingsbewerking de borstzijdige halshuid van het gevogelte naar het boororgaan dringen.

Dit ondersteunt met name de effectieve verwijdering van de luchtpijp welke zich tengevolge van de aard van het weefsel 15 waaruit de luchtpijp bestaat doorgaans moeilijk door het boororgaan laat verwijderen.

Een eenvoudige wijze waarop de aandrukmiddelen kunnen zijn uitgevoerd, heeft het kenmerk dat de aandrukmiddelen een aandrukklos omvatten, die tijdens de reinigingsbewerking 20 aan ligt tegen de borstzijdige halshuid van het gevogelte.

Een goede werking van de inrichting kan in een verder aspect van de uitvinding worden gegarandeerd door de aandrukklos in hoogte instelbaar uit te voeren.

Dit biedt eenvoudig de mogelijkheid dat de aandruk-25 klos bij aanvang van de reinigingsbewerking omhoog verplaatst totdat deze een positie inneemt waarin de aandrukklos tegen de borstzijdige halshuid van het gevogelte aanligt.

De mate van aandrukken van de halshuid tegen het boororgaan is als zodanig relatief kritisch van aard, aange-30 zien enerzijds de schraapbewerking van het boororgaan dient te worden ondersteunt, maar anderzijds deze schraapbewerking niet tot uitscheuren van halshuid mag leiden.

Het blijkt dat een juiste mate van aandrukken kan worden verkregen wanneer de aandrukklos bij aanvang van de 35 reinigingsbewerking omhoog verplaatst totdat deze een positie inneemt waarin de aandrukklos het gevogelte ondersteunt, dat wil zeggen dat de aandrukklos het gevogelte iets oplicht ter-wij1 dit met de poten in de haken hangt.

3 i

De uitvinding is tevens belichaamd in een werkwijze voor het uitvoeren van een reinigingsbewerking op de inwendige halshuid van geslacht gevogelte door verwijdering van luchtpijp, slokdarm, klierweefsel of restanten daarvan, waar-5 bij het gevogelte aan de poten is opgehangen en een aandruk-middel werkzaam op een gedeelte van het gevogelte is geplaatst terwij1 een boororgaan van bovenaf het aan de poten hangende gevogelte wordt ingebracht voor het uitvoeren van de reinigingsbewerking.

10 Volgens de uitvinding is deze werkwijze erdoor ge kenmerkt dat tijdens de reinigingsbewerking het aandrukmiddel werkzaam wordt geplaatst tegen de buitenzijde van de borst-zijdige halshuid van het gevogelte.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de 15 hand van de tekening van een niet beperkend voorkeursuitvoe-ringsvoorbeeld.

In de tekening tonen de figuren 1 tot en met 4 een aantal volgtijdelijke instellingen van een inrichting voor het uitvoeren van een reinigingsbewerking op de inwendige 20 halshuid van geslacht gevogelte, zoals deze door de uitvinding wordt voorgesteld.

In de figuren gebruikte gelijke verwijzingscijfers verwijzen naar dezelfde onderdelen.

De in de figuren getoonde inrichting 1 voor het uit-25 voeren van een reinigingsbewerking op de inwendige halshuid van geslacht gevogelte 2 heeft een drum 4 en een bij deze drum 4 horende centrale as 3. Langs de drum 4 zijn boororga-nen 5 verplaatsbaar aangebracht. Eén dergelijk boororgaan 5 is in de figuren 1 tot en met 4 getoond. Ten behoeve van de 3 0 activering van de boororganen zijn deze in hun lengterichting beweegbaar op stangen gemonteerd die zijn bevestigd op een om de as 3 roteerbare bovenplaat 11 en onderplaat 12. De bovenplaat 11 wordt bijvoorbeeld door een ketting aangedreven zodat de boororganen 5 langs de drum 4 worden gevoerd. In de 35 buitenomtrek van de drum 4 is een door middel van een groef 13 gevormde curve opgenomen welke gevolgd wordt door een van het boororgaan 5 deeluitmakend uitsteeksel 14. De beweging van de boororganen 5 langs de drum 4 leidt op deze wijze 4 eveneens tot een door de curve van de groef 13 bepaalde beweging van het boororgaan 5 in haar lengterichting, terwijl tevens voorzien is in een mechanisme dat zorgdraagt dat tijdens deze longitudinale beweging het boororgaan 5 roteert.

5 Zoals de figuren 1-4 verder tonen is het gevogelte 2 aan de poten opgehangen aan ophangorganen 6, bijvoorbeeld haken.

Terwij1 het gevogelte 2 met de poten 7 aan de haken 6 hangt en zich voortbeweegt overeenkomstig de verplaatsing 10 van de boororganen 5 langs de drum 4, wordt het boororgaan 5 op de wijze zoals hiervoor toegelicht actief zodra dit zich van bovenaf tot in het gevogelte 2 beweegt (zie respectievelijk figuur 1 en figuur 2), en zich daarna buiten het gevogelte 2 beweegt doordat dit het gevogelte 2 via een nekui-15 teinde 8 verlaat.

De inrichting is verder voorzien van aandrukmiddelen 9 die gevormd zijn als aandrukklos die van onderaf tegen de borstzijdige halshuid van het gevogelte 2 wordt geplaatst. In deze positie die geïllustreerd is in figuur 2 dringt de aan-20 drukklos 9 de halshuid van het gevogelte in de richting van het boororgaan 5 zodat deze laatste op effectieve wijze een schraapbewerking aan de binnenzijde van de halshuid van het gevogelte 2 kan uitvoeren.

Door de getoonde uitvoering waarbij de aandrukklos 9 25 de borstzijdige halshuid in de richting van het boororgaan 5 dringt bestaat grote tolerantie ten aanzien van eventuele afwijkingen in afmetingen van het te bewerken gevogelte 2. Bij een zeer ruime nekdoorgang 8 kan het boororgaan 5 door de aanwezigheid van de aandrukklos 9 die de halshuid van buiten-30 af ondersteunt, de inwendige halshuid effectief reinigen zodat ook moeilijke weefselbestanddelen verwijderd kunnen worden. Hierbij gaat het met name om de luchtpijp.

In de figuren 2 en 3 is te zien dat tussen het boororgaan 5 en de aandrukklos 9 een geringe ruimte overblijft 35 waartussen de halshuid van het gevogelte 2 kan worden opgenomen zodat de met het boororgaan 5 uit te voeren reinigingsbe-werking geen schade aan de halshuid oplevert.

5 «

In de figuren is getoond dat het boororgaan 5 in enige mate schuin is opgesteld. De aandrukklos 9 heeft een met de schuine opstelling van het boororgaan 5 overeenkomend schuin verlopend werkvlak 10. Bij een eveneens mogelijke ge-5 heel loodrechte opstelling van boororgaan 5 dient het werkvlak 10 van de aandrukklos 9 in overeenstemming daarmee verticaal te verlopen.

De figuren 2 en 3 tonen de situatie dat de aandrukklos 9 bij aanvang van de reinigingsbewerking met het booror-10 gaan 5, vanuit de in figuur 1 getoonde initiële positie omhoog wordt verplaatst totdat deze een positie inneemt waarin de aandrukklos 9 tegen de borstzijdige halshuid van het gevogelte aanligt en deze ondersteunt.

In figuur 4 is getoond dat het boororgaan 5 de rei-15 nigingsbewerking heeft afgerond en terugkeert naar de uitgangspositie welke is getoond in figuur l. In die situatie wordt de aandrukklos 9 eveneens naar de initiële positie van figuur 1 teruggebracht, zodat het gevogelte 2 alsdan weer uitsluitend met de poten 7 aan de haken 6 hangt.

20

Claims

1. Inrichting (1) voor het uitvoeren van een reini-gingsbewerking op de inwendige halshuid van geslacht gevogelte door verwijdering van luchtpijp, slokdarm, klierweefsel of restanten daarvan, omvattende ophangorganen (6) voor het aan 5 de poten (7) ophangen van het gevogelte (2), aandrukmiddelen welke tijdens bedrijf werkzaam zijn op, althans een gedeelte van het gevogelte, en een roteerbaar boororgaan dat van bovenaf in het aan de poten hangende gevogelte (2) brengbaar is voor het uitvoeren van de reinigingsbewerking, met het ken- 10 merk, dat de aandrukmiddelen (9) tijdens de reinigingsbewerking de halshuid van het gevogelte (2) naar het boororgaan (5) dringen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aandrukmiddelen (9) tijdens de reinigingsbewerking de 15 borstzijdige halshuid van het gevogelte (2) naar het boororgaan (5) dringen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aandrukmiddelen een aandrukklos (9) omvatten die tijdens de reinigingsbewerking aanligt tegen de borstzijdige 20 halshuid van het gevogelte (2).

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de aandrukklos (9) in hoogte instelbaar is.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4 met het kenmerk, dat de aandrukklos (9) bij aanvang van de reini- 25 gingsbewerking omhoog verplaatst totdat deze een positie inneemt waarin de aandrukklos tegen de borstzijdige halshuid van het gevogelte aanligt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aandrukklos bij aanvang van de reinigingsbewerking om- 30 hoog verplaatst totdat deze een positie inneemt waarin de aandrukklos (9) het gevogelte (2) ondersteunt.

7. Werkwijze voor het uitvoeren van een reinigingsbewerking op de inwendige halshuid van geslacht gevogelte (2) door verwijdering van luchtpijp, slokdarm, klierweefsel of 35 restanten daarvan, waarbij het gevogelte (2) aan de poten (7) ♦ 7 is opgehangen en een aandrukmiddel (9) werkzaam op een gedeelte van het gevogelte (2) is geplaatst, terwijl een boor-orgaan (5) van bovenaf het aan de poten (7) hangende gevogelte (2) wordt ingebracht voor het uitvoeren van de reinigings-5 bewerking met het kenmerk, dat tijdens de reinigingsbewerking het aandrukmiddel (9) werkzaam wordt geplaatst tegen de buitenzijde van de borstzijdige halshuid van het gevogelte. 10 15 20 25 30 1017788