NL8003032A - Inrichting en werkwijze voor het elektrisch verbinden van meerleidingenkabels. - Google Patents
Inrichting en werkwijze voor het elektrisch verbinden van meerleidingenkabels. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8003032A NL8003032A NL8003032A NL8003032A NL8003032A NL 8003032 A NL8003032 A NL 8003032A NL 8003032 A NL8003032 A NL 8003032A NL 8003032 A NL8003032 A NL 8003032A NL 8003032 A NL8003032 A NL 8003032A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- cable
- zones
- conductor
- conductors
- cables
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H01—ELECTRIC ELEMENTS
- H01R—ELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
- H01R12/00—Structural associations of a plurality of mutually-insulated electrical connecting elements, specially adapted for printed circuits, e.g. printed circuit boards [PCB], flat or ribbon cables, or like generally planar structures, e.g. terminal strips, terminal blocks; Coupling devices specially adapted for printed circuits, flat or ribbon cables, or like generally planar structures; Terminals specially adapted for contact with, or insertion into, printed circuits, flat or ribbon cables, or like generally planar structures
- H01R12/50—Fixed connections
- H01R12/59—Fixed connections for flexible printed circuits, flat or ribbon cables or like structures
- H01R12/65—Fixed connections for flexible printed circuits, flat or ribbon cables or like structures characterised by the terminal
- H01R12/69—Fixed connections for flexible printed circuits, flat or ribbon cables or like structures characterised by the terminal deformable terminals, e.g. crimping terminals
-
- H—ELECTRICITY
- H05—ELECTRIC TECHNIQUES NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- H05K—PRINTED CIRCUITS; CASINGS OR CONSTRUCTIONAL DETAILS OF ELECTRIC APPARATUS; MANUFACTURE OF ASSEMBLAGES OF ELECTRICAL COMPONENTS
- H05K3/00—Apparatus or processes for manufacturing printed circuits
- H05K3/36—Assembling printed circuits with other printed circuits
- H05K3/361—Assembling flexible printed circuits with other printed circuits
- H05K3/365—Assembling flexible printed circuits with other printed circuits by abutting, i.e. without alloying process
-
- H—ELECTRICITY
- H01—ELECTRIC ELEMENTS
- H01R—ELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
- H01R4/00—Electrically-conductive connections between two or more conductive members in direct contact, i.e. touching one another; Means for effecting or maintaining such contact; Electrically-conductive connections having two or more spaced connecting locations for conductors and using contact members penetrating insulation
- H01R4/24—Connections using contact members penetrating or cutting insulation or cable strands
- H01R4/2495—Insulation penetration combined with permanent deformation of the contact member, e.g. crimping
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Metallurgy (AREA)
- Manufacturing & Machinery (AREA)
- Microelectronics & Electronic Packaging (AREA)
- Multi-Conductor Connections (AREA)
- Coupling Device And Connection With Printed Circuit (AREA)
- Processing Of Terminals (AREA)
Description
^ *
.. I
P & c W 3688-65 Ned.
Inrichting en werkwijze voor het elektrisch verbinden van meerleidingen-kabels.
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een werkwijze en inrichting voor het maken van elektrische verbindingen en houdt zich meer in het bijzonder bezig met het elektrisch onderling verbinden van platte meerleidingenkabels voor het gebruik onder een tapijt.
5 Bij de op het ogenblik bekende ondertapijtse bedradingssystemen worden de te verbinden platte meerleidingenkabels ofwel zodanig opgesteld dat zij in de lengterichting tegen elkaar aan liggen voor het maken van ineendraaiingen of zodanig dat zij elkaar loodrecht kruisen voor het maken van aftakpunten. In het geval van de ineendraaiing liggen de 10 individuele geleiders onderling uitgericht, waardoor verwarring ten aanzien van de onderling te verbinden geleiders niet optreedt. Een isolatie verplaatsende/doorprikkende geleider wordt eenvoudigweg geplaatst onder de kabel en uitgericht ten opzichte van elk paar te verbinden geleiders en wordt daardoorheen gekrompen. Eén geleider van één kabel kan 15 dus niet gemakkelijk bij vergissing verbonden worden met meerdere geleiders van de andere kabel.
In het geval van aftakverbindingen daarentegen is de mogelijkheid voor de installateur tot verwarring en vergissingen zeer reëel. Hier wegens de onderlinge haakse stand loopt elke geleider van de ene kabel in 20 de richting van en kan verbonden worden met alle geleiders van de andere kabel. Verbinding van de ene geleider van de ene kabel met meerdere geleiders van de andere kabel kan gemakkelijk optreden.
Een dergelijke verwarring wordt inherent geëlimineerd door het gebruik van een verbindingsorgaan van unieke lengte voor elke te maken 25 verbinding. Deze praktijk vergt echter wel vijf verbindingsorganen van unieke lengte, die beschikbaar moeten zijn, d.w.z. dat voor een drie-fasen aftakking nul- en aardgeleider meegedragen worden, en vergt een juiste installeerselectie van verbindingsorganen van unieke lengte. Afgezien van deze materie heeft dit type van de verbindingspraktijk het 30 nadeel dat alle verbindingsorganen, behalve voor de kortste lengte, één, meerdere geleiders van één der kabels overspant, waardoor het de potentiaal verschaft voor een tussenfasige kortsluiting.
In het door Aanvraagster ontwikkelde ondertapijtse bedradings-systeem, dat het onderwerp is van de onderhavige aanvrage, worden onder-35 ling te verbinden kabels geplaatst in een wederzijds overlappende relatie, 800 30 32 - 2 - in tegenstelling met de hierboven genoemde wederzijdse aanliggende positie. In een dergelijke overlappende opstelling wordt een matrix van - _ mogelijke verbindingszones gepresenteerd. Bijvoorbeeld bij een aftakking waar twee 3-geleiders bij elkaar komen, kan men in het overlapgebied - . 5 negen zones onderscheiden, waarbij elke zone een uniek paar van geleiders voor eventuele verbinding voorstelt. Die te verbinden geleider-paren zijn geperforeerd en een isolatieverplaatsend/doorprikkend verbindingsorgaan wordt gestoken door de perforatie heen en wordt gekrompen op die kabeloppervlakken, die uitwendig zijn van de overlapping. Een 10 verbindingsorgaan van normale afmetingen wordt door het gehele systeem heen gebruikt en bezit geen expansiedeel, dat na krimping zich naar buiten toe uitstrekt vanaf de betrokken verbindingszone. Er is dus geen behoefte aan verbindingsorganen van variërende afmetingen bij het installeren en geen noodzaak bij een installateur om de verbindingsorganen met zorg uit te 15 kiezen. Aangezien de verbindingsorganen niet meerdere geleiders van één kabel overspannen, is de mogelijkheid tot kortsluiting, die ontstaat in een individueel verbindingsorgaan, verminderd. Deze voordelen worden echter blijkbaar verminderd door een verlies aan voordeel, dat inherent is aan het gebruik van verbindingsorganen van verschillende afmetingen, zoals 20 hierboven opgemerkt, d.w.z. een vermindering van het vermogen om de ene geleider van een kabel te verbinden met meerdere geleiders van de andere kabel.
De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel het verschaffen van een verbeterde werkwijze en inrichting voor de elektrische onderlinge 25 verbinding van meerleidingenkabels.
Meer in het bijzonder is het een oogmerk van de uitvinding een werkwijze en inrichting te verschaffen voor gebruik bij de elektrische onderlinge verbinding van elkaar wederzijds overlappende platte meerleidingenkabels .
30 Voor het verkrijgen van deze en andere oogmerken verschaft de onderhavige uitvinding een systeem, waarin meerleidingenkabels, opgesteld in wederzijds overlappende relatie en die de hiervoor genoemde matrix van verbindingszones voorstellen, elektrisch verbonden worden door slechts een selectie van deze zones bruikbaar te maken voor werkelijke verbinding van 35 geleiderparen. In een voorkeurspraktijk sluit de uitvinding het gebruik 80 0 3 0 32 % d - 3 - uit van een verbindingszone anders dan een singuliere zone voor verbinding van het ene paar geleiders, en dwingt tot verbinding van tenminste één ander paar geleiders met voorgeselecteerde meervoudige zones. Een inrichting voor een dergelijk limiteren van het zonegebruik omvat een 5 selectief van opening voorziene verbindingslei-orgaan, dat bij voorkeur het vermogen bezit om het uitrichten van overlappende kabels en het lei-orgaan-openingenpatroon te verschaffen.
De uitvinding zal hieronder aan de hand van enige in de figuren der bijgaande tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden nader worden 10 toggelicht.
•Fig. 1 toont een bovenaanzicht, waarbij in het linker gedeelte ervan een meerleidingenkabel wordt weergegeven met een eroverheen gelegen scherm, en in het rechter gedeelte ervan een paar 3-1'eidingenkabels in overlappende toestand weergeeft; 15 Fig. 2 geeft een doorsnede genomen aan de linkerzijde van de las 130 van fig. 1;
Fig. 3 en 4 zijn bovenaanzichten van paren van 4- en 5-leidingen-kabels in een overlappende positie;
Fig. 5 toont een aanzicht in perspectief van een type verbindings-20 orgaan dat geschikt is voor gebruik bij het realiseren van de onderhavige uitvinding;
Fig. 6 stelt een aanzicht voor in perspectief van een aftakking, waar een kabel met vijf geleiders overgaat in een kabel met drie geleiders, met verbindingsorganen van het type van fig. 5 in een het aftappunt 25 bevestigende maar niet gekrompen toestand;
Fig. 7 geeft op schematische wijze een illustratie van een verbindend lei-orgaan, dat gelegen is boven een paar overlappende 5-leidin-genkabels;
Fig. 8 toont een bovenaanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm 30 van een verbindingslei-orgaan volgens de uitvinding;
Fig. 9 stelt een aanzicht voor in perspectief, waarbij het verbindingslei-orgaan van fig. 8 wordt weergegeven in een werkzame dispositie ten opzichte van een basis daarvoor en een paar overlappende 5-leidingenkabels; en 35 Fig. 10 toont een bovenaanzicht van een andere voorkeurs uitvoeringsvorm van een verbindingslei-orgaan volgens de uitvinding.
ft Λ Λ T ή 7 O
- 4 -
Onder verwijzing thans naar fig. 1 en 2 omvat het kabelsamenstel 100 een bovenliggend scherm 112 bestaande uit elektrisch geleidend - _ plaat- of velmateriaal, een meerleidingenkabel 114 en een onderliggend kunststofvel 116. De kabel 114 bezit een elektrisch isolerend huis 118 5 gevormd uit tegenover gelegen kunststof vellen, die platte elektrische geleiders 120, 122, 124, 126 en 128 omhullen. Het scherm 112 is aangesloten op de aardgeleider 122 van de kabel 114 door middel van lassen 130, die onderling verspreid aangebracht zijn langs de kabellengte. Voorafgaande aan de bevestiging van het scherm 112 aan de kabel 10 114, kan de kabel worden verkleind van een 5-leidingenkabel, weergegeven aan de linkerzijde in fig. 1, naar een 4-leidingenkabel, of tot een 3-geleidingenkabel, weergegeven aan de rechterzijde in fig. 1, door het scheiden van individuele of meervoudige geleiders langs de lijnen 132, 134 of 136.
15 Bij beschouwing van het rechtergedeelte van fig. 1 wordt daar een aftappuntverbinding weergegeven, waarbij de geleiders 120, 122 en 124 (hier verder aangeduid met c^, c^ en c^) liggen onder een andere 3-leidingenkabel met geleiders c^, c,. en Cg. De wederzijdse overlapzone bepaalt een matrix van negen mogelijke verbindingszones, geïdentificeerd 20 als 1 tot 9, waarbij elke zone op unieke wijze gekenmerkt is door het hebben van een singulier paar geleiders c.-c^, dat ten opzichte daarvan uitgericht is. Aldus bezit zone 1 alleen de uitgerichte geleiders c^ en c^, de zone 2 alleen de op elkaar uitgerichte geleiders c^ en c^, etc.
In dit voorbeeld zijn èn objecten aanwezig voor combinatie tot 25 stangen x, waarin n = het aantal geleiders (6) en x = het aantal te maken elektrische verbindingen (3). Aangezien permutaties niet relevant zijn (zones 1, 5, 9 verschaffen hetzelfde resultaat als 9, 5, 1 en 5, 1, 9, etc.), worden ze ook niet beschouwd. Het aantal mogelijke combinaties is (n-x)·/ ofwel twintig combinaties. Van deze twintig x! 30 mogelijke combinaties zijn er slechts zes bruikbaar voor het verschaffen van verbindingen van c^-c^ tot c^-Cg, zoals blijkt uit de volgende tabel: 800 30 32 ft « - 5 -
TABEL I
Combinatie Verbindingen Zones 1 clc4' C2C5 ' C3C6 1_5”9 II clc6' C2C5 ' C3C4 3-5-7 5 III clc4/ C2C6 ' C3C5 1-6-8 IV clc5' C2C6 ' C3C4 2-6-7 v cl°6' C3C5 ' °2°4 3‘8-4 VI clc5/ C2C4 ' C3C6 2-4-9 10 De overblijvende veertien mogelijke combinaties zullen leiden tot vergissingen in de elektrische aansluitingen. Bij wijze van voorbeeld is de combinatie van verbindingen cic2'c3c4,c5c6 duidelijk niet bruikbaar en zou een interfasige kortsluiting veroorzaken.
In fig. 3 bezit een aftakking, waar twee 4-leidingenkabels bij 15 elkaar komen, geleiders d. tot d0. De verbindingszonematrix heeft zestien 1 o registratiezones, d.w.z. zones 10-25. Terwijl nu n = 8 en nu x = 4, is 81 het aantal mogelijke combinaties voor verbinding ~ ,, oftewel 70. Hiervan zijn slechts vierentwintig combinaties bruikbaar om verbindingen te verschaffen van d^-d^ tot d^-dg.
20 In fig. 4 bezit een aftakking, waar twee 5-leidingenkabels bij elkaar komen, geleiders e^ tot . De verbindingszonematrix bezit vijfentwintig registratiezones, d.w.z. zones 26-50. Terwijl nu n = 10 en 10! nu x = 5, bedraagt het aantal mogelijke combinaties -gy~ (io-S)1' oftewel 252. Hiervan zijn er negentig bruikbaar voor het verschaffen van verbin-25 dingen van e.j-e5 tot eg-e^.
Zoals uit de hier voorafgaande bespreking van fig. 1-3 duidelijk geworden is, wordt een installateur van platte kabels, die op overlappende wijze gelegd moeten worden, geconfronteerd met een overvloed van mogelijke verbindingen en een corresponderend hoog risico van installatievergissingen.
30 De onderhavige uitvinding ziet erop toe, dat werkwijzen verschaft worden voor het selecteren van verbindingspatronen uit die, welke beschikbaar zijn, waarmede het vergissingsrisico verminderd wordt en het maken van kabel-installaties minder aan het oordeel van de installateur wordt overgelaten.
Bij één zo'n methode wordt de selectie gemaakt aan het begin van 35 een oorsprongslocatie voor een patroon. Bijvoorbeeld in een 4-4 aftakpunt 800 30 32 - 6 - van cL-cL (fig. 3), kan zone 10 gemaakt worden tot de oorspronkelijke 1 o locatie en de geleiders d. en d_ worden daarin voorzien van uitgerichte perforaties. Een selectie vindt nu plaats van een tweede verbindings-locatie uit die verbindingslocaties, die alle zones bevatten, welke niet 5 daarmede op één lijn hebben welke dan ook van de geleiders, die op één lijn liggen met de oorsprongslocatie, d.i. in het voorbeeld van fig. 3 de zones 15-17 , 19 - 21 en 23-25. Zone 15 wordt geselecteerd voor discussiedoeleinden en geleiders d2 en dg zijn daarin voorzien van uitrichtende perforaties. De selectie van een derde verbindingslocatie 10 vindt nu plaats uit die verbindingslocaties, welke alle zones bevatten, die niet daarmede op één lijn hebben welke dan ook van de geleiders, die op één lijn liggen met de oorsprong- , en tweede locatie, d.w.z. in het voorbeeld van fig. 3, de zones 20, 21, 24 en 25. Indien zone 20 wordt geselecteerd dan is zone 25 de vierde verbindingslocatie. Indien zone 21 15 wordt geselecteerd als de derde verbindingslocatie, dan is de zone 24 de vierde verbindingslocatie. Veronderstellende dat de zones 20 en 25 zijn geselecteerd, worden perforaties gemaakt in zone 20 door geleiders d^ en d^ en in zone 25 door d^ en dg. De verbindingsorganen worden nu gestoken door de perforaties in de geselecteerde verbindingslocaties en gekrompen 20 op de buitenste oppervlakken van de kabels.
In fig. 5 is het verbindingsorgaan 140 weergegeven in open toestand, gedeeltelijk gebogen om een as 142 ter bepaling van gedeelten 144 en 146, die elk geïsoleerde doorpriktanden 148 bezitten. De verbindingslocatie-geometrie in fig. 4, in het voorbeeld geselecteerd, is een diagonaal 150 25 en de perforaties zijn langwerpige sleuven 152 langs de diagonaal 150. Het gedeelte 144 of 146 wordt gestoken in de sleuf totdat de gebogen as 142 zich bevindt binnen de sleuf. Het verbindingsorgaan wordt dan geroteerd om de gebogen as ervan om de tanden 148 zodanig te plaatsen dat ze gekeerd zijn naar de buitenste oppervlakken van de kabels. Alle verbindingsorganen 30 kunnen zodanig worden geplaatst in een positie zonder dat krimping plaatsvindt totdat een laatste controle van de aftakverbinding gemaakt is. De verbindingsorganen worden dan ter plaatse gekrompen, de tanden 148 worden daarna elektrisch verbonden met de eronder gelegen geleiders en mechanisch ter plekke gefixeerd.
35 De uiteengezette werkwijze voor aftakpunten voor 3-3, 4-4 en 5-5 800 3 0 32 • ♦ - 7 - leidingenkabels is op gelijke wijze van toepassing om correctheid te verschaffen in aftakpunten tussen kabels, die verschillende aantallen leidingen bezitten. Onder verwijzing opnieuw naar fig. 4 dient een 3-leidingenkabel 154 voorzien van geleiders eg,e_, en eg, in een aftakpunt 5 verenigd te worden met een kabel voorzien van geleiders e^-e^. Hierin wordt e^ benoemd als neutrale geleider van een 3-fasige energieleiding, e<2 als de aardgeleider en e^-e^ als fasen A, B en C resp. In conformerende vorgorde, d.w.z. waarbij kabel 154 gepolariseerd wordt aan de e^-benoeming, wordt de verbindingsoorsprong geselecteerd bij locatie 26, waardoor eg de 10 neutrale geleider van de kabel 154 zal zijn. Van de verbindingslocatiegroep, die beschikbaar is voor de overblijvende verbindingen, d.w.z. de zones 32, 33, 37, 38, 42, 43, 47 en 48, wordt de zone 32 geselecteerd om geleider e-, te verbinden met aardgeleider e^·
De keuze staat nu open aan de installateur of de ontwerper van 15 het systeem voor het in balans brengen van de belasting of voor fase- doeleinden, uit resterende beschikbare verbindingszones 38, 43 en 48, d.w.z. die zones, welke niet daarmede op één lijn hebben één uit de geleiders e^^^en e^. Welke zone men ook kiest, er blijven geen verdere verbindingszones beschikbaar, aangezien de geleider eg op één 20 lijn ligt met alle zones 38, 43 en 48, waardoor die ongeselecteerde zones uitgesloten worden van verder gebruik. Indien hetzij zone 43 danwel 48 gekozen is, de verbindingspatroongeometrie vertrekt nu van de complete diagonaal. Fig. 6 geeft het samenstel weer, dat bereikt wordt door selectie van zone 43, met ongekrompen verbindingsorganen ter plaatse.
25 De kabel 156 van fig. 4 omvat vier geleiders e -en en kan worden o y verbonden met de e.-er kabel als volgt. Indien polarisatie gewenst is, worden verbindingen opnieuw gemaakt in zones 26 en 32 voor e^,egen waarbij nu 6 zones 38, 39, 43, 44, 48 en 49 blijven voor het maken van de 2-fase verbindingen. Aannemende dat zone 48 gekozen wordt voor geleider 30 eg, d.w.z. fase C, blijven er slechts zones 39 en 44 voor geleider eg met corresponderende keuze van fase A of fase B. Opnieuw kan men constateren dat er geen verbindingszones blijven onder de voorgaande methode, wanneer eenmaal deze laatst opgemerkte keuze gemaakt is.
In de voorkeurspraktijk wordt de assistentie van de installateur 35 vervuld over die assistentie, die in het algemeen geleverd wordt door 800 3 0 32 - 8 - bovenstaande methoden door vooraf bepaalde geometrie op te leggen voor het maken van de verbindingen. Bij deze praktijk wordt polarisatie toegepast op eerste en tweede aangrenzende verbindingen van elk stel verbindingen en dergelijke aangrenzende verbindingen worden onveranderlijk 5 gemaakt. De voorafgaande algemene werkwijze wordt beperkt tot deze verbindingen, en selectie van verdere verbindingen wordt teruggedreven of afgedwongen door het gebruik van een verbindingslei-orgaan in de vorm van een mal of stencil voorzien van openingen of sleuven volgens een vooraf bepaald patroon, zoals weergegeven is in fig. 7.
10 Onder verwijzing naar fig. 7 is een stencil of plaat 158 opge steld gelegen boven onderling loodrechte kabels e^-e^ en e^-e^- De sleuf 160 is opgesteld langs de as 150 samenvallend met zone 26. Wanneer een installateur het stencil opstelt en een toekomstige kabelopening schetst door gebruik van sleuf 160, sluit hij een mogelijke verbinding van 15 geleiders e^ en eg met eventueel andere geleiders uit. De sleuf 162 grenzend aan de sleuf 160 langs de as 150 valt samen met zone 32. Wanneer een installateur een kabelverbinding aangeeft door gebruik van de sleuf 162, dwingt hij een tussenverbinding af van kabels en e^ en sluit hun verbinding van deze twee geleiders met eventueel andere geleiders uit.
20 Wat betreft geleider e^ staat het stencil 158 slechts een enkele verbinding toe, d.w.z. met geleider eD. Deze opstelling drijft de distributie van
O
fase A door geleiders e3 en eg. Aangezien sleuven niet inbegrepen zijn in het samenvallen met zones 39 en 40 worden bij vergissing overbodige fase A verbindingen uitgesloten. Anderzijds door het opnemen van sleuven 25 170 en 172 samenvallend met zones 43 en 48, staat het stencil toe het leiden van de B-fase of de C-fase naar geleider eg langs een voorgeschreven route.
In het geval van geleider e^ omvat het stencil 158 niet een sleuf, die samenvalt met zone 45, waarbij de sleuf 170 samenvalt met zone 43 en 30 sleuf 166 samenvalt met zone 44. Het stencil drijft dus de distributie van de B-fase naar hetzij geleider eg, zoals hierboven aangegeven, of geleider eQ, om op soortgelijke wijze de mogelijkheid te realiseren om bij vergissing een overvloedige verbinding te maken met geleider e^ door een dergelijke weglating van de zone 45.
35 Door het opnemen van de sleuven 172, 174 en 168, die respectieve lijk samenvallen met zones 48 - 50, staat het stencil 158 de distributie 800 3 0 32 t < - 9 - van de C-fase toe vanaf de geleider tot één der geleiders eg, e^ en e^Q. De patroongeometrie, die in fig. 7 geselecteerd is, is zodanig dat alle sleuven 160, 168 zijn uitgericht langs de as 150, welke de diagonaal is van de verbindingsmatrix die gemeenschappelijk is voor de 5 beide meerleidingenkabels. De sleuven 170 en 174 zijn uitgericht langs een eerste as evenwijdig aan de as 150, en de sleuf 172 is uitgericht langs een tweede as evenwijdig aan de as 150.
De beperkte mogelijkheid tot foutieve verbindingen, die zetelt in het stencil 158 van fig. 7, wordt verder verminderd door te 10 vertrouwen op identificerende indicia op beide kabels en stencil, zoals ontwikkeld wordt in de inrichting weergegeven in fig. 8 en 9. In fig. 8 zijn in een plaat 176 sleuven 160 - 174 ingebouwd volgens een patroon, dat identiek is met dat van het stencil 158 in fig. 7. Uitrichtgaten 178 en 180 zijn aangebracht aan de einden van de plaat 176, die onderscheidende 15 indicia omvat: in de vorm van een ster 182, in de vorm van een driehoek 184, in de vorm van een vierkant 186, in de vorm van een zeshoek 188, en in de vorm van een cirkel 190. Geleiders e^ tot e,. en geleiders e^ tot e^ (fig. 7) dragen corresponderende indicia. Daarnaast draagt de plaat 176 letteraanduidingen nabij diverse sleuven. Het woord "splice" omvat de 20 sleuven 164, 166 en 168, welke sleuven de termen "3 wire", "4 wire" en "5 wire" dragen. Onder de vertikale kolom, die de sleuven 164, 170 en 172 omvat, draagt de plaat de legende "tap 3-4-5 wire". De vertikale kolom, die de sleuven 166 en 174 omvat, draagt de legende "tap 4-5 wire".
Beneden de sleuf 168 leest men de legende "tap 5-wire". Nabij het gat 180 25 leest men de legende "tap: use one per column, match symbols on cable".
Zoals hierboven vermeld worden de kabelmarkeringen onveranderlijk gemaakt door sleuven 160 en 162 heen. In het geval van een ineen-draaiing of samengaan "splice", d.w.z. de verbinding van twee in de langsrichting uitgerichte en overlappende kabels, worden sleuven 164, 30 168 gebruikt afhankelijk van het aantal draden in de geleiders.
In het geval van een aftakking, .d.w.z. de verbinding van twee kabels in overlappende en haakse positie, kunnen alle sleuven worden gebruikt. De juiste verbindingen en handhaving van polariteit wordt verzekerd door een eenvoudige herkenning van de indicia. Elk indicium is op 35 unieke wijze gekleurd voor het verder vergemakkelijken van de juiste verbindingen. De tabel 2 geeft de verschillende beschikbare verbindingsmogelijkheden aan.
8003032 - 10 - TABEL 2
Sleuven Verkregen verbinding(en) 160, 162 en 164 Samengang van 3-leidingenkabel met 3-leidingenkabel (fase A) 5 Aftakking van 3-leidingerikabel naar 3- , 4- of 5-leidingenkabel (fase A) 160, 162, 164 en 166 Samengang van 4-leidingenkabel met 4- leidingenkabel (faseiA en B)
Aftakking van 4-leidingenkabel naar 4- of 5-leidingenkabel (fasen A en B) 160, 162, 164, 166 en 168 Samengang van 5-leidingenkabel met 5- leidingenkabel (3 fasen)
Aftakking van 5-leidingenkabel naar 5-leidingenkabel (3 fasen) 15 160, 162 en 170 Aftakking van 3-leidingenkabel naar 4- of 5-leidingenkabel (fase B) 160, 162 en 172 Aftakking van 3-leidingenkabel naar 5- leidingenkabel (fase C) 160, 162, 170 en 174 Aftakking van 4-leidingenkabel naar 20 5-leidingenkabel (fasen B en C) 160, 162, 164 en 174 Aftakking van 4-leidingenkabel naar 5-leidingenkabel (fasen A en C)
In fig. 9 wordt de plaat 176 weergegeven met samenwerkende structuur, die daarmede een installatiegereedschap verschaft- Gemakshalve 25 zijn de letterkundige legenden en indicia weggelaten, maar zouden kunnen 800 30 32 - 11 - worden opgenomen in de inrichting. De basis 192 wordt gevormd met naar boven toe uitstrekkende kabellei-organen 194 en 196, welke kabels 198 en 200 ontvangen en de kabels in de juiste oriëntatie ten opzichte van het sleuvenpatroon in de plaat 176 plaatsen. Aldus worden de kabels onderling 5 haaks gemaakt en vallen de sleuven 160-168 samen met eenlijn, die zich' uitstrekt tussen randhoeken 194a en 196a van lei-organen 194 en 196. Het lei-orgaan 194 bezit een draadboring 194b voor ontvangst van een pen 202, die een van draad voorzien einde 202a bezit en een schouder 202b. De pen 204 kan stevig bevestigd zijn aan het lei-orgaan 196 om te dienen als een 10 scharnier voor beweging van de plaat 176 in de werkzame stand, waarna de pen 202 vastgeschroefd wordt in het lei-orgaan 194.
In de inrichting van fig. 9 fungeert de basis 192 bij voorkeur als een stempel en bezit sleuven in het bovenste oppervlak ervan volgens een patroon en configuratie, die zich conformeert met de sleuven 160-174 15 van de plaat 176. Ten einde de kabels te kunnen perforeren dient een pons of dienen ponsen te worden gestoken in de leigaten in de plaat 176 in de posities, welke de juiste perforaties verschaffen voor de te maken verbinding. Toepassing van een geschikte kracht of krachten op de pons of ponsen zullen dan het gewenste perforatiepatroon in de kabels creëren.
20 De basis 192 omvat bij voorkeur een uitneembare bak voor het opvangen van materie, die aldus uit de kabels geponst is. Verbindingsorganen van het in fig. 6 weergegeven type zullen dan gestoken worden en gekrompen worden ter voltooiing van de verbinding.
In een voorkeurspraktijk worden de stencil indicia als volgt 25 gekleurdi 182 wit; 184 groen; 186 zwart; 188 rood; en 190 oranje. Kabel-isolatie over de geleiders wordt op overeenkomstige wijze gekleurd, bijvoorbeeld voor een 5-leidingenkabel: neutraal - wit; aarde - groen; fase Ά - zwart; fase B - rood; en fase C - oranje.
De opstelling van fig. 10 omvat een verbindingslei-orgaan 206, 30 dat een sleuvenpatroon bezit, gewijzigd ten opzichte van dat van fig. 8 door het weglaten van de sleuf 174 en door het weglaten van alle instructie-aanwijzingen anders dan hetgeen zich bevindt naast de sleuven 160 en 162.
De weggelaten sleuf had alleen zin bij een 4-naar-5 aftakking en een dergelijk vermogen blijft bestaan via sleuven 170 en 172. De selectorplaat 35 208 ligt boven het lei-orgaan 206 en omvat zij-inkepingen 210-218, waarbij 80 0 3 0 32 - 12 - de inkeping 216 weergegeven is in ingrijping met een knopje 220 van de leiplaat 206. De plaat 208 bezit openingen 222, 224, 226 en 228 om slechts een geselecteerde opening van de openingen in het verbindingslei-orgaan toegankelijk te maken. Ofschoon weergegeven als transparant, kan de plaat 5 desgewenst opaak zijn.
Zoals in het geval van fig. 8 worden de sleuven 160 en 162 gebruikt in alle verbindingen van kabels. In de weergegeven positie voor de plaat 208 is de fase A slechts beschikbaar, waarbij het gebruik van sleuven anders dan de sleuven 160, 162 en 164 uitgesloten is, aangezien 10 dergelijke andere sleuven niet samenvallend zijn met één der openingen 222-228. Anderzijds indien de plaat 208 geïndexeerd is om de inkeping 218 in ingrijping te brengen met het knopje 220, waarbij de plaat en het lei-orgaan nog immer haaks op elkaar staan, is de sleuf 170 nu alleen blootgesteld via de plaat 208. Fase B wordt dus beschikbaar gemaakt voor 15 een 3-leidingen aftakking. De indexeerafstand, d.w.z. de afstand tussen pieken van aangrenzende inkepingen, is de afstand d (fig. 10) bewerkstelligd door het sleuvenpatroon in het lei-orgaan 206. De uitgebreidheid en positie van openingen 222-228 wordt vooraf geselecteerd om de gewenste variëteit in verbindingen te verkrijgen. De volgende tabel is illustratief voor het 20 indexeren van de plaat 208.
TABEL 3
GEÏNDEXEERDE INKEPING SLEUVEN VOOR GEBRUIK
210 160, 162 en 172 212 160, 162, 164 en 166 25 214 160, 162, 164, 166 en 168 216 160, 162 en 164 218 160, 162 en 170
De verkregen verbindingen met de aangewezen sleuven zijn hierboven in Tabel 2 genoteerd.
30 Zoals men kan zien, de praktijk waarbij de neutrale en aardverbinding zich bevinden resp. in singuliere verbindingszones van de matrix van verbindingszones resulteert in herhaaldelijke selectie van neutrale en aardverbindingszones, d.w.z. identieke geometrie in afzonderlijke verbindingen van een eerste paar en een tweede paar kabels, waardoor 35 aldus de polarisatie vervoerd wordt door een geheel geïnstalleerd systeem 8003032 - 13 - heen. Deze praktijk kan worden beperkt tot het verbinden van een enkel paar geleiders met een specifiek herhalende zone, bijvoorbeeld een buitenste geleider van elke kabel. Ofschoon aan een onderlinge haaksheid van kabels de voorkeur gegeven wordt, ligt een andere manier van uitrichten 5 binnen de beschermingsomvang van de uitvinding. Eveneens kan het zone- selectiepatroon anders zijn dan een diagonaal van de matrix; zoals genoteerd in Tabel I voor een 3-3 matrix.
In het aspect van de voorafgaande openbaring van de uitvinding, waarbij het leiden van de verbinding geschiedt door stencil of dergelijke, 10 zijn veel minder dan alle verbindingszones van de matrix toepasbaar.
Verbinding van ten minste één paar geleiders wordt bewerkstelligd door het uitstuiten van het gebruit van zones anders dan een singuliere zone. In dit geval bezit het verbindingslei-orgaan een opening, die samenvalt met een dergelijke singuliere zone en continue oppervlakte-expansie, die zich 15 uitstrekt in richtingen die onderling loodrecht staan vanaf een dergelijke opening. Verbinding van ten minste één ander geleiderpaar wordt beperkt tot minder dan alle zones, waarmede zulke geleiders in ingrijping zijn. In dit geval bezit het verbindingslei-orgaan meerdere openingen op één lijn met een gemeenschappelijke geleider van een kabel, d.w.z. langs een as even-20 wijdig aan de geleiders van één kabel en haaks op de geleiders van de andere kabel, waar het lei-orgaan de kabels rangschikt in een wederzijdse haakse positie.
Diverse veranderingen in het voorafgaande, specifiek geopenbaarde uitvoeringsvormen en technieken zullen duidelijk zijn aan een deskundige 25 op dit vakgebied. Dienovereenkomstig zijn de voorafgaande voorkeurs-uitvoeringsvormen bedoeld ter illustratie en niet in een beperkende zin.
800 3 0 32
Claims (10)
1. Werkwijze voor het verbinden van een eerste platte elektrische kabel/ voorzien van eerste geleiders, die onderling van elkaar verwijderd zijn binnen elektrische isolatie, met een tweede platte elektrische kabel, voorzien van tweede geleiders, die onderling van elkaar 5 verwijderd zijn binnen elektrische isolatie, met het kenmerk, dat a) men geleider-identificerende indicia op de kabels aanbrengt; b) men de eerste kabel boven de tweede kabel plaatst ter bepaling van een matrix van verbindende zones, waarbij elke zone een uniek paar daarmede uitgelijnde kabelgeleiders bezit; 10 c) men door zone-identificerende indicia, die overeenkomen met de geleider-identificerende indicia, een geselecteerd aantal der verbindingszones identificeert minder dan de totaliteit ervan; d) men perforaties aanbrengt in dergelijke zones geïdentificeerd in maatregel c) door de eerste en tweede geleiders inwendig van tegenover- 15 gelegen zijmarges ervan heen; en e) men de kabels bij die perforaties elektrisch onderling verbindt.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat maatregel e) wordt uitgevoerd door in elk dezer perforaties een elektrisch geleidend lichaam te introduceren en dit lichaam op de kabelisolatie te krimpen.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat maatregel e) wordt uitgevoerd door het elektrisch geleidende lichaam te selecteren dat het een zodanige expansie heeft dat het ligt in een dergelijke gekrompen toestand inwendig van de zijmarges van de eerste en de tweede geleiders, die een dergelijke perforatie bezitten.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de maatregel e) wordt uitgevoerd door het elektrisch geleidende lichaam te selecteren dat het vermogen heeft om de kabelisolatie te doorprikken tijdens het doen krimpen ervan.
5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 30 kabels langwerpig zijn en dat de perforaties zich uitstrekken langs een as, die de zijmarges van de eerste en de tweede geleider snijdt.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat elke perforatie zich uitstrekt langs een as, die een hoek van 45° vormt met de zijmarges van de eerste en de tweede geleider. 8003032 - 15 -
7. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, gekenmerkt door een verbindingslei-orgaan, dat toegang verschaft tot het geselecteerde aantal verbindingszones en toegang uitsluit naar alle andere zones van de matrix, waarbij het 5 verbindingslei-orgaan de de zone identificerende indicia draagt.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het verbindingslei-orgaan een plaat bevat, die openingen bezit, die samenvallen met dergelijke geselecteerde verbindingszones en een continue expansie bezit, die samenvalt met dergelijke zones anders dan die van de matrix.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de geleider-identificerende indicia en de zone-identificerende indicia kleur-of geometrische vorm-indicia zijn.
10. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het verbindingslei-orgaan voorts selectiemiddelen bevat, die op veranderlijke 15 wijze plaatsbaar zijn ten opzichte van het plaatlichaam om vooraf bepaalde zones van de geselecteerde verbindingszones toegankelijk te maken. 8003032
Applications Claiming Priority (6)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US06/042,369 US4249304A (en) | 1979-05-25 | 1979-05-25 | Method of connecting flat electrical cables |
US06/042,442 US4521969A (en) | 1979-05-25 | 1979-05-25 | Apparatus for electrical connection of multiconductor cables |
US06/042,440 US4249303A (en) | 1979-05-25 | 1979-05-25 | Method for electrical connection of flat cables |
US4244079 | 1979-05-25 | ||
US4244279 | 1979-05-25 | ||
US4236979 | 1979-05-25 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8003032A true NL8003032A (nl) | 1980-11-27 |
Family
ID=27366115
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8003032A NL8003032A (nl) | 1979-05-25 | 1980-05-23 | Inrichting en werkwijze voor het elektrisch verbinden van meerleidingenkabels. |
Country Status (13)
Country | Link |
---|---|
AR (1) | AR223874A1 (nl) |
BE (1) | BE883464A (nl) |
BR (1) | BR8003267A (nl) |
CA (1) | CA1138628A (nl) |
CH (1) | CH661618A5 (nl) |
DE (2) | DE3019688C2 (nl) |
ES (1) | ES491824A0 (nl) |
FR (1) | FR2457580A1 (nl) |
GB (1) | GB2050208B (nl) |
HK (1) | HK63285A (nl) |
MX (1) | MX148926A (nl) |
NL (1) | NL8003032A (nl) |
SE (1) | SE427514B (nl) |
Families Citing this family (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4637136A (en) * | 1984-08-31 | 1987-01-20 | Thomas & Betts Corporation | Method and apparatus for wiring system installation |
GB2187049A (en) * | 1986-02-21 | 1987-08-26 | Allied Corp | Insulation displacement connector for joining flat cables |
US8460006B2 (en) * | 2010-09-20 | 2013-06-11 | Tyco Electronics Corporation | Conductors held between a terminal body and a base connected together |
EP3459088B1 (de) * | 2016-05-20 | 2022-08-10 | BizLink Industry Germany GmbH | Kabel und verfahren zur herstellung eines solchen |
Family Cites Families (12)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2613287A (en) * | 1948-10-27 | 1952-10-07 | Ibm | Cross connecting board |
DE859775C (de) * | 1950-09-27 | 1952-12-15 | Siemens Ag | Abzweigstueck fuer Installationsanlagen |
US3021498A (en) * | 1959-02-10 | 1962-02-13 | Western Electric Co | Universal circuit board |
FR1292790A (fr) * | 1960-06-23 | 1962-05-04 | Minnesota Mining & Mfg | Connecteur |
NL266293A (nl) * | 1960-06-23 | |||
GB940518A (en) * | 1961-01-03 | 1963-10-30 | Burndy Corp | Tape cable interconnection |
US3499098A (en) * | 1968-10-08 | 1970-03-03 | Bell Telephone Labor Inc | Interconnected matrix conductors and method of making the same |
GB1398777A (en) * | 1972-06-12 | 1975-06-25 | Lockheed Aircraft Corp | Terminal board for use with a flat cable electrical wiring system |
DE2232322A1 (de) * | 1972-06-27 | 1974-01-10 | Lockheed Aircraft Corp | Programmierbare schaltungsvorrichtung fuer flachdraht-flachkabelverbindungen |
US3960430A (en) * | 1974-10-29 | 1976-06-01 | Amp Incorporated | Flat wiring system and crimped connection |
ZA774638B (en) * | 1976-09-07 | 1978-06-28 | Amp Inc | Electrical connector |
US4201436A (en) * | 1978-09-14 | 1980-05-06 | Sealectro Corporation | Miniature matrix assembly |
-
1980
- 1980-05-21 SE SE8003809A patent/SE427514B/sv not_active IP Right Cessation
- 1980-05-23 ES ES491824A patent/ES491824A0/es active Granted
- 1980-05-23 MX MX182474A patent/MX148926A/es unknown
- 1980-05-23 DE DE3019688A patent/DE3019688C2/de not_active Expired
- 1980-05-23 NL NL8003032A patent/NL8003032A/nl not_active Application Discontinuation
- 1980-05-23 BE BE0/200751A patent/BE883464A/fr not_active IP Right Cessation
- 1980-05-23 GB GB8017081A patent/GB2050208B/en not_active Expired
- 1980-05-23 FR FR8011607A patent/FR2457580A1/fr active Granted
- 1980-05-23 CA CA000352580A patent/CA1138628A/en not_active Expired
- 1980-05-23 AR AR281177A patent/AR223874A1/es active
- 1980-05-23 DE DE8013886U patent/DE8013886U1/de not_active Expired
- 1980-05-26 BR BR8003267A patent/BR8003267A/pt unknown
- 1980-05-27 CH CH4101/80A patent/CH661618A5/de not_active IP Right Cessation
-
1985
- 1985-08-22 HK HK632/85A patent/HK63285A/xx unknown
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
AR223874A1 (es) | 1981-09-30 |
CH661618A5 (de) | 1987-07-31 |
GB2050208A (en) | 1981-01-07 |
DE3019688C2 (de) | 1985-01-03 |
GB2050208B (en) | 1983-07-20 |
CA1138628A (en) | 1983-01-04 |
MX148926A (es) | 1983-07-08 |
HK63285A (en) | 1985-08-30 |
BE883464A (fr) | 1980-11-24 |
FR2457580A1 (fr) | 1980-12-19 |
ES8106818A1 (es) | 1981-09-01 |
SE427514B (sv) | 1983-04-11 |
ES491824A0 (es) | 1981-09-01 |
SE8003809L (sv) | 1980-11-26 |
DE8013886U1 (de) | 1981-06-11 |
BR8003267A (pt) | 1981-05-12 |
DE3019688A1 (de) | 1981-02-12 |
FR2457580B1 (nl) | 1985-03-22 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4315662A (en) | Undercarpet wiring system installation kit | |
US6540536B1 (en) | Modular electrical system kit with circuit selectors | |
US7273392B2 (en) | Universal electrical module | |
US5934930A (en) | Interconnection of two electric cables | |
EP0709921B1 (de) | Verteilerleisten mit Querverteilung der elektrischen Leistung (II) | |
US5011421A (en) | Plane change connector assembly | |
US4521969A (en) | Apparatus for electrical connection of multiconductor cables | |
US4258974A (en) | Installation kit for undercarpet wiring system | |
US4249303A (en) | Method for electrical connection of flat cables | |
JPH02199779A (ja) | 電気コネクタ | |
DE4106601C2 (de) | Verbindungssystem für Kabel in eigensicheren Industrie-Schalttafeln | |
JPS586280B2 (ja) | 平形多心ケ−ブルの接続方法および装置 | |
BRPI0602767B1 (pt) | meio de conexão modular | |
DE3836360A1 (de) | Verteilereinrichtung, insbesondere fuer den hauptverteiler von fernsprechanlagen | |
DE4309453C1 (de) | Steckdosenbox | |
NL8003032A (nl) | Inrichting en werkwijze voor het elektrisch verbinden van meerleidingenkabels. | |
DE4127899A1 (de) | Elektrische steckvorrichtung mit phasenwahl | |
USRE31336E (en) | Method for electrical connection of flat cables | |
DE10018346A1 (de) | Stromkreisanordnung für die Elektrik eines Kraftfahrzeuges | |
US4545640A (en) | Electrical splicing connector | |
JPH0325907B2 (nl) | ||
DE3336817A1 (de) | Stecksystem fuer elektrische installationen | |
JP3145026B2 (ja) | 情報回線の配線構造 | |
EP1933096A2 (en) | Heating panel | |
EP3297108B1 (de) | Sicherungsanordnung zur absicherung von aussenleitern einer elektrischen sicherungseinheit zur bildung eines gebäudeanschlusses |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1A | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |