NL8200982A - Dakafvoer. - Google Patents

Description

4 'S

- 1 -

Dakafvoer

De uitvinding heeft betrekking op een dakafvoer die bestaat uit een cirkelcilindrische pot , aan de bodem waarvan in de asrichting een buisstomp is gevormd voor het aansluiten van een gootpijp. Aan de potwand is boven een kraag gevormd, 5 waaroprondom de afdichtingsbanen van de dakhuid worden gelegd. Voor het vastklemmen daarvan is een klemring met rechthoekige dwarsdoorsnede aangebracht. Om een klemwerking te verkrijgen, kan tussen het loodrechte been van de klemring en de potwand, die in dit gebied iets wijder is gemaakt, een 10 losneembare verbinding, bij voorbeeld een schroefdraadverbin-ding of een grendelende ingrijpverbinding, worden vervaardigd. ·: Een dakafvoer v an de bovengenoemde soort is bekend uit het Duitse gebruiksmodel 7 505 056.

Aan de onderhavige uitvinding ligt het probleem ten 15 grondslag bij een dakafvoer van de bovengenoemde soort met zo eenvoudig mogelijke middelen te bewerkstelligen, dat de geluidsontwikkeling bij het binnenstromen van het water zo gering mogelijk blijft.

Dit probleem wordt opgelost door een ringvormig inzet-20 deel, dat in het gebied van de klemring wordt geplaatst. Een aan di t inzetdeel gevormde onderste flens ligt daarbij op een schouder van de potwand en wordt boven gehouden door het loodrechte been van de klemring. Vanaf de onderste flens wordt het ringvormige inzetdeel voortgezet in de vorm van een 25 cilindrische wand, aan het boveneinde waarvan naar binnen een bovenste flens inspringt. Op deze bovenste flens zijn talrijke ribben, die boven de klemring uitsteken, radiaal aangebracht of nokken geplaatst.

Wanneer een dakafvoer met de kenmerken volgens de uit-30 vinding, het op het dak verzamelde regenwater opneemt, is de geluidsontwikkeling veel geringer dan bij eei dakafvoer volgens de bovenbeschreven stand van de techniek, waar het ringvormige inzetdeel ontbreekt. Dit berust in de eerste plaats op het feit, dat het water vanaf de dakhuid met een 35 geringere snelheid in de pot aankomt, omdat het de radiale ribben, die boven de dakhuid uitsteken, of nokken moet passeren, waar een groot deel van de kinetische energie van het water wordt verdicht. Verder berust de rustige wateraf- 8200982

» V

- 2 - voer bij een dakafvoer volgens de uitvinding op het feit., dat het water rondom gelijkmatig verdeeld, radiaal gericht en wervelvrij toestroomt.. Het is gebleken, dat het water in deze gelijkmatigewervelvrije stroomtoestand het minst· de neiging 5 heeft lucht met zich mee te trekken in de gootpijp, wat meestal de oorzaak is van de geluidsvorming. Door de rustige loodrechte en wervelvrije afvoer van het water wordt overigens ook de dwarsdoorsnede van de gootpijp beter benut dan bij een roterende waterstroom, die door de centrifugale kracht 10 hoofdzakelijk in het wandgebied van de gootpijp wordt verzameld en in het centrale gebied ingesloten lucht meevoert.

Volgens de verdere uitvinding is het ringvormige inzet-deel ter hoogte van de onderste flens voorzien van een bodem met verscheidene doorgangen, waarvan de aanwez igheid verder 15 bijdraagt tot het verminderen van de stroomenergie van het water.

Het ringvormige inzetdeel volgens de uitvinding is zodanig uitgevoerd, dat het achteraf kan worden gebouwd in een dakafvoer volgens de stand van de techniek zoals in de aanhef 20 beschreven.

Bij een de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn in de bodem doorgangen in het omtreksgebied en verdere doorgangen in het centrale gebied aangebracht, daartussen bevindt zich een bodemdeel zonder doorgangen. Bij 25 deze aanbrenging van de doorgangen in de bodem is gewaarborgd, dat ook bij minder wordende watertoevoer de geluids-ontwikkeling gering blijft, omdat het water, dat naar binnen stroomt over de bovenste flens van het inzetdeel, door het niet van doorgangen voorziene bodemdeel wordt opgevangen eh 30 pas van daaruit verder stroomt door de doorgangen. Ook wanneer slechts geringe hoeveelheden water toestromen, blijft rondom tussen de kant van de bovenste flens van het niet van doorgangen voorziene deel een gelijkmatig stromend en bijgevolg wervelvrij watergordijn bestaan.

35 De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van de dakafvoer volgens de uitvinding is weergegeven. Daarin toont: fig. 1 een bovenaanzicht van een functioneerbare dak-40 afvoer volgens de uitvinding; 8200982 - 3 - fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II van fig. 1; fig. 3 een deel van de doorsnede volgens fig. 2 op vergrote schaal.

De dakafvoer bestaat uit een pot 10, een ringvormig in-5 zetdeel 20 en een klemring 16. De genoemde delen zijn vervaardigd van kunststof.

De pot 10 is cirkelci lindrisch. Aan de bodem is een buisstomp gevormd, waarin asrichting een gootpijp 11 wordt aangesloten. In het gebied van de bovenste derde deel van de 10 potwand is een platte schouder 12a gevormd. De daarboven aanwezige wand 12b heeft een iets grotere diameter dan het onderste deel van de potwand.

Vanaf de potwand 12b begint een gedeeltelijk kegelvormige en gedeeltelijk vlakke kraag 13. De pot 10 wordt gegoten 15 in het betondak, nadat de gootpijp is aangesloten. Dé af-'dichtingsbanen 14 van het dak liggen rondom op de kraag 13 en kunnen ook een stuk in het gebied van de potwand 12b worden omlaag getrokken.

De klemring 16 dient voor het vastklemmen van de dich-20 tingsbanen 14 in het gebied van de kraag 13. In dwarsdoorsnede heeft de klemring een horizontaal been 16a en een vertikaal been 16b. Tussen het vertikale been 16b en de potwand 12b is een verbinding aangebracht, hetzij door een schroefdraad of door vergrendelende ingrijpelementen, waar-25 door op een bekende wijze het vastklemmen van de dichtings-baan 14 tegen de kraag wordt bewerkt. In hetpotgebied van de klemring 16 is nog een dichtingsring 17 gelegd. De binnen-diameter van de klemring is ongeveer zo groot als de diameter van de potwand onder de schouder 12a.

30 Het inzetdeel 20 bestaat uit een bodem 25 met een centri sche doorgang 26 en talrijke verdere doorgangen 27. De bodem is naar buiten in de vorm van een onderste flens 21 voortgezet, die rondom continu of onderbroken kan zijn uitgevoerd. Naar boven sluit een cilindrische wand 22 aan, die boven 35 in de vormvan een naar binnen gerichte platte flens 23 wordt voortgezet.

Op de bovenste flens 23 bevinden zich talrijke ribben 24, die in bovenaanzicht radiaal zijn aangebracht en boven ten minste boven het horizontale been 16a van de klemring uit-40 steken. Bij het uitvoeringsvoorbeeld zijn in een kwadrant 8200982 - 4 - zes van dergelijke ribben aangebracht.

Als alternatief van de ribben 24 kunnen, zoals in fig.

1 is weergegeven, ook cilindrische nokken 28 aan de flens 23 zijn gevormd. Een verder alternatief bestaat daarin afwisse-5 lend nokken 28 en ribben 24 aan te brengen.

Om vervaardigingstechnische redenen zijn de bodem 25 met de onderste flens 21 en een deel van de daarop aansluitende cilindrische wand een vormdeel, terwijl het andere vormdeel de bovenste flens 23 en radiale ribben 24 omvat. De vormdelen 10 zijn echter bij de functioneerbare dakafvoer stevig onderling verbonden.

In de bodem 25 zijn aan de zijde van de omtrek lang gerekte doorgangen 27 gevormd en verscheidene doorgangen 26 in het centrische bodemgebied. Daartussen bevindt zich een bodem-15 deel 25a zonder doorgangen. Wanneer de regen minder wordt, wordt de watertoevoer beperkt tot een watergordijn van de kant van de flens 23 tot het niet van doorgangen voorziene bodemgebied 25a. Pas vandaar uit komt het water via de doorgangen in het onderste deel van de pot. Het is gebleken, 20 dat bij deze aanbrenging de geluidsontwikkeling ook dan minimaal is, wanneer bij minder wordende regen de toestromende waterhoeveelheden afnemen.

-Conclusies- 8200982

Claims (4)

1. Dakafvoer bestaande uit een cirkelcilindrische pot, aan de bodem waarvan in de asrichting een gootpijp en aan de wand daarvan boven een kraag is gevormd, waarbij voor het vastklemmen van de op de kraag liggende dichtingsbaan een 5 in dwarsdoorsnede rechthoekige klemring dient, waarvan het loodrechte been met betrekking tot de montage door een schroef- of grendelende ingrijpverbinding kan worden verbonden met de potwand, met het kenmerk, dat in het gebied van de klemring (16) een ringvormig in2etdeel (20) 10 is geplaatst, terwijl op een bovenste inspringende flens (23) van het klemdeel over de oratrek verdeeldtalrijke boven de klemring uitstekende elementen, in het bijzonder radiaal aangebrachte ribben (24) of nokken-zijn geplaatst.

2. Dakafvoer volgens conclusie 1, m e t het ken-15 m e r k , dat onder aan het inzetdeel (20) een naar buiten uitspringende flens (21) of verscheidene nokken zijn gevormd, die liggen op een schouder (12a) van de potwand en die boven door het loodrechte been (16b) van de klemring zijn gehouden.

3. Dakafvoer volgens conclusie 3,met het ken-20 m e r k , dat het inzetdeel (20) ongeveer ter hoogte van de onderste flens (21) is voorzien van een bodem (25) met verscheidene doorgangen.

4. Dakafvoer volgens conclusie 3,met het kenmerk , dat in de bodem (25) aan het omtreksgebied door- 25 gangen (27) onder de flens (23) zijn aangebracht en dat op deze doorgangen (27) naar het midden toe een bodemdeel zonder doorgangen (25a) aansluit. 8200982