NL8101865A - Insecticide-preparaat. - Google Patents

Description

, 1 t v- * N. 0. 3ΟΟ62

Insecticide-preparaat

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een insecticide-preparaat, dat ten minste een toevoegsel en een insecticide werkzame hoeveelheid van actieve bestanddelen bevat, bestaande uit 3-fenoxy-a-cyaanbenzyl-1-(if-ethoxyfenyl)-2,2-dichloorcyclopropaan-5 carboxylaat met formule 1 (hierna aangeduid als verbinding A en O, 0-diethyl-0-2-isopropyl-6-methylpyrimidin-4-yl fosforothioaat met formule 2 (hierna aangeduid als diazinon) en een werkwijze voor de bestrijding van insectenplagen.

Op verschillende terreinen van het menselijke leven bestaan 10 talrijke insectenplagen. Bijvoorbeeld zijn huisvliegen (Musea domestica) typische insectenplagen, die uitgeroeid moeten worden. Huisvliegen brengen verschillende generaties per jaar voort, werken als overdrager van infectie-achtige ziekten en veroorzaken ongemak wanneer zij groot in aantal zijn. Soms veroorzaken zij een 15 vermindering in het aantal kippe-eieren en in de hoeveelheid koeien elk. "Green rice leafhoppers" (Nenhotettix cir.cticeps) zijn ernstige insectenplagen voor rijst. Zij nemen in aantal toe door het leggen van eieren voor het voortbrengen van 3 of 6 generaties per jaar. Zij vernietigen rijstplanten door verschillende virus-20 ziekten te verspreiden en verlagen vaak de kwaliteit van rijst en verminderen de opbrengst daarvan, aangezien zij het sap opzuigen.

De "grass leaf rollers" (Cnaphalocrocis medinalis) en "rice plant •skippers” (Parnara guttata) brengen 2 of 3 generaties per jaar voort en hun larven eten bladeren van de rijstplant gedurende een 25 lange tijdsperiode waardoor de groei van de rijstplant vertraagd wordt.

Onlangs zijn als gevolg van herhaalde toepassing van land-bouwchemicaliën insectenplagen verschenen met resistentie tegen de chemicaliën en is het moeilijk geworden ze te bestrijden.

30 Teneinde een goed bestrijdingseffeet te krijgen is het nood zakelijk het aantal toepassingstijden en de hoeveelheid chemicaliën te vergroten. Dit heeft problemen veroorzaakt met betrekking tot de veiligheid op de toepassingstijd en de veiligheid ten opzichte van mens en dier en op de landbouweconomie.

35 Daarom zijn meer werkzame insecticiden gewenst.

Aanvraagsters hebben gevonden, dat het insecticide-preparaat, dat verbinding A en diazinon bevat, de insectenplagen in meer ruime zin bestrijdt en met een meer stabiel effect tegen insecten- 81018 65 - ' " 2 plagen met resistentie ten opzichte van organische fosfor- of carbamaat insecticiden in vergelijking met alleen verbinding A of diazinon.

Bovendien vertoont het insecticide-preparaat van de onderha-• 5 vige uitvinding geen additief effect tengevolge van de kenmerkende eigenschappen van verbinding A of diazinon,. maar vertoont een synergistisch effect.

Voorts wordt het aantal toepassingstijden verminderd en is de hoeveelheid van het preparaat bij de toepassing kleiner dan de som 10 van de hoeveelheden van.de werkzame bestanddelen, die gebruikt worden wanneer zij gescheiden worden toegepast. Derhalve worden de veiligheid op het tijdstip van toepassing en de veiligheid ten opzichte van mens en dier vergroot.

Het preparaat, dat verbinding A en diazinon van de onderhavige 15 uitvinding bevat , kan direkt of in combinatie met toevoegsels gebruikt worden in de vorm van een emulsie» spuitpoeder, poeder, granule, aerosol, stroombare suspensieconcentraten en U.L.V. preparaat toe te passen in een zeer kleine hoeveelheid volgens een methode, die in het algemeen wordt toegepast op het gebied van de 20 bereiding van landbouwchemicaliën. Op het tijdstip van toepassing kunnen deze formuleringen direkt als zodanig of na verdunning met water tot een gewenste concentratie gebruikt worden en zij worden op de insectenplagen of op de plaats daarvan toegepast.

Als toevoegsels gebruikt bij de onderhavige uitvinding kunnen .25. vermeld worden: dragers, (verdunningsmiddelen), uitvloeiers, emul-geermiddelen, bevóchtigingsmiddelen, dispergeermiddelen, fixeermiddelen en desintegratiemiddelen.

Als vloeibare dragers kunnen aardoliefracties zoals petroleum en lichte olie, aromatische koolwaterstoffen zoals tolueen en 30 xyleen, methylnaftaleen, cyclohexaan, alcoholen zoals methanol, butanol en glycol, aceton, amiden zoals dimethylformamide, sulfoxiden, zoals dimethylsulfoxide, dierlijke oliën, plantaardige oliën, vetzuren en vetzuuresters vermeld worden.

Als vaste dragers kunnen klei, kaoïien, talk, diatomeeënaarde, 35 siliciumdioxide, calciumcarbonaat, montmorilloniet, bentoniet, veldspaat, kwarts èn aluminiumoxide vermeld worden.

Als emulgeermiddelen en dispergeermiddelen worden in het algemeen oppervlakactieve middelen gebruikt. Tot de oppervlakactieve • middelen behoren anionogene, kationogene, niet-ionogene en amfo-ifO tere oppervlakactieve middelen, zoals natriumzouten van een hoger 81018 6 5 3 * alcoholsulfaat, s t eary11rimethylammoniumchlor ide, polyoxyethyleen-alkylfenylether en laurylbetai’ne.

Het gehalte van het mengsel van verbinding A en diazinon in het insecticide preparaat van de uitvinding ligt in het algemeen 5 in het traject van 0,5 - 95 gew.$, bij voorkeur 2-85 gew.$.

Het voorkeursgehalte kan verschillen voor de respectievelijke typen formuleringen. In het geval bijvoorbeeld van een stuifmiddel, is het gehalte van het mengsel van verbinding A en diazinon 1,5- 4,0 gew.$, waarbij die van de toevoegsels 96,0 - 98,5 % zijn; in 10 het geval Van een granule of- microgranule is het gehalte van het mengsel van verbinding A en diazinon 2,5 - 6,0 gew.$, waarbij dat van de toevoegsels 94,0 - 97,5 gew»% is; in het geval van een spuitpoeder is het gehalte van het mengsel van verbinding A en diazinon 25 - 45 gew.$, waarbij dat van de toevoegsels 55 - 75,5 % 15 is; in het geval van een aerosol is het gehalte van het mengsel van verbinding A en diazinon 0,3 - 2,0 %, waarbij dat van de toevoegsels 98 - 99,7 % is: in het geval van stroombare suspensie-concentraten is het gehalte van het mengsel van verbinding A en diazinon 20 - 40 gewwaarbij dat van de toevoegsels 60 - 80 20 gew.5& is: in het geval van D.L.Y. preparaten is het gehalte van het mengsel van verbinding A en diazinon 20 - 50 gew./ó, waarbij dat van de toevoegsels 50 - 80 gew.$ is; in het geval van een emulsie is het gehalte van het mengsel van verbinding A en diazi-non 30 - 50 gew.ja, waarbij dat van de toevoegsels 50 - 70 gew.ja is.

25. . . De .verhouding van verbinding A tot diazinon ligt bij voorkeur in het traject van 1 : 0,2 - 6,0 (gew.dln).

De hoeveelheid van het preparaat van de onderhavige uitvinding varieert afhankelijk van de vorm ervan, de toepassingswijze en andere voorwaarden· In het algemeen wordt het preparaat ge-30 bruikt in een hoeveelheid van 10 - 500 g, bij voorkeur 30 - 400 g (als werkzame bestanddelen) per 10 are.

Bijvoorbeeld worden de poeders gebruikt in een.hoeveelheid van 40 - 120 g (als werkzame bestanddelen) per 10 are. De emulsies en spuitpoeders worden gebruikt in een hoeveelheid in het traject 35 van 40 - 250 g (als werkzame bestanddelen) per 10 are. In speciale gevallen echter kan het preparaat gebruikt worden in een hoeveelheid beneden of boven dit traject. Een dergelijke speciale hoeveelheid is in sommige gevallen noodzakelijk.

Deze preparaten kunnen afzonderlijk of in de vorm van een 40 mengsel met een fungicide, herbicide, plantengroei-regelingsraiddel, 8101865

* ' ' V

acaricide, landbouw- en tuinbouw-fungicide, bodemsterilisator, bodem-conditioneermiddel en nematocide, alsmede met een meststof en een ander insecticide, gebruikt worden.

Formuleringsvoorbeeld I Emulgeerbare concentraten: 5 Gew.dln van een vloeibaar mengsel van xyleen en methyl- naftaleen (1 : 1) werden toegevoegd aan 20 gew.dln verbinding A en 20 gew.dln diazinon voor bet verkrijgen van een oplossing. Vervolgens werd de oplossing gemengd met 15 gew.dln van een mengsel van een alkylfenolethyleenoxide-condensatieprodukt en calciumalkylben-- iO - zeensulfonaat ¢8--: 2) voor het verkrijgen van een emulgeerbaar concentraat.

De emulgeerbare concentraten kunnen met water verdund worden tot een concentratie van 1/1000 - 1/2000 en worden versproeid. Formuleringsvoorbeeld II Spuitpoeders: 15 10 Gew.dln verbinding A en 30 gew.dln diazinon werden gemengd met 52,5 gew.dln van een fijn poeder van synthetisch silicium-dioxide. Het mengsel werd verder gemengd met 7*5 gew.dln van een ander mengsel bestaande uit natriumlauraat en natriumdinaftylme-thaansulfonaat (1 : 1) en het geheel werd fijn verpoederd voor het 20 verkrijgen van een poedervormig produkt. Het verkregen spuitpoeder kan met water verdund worden tot een concentratie van 1/1000 -1/2000 en worden versproeid.

Preparaatvoorbeeld III Poeders: 95 Gew.dln van een mengsel van talk en calciumcarbonaat 25 (1. : l) werden toegevoegd aan 1 gew.dl verbinding A.en 2 gew.dln diazinon en het mengsel werd gemalen voor het verkrijgen een voldoende homogene dispersie. Voorts werden 2 gew.dln van een fijn poeder van synthetisch siliciumdioxide toegevoegd voor het verkrijgen van een poeder. Het poeder kan als zodanig gebruikt worden. 30 Preparaatvoorbeeld IV Aerosolen: 1 Gew.dl verbinding A en k gew.dln diazinon werden opgelost in if5 gew.dln van een mengsel van methylnaftaleen en cyclohexaan (1 : 1). Het mengsel werd verder gemengd met 50 gew.dln freon voor het verkrijgen van een homogene oplossing, die tot een aerosol 35 werd verwerkt. De aerosol kan direkt als sproeimiddel worden gebruikt.

De gebruikelijke voorbeelden, die de effecten laten zien van de onderhavige uitvinding, zullen hierna gegeven worden. In de experimenten werden huisvlieg, green rice leafhopper, grass leaf kO roller en rice plant skipper gebruikt. Echter zijn de insecten- 8101865 5 plagen niet beperkt tot deze! maar de insecticide-preparaten van de uitvinding kunnen gebruikt worden voor de bestrijding van andere insecten-plagen zoals huiskakkerlak, gewone kuismug (Culex pipiens fallens), huismug (Culex pipiens molestas), "confused flour beetle", 5 "rice stem borer", "rice leaf beetle", rijstklander, "rice water weevil", koolraotje, tabaksaardrups (Spodoptera litura), kooluil (Hamestra brassicae), gewone koolworm, groene perzikbladluis (Myzus persicae), melige koolluis (Brevicoryne brassicae), witte vlieg (Trialeurodes vaporariorum), "fall webworm" (Hyphantria 10 cunea), plakker (Lymantria dispar), "smaller tea torttirix" en "apple leaf miner" (Lithocolletis ringoniella).

Het zal uit de volgende experimenten blijken dat, in vergelijking met een geval, waarbij de respectievelijke werkzame bestanddelen gescheiden gebruikt worden, het preparaat van de onder-15 havige uitvinding een groter direkt insecticide effect (eerst werkende eigenschap) en een lang residu-effect (persistentie) vertoont. Het preparaat vertoonde eveneens een uitstekend bestrij-dingseffect in veldproeven.

Experiment 1 Proef voor de bestrijding van de huisvlieg 20 (Musea domestica): 1 yUl van een oplossing in aceton van een insecticide-prepa-raat verdund tot een ,bepaalde concentratie werd toegepast op de dorsale thorax van volwassen huisvliegvrouwtjes (2-4 dagen na het uitkomen) die voor organische fosforinsecticiden resistent 25 zijn, door middel van een micro-applicator. Vijf verschillende concentraties werden gebruikt. Elke groep bestond uit 25 volwassen vrouwtjes en de proeven werden uitgevoerd in twee herhalingen.

24 uren na de behandeling werd het aantal overlevende en dode huisvliegen geteld. De berekende dodingsverhouding werd uitgezet 30 op logaritmisch waarschijnlijkheidspapier voor het verkrijgen van de LD__-waarde (50 # lethale dosis).

po

De co-toxiciteitscoefficient werd berekend volgens de formule van Sun & Johnson [Jour. Econ. Ent. 53(5), (i960), 887 - 891].

Een co-toxiciteitscoefficient van meer dan 100 wijst op een 35 synergistisch effect, een factor van ongeveer 100 wijst op de additieve werking en een factor lager dan 100 wijst op een antagonistisch effect.

De resultaten zijn in tabel A opgenomen.

8101865 6

Tabel A

Mengverhouding Insecticide effect Co-toxiciteitscoëf- volgens gewicht_ LD,-0 ^/us/volwassene^ ficiënt van LD,-0

Verbin- Diazinon ding A ____ alleen A : 0 2,4 5:1 1,4 201 4:2 1,2 283 3:3 1,3 329 2:4 2,7 214 1 : 5 4,6 196 0 : alleen B 20,0

Experiment 2 Proeven over de bestrijding van "green rice leafhopper" (Nephotettix cincticeps):

Zaailingen van een rijstplant (Saitama Mochi No. 10) werden geplant in potten van 1/10.000 are. Ellfe'0^e\»evatte vijf zaailingen. 5 Wanneer de zaailingen waren opgegroeid tot een hoogte van 25 cm werden zij behandeld met 1 kg/10 are van elk stuifmiddel door middel van een klokvormige potverstuiver. Onmiddellijk daarna werd een cilindervormig draadnetwerk met een diameter van 12 cm en een hoogte van 30 cm opgesteld en 15 vrouwelijke volwassen dieren van 10 "green rice leafhoppers" (verzameld in de stad Kurume, prefectuur

Fukuoka en in achtereenvolgende generaties gekweekt) werden daarin geoculeerd. Het aantal van de "green rice leafhoppers", dat neerg.e-'· v.eldi.oaa een; gegeven tijdsperiode en de mate van· dode "green, rice leafhoppers’1 na 24 uren werd onderzocht (eerste inoculering). Drie 15 dagen na de behandeling werden "green rice leafhoppers" op dezelfde wijze als hiervoor erin gebracht en de mate van dode "green rice leafhoppers" werd na 24 uren onderzocht (tweede inoculatie). De proeven werden in drie herhalingen uitgevoerd.

Het aantal "green rice leafhoppers" dat was neergeveld na de 20 gegeven tijdsperioden werd uitgezet op logaritmisch waarschijnlijk-heidspapier voor het verkrijgen van KT,_0-waarden (50 % neervel-tijd). De resultaten zijn in tabel B vermeld. . ....

% 8101865 7 * -

Tabel B

Concentratie van Eerste inoculatie Tweede in- het mengsel _oculatie

Verbinding A + ΚΤς0 (h) Mortaliteit {%) Mortaliteit diazinon ^ na 24 h 00 na 24 h * _______ 0,5 ge+ 0 gev,% 46,0 27 15 1.0 + 0 9,1 70 30 0 + 1,0 60,0 32 0

0 + 2,0 24,0 50 O

0 +3,0 13,0 74 0 0,5 + 1,0 5,7 97 45 0,5 + 2,0 2,0 100 50 0,5 + 3,0 1,8 100 60 1.0 +1,0 4,4 100 60 1.0 + 2,0 1,3 100 72 1.0 + 3,0 0,4 100 85

Experiment 3 Proeven over de bestrijding van "green rice leafhor>nsrtt (Neuhotettix cincticetis);

Potten van 1/10.000 are met een stoppel, dat 5 zaailingen van een.rijstplant bevatte (Saitama Mochi No* 10) met een hoogte van 5 25 cm werden op een draaitafel (16 omwentelingen/minuut) ge plaatst. Elk emulgeerbaar concentraat verdund met leidingwater werd bij een gegeven concentratie erop gesproeid op een afstand 3 van 1 m door middel van een drukspuitpistool (1 kg/cm ). Ua drogen met lucht werd een cilindervormig draadnetwerk met een diame-10 ter van 12 cm en een hoogte van 30 cm opgesteld en 15 volwassen vrouwelijke dieren van de "green rice leafhoppers" (verzameld in de stand Kumamoto en in opeenvolgende generaties gekweekt) werden erin gebracht. Het aantal van de "green rice leafhoppers" dat was neergeveld na een gegeven tijdsperiode en de mate van dode 15 "green rice leafhoppers" na 24 uren werd waargenomen. De proeven werden in drie herhalingen uitgevoerd. De aantallen "green rice leafhoppers" na gegeven tijdsperioden werden op logaritmisch waar-schijnlijkheidspapier uitgezet voor het verkrijgen van KT^-waarden. Co-toxiciteitscoefficienten werden op dezelfde wijze berekend 20 zoals hiervoor beschreven. De resultaten zijn in tabel C vermeld.

81 018 65 8

Tabel C

Mengsel Insecticide effecten Go-toxiciteits-

Verbinding A + diazinon 1 1 1 —.—. coefficient van KTco Mortaliteit ΚΤ,_„.

(hf W) M Zk h. 50 50 dpm + 0 dpm 62»0 33 100 dpm + 0 dpm 12,0 73 0 + 100 28,0 k3 0 + 200 13,0 57 0+300 7,3 78 30 + 100 8,0 90 if31 50 + 200 7,6 100 203

Experiment Proeven over de bestrijding van de "grass leaf roller (Cnaphalocrocis medinalis) en nrice plant skipper” (Parnara guttata) (veldproeven): Veldproeven met de "grass leaf roller" en "rice plant 5 skipper" werden uitgevoerd in een algemeen paddy veld van een boer in de stad Ageo, prefectuur Saitama. Sen paddy veld onder rijsveldkweking (Saitama Mochi No. 10) werd verdeeld in gebieden van 6 m x 10 m. 3 kg/10 are van elk stuifmiddel werd erop gesproeid met een handverstuiver op 30 juli. De proeven werden in 10 twee herhalingen uitgevoerd. 1^ dagen na de toepassing werd de schade van de rijstplant door "grass leaf roller" en "rice plant skipper" in 50 stoppels in elk gebied onderzocht. De resultaten zijn in-· tabel’D vermeld, ···-"

Tabel D

Chemicalie* Conc. _"Rice plant skipper" Aantal door

Aantal leven- Aantal leven- de "grass de "skipper" de "skipper" leaf roller" vöór de behan- na de behan- beschadigde deling deling bladeren

Verbinding A 1 % 21,0 1^,5 25i0

Verbinding A

+ diazinon 1-2 % 15,0 1,0 10,0

Diazinon 2 % 16,0 13,5 29»5 geen - 10,0 50,5 ¥> »3 81 01 865

Claims (4)

1. Insecticide preparaat, dat een insecticide werkzame hoeveelheid 3-feaoxy-a-cyaanbenzyl-1-(if-ethoxyfenyl)-2,2-dichloor-cyclopropaan carboxylaat en 0,0-diethyl-0-2-isopropyl-6-methyl- 5 pyrimidin-if-yl fosforothioaat in een gewichtsverhouding van 1 : 0,2 - 1 : 6,0 bevat.

2. Insecticide preparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het gehalte van de werkzame bestanddelen in het preparaat in het traject van 0,5 tot 95 % op gewichtsbasis 10 ligt*

3· Insecticide preparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gewichtsverhouding van 3-fenoxy-a-cyaan-benzyl-1 -(if-e thoxyf enyl)-2,2-dichloorcyclopropaan carboxylaat en 0,0-die thyl-0-2-isopropyl-6-me thylpyrimidin-if-yl fosforothioaat 15 in het traject van 1,0 : 0,5 - 1,0 : k ligt. if. Werkwijze voor het bestrijden van insectenplagen, met het kenmerk, dat men op de insectenplagen of op een lokatie daarvan een insecticide werkzame hoeveelheid toepast van een mengsel van 3-fenoxy-a-cyclobenzyl-1-(4-ethoxyfenyl)-2,2-di-20 chloorcyclopropaan carboxylaat en 0,0-diethyl-0-2-isopropyl-6-methylpyrimidin-if-yl fosforothioaat in een gewichtsverhouding van 1 : 0,2 - 1 : 6,0.

5, Werkwijze volgens conclusie if, met het kenmerk, dat men een gewichtsverhouding 3-isnoxy-a-cyaanbenzyl-25 1 -(if-e thoxyf enyl) -2,2-dichloorcyclopropaan carboxylaat tot 0,0-diethyl-0-2-isopropyl-6-methylpyrimidin-if-yl fosforothioaat in het traject van 1,0 : 0,5 - 1,0 s if,0 toepast. ****** 8101865 i ^Ci CH2-o.' 1/ " cn ^o^fy t . . .·.···. ·.. · :·· chó ;: s IJ (W)2 "-oAn^ch(cH3)2 8101865