NL8005351A - Automatisch kleurregistratiestelsel voor toepassing bij een kleurentelevisiecamera. - Google Patents

Description

C/Ca/eh/1167 *

Automatisch kleurregistratiestelsel voor toepassing bij een kleurentelevisiecamera.

De uitvinding heeft betrekking op een automatisch kleurregistratiestelsel voor toepassing bij een kleurentelevisiecamera, welke is uitgerust met een aantal beeldopneem-middelen, zoals drie beeldopneembuizen voor opname van kleur-5 beelden in respectievelijk de kleuren rood, groen en blauw of twee beeldopneembuizen voor opname van respectievelijk de beeldhelderheid en de chrominatie-informatie van een kleurenbeeld; meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een dergelijk stelsel, waarbij foutsignalen be-10 treffende het afbeeldingsmidden voor de beeldopneemmiddelen worden afgeleid en voor nauwkeurige correctie of bijregeling van die afbeeldingsmiddens worden gebruikt.

Wanneer bij een met een aantal beeldopneembuizen uitgeruste kleurentelevisiecamera de afbeeldingsmiddens van 15 de beeldopneembuizen tot samenvallen met elkaar worden gebracht, treden kleurregistratiefouten op. Volgens een correc-tiewijze van gebruikelijk type worden de afbeeldingsmiddens van de beeldbuizen in dat geval op basis van waarneming van het samengestelde uitgangsbeeld van de opneembuizen met de 20 hand bijgeregeld, hetgeen echter moeilijk is. Bovendien is het moeilijk, de afbeeldingsmiddens van de afbeeldbuizen nauwkeurig bij te regelen. Voor een dergelijke bijregeling -is het noodzakelijk, dat de afbeeldingsbuizen op een speciaal voorwerp worden gericht. Ook komt het voor, dat aan de op-25 neembuizen een speciaal voor dergelijke bijregeling bestemd referentievoorwerp is toegevoegd.

De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel, een automatisch kleurregistratiestelsel voor toepassing bij een kleurentelevisiecamera te verschaffen, dat zich door grote 30 eenvoud van constructie onderscheidt en automatische correctie van kleurregistratiefouten met grote nauwkeurigheid mogelijk maakt.

Voorts stelt de uitvinding zich ten doel, een automatisch kleurregistratiestelsel voor toepassing bij een kleu-35 rentelevisiecamera te verschaffen, waarbij geen speciale methode voor correctie van eventuele registratiefouten in 80 05 35 1 - 2 - verticale en horizontale richting voor aftastbeeldregels behoeft te worden toegepast.

Daartoe verschaft de uitvinding een automatisch kleurregistratiestelsel voor toepassing bij een kleurentele-5 visiecamera, dat is voorzien van een eerste schakeling voor detectie van een flanksignaal van een op te nemen voorwerp uit het uitgangssignaal van eerste beeldopneemmiddelen, een tweede schakeling voor vorming en afgifte van een verschil-signaal dat het verschil vormt tussen een uit het uitgangs-10 signaal van de eerste beeldopneemmiddelen afgeleid hoofdlijnsignaal en het uitgangssignaal van tweede opneemmiddelen, een derde schakeling voor vorming en afgifte van een verme-nigvuldigingssignaal dat door vermenigvuldiging van het flanksignaal met.het verschilsignaal- is gevormd, en van een vierde 15 schakeling voor vorming en afgifte van een foutsignaal betreffende het afbeeldingsmidden van de eerste en de tweede beeldopneemmiddelen, dat wil zeggen door vorming uit het genoemde vermenigvuldigingssignaal. Volgens een aspect van de uitvinding omvat de vierde schakeling een bemonster- en houd-20 schakeling voor bemonstering en vasthouding van het vermenigvuldigingssignaal, bemonstering met behulp van een be-monsteringsimpuls, welke uit de genoemde detectie van het randsignaal wordt afgeleid. Volgens een verder aspect van de uitvinding omvat de vierde schakeling een speciale schakeling 25 voor afleiding van de wisselspanningscomponent van het ver-. menigvuldigingssignaal en voor toevoer van deze component aan de bemonster- en -houdschakeling.

De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening 30 van enige uitvoeringsvormen, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen: figuur 1 een blokschema van een automatisch kleurregistratiestelsel voor toepassing bij een kleurentelevisie-camera met drie beeldopneembuizen, als voorgesteld volgens 35 de uitvinding; figuur 2A-2P enige golfvofmën van in verschillende punten van een blokschema volgens figuur 1 optredende signalen; ^ Λ . λ figuur 3 een aansluitschema van een horizontaal flank- 8005351 4 Ί - 3 - signaaldetectiegedeelte van de schakeling volgens figuur 1; figuur 4 een blokschema van een uitvoeringsvariant van het horizontale flanksignaaldetectiegedeelte van de schakeling volgens figuur 1; 5 figuur 5A-5C enige golfvormen van in verschillende punten van het blokschema volgens figuur 4 optredende signalen? figuur 6 een aansluitschema van een verschilsignaal-schakeling van het blokschema volgens figuur 4; figuur 7 een blokschema van een besturingsschakeling 10 van het blokschema volgens figuur 1; figuur 8Δ-8Β enige golfvormen van in verschillende punten van het blokschema volgens figuur 7 optredende signalen; figuur 9A en 9B een vooraanzicht op het beeldscherm van de beeldopneembuizen, en 15 figuur 10 de golfvorm van de op de beeldschermen volgens figuur 9A en 9B verschijnende signalen.

Figuur 1 toont het schema, grotendeels uitgevoerd als blokschema, van een automatisch kleurregistratiestelsel volgens de uitvinding, terwijl de figuren 2A-2F de golfvormen 20 van in verschillende punten van het schema volgens figuur 1 verschijnende signalen laten zien. De getoonde televisiecamera is uitgerust met een beeldopneembuis voor opname van een kleurbeeld in de kleur groen, een beeldbuis 2 voor opname van een kleurbeeld in de kleur rood en een beeldbuis 3 voor 25 opname van een kleurbeeld in de kleur blauw. In het algemeen wordt kleurregistratie uitgevoerd op basis van het door de beeldopneembuis 1 opgenomen kleurbeeld in de kleur groen. De daarbij door de afbuigspoel van de beeldopneembuis 1 vloeiende stroom staat onder een voorspanning over één aftastbeeld-30 regel in de verticale beeïdrichting en van een tijdsduur T/2 in de horizontale beeïdrichting. De tijdsduur T/2 is korter dan de duur H van één horizontale aftastperiode. Het video-uitgangssignaal G' van de beeldopneembuis H ijlt over de duur (1H + T/2) in fase voor op de video-uitgangssignalen 35 Rq, Bq, van respectievelijk de beide andere beeldopneembuizen 2 en 3, terwijl het video-uitgangssignaal G' van de voor opname van een kleurbeeld in de kleur groen dienende beeldopneem- 80 05 35 1 - 4 - buis 1 in figuur 2A is afgebeeld- Het signaalgedeelte van hoog niveau van het video-uitgangssignaal G’ bepaalt daarbij het witte gedeelte van het bijbehorende videobeeld.

De tijdsduur T/2 wordt ingevoerd ter verkrijging 5 van een foutsignaal in de horizontale richting en speelt geen rol bij de uitleg van verschijnselen, welke zich in de verticale .richting uitstrekken. De reeds genoemde instelspanning kan hetzij voortdurend, hetzij slechts gedurende registratie aan de afbuigschakeling van de respectievelijke beeldopneem-10 buizen 1, 2 en 3 worden aangelegd.

Bij een televisiecamera van hoge kwaliteit, welke is uitgevoerd voor vervulling van speciale functies, zoals "aperture compensation", wordt het afbeeldingsmidden van het door de- beeldopneembuis voor opname van een kleurbeeld in de 15 kleur groen opgenomen beeld oorspronkelijk over de duur van 1H in de verticale beeldrichting en in geringe mate in de horizontale of beeldaftastrichting afgebogen.

Het video-uitgangssignaal G' van de voor vorming van een kleurbeeld in de kleur groen dienende beeldopneembuis 1 20 wordt toegevoerd aan een vertragingsschakeling of -netwerk 4 met een vertragingsduur ter grootte van 1H, waarvan het uitgangssignaal G" wordt toegevoerd aan een T-vertragingsschake-ling of -netwerk 11. De vertragingsduur T van de vertragingsschakeling 11 is korter dan de vertragingsduur 1H. van het 25 netwerk of de-schakeling 4. De vertragingsduur T bedraagt bijvoorbeeld 150 n sec.. Een videosignaal GQ volgens figuur 2E, dat practisch dezelfde fase als de video-uitgangssignalen Rq, Bq, van de beide andere beeldopneembuizen 2 en 3 heeft, kan worden afgenomen aan de middenaftakking (T/2) van de T-30 vertragingsschakeling 11; dit videosignaal Gq wordt gebruikt als referentiesignaal of "golflijnsignaal". De genoemde vertragingsduur T/2 is overigens bij de golfvormen volgens figuur 2 verwaarloosd, dat wil zeggen niet ingevoerd.

Vervolgens zal correctie van registratiefouten in 35 de verticale richting worden beschreven aan de hand van de golfvormen volgens de figuren 2A-2P.

Het uitgangssignaal van de vertragingsschakeling 4 8005351

* A

- 5 - * —- * met een vertragingsduur 1H wordt voor verdere vertraging toegevoerd aan een tweede vertragingsschakeling of -netwerk 5 met een vertragingsduur 1H. De vertragingsschakeling 5 geeft een signaal DLG' volgens figuur 2B af/ dat over een duur van 5 2H is.vertraagd ten opzichte van het video-uitgangssignaal G' van de beeldopneembuis 1. Het laatstgenoemde video-uit-gangssignaal G* wordt te zamen met het over de duur 2H vertraagde signaal DLG' toegevoerd aan een verschilversterker 6, welke een randsignaal EDG volgens figuur 2C afgeeft, dat een 10 weergave vormt van de rand van een in verticale richting op te nemen voorwerp. Dit randsignaal EDG is positief wanneer het video-uitgangssignaal G' positief wordt/ en is negatief wanneer het video-uitgangssignaal Gf afvalt. Het randsignaal EDG wordt toegevoerd aan een vertragingsschakeling of -net-15 werk 7 met een vertragingsduur T/2, zodat de fase van het randsignaal wordt aangepast aan dié van het hoofdlijnsignaal Gq. Het uitgangssignaal van de vertragingsschakeling 7 wordt via het vaste contact V(erticaal) van een kiesschakelaar 8 en een capaciteit C2 toegevoerd aan een vermenigvuldiger 9, 20 waarbij de gelijkspanningscomponenten van het randsignaal door de capaciteit C2 worden geëlimineerd. Bovendien wordt het randsignaal EDG aan een poortsignaalgenerator 10 toegevoerd voor vorming van een bemonsterpoortsignaal SG volgens figuur 2D, dat gealigneerd is met het randsignaal.

25 Het video-uitgangssignaal RQ, BQ van de beeldopneem- -buis 2 of 3 (zie figuur 2F) wordt via een kiesschakelaar 14 toegevoerd aan een verschilversterker 15. Figuur 2F laat het geval zien, waarin dit video-uitgangssignaal van de op-neembuis 2 of 3 over een duur Al is vertraagd ten opzichte 30 van zijn juiste positie. Het uitgangssignaal GQ van de T/2-üitgangsaansluiting van de vertragingsschakeling 11 wordt toegevoerd aan de andere ingang van de verschilversterker 15, welke een afbuigsignaal REG volgens figuur 2G afgeeft, dat informatie bevat omtrent de mate en de richting van de afbuig-35 ing in verticale en horizontale richting, welke voor sommige soorten op te nemen voorwerpen dient plaats te vinden om het midden van het door de beeldopneembuis i waargenomen en als - 6 - l referentiebeeld dienende kleurbeeld in-de kleur groen te doen samenvallen met het midden van het door de beeldopneembuis 2 of 3 waargenomen kleurbeeld in de kleur rood of blauw.

Het uitgangssignaal van de verschilversterker 15 wordt 5 via een capaciteit Cj toegevoerd aan de vermenigvuldiger 9 voor vermenigvuldiging van dit afbuigsignaal REG met het reeds genoemde randsignaal EDG. Uit deze vermenigvuldiging resulteert het foutsignaal ER volgens figuur 2H, dat de mate en de richting vertegenwoordigt van de afbuiging, welke dient 10 te worden uitgevoerd om het midden van het door de beeldbuis 2 of 3 waargenomen kleurbeeld te doen samenvallen met het midden van het door de opneembuis 1 waargenomen referentiebeeld. Het uitgangssignaalniveau van de vermenigvuldiger 9 is bijna evenredig met het ingangsniveau van het randsignaal; 15 het uitgangssignaal van de vermenigvuldiger is gelijk nul behalve wanneer het randsignaal van nul verschilt. Naarmate de rand van het op te nemen voorwerp scherper is, zal het niveau van het randsignaal hoger liggen. Dit wil zeggen, dat het door de vermenigvuldiger 9 afgegeven foutsignaal is onder-20 worpen aan weging op basis van de randscherpte van een op te nemen voorwerp, waardoor de detectienauwkeurigheid wordt vergroot.

Daarbij kunnen de breedten van het positie-afbuig-signaal REG en het foutsignaal ER met de mate van afbuiging 25 variëren. Gesteld ken echter worden, dat zelfs wanneer de positie-afbuiging te groot is, bijvoorbeeld wanneer de af-.buiging zich over meer dan 1H uitstrekt, dit niet van invloed op het foutsignaal of de na bemonstering vastgehouden spanning SH is, aangezien het foutsignaal ER aan poortbe-30 werking door het poortsignaal SG wordt onderworpen. De amplitude van het positie-afbuigsignaal REG heeft derhalve een grote invloed op het niveau van de na bemonstering vastgehouden spanning SH. Bij een kleurentelevisiecamera van gebruikelijk type is het noodzakelijk om foutieve kleurregis-35 tratie van maximaal 10H te corrigeren. De amplitude van het positie-afbuigsignaal REG is afhankelijk van de helderheid en van de randscherpte van een op te nemen voorwerp. Voor het uiteindelijke foutsignaal SH is echter slechts een nauwkeurige 8005351 - 7 - polariteitsinformatie noodzakelijk.

Het uitgangssignaal van de vermenigvuldiger 9 wordt via een capaciteit en de instelspanningsweerstanden R en R' aan de poortschakeling 13 toegevoerd/- waarbij eventuele 5 gelijkspanningscomponenten door de capaciteit uit het uitgangssignaal van de vermenigvuldiger 9 worden geëlimineerd. Het bemonsterpoortsignaal SG volgens figuur 2B wordt door de ' poortsignaalgenerator 10 aan de poortschakeling 13 geleverd.

Het foutsignaal ER wordt door de poortschakeling 13 over de 10 periodeduur van het poortsignaal doorgelaten. Eventuele ge- lijkspanningsdriftverschijnselen van verschillende schakelings-componenten, zoals de vermenigvuldiger 9, worden daarbij geëlimineerd door de capaciteit C^. De referentiespanning voor de bemonster- en houdschakeling wordt gevormd door de weer-15 standen R en R'.

De gemiddelde waarde van het over de periodeduur van het poortsignaal SG doorgelaten foutsignaal ER wordt vastgehouden door een aan de uitgangsaansluiting van de poortschakeling 13 aangesloten capaciteit C^. De bemonsterde spanning 20 SH volgens figuur 21 wordt derhalve door de capaciteit vastgehouden. Het niveau van de na bemonstering vastgehouden spanning SH komt althans ten minste nagenoeg overeen met de mate van afbuiging, waarover het midden van de afbeelding dient te worden verplaatst, terwijl de polariteit van de spanning 25 SH overeenkomt met de richting van een dergelijke afbuiging.

Het door de vermenigvuldiger 9 afgegeven foutsignaal kan op eenvoudige wijze door integratie in een gelijkspannings-foutsignaal worden omgezet. Het verdient echter de voorkeur om de bemonsterde spanning door middel van de poortschakeling 30 13 en de capaciteit te laten produceren, zoals figuur 1 laat zien. Het niveau van het integratie-uitgangssignaal ligt bij de schakeling volgens figuur 1 hoger, terwijl voorts kan worden opgemerkt, dat bij deze schakeling ook de invloed van stoorsignalen of andere ongewenste signalen geringer is. Dit 35 resulteert in een hoge nauwkeurigheid van de uitgevoerde fout-detectie.

Figuur 2J heeft betrekking op het geval, waarin het uitgangssignaal Rq of Bq van de beeldopneembuis 2 of 3 over - 8 - L—’ een tijdsduur £±2 in de verticale richting voorijlt, hetgeen wil zeggen, dat het midden van het door de desbetreffende beeld-opneembuis 2 of 3 waargenomen kleurbeeld van dat van het door de beeldopneembuis 1 waargenomen referentiebeeld afwijkt in 5 aan dié van het in het voorgaande beschreven geval tegengestelde richting. Daarbij wordt als positie-afbuigsignaal REG het signaal volgens figuur 2K verkregen. Het foutsignaal ER volgens figuur 2L wordt daarbij verkregen door vermenig-. . vuldiging van het positie-afbuigsignaal REG met het randsignaal 10 EDG, waarna'door een bemonster- en -houdwerking een gelijk-spanningsfoutsignaal SH van negatieve polariteit volgens figuur 2M wordt verkregen.

Figuur 2N heeft betrekking op het geval, dat de fase van het uitgangssignaal RQ of BQ van de beeldopneembuis 2 of 15 3 samenvalt met dié van het referentiesignaal G^, hetgeen wil zeggen, dat het midden vanhet door de beeldopneembuis 2 of 3 waargenomen kleurbeeld samenvalt met het midden van het door de beeldopneembuis 1 waargenomen referentiebeeld. Dit vormt het ideale geval.

20 Indien tussen de door de beeldopneembuizen 1, 2 en 3 waargenomen kleurbeelden geen witbalans bestaat, zal het niveau van het uitgangssignaal RQ of BQ afwijken van het niveau van het referentiesignaal G^, zodat het van de verschilver-sterker 15 afkomstige positie-afbuigsignaal REG niet de waarde 25 nul aanneemt, zoalè figuur 20 laat zien. De polariteit van het door vermenigvuldiging van het signaal REG met het randsignaal EDG verkregen foutsignaal ER zal echter tussen de stijgende en de dalende flank van het videosignaal vemaderen, zoals figuur 2P laat zien. Het positieve deel van het foutsignaal 30 ER wordt daarbij door het negatieve deel vereffend. Als gevolg daarvan wordt na bemonstering geen spanning vastgehouden. Witonbalans tussen de door de verschillende beeldopneembuizen waargenomen kleurbeelden heeft derhalve geen invloed op de positiefoutdetectie.

35 Het genoemde, door een bemonster- en -houdwerking verkregen foutsignaal SH wordt toegevoerd aan een regelschake-ling 16. Door het uitgangssignaal van deze schakeling wordt de aan de afbuigwikkeling van de beeldopneembuis 2 of 3 toege- 80 05 35 1 1_-- * - 9 - voerde instelspanning gewijzigd. De positie van het midden van het door de beeldopneembuis 2 of 3 waargenomen kleurbeeld wordt daarbij in verticale richting gewijzigd. Het daartoe noodzakelijke foutsignaal wordt gedetecteerd door de schakeling 5 volgens figuur 1. De werking van de in figuur 1 toegepaste regellus is zodanig, dat dit foutsignaal gelijk nul wordt wanneer correcte kleurregistratie is verkregen. Nadat op deze wijze correcte kleurregistratie van de ene van de beide beeldopneembuizen 2 en 3 is verkregen, wordt door middel van 10 de kiesschakelaar 14 naar de andere beeldopneembuis overgeschakeld voor. soortgelijke correctie.

Vervolgens zal correctie van foutieve kleurregistratie in horizontale richting tussen de door de verschillende beeldopneembuizen waargenomen kleurbeelden worden be-15 schreven.

Een dergelijke correctie is gebaseerd op hetzelfde principe als dié van kleurregistratiefouten in de verticale richting. Het ingangssignaal van de vertragingsschakeling 11 met een vertragingsduur T en het uitgangssignaal van de ver-20 tragingsschakeling 11 worden toegevoerd aan een verschilver-sterker 17, welke een randsignaal EDG met randinformatie in horizontale richting afgeeft. Dit randsignaal EDG wordt via het vaste contact H(orizontaal) van de schakelaar 8 aan de vermenigvuldiger 9 toegevoerd voor vermenigvuldiging-met het 25 positie-afbuigsignaal REG tot een foutsignaal, dat informatie omvat omtrent de mate en de richting van de afbuiging in horizontale richting, welke noodzakelijk is om het afbeeldings-midden met dit van het door de beeldopneembuis 2 of 3 waargenomen kleurbeeld te brengen.

30 Figuur 3 toont het schema van een uitvoeringsvoor- beeld van een schakeling voor randsignaaldetectie in horizontale richting. Het uitgangssignaal G" van de vertragings-schakeling 4 volgens.figuur 1, dat over de duur van 1H is vertraagd, wordt via een buffertransistor toegevoerd aan 35 de vertragingsschakeling 11, welke een vertragingsduur van 2 maal T/2 (T/2 + T/2) heeft. Het over de duur T vertraagde uitgangssignaal van de vertragingsschakeling 11 wordt via een 8005351 - 10 - U—* ' transistor toegevoerd aan de ene transistor van de verschilversterker 17. Het van de emitterstroomkring van de .transistor afkomstige/ oorspronkelijke signaal wordt aan de andere transistor van de verschilversterker 17 toege-5 voerd. Via een buffertransistor wordt van de collector van de transistor T4 het randsignaal EDG afgenomen. Het hoofdlijnsignaal Gq wordt afgenomen aan de middenaftakking van de vertragingsschakeling 11.

Figuur 4 toont een uitvoeringsvariant van de beschre-10 ven randsignaaldetectieschakeling. Bij deze uitvoeringsvariant wordt het uitgangssignaal G" (zie figuur 5A), van de vertragingsschakeling 5 met een vertragingsduur 1H van de randsignaaldetectieschakeling in verticale richting toegevoerd aan een differentiërende schakeling of differentiërend netwerk/ 15 waardoor het randsignaal EDG volgens figuur 5B wordt verkregen. Het signaal G" wordt voorts toegevoerd aan een vertragingsschakeling 20 met een vertragingsduur T/2 ter verkrijging van het als referentiesignaal dienende hoofdlijnsignaal GQ volgens 2 figuur 5C. Het signaal G” wordt althans tenminste nagenoeg 20 tot het midden van het randsignaal EDG vertraagd.

Zoals figuur 6 laat zien, bestaat het differentiërende netwerk 18 uit een weerstand 19, een zelfinductie L en een capaciteit Cg. Met de ingangs- en uitgangsschakelingen van het differentiërende netwerk 18 zijn respectievelijk de transis-25 toren Tg en T7 gekoppeld.

Figuur 7 toont het schema van een uitvoeringsvoor-beeld van de regelschakeling 16 volgens figuur 1.

Deze regelschakeling 16 bevat een in twee richtingen -werkzame teller 23, waarvan de telrichting wordt bepaald door 30 het uitgangssignaal van een vergelijkingsschakeling 22. Een uitgangssignaal van de teller 23 wordt toegevoerd· aan een digitaal/analoog-omzetter 24 voor omzetting in een analoge spanning, welke via een versterker 25 als instelspanning aan de afbuigwikkeling 26 van een bij te regelen beeldopneembuis, 35 bijvoorbeeld de beeldopneembuis 2, wordt toegevoerd. Het af-beeldingsraidden van het. door de beeldopneembuis 2 waargenomen kleurbeeld wordt, in overeenstemming met het uitgangssignaal van de teller 23, met een vooraf bepaalde snelheid gewijzigd an rtR 7 s 1 - 11 - (zie figuur 8A), waarbij de wijzigingssnelheid wordt bepaald door de aan de teller 23 toegevoerde klokimpulsen. Als klokimpulsen worden bij het hier beschreven uitvoeringsvoorbeeld verticale synchronisatiesignalen VD gebruikt.

5 Wanneer het uitgangssignaal van een N-bits teller 28 een hoog niveau heeft bereikt, begint de teller 23 te tellen. De door de poortsignaalopwekschakeling 10 volgens figuur 1 afgegeven bemonsterpoortimpulsen SG worden als klokimpulsen aan de N-bits teller 28 toegevoerd, terwijl de verticale syn-10 chronisatie-impulsen VD als wisimpulsen aan de teller 28 worden toegevoerd. De teller 28 wordt zodanig ingesteld, dat wanneer hij meer dan N poortimpulsen SG binnen de periodeduur van het verticale synchronisatiesignaal VD telt, de uitgang van de teller 28 op een hoog niveau komt. Het desbetreffende uit-15 gangssignaal wordt dan via een EN-poortschakeling 29 aan de vrijgeefaansluiting EN van de in twee richtingen werkzame teller 23 toegevoerd. Deze statórtelling van het uitgangssignaal van de EN-poortschakeling 29. Na telling van ten minste N poortimpulsen SG binnen de periodeduur van het verticale 20 synchronisatiesignaal wordt aangenomen, dat door voldoende bemonsteringsgegevens een nauwkeurig foutsignaal wordt verkregen. Daarna kan de bijregeling van het afbeeldingsmidden worden begonnen.

Het video-uitgangssignaal RQ van de beeldopneembuis 25 2 wordt toegevoerd aan een foutdetectieschakeling 27 en met video-uitgangssignaal G' van de beeldopneembuis 1 vergeleken ter verkrijging van het foutsignaal SH, dat de mate en de richting van de gewenste afbuiging van het afbeeldingsmidden weergeeft. Dit foutsignaal SH wordt door een vergelijkings-30 schakeling 22 vergeleken met de aardpotentiaal. Wanneer de afbeeldingsmiddens van de door de beide beeldopneembuizen 1 en 2 waargenomen kleurbeelden met elkaar samenvallen, heeft het foutsignaal een waarde nul. Wanneer het foutsignaal negatief is, zal het uitgangssignaal COM van de vergelijkings-35 schakeling 22 een laag niveau vertonen, zoals figuur 8B laat zien. De teller 23 voertaftelling uit bij het lage niveau van het uitgangssignaal van de vergelijkingsschakeling 22, waar- ft Π Ω R 3 R 1 # * - 12 - L—· ί bij de door de afbuigwikkeling van de beeldopneembuis 2 vloeiende instelstroom met de aftelling van de teller 23 afneemt.

Als gevolg daarvan zal het afbeeldingsmidden van het door de beeldopneembuis waargenomen kleurbeeld in benedenwaartse 5 richting worden verplaatst/ bijvoorbeeld gedurende de periode t^ (zie figuur 8A).

Wanneer het afbeeldingsmidden van het door de beeld-opneembuis 2 waargenomen kleurbeeld dêt van de beeldopneembuis 1 passeert/ keert de polariteit van het foutsignaal om; dit 10 signaal wordt dan positief. Daarbij neemt het uitgangssignaal-COM van de vergelijkingsschakeling 22 een hoog niveau aan, zoals figuur 8B laat zien. De teller 23 begint dan op te tellen. De door de afbuigwikkeling van de beeldopneembuis 2 vloeiende instelstroom stijgt met de door de teller 23 uitgevoerde op-15 telling. Daarbij wordt het afbeeldingsmidden van het door de beeldopneembuis 2 waargenomen kleurbeeld in bovenwaartse richting verplaatst, bijvoorbeeld gedurende de periode t2 (zie figuur 8A). Deze procedure wordt cyclisch herhaald.

Het uitgangssignaal van de vergelijkingsschakeling 20 22 wordt toegevoerd aan een klokimpulsaansluiting van een stopteller 30, welke een telling van het aantal richtings-omkeringen van het uitgangssignaal van de vergelijkingsschakeling 22 uitvoert. Wanneer het aantal richtingsomkeringen van dit uitgangssignaal bijvoorbeeld tot 8 is toegenomen, 25 zal het uitgangssignaal van de stopteller 30 een hoog. niveau aannemen? het desbetreffende uitgangssignaal wordt via een omkeerschakeling 31 toegevoerd aan de EN-poortschakeling 29, zodat het ingangssignaal van de vrijgeefaansluiting EN van de in twee. richtingen werkzame teller 23 een laag 30 niveau gaat vertonen en de teller 23 zijn telwerking onderbreekt. Veronsteld wordt, dat het afbeeldingsmidden van het door de beeldopneembuis 2 waargenomen kleurbeeld met dSt van de beeldopneembuis- 1 is komen samen te vallen op het tijdstip, waarop het afbeeldingsmidden van het door de beeldopneembuis 35 2 waargenomen kleurbeeld dat van de beeldopneembuis 1 8 maal (in heen- en weergaande richting) is gepasseerd. In dat geval wordt de bijregeling beëindigd.

8005351 - 13 - U——

Zoals de figuren 8A en 8B laten zien, wordt het afbeeldingsmidden van het door een beeldopneembuis waargenomen kleurbeeld niet rechtstreeks na inversie van het uitgangssignaal van de vergelijkingsschakeling 22 verplaatst, 5 doch enige tijd na deze inversie.

De figuren 9A, 9B en 10 tonen de relatie tussen de golfvofmen volgens figuur 2 en het uitgangsbeeld van de beeldopneembuizen 1 en 2. Figuur 9A toont het beeldscherm van de beeldopneembuis 1 met daarop aftastlijnen. In figuur 10 9A is het waargenomen voorwerp S gearseerd weergegeven tussen de lijnen n en (n-f-50). Daarentegen wordt het voorwerp S door de.beeldopneembuis 2 voor de kleur rood waargenomen in het in figuur 9B gearseerd weergegeven gebied S'. Indien tussen de afbeeldingsmiddens van de door de beide beeldopneembuizen 15 1 en 2 waargenomen kleurbeelden optreedt, zal het beeldscherm van de beeldopneembuis 2 zich in de positie R in figuur 9B bevinden, waarbij het afbeeldingsmidden van de beeldopneembuis 2 over één horizontale aftastlijn 1H ten opzichte van het afbeeldingsmidden van de beeldopneembuis 1 is verschoven.

20 In figuur 9B is een met ΔΚ aangeduid beeldscherm over een afbuigafstand Δ1 in de richting van de pijl P ten opzichte van het beeldscherm R verschoven. De figuren 10A en 10B behoren bij de respectievelijke lijnen van de figuren SA en 9B.

Het bij de uitvinding toegepaste foutsignaal kan op 25 een meter worden zichtbaar gemaakt. In dat geval is regis-tratiefoutcorrectie met de hand mogelijk.

Bij de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding is detectie van een foutsignaal, -dat afwijkingen tussen de afbeeldingsmiddens van de beeldop-30 neembuizen weergeeft, met hoge nauwkeurigheid mogelijk, zodanig, dat ook. automatische correctie van dergelijke afwijkingen met fcehulp van een dergelijk foutsignaal mogelijk is. Met behulp van de uitvinding kunnen de afbeeldingsmiddens derhalve in vergelijking met de tot nog toe gebruikelijke methode, 3S* volgens welke de bijregeling onder waarneming van de op een beeldscherm verschijnende afbeelding met de hand wordt uitgevoerd, op veel nauwkeuriger wijze tot samenvallen met elkaar worden gebracht. Bovendien behoeft voor de bijregeling volgens - 14 - U—·' de uitvinding niet met waarneming van een speciaal voorwerp te worden gewerkt. Een willekeurig geschikt voorwerp met een enigszins scherpe rand is voldoende.

Bij de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen 5 worden de gelijkstroominstelwaarden van de door de afbuig-wikkelingen van de drie beeldopneembuizen vloeiende afbuig-stromen voor correctie van de registratiefouten bijgeregeld.

De uitvinding kan echter ook worden toegepast bij een televisiecamera met halfgeleiderelementen, zoals een ladings-10 gekoppelde inrichting (CCD). In dat geval kan bijvoorbeeld mechanische verplaatsing van de verschillende elementen van een dergelijke inrichting op basis van de foutsignalen worden toegepast.

De uitvinding beperkt zich niet tot de in het voor-15 gaande beschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvormen; verschillende wijzigingen zijn in de beschreven componenten en in hun onderlinge samenhang mogelijk, zonder dat daarbij het kader van de uitvinding wordt overschreden.

8005351

Claims (7)

1. Automatisch kleurregistratiestelsel voor toepassing bij een kleurentelevisiecamera, waarbij cyclische registratiefoutcorrectie tussen ten minste twee videobeeld-opneeminrichtingen op basis van een registratiefoutsignaal 5 wordt toegepast, gekenmerkt door: a. Eerste detectiemiddelen (4-7, 17) voor detectie van het niveau van een randsignaal (EDG) van een door de eerste videobeeldopneeminrichting (1) afgegeven video-uit-gangssignaal (G*), 10 b. Tweede detectiemiddelen (15) voor detectie van een tijdsverschilsignaal (REG) tussen een door de eerste videobeeldopneeminrichting (1) afgegeven, eerste videosignaal (Gq) en het door de tweede videobeeldopneeminrichting (2,3) afgegeven, tweede videosignaal (Rq, Bq), 15 c. Vermenigvuldigingsmiddelen (9) voor vermenigvul diging van het randsignaal (EDG) met het tijdsverschilsignaal (REG) tot een fPutsignaal (ER), d. Middelen (13, 16, C^) voor afleiding van een registratiefoutsignaal (SH) van de juiste polariteit uit het 20 van de vermenigvuldigingsmiddelen afkomstige foutsignaal, en door e. Middelen (26) voor registratie van de positie van hefciidden van het tweede videosignaal (Rq, Bq) met dié van het eerste videosignaal (G').

2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen (16) voor afleiding van een registratiefoutsignaal een in twee richtingen werkzame teller voor cyclische registratie van het eerste en het tweede videosignaal (G*, RQ) Bq) op basis van het van de vermenigvuldigingsmiddelen (9) 30 afkomstige registratiefoutsignaal (SH) omvatten.

3. Stelsel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de. middelen (13, 16, C^) voor afleiding van een registratiefoutsignaal een bemonsteringspoortschakeling (13) omvatten voor bemonstering van het van de vermenigvuldigings-35 middelen (9) afkomstige foutsignaal (ER) met een vooraf beft λ n r ? e Λ - 16 - paalde beraonsteringsperiode door middel van een uit het rand-signaal (EDG) afgeleid poortsignaal (SG)-

4. Stelsel volgens conclusie 2, gekenmerkt door een tussen de vermenigvuldigingsmiddelen (9) en de bemonsterpoort- 5 schakeling (13) opgenomen wisselstroomkoppelnetwerk (C^/ R/ R') voor toevoer van een foutinformatiesignaal zonder gelijkstroom- ' driftcomponenten aan de bemonsterpoortschakeling (13).

5. Stelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de eerste detectiemiddelen (4-7) een vertragingsschakeling 10 (4, 5) en een differentiërende schakeling (6) voor differentiatie van het uitgangsvideosignaal (G') en het vertraagde uitgangsvideosignaal (DLG') van de eerste videobeeldopneem-inrichting (1) omvatten.

6. Stelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, 15 dat de vertragingsschakeling het uitgangsvideosignaal (G') aan een vertragingsduur van twee horizontale videosignaalinter-vallen onderwerpt ter verkrijging van het randsignaal en aan een vertragingsduur van één horizontaal videointerval onderwerpt ter verkrijging van het eerste videosignaal (GQ).

7. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen (26) voor registratie van de positie van het afbeeldingsmidden worden gevormd door afbuigmiddelen, waaraan het registratiefoutsignaal in de vorm van een gelijkspannings-regelsignaal wordt toegevoerd. 25 80 05 35 1