NL8400428A - Werkwijze ter vervaardiging van een van een afdichtpakking voorziene sluitdop uit een polypropeenmateriaal voor een houder; van een afdichtpakking voorziene sluitdop uit een alkeenpolymeer, alsmede werkwijze voor het sluiten en verzegelen van een houder met een sluitdop vervaardigd uit polypropeenmateriaal. - Google Patents

Description

# .3

Titel; Werkwijze ter vervaardiging van een van een afdichtpakking voorziene sluitdop uit een polypropeenmateriaal voor een houder; van een afdichtpakking voorziene sluitdoD uit een alkeennolymeer, alsmede werkwijze voor het sluiten en verzegelen van een houder met een sluitdop vervaardigd uit polypropeenmateriaal.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze ter vervaardiging van een van een afdichtpakking vóórziene sluitdop uit een polypropeenmateriaal voor een houder, welke sluitdop een kopwand en een rondgaande zijwand omvat, waarbij men in de sluitdop de afdichtpakking 5 vormt via een smelt- en een afkoelbewerking door in de sluitdop een hoeveelheid van een plastisol aan te brengen en daarin te vormen tot een pakkingconfiguratie bij een na de plastisoltoevoeging ingestelde verhoogde temperatuur; de tot de pakkingconfiguratie gevormde plastisol door verdere energietoevoer volledig te doen smelten en daarna af te 10 koelen ter vorming van de pakking.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit de Nederlanse octrooiaanvrage 80.03371. Daarbij wordt een veelal door spuitgieten vervaardigde sluitdop uit een alkeenpolymeer, in het bijzonder hoogsmeltend poly-propeen met een smeltpunt van ca. 165° C, na te zijn voorzien van een 15 vinylchloridehars-plastisol, voorverhit tot een temperatuur die 5-35° C moet liggen beneden het smeltpunt van het toegepaste alkeenpolymeer, bijvoorbeeld polypropeen, bij voorkeur 5-15° C, dat wil zeggen dat moet worden voorverhit tot een temperatuur die tenminste 130° C, bij voorkeur 145-150° C bedraagt,en daarna bij deze temperatuur in een daarvoor ge-20 schikte oven blootgesteld aan microgoTfênergie met een frekwentie, die uit technisch oogpunt weliswaar niet kritisch is, maar doelmatig 300- 300.000 MHz bedraagt. Blootstelling aan de microgolfenergie vindt plaats tot het moment, dat de tot een pakkingconfiguratie gevormde plastisol volledig vloeibaar, dat wil zeggen volledig gesmolten is, hetgeen be-25 tekent dat de hars in de plastisol volledig door de weekmaker is gesol va teerd.

De voorverhitting kan op geschikte wijze worden uitgevoerd in een heteluchtoven.

Bij de bekende werkwijze wordt aangegeven dat, in het alge-30 meen, een temperatuur van de sluitdop van meer dan'35° C beneden de smelt- 8400428 -2- ί % temperatuur daarvan waarschijnlijk niet bruikbaar is voor de gebruikelijke plastisolen. Wordt een plastisol met een lager smeltpunt toegepast, dan kan bij de voorverhittingstrap ook een lagere temperatuur van de sluitdop worden aangehouden. Gaat men echter uit van een sluitdop, 5 vervaardigd uit een bij lagere temperatuur smeltend alkeenpolymeer, dan dient omgekeerd een temperatuurstraject voor de sluitdop bij de voor-verhitting te worden aangehouden van bij voorkeur slechts 5-15° C, in het bijzonder 5-10° C beneden het smeltpunt van het alkeenpolymeer. Is de sluitdop daarom vervaardigd uit bijvoorbeeld polyetheen met hoge 10 dichtheid, dan is in overeenstemming hiermede het temperatuurstraject van de sluitdop bij de voorverhitting bij voorkeur 120-125° C.

Praktisch gaat men bij de bekende werkwijze ervan uit, dat bijvoorbeeld na de toevoeging van de plastisol aan de sluitdop deze wordt gebracht in een heteluchtoven waarvan de luchttemperatuur een 15 waarde heeft die 30° C, bij voorkeur 20° C, beneden het smeltpunt van het alkeenpolymeermateriaal, waaruit de sluitdop is vervaardigd, ligt.

Zo wordt bij toepassing van polypropeen als het alkeenpolymeermateriaal in de praktijk de voorverhitting uitaevoerd bij een luchttemperatuur van 135-160° C gedurende 1-10 min,, bijvoorbeeld een 1uchttemperatuur 20 van 155° C gedurende ca. 3 min,, gevolgd door de bewerking in een microgolfoven waarbinnen de omgevingstemperatuur eveneens voldoende hoog is om grote warmteverliezen van de voorverhitte sluitdop te voorkomen en die bijvoorbeeld ten minste 140° C bedraagt. De duur van de microgolfbewerking is afhankelijk van de toegevoerde energie en bedraagt 25 minimaal ongeveer 1 min..

Het vormen van de plastisol in de sluitdop tot een pakking-configuratie is verkregen, kan op gebruikelijke wijze worden bewerkstelligd, bij voorkeur door de plastisol in vloeibare of half-vloei bare toestand in de sluitdop, die met voordeel omgekeerd, dat wil zeggen met de 30 kopwand onder, is opgesteld, te injecteren en daarin te verdelen door de sluitdop aan een snelle rotatie te onderwerpen. Bij voorkeur past men een sluitdop toe, waarvan inwendig de kopwand is voorzien van een binnenrand terwijl de plastisol dan in de ringvormige ruimte tussen de binnenrand en de zijwand van de sluitdop wordt geïnjecteerd.

8400428 z * -3-

Oe bekende werkwijze is bruikbaar voor een verscheidenheid van typen sluitdoppen en houders, in het bijzonder echter voor sluitdop-pen van flessen in een van draad voorziene uitvoering of uitgevoerd als snap-dop waarbij deze doppen van een niet nader gedefinieerd anti-5 diefstalorgaan kunnen zijn voorzien, welke doppen echter normaliter een beperkte inwendige diameter bezitten van ongeveer 25-32 mm.

Er zijn diverse in combinatie met een sluitdop toepasbare typen antidiefstal organen bekend, waarvan een overzicht is gegeven in het artikel "Verschltisse für Getrankeflas dien", Verpackungs-Rundschau 10 10/1983, blz. 1074-1093. Daarvan is het type, dat een verzegelingsring omvat die uit één stuk met de sluitdop is vervaardigd en die via een aantal smalle, bij eerste opening van de houder los te scheuren breek-nokjes met de zijwand van de sluitdop verbonden is, niet in het kader van de bekende werkwijze te benutten. Vanwege de aan te houden hoge 15 temperatuur van de sluitdop bij de voorverhittingstrap en daarna bij blootstelling aan de microgolfenergie van slechts 5-35° C beneden het smeltpunt van het ter vervaardiging van de sluitdop toegepaste alkeen-polymeermateriaal, zullen bij voorrang de smalle breeknokjes respectievelijk de verzegelingsrlng zacht worden en vervormen, waardoor het ge-20 heel onbruikbaar wordt.

Doel van de uitvinding is een werkwijze waarmede het niettemin mogelijk is een van een afdichtpakking voorziene sluitdop uit een polypropeenmateriaal te vervaardigen die verder is voorzien van een verzegel ingsring van het type dat met een aantal smalle nokjes integraal 25 met de sluitdop, in het bijzonder met de zijwand daarvan, verbonden is, welke nokjes bij eerste opening van de houder breken.

Een verder doel van de uitvinding is een sluitdop, vervaardigd uit een alkeenpolymeer en voorzien van een uit een plastisolmateriaal gevormde afdichtpakking, die geschikt is voor toe-30 passing op een houder met wijde mond met een diameter die tot 90 mm en meer kan bedragen, waarbij de sluitdop verder is voorzien van een verzege-lingsring van het in de vorige alinea omschreven type.

Volgens de uitvinding wordt daartoe een werkwijze van de in de aanhef vermelde soort verschaft, die daardoor is gekenmerkt, dat 8400428 ί « -4- men uitgaat van een uit êén stuk vervaardigde combinatie van de sluitdop met een verzegelingsring die door tussenkomst van een aantal bij eerste opening van de houder breekbare"nokjes met de sluitdop is verbonden, en ter vorming van de afdichtpakking de smeltbewerking uitvoert door na 5 de plastisol toevoeging de sluitdop te verwarmen tot een temperatuur van 50-110° C en door de verkregen, tot de pakkingconfiguratie gevormde plastisol daarna, zoals op zichzelf bekend, bloot te stellen aan microgolfenergie tot volledig smelten van de plastisol.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding kan worden uitgegaan 10 van een sluitdop uit een standaardkwaliteit polypropeen; het is derhalve niet nodig om een hoogsmeltend polypropeenmateriaal te gebruiken. Ook kan een normaal type plastisol worden toegepast, bijvoorbeeld die, bestaande uit een microsuspensie van· een vinylchloridecopolymeerhars met 5% vinylacetaat en verder gebruikelijke bestanddelen bevattende, bij-15' voorbeeld een of meer stabilisatoren, weekmakers^viscositeit verlagende en/of torsie verlagende middelen.'’

Het heeft groot voordeel uit te gaan van een sluitdop waarvan de kopwand inwendig is voorzien van een ringvormige ruimte die wordt begrensd door twee achtersnijdingen waarvan de buitenste in 20 hoofdzaak door de binnenomtrek van de zijwand van de sluitdop wordt begrensd en binnen welke ringvormige ruimte een afgepaste hoeveelheid plastisol op gebruikelijke wijze wordt geïnjecteerd.

Bij voorkeur wordt volgens de uitvinding uitgegaan van een sluitdop waarvan de kopwand ter plaatse van de daar te vormen afdicht-25 pakking, zoals ter plaatse van de door de eerder vermelde achtersnijdingen begrensde ringvormige ruimte, 20-50¾ dunner is uitgevoerd. Hierdoor wordt in de oven, zoals de heteluchtoven waarin de voorverhitting kan worden uitgevoerd, de warmteoverdracht naar de plastisol bevorderd. Bovendien wordt door de grotere buigzaamheid van de kopwand daar ter plaatse 30 de zeifventilerende werking ervan bij pasteuriseren van de inhoud van de houder bevorderd,

Volgens een nadere uitwerking van de werkwijze volgens de uitvinding wordt de smeltbewerking van de in situ in de sluitdop aangebrachte plastisol uitgevoerd door combinatie van de voorverwarming van 8400428 * * -5- de sluitdop met plastisol tot 50-110° C en daarna blootstelling van de verkregen oakkingconfiguratie aan microgolfenergie met een frekwentie van 10-200 MHz.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm voert men de smeltbe-5 werking uit door na de plastisoltoevoeging de si uitdop in 15-30 sec. tot 100° C te verwarmen en de verkregen, tot de pakkingconfiguratie gevormde plastisol volledig te doen smelten door 3-15 sec. bloot te stellen aan microgolfenergie met een frekwentie van 27,10127,15 MHz.

Deze frekwentie is mondiaal vrijgegeven voor industriële” 10 toepassingen.

Bij* de werkwij'ze volgens de uitvinding wordt een sluitdop verkregen, die een homogeen uitgeleerde afdichtpakking bevat en die verder is voorzien van een niet-beschadigde, niet-vervormde verzegelings-ring, en welke sluitdop een zodanige inwendige diameter kan bezitten 15 dat hij kan worden toegepast op een houder met wijde mond. Zo kan volgens de uitvinding een sluitdop worden verkregen met een inwendige diameter die tot 90 mm of ook meer kan bedragen.

Hoewel niet daartoe beperkt is de uitvinding in het bijzonder geschikt ter vervaardiging van een sluitdop,met een daarmede in-20 tegraal verbonden verzegelingsring, waarvan de zijwand inwendig van draad is voorzien om in samenwerking met corresponderende voorzieningen op de hals van dé houder deze houder door rotatie van de sluitdop te kunnen openen of sluiten.

‘De uitvinding heeft eveneens betrekking op een sluitdop uit 25 een alkéenpolymeer, omvattende een kopwand en een rondgaande zijwand, voorzien van een uit een plastisolmateriaa! gevormde afdichtpakking voor een houder, waarbij de sluitdop tevens is voorzien van een verzegelings-ring, die via bij eerste opening van de houder breekbare nokjes integraal is verbonden met de zijwand van de sluitdop, en waarbij de kopwand ter 30 plaatse van de afdichtpakking een' 20-50% verminderde wanddikte bevat en waarbij met bijzonder voordeel de inwendige diameter van de sluitdop tot 100 mm bedraagt.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de sluitdop volgens de uitvinding voorzien van een ringvormige ruimte die wordt begrensd 8400428 • -6- t β» door twee achtersnijdingen waarbinnen zich de afdicht pakking bevindt, en heeft verder tot kenmerk, dat de binnenste achtersnijding in dwarsdoorsnede .taps toelopend en verend is uitgevoerd met een zodanige breedte dat bij sluiting van de houder met de sluitdop de ' 5 achtersnijding ten dele op de bovenzijde van de houderrand rust.

Indien de sluitdop is vervaardigd uit een polypropeen-materiaal zorgt men ervoor dat de diameter van de verzegelingsring voldoende groot is opdat na sluiting van de houder met de sluitdop de ver-10 zegelingsring en de nokjes niet in aanraking zijn met de houder. Aanliggen zou bij het verwarmen van de verzegelingsring en de nokjes tijdens het verzegelingsproces, zoals later nader zal worden toegelicht, warmteafvoer via de houder betekenen waardoor het polypropeenmateriaal onvoldoende plastisch wordt. Anderzijds wordt er bij de dimensionering 15 van de verzegelingsring en de nokjes bij een uit een polypropeenmateriaal vervaardigde sluitdop op toegezien, dat bij de verzegeling de nokjes overstrekbaar zijn tot onder de borgkraag en pletbaar zijn.

De uitvinding heeft tenslotte ook betrekking op een werkwijze voor het sluiten en verzegelen van een houder waarbij na het 20 sluiten van de houder de verzegelingsring in temperatuur wordt verhoogd en over de borgkraag rondom in de richting van de houderhals wordt vervormd. Bij toepassing van een sluitdop volgens de uitvinding, die vervaardigd is uit een polypropeenmateriaal gaat men daarbij zodanig te werk dat men na de sluiting van de houder met de sluitdop de ver-25 zegelingsring aan een warmtebehandeling onderwerpt tot een voldoende plasticiteit van het polypropeenmateriaal is verkregen, waarna men de verzegelingsring over de borgkraag mechanisch rondom tegen de houderhals knijpt onder gelijktijdig overstrekken en pletten van de nokjes tot over respectievelijk onder de borgkraag. De warmtebehandeling kan bijvoorbeeld 30 bestaan uit het blootstellen van de verzegelingsring en de nokjes gedurende ca, 2 sec. aan lucht met een temperatuur van ca. 400° C. Na het mechanisch dichtknijpen met bijvoorbeeld zogenaamde knevel ijzers, zit de ring om de houder onder de borgkraag en zijn 'de breeknokjes gerekt en geplet, Aldus wordt bereikt, dat ondanks het op zichzelf relatief taaie 8400428 — -7- polypropeenmateriaal, de verzegelingsring bij eerste opening van de houder ter plaatse van de breeknokjes gemakkelijk losscheurt. Bij het eerste maal losdraaien van de sluitdop zal de verzegelingsring in hoofdzaak via de nokjes losscheuren van de sluitdop waardoor na her-5 sluiting van de sluitdop steeds zichtbaar is, dat de houder geopend is geweest.

De sluitdop volgens de uitvinding verenigt als eerste een combinatie van drie eigenschappen in zich; te weten, dat (a) de na afvullen met de sluitdop gesloten houder nagenoeg onbeperkt drukvast resp.

10 vacuumdicht afsluitbaar is; (b) na openen weer volledig van de atmosfeer afgesloten hersluitbaar is, en (c) de sluiting van de houder na de eerste maal vullen, onomkeerbaar verzegelbaar is.

Vanwege het feit, dat de sluitdop volgens de uitvinding beschikbaar kan worden gesteld met een inwendige diameter die tot 100 mm 15 kan bedragen is voor het eerst de mogelijkheid geboden om ook wijdmonds houders verzegelbaar af te sluiten waardoor voor het eerst ook levensmiddelen, die in de praktijk in hoofdzaak in wijdmonds houders, bijvoorbeeld met een halsdiameter van 90 πβπ, al dan niet onder onderdruk worden verpakt, de consument voor versheid gegarandeerd verzegeld kunnen 20 worden aangeboden. Hierdoor is de zekerheid verkregen dat de houdbaarheidsdatum, zoals die op houders voor levensmiddelen vóórkomt, ook een praktisch betrouwbaar gegeven is. Bij een sluiting zonder een onomkeerbaar te verbreken verzegeling is een dergelijke houdbaarheidsdatum in feite een fictie.

25 De uitvinding wordt aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van de sluitdop en de verzegelingswijze daarvan weergeeft, nader toegelicht. In de tekening toont figuur 1, schematisch een radiale doorsnede van een met de sluitdop gesloten houder; 30 figuur 2, schematisch, een radiale doorsnede van een met de sluitdop gesloten houder, voorzien van een verzegelingsring, in de toestand vóór het verzegelen; figuur 3 een doorsnede langs de lijn ΙΙΙ-ΙΠ in figuur 2; 8400428

* V

-8- figuur 4 in doorsnede het samenstel van si uitdop en houder volgens figuur 2 tijdens de verzegeling onder toepassing van een zogenaamd ' knevel ijzer; en figuur 5, een doorsnede langs de lijn V-V in figuur 4, 5 met weglating van het knevel ijzer en de houder.

In figuur 1 is de wand van de hals van een houder uit glas aangegeven door 1, terwijl 2 de sluitdop uit polypropeen voorsteld. Inwendig is de sluitdop voorzien van een ringvormige ruimte, gevormd door de twee rondgaande achtersnijdingen 3 en 4 in welke ringvormige ruimte_ 10 de afdichtpakking 5 is aangebracht. De binnenste achtersnijding 3 is halve-maanvormig uitgevoerd en is door de naar buiten toe afnemende materiaal dikte verend. Door de halve maanvormige uitvoering rust de binnenste achtersnijding op een deel van de rand van de halsopening van de houder. Hierdoor wordt een deel van de hogere afdraaitorsie van de 15 pakking door de achtersnijding overgenomen en verlaagd. Bovendien zorgt de halve-maanvormige achtersnijding 3 ervoor, dat bij pasteurisatie van de jnhoud van de houder de daarbij ontwikkelde geëxpandeerde lucht tussen de daarbij enigszins inverende achtersnijding 3 en de halsrand naar buiten stroomt waarbij door de inverende achtersnijding tegelijker-20 tijd op de afdichtpakking een extra klemkracht wordt uitgeoefend en de pakking op zijn plaats wordt gehouden,

In de figuren 2-5 wordt door 10 de sluitdop uit polypropeen aangegeven, omvattende zijwand 11 en verzegelingsring 13 die via het breeknokje 12 verbonden is met de zijwand 11. Het halsdeel van de 25 houder wordt door 14 aangegeven, welk halsdeel 14 is voorzien van borg-kraag 17,

In de toestand vóór de verzegeling (figuur 2) ligt de zijwand 11 met breeknokjes 12 en verzegelingsring 13 vrij van de houder.

Figuur 4 toont de situatie waarbij de breeknok 12 met de 30 verzegelingsring 13, die tevoren gedurende 2 sec. blootgesteld zijn geweest aan de inwerking van hete lucht met een temperatuur van 400° C, door het zich in de richting van de houder bewegende knevel ijzer 15, gegrepen zijn, De breeknok 12 wordt, daarbij tot over en onder de borg-kraag 17 overstrekt en geplet en w’aarbij tegelijkertijd de ver- 8400428 -9- •it φ zegelingsring 13 tussen het knevel ijzer 15 en het halsdeel 14 van de houder eveneens geplet. Figuur 5 toont in vergelijking met figuur 3 de vervorming die de breeknok 12 en de verzegelingsring 13 hebben ondergaan en waarbij de toestand is verkregen dat de verzegelingsring een 5 kleinere diameter bezit dan de grootste diameter van de borgkraag 17. Wordt nu de sluitdop losgedraaid dan wordt een axiale verplaatsing van de sluitdop 10 geblokkeerd door aanslag van de verzegelingsring 13 tegen de borgkraag 17. Bij voortzetting van de losdraaibeweging leidt de door de borgkraag 17 op de combinatie van verzegelingsring 13 en breeknok 12 10 uitgeoefende, toenemende kracht er toe dat het door overstrekken en pletten verzwakte breeknokje 12 uit het op zichzelf taaie polypropeen breekt langs de breuklijn 16 (figuur 5).

(literaard kunnen aan de uitvinding zoals hierboven beschreven en in de tekening getoond is wijzigingen worden aangebracht 15 zonder dat men het kader van de uitvinding verlaat.

8400428

Claims (9)

1. Werkwijze ter vervaardiging van een van een afdichtpakking voorziene sluitdop uit een polypropeenmateriaal voor een houder, welke sluitdop een kopwand en een rondgaande zijwand omvat, waarbij men in de sluitdop de afdichtpakking vormt via een smelt- en een afkoel-5 bewerking door in de sluitdop een hoeveelheid van een plastisol aan te brengen en daarin te vormen tot een pakkingconfiguratie bij een na de plastisoltoevoeging ingestelde verhoogde temperatuur; de tot de pakkingconfiguratie gevormde plastisol door verdere energietoevoer volledig te doen smelten en daarna af te koelen ter vorming van de pakking,, met 10 h e t k e n m e r k, dat men uitgaat van een uit één stuk vervaardigde combinatie van de sluitdop met een verzegelingsring die door tussenkomst van een aantal bij eerste opening van de houder breekbare nokjes met de sluitdop is verbonden, en ter vorming van de afdichtpakking de smelt-bewerking uitvoert door na de plastisoltoevoeging de sluitdop te verwarmen 15 tot een temperatuur van 50-110° C en door de verkregen, tot de pakkingconfiguratie gevormde plastisol daarna, zoals op zichzelf bekend, bloot te stellen aan microgolfenergie tot volledig smelten van de plastisol.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t het ken merk, dat men een sluitdop toepast waarvan de kopwand ter plaatse van 20 de daar te vormen afdichtpakking 20-50¾ dunner is uitgevoerd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t h'et kenmerk, dat men de smeltbewerking uitvoert door na de verwarming tot een temperatuur van 50-110° C de verkregen, tot de pakkingconfiguratie gevormde ‘plastisol bloot te stellen aan microgolfenergie met een frekwentie van 25 10-200 MHz.

4. Werkwijze volgens conclusie 3,met het ken merk, dat men de smeltbewerking uitvoert door na de plastisoTtoevoeging de sluitdop in 15-30 sec. tot 100° C te verwarmen en de verkregen, tot de 8400428 -11- & pakkingconfiguratie gevormde plastisol volledig te doen smelten door 3-15 sec. blootstelling aan microgolfenergie met een frekwentie van 27,10-27,15 MHz.

5. Sluitdop uit een alkeenpolymeer, omvattende een kopwand 5 en een rondgaande zijwand, voorzien van een uit een plastisolmateriaal gevormde afdichtpakking, voor een houder, met het kenmerk, dat de sluitdop tevens is voorzien van een verzegelingsring waarmee de houder in samenwerking met een rond de houderhals beschikbare borgkraag verzegelbaar kan worden gesloten, welke ring via bij eerste opening 10 van de houder breekbare nokjes integraal is verbonden met de zijwand van de sluitdop, zoals op zichzelf bekend, en waarbij de kopwand ter plaatse van de afdichtpakking een 20-50¾ verminderde wanddikte bevat.

6. Sluitdop volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat de inwendige diameter van de sluitdop tot 100 mm bedraagt.

7. Sluitdop volgens conclusies 5-6, waarbij de kopwand inwendig is voorzien van een ringvormige ruimte die wordt begrensd door twee achtersnijdingen en waarbinnen zich de afdichtpakking bevindt, met het kenmerk, dat de binnenste achtersnijding in dwarsdoorsnede taps toelopend en verend is uitgevoerd met een zodanige 20 breedte dat bij sluiting van de houder met de sluitdop de achtersnijding op een deel van de bovenzijde van de houderrand rust.

8. Sluitdop volgens conclusies 5-7, vervaardigd uit een polypropeenmateriaal, met het kenmerk, dat de diameter 25 van de verzegelingsring voldoende groot is opdat na sluiting van de houder met de sluitdop de verzegelingsring en de nokjes niet in aanraking zijn net de houder, echter bij de verzegeling de nokjes overstrekbaar zijn tot onder de borgkraag van de houder en pletbaar zijn.

9. Werkwijze voor het sluiten en verzegelen van een houder 30 waarbij na het sluiten van de houder de verzegelingsring in temperatuur wordt verhoogd en over de borgkraag rondom in de richting van de houderhals wordt vervormd, met het k e n m e r k, dat men de sluitdop volgens conclusie 8 toeoast en na de sluiting van de houder met de sluitdop de verzegel ingsring /aan éerTvïarmtebehandeling onderwerpt 8400428 V· *r a V ‘12- tOt een voldoende plasticiteit van het polypropeenmateriaal is verkregen, en daarna de verzegelingsring over de borgkraag mechanisch rondom tegen de houderhals knijpt onder gelijktijdig overstrekken en pletten van de nokj.es tot over respectievelijk onder de borgkraag. 8400428 \