NL8002722A - Werkwijze en inrichting voor het tegelijkertijd vervaardigen van twee continue sigarettenstangen. - Google Patents

Description

N.O. 29.064

Werkwijze en inrichting voor het tegelijkertijd vervaardigen van twee continue sigarettenstangen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het gelijktijdig vervaardigen van twee continue sigarettenstangen.

Bij het vervaardigen van sigaretten is het bekend een continue sigarettenstang te vormen uitgaande van een papierbaan aangebracht 5 op een spoel en van een hoeveelheid fijngesneden tabak. De op deze wijze vervaardigde continue stang wordt dan door dwarssneden tot sigaretten verdeeld, die na het passeren van mogelijke opvolgende trappen, zoals het toevoegen van een filter, worden toegevoerd aan een verpakkingsmachine.

10 Na de recente constructie van zeer snel werkende verpakkingsmachines, die tien of meer pakjes sigaretten per seconde kunnen vervaardigen, is het noodzakelijk geworden een nieuwe machine voor het vervaardigen van sigaretten te verschaffen, die zelf in staat is een moderne verpakkingsmachine te voeden.

15 Tot op heden is dit probleem onopgelost gebleven en de snelle verpakkingsmachines zijn gewoonlijk verbonden met twee vervaardigings-machines die parallel zijn geplaatst, en elk een continue sigarettenstang kunnen vervaardigen.

Hoewel de werkwijze, die boven is beschreven, kan worden uitge-20 voerd, brengt dit in hoofdzaak als gevolg van het dupliceren niet alleen hoge kosten van de mechanische onderdelen met zich maar ook van de regelorganen en het bedienende personeel.

Het doel van de uitvinding is de produktiecapaciteit van bekende produkt'iemachines te verdubbelen zonder de produktiekosten 25 aanmerkelijk te verhogen, door het tegelijkertijd vervaardigen van twee continue sigarettenstangen, uitgaande van een enkele papierbaan en een enkele hoeveelheid fijngesneden tabak.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt door een werkwijze voor het tegelijkertijd vervaardigen van twee continue sigaretten-30 stangen, gekenmerkt door twee gelijke opeenvolgingen van trappen, waarvan de eerste dient voor het vormen van twee gelijke papierstroken uitgaande van een enkele continue baan, en de tweede trap dient voor het vormen van twee in hoofdzaak gelijkmatige en gelijke vul-lichamen uit fijngesneden tabak, uitgaande van een enkele inlaat-35 houder; genoemde eerste opeenvolging omvat de volgende trappen: het toevoeren van de continue papierbaan langs een tevoren bepaalde baan naar een snijinrichting; het markeren met gelijke grafische 800 27 22 2 signalen bovenstrooms van de snij stand op elke zijde van de langshartlijn door de baan; het in langsrichting snijden van de baan in de snijstand tot twee gelijke stroken; het toevoeren van de twee stroken langs afzonderlijke banen door respectieve laadstanden 5 waarop een betreffend vallichaam uit fijngesneden tabak wordt toegevoerd op elk van de stroken; en het buigen van tegenover elkaar liggende langsranden van elk van de stroken naar elkaar en het dan er met elkaar verbindentvan benedenstrooms van de betreffende laadstand; en waarbij de tweede opeenvolging de volgende trappen omvat: 10 het afvoeren van fijngesneden tabak uit de hopper op zodanige wijze dat een continue in hoofdzaak gelijkmatige tabaksstroom wordt verschaft; het verdelen van de stroom tot twee in hoofdzaak gelijke stromen; het toevoeren van elk van de twee stromen naar de onderzijde van een betreffende zuigtransportband voor het vormen van 15 öLe twee gelijkmatige vullichamen uit fijngesneden tabak; en het toevoeren van de twee vullichamen aan de betreffende laadstations.

De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van bovengenoemde werkwijzen.

De inrichting volgens de uitvinding omvat een papiertoevoer-20 inrichting voor het toevoeren van papier in baanvorm langs een eerste bepaalde baan en een inrichting voor het vormen van een in hoofdzaak gelijkmatige laag fijngesneden tabak en voor het toevoeren van genoemde laag langs een tweede bepaalde baan, waarbij de eerste en de tweede banen elkaar snijden op een plaats voor het plaatsen 25 van de genoemde laag tabak op het papier in baanvorm; welke inrichting het kenmerk heeft, dat de papiertoevoerinrichting in combinatie omvat een snijeenheid, die in genoemde eerste baan is geplaatst om de genoemde baan langs de langshartlijn ervan te snijden in twee gelijke stroken; drukorganen geplaatst in de eerste baan bovenstrooms 50 van de snijeenheid voor het aangeven van gelijke grafische signalen op de baan aan elke zijde van genoemde langshartlijn; eerste toevoer-middelen voor het toevoeren van de baan naar de snijeenheid langs de drukinrichting; en een tweede toevoerinrichting voor het toevoeren van de stroken afzonderlijk door de laadplaats; en waarbij de laag 55 tabak twee in hoofdzaak gelijkmatige en gelijke vullichamen uit fijngesneden tabk omvat, waarbij de vorm en toevoerinrichting in combinatie omvat een inlaathopper voor de fijngesneden tabak, twee zuigtransportbanden, waarvan elk zo is uitgevoerd dat hij een betreffende van genoemde vullichamen ondersteunt en dit toevoert aan de 40 betreffende strook op de laadplaats, en een verdeelinrichting voor het 800 2 7 22 3 afvoeren van fijngesneden tabak vanuit genoemde hopper, het verdelen ervan in twee gelijke stromen en het continu toevoeren van deze twee stromen elk aan de onderzijde van de betreffende zuigtransportband; bij snijinrichtingen zijn geplaatst onder elk van genoemde zuig-5 transportbanden om de dikte van de vullichamen te regelen.

Aan de hand van de tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont schematisch een axiale doorsnede in gedeeltelijke blokvorm van een inrichting geconstrueerd volgens de uitvinding.

10 Fig. 2 toont een doorsnede over de lijn IÏ-II in fig. 1.

Fig. 3 toont een doorsnede over de lijn III-III in fig. 1.

Fig. 4 toont een doorsnede over de lijn ΠΥ-ΙΥ in fig. 1.

Fig. 5 toont een doorsnede over de lijn Y-Y in fig. 1,

Fig. 6 toont een bovenaanzicht op groter schaal van een eerste 15 detail van fig. 1.

Fig. 7 toont een doorsnede over de lijn YII-YII in fig. 6.

Fig. 8 toont een perspectief, waarmee delen duidelijkheidshalve zijn weggelaten, van een eerste uitvoering van een tabaksverdeel-eenheid, die een deel van de machine volgens fig. 1 vormt.

20 Fig. 9 toont een perspectief een andere uitvoering van de ver-deelinrichting volgens fig. 8.

Fig. 10 toont een perspectief, waarbij delen duidelijkheidshalve zijn weggelaten, van een tweede uitvoering van de tabaksver-deeleenheid van de machine volgens fig. 1.

25 Fig. 1 toont een inrichting 1 voor het vervaardigen van sigaretten omvattende een toevoereenheid 2 voor papier in baanvorm en een toevoereenheid 3 voor fijngesneden tabak.

De toevoereenheid 2 omvat een basis 4 op de buitenzijde waarvan twee boven elkaar geplaatste spoelen 5 en 6 roteerbaar zijn aange-30 bracht om horizontale hartlijnen. Elke spoel 5» 6 draagt een papier-baan 7» waarvan de breedte iets groter is dan het dubbele van de omtrek van de te vervaardigen sigaretten.

In werking wordt slechts één van de banen 7 continu afgewikkeld van de betreffende spoel 5» 6 en wordt door middel van een drijfrol 35 8, een drukrol 9 en geleidingsrollen 10, 11 en 12 toegevoerd aan een eerste drukeenheid 13» die bekend staat onder de naam "bronzing device", die zo is uitgevoerd dat hij grafische tekens uit goud of een overeenkomstige kleur op de baan 7 kan aanbrengen. In het bijzonder is de inrichting 13 zó uitgevoerd dat hij de baan 7 voorziet 40 van twee stel gelijke grafische merken (niet weergegeven) die op A 0 A 2 7 22 4 tegenover liggende zijden van de langshartlijn van de baan 7 zijn geplaatst.

De inrichting 13» die is weergegeven is van bekend type, en omvat een hechtinrichting 14 gevormd door een afgeefinrichting 15» 5 waarmee de hechtmiddel wordt toegevoerd door middel van een rol 16 aan een drukrol 17 waarvan de omtrek in aanraking wordt gehouden met één oppervlak van de baan 7 door een drukrol 18. De drukrol 17 is zó uitgevoerd dat hij hechtmiddel afgeeft aan de baan 7 op die punten waar de gouden grafische merktekens moeten worden aange-10 bracht. Deze laatsten worden verkregen door het toevoeren van "purpurin" of een ander poedervormig verfmateriaal aan de baan 7 door middel van een afgeefinrichting 19, waaraan de baan, die de hechtinrichting 14 verlaat, wordt toegevoerd door de omleirollen 20, 21 en 22.

15 Binnen de afgeefinrichting 19 wordt poedervormige verf in aanraking gebracht met de baan 7 en hecht daarop slechts op die punten die met hechtmiddel zijn bedekt, waardoor de vereiste grafische merktekens worden gevormd.

De baan 7 die de afgeefinrichting 19 verlaat wordt door de 20 geleidingsrollen 23, 24 en 25 toegevoerd aan een tweede drukeenheid 26 van bekend type, omvattende een afgeefinrichting 27, die inkt afgeeft door middel van een inktrol 28 aan een drukrol 29 waarvan de omtrek in aanraking wordt gehouden met één oppervlak van de baan 7 door middel van een drukrol 20. De drukrol 29 is zó uitgevoerd dat 25 hij met inkt twee stellen gelijke grafische merktekens (niet weergegeven) aanbrengt op tegenover elkaar liggende zijden van de langs-hartlijnen van de baan 7·

De baan 7, die de drukeenheid 26 verlaat, wordt door geleidingsrollen 31 en 32 begeleid naar een snijplaats 33 die in detail in 30 de fig. 2 en 3 is weergegeven, en twee in hoofdzaak coplanaire tegen elkaar roterende schijven 34 omvat die tangentieel ten opzichte van elkaar zijn geplaatst en die roteren om respectieve horizontale hartlijnen. De schijven 34 omvatten elk een cirkelvormige snijrand 35» die is geplaatst in een vlak loodrecht op het vlak van 35 de baan 7 en loopt door de langshartlijn ervan.

Als de baan tussen de schijven 34 loopt wordt hij verdeeld in twee gelijke stroken 36, die door geleidingsrollen 37 en 38 worden toegevoerd aan het bovenste deel 39 van een betreffende eindloze transportband 40» die loopt over twee schijven 41 en 42 en wordt aan-40 gedreven door een aandrijfrol 43· 800 2 7 22 # 4 5

Het bovenste deel 39 van elke transportband 40 strekt zich nit langs een tafel 44 geplaatst op de bovenzijde van de basis 4 en omvattende twee boven elkaar geplaatste platen 45 en 46. Als weergegeven in de fig. 4 en 5 is de laagst geplaatste plaat 45 5 langer dan de plaat 46 en is voorzien van twee bovenste groeven 47» waarvan elk in dwarsdoorsnede gebogen vorm heeft met een variërende kromtestraal, die omgekeerd evenredig is met de afstand vanaf het snijstation 33, welke dwarsdoorsnede een in hoofdzaak halfcirkelvormige constante vorm aaneemt aan zijn einde, met een kromtestraal 10 in hoofdzaak gelijk aan die van de te vormen sigaretten.

De bovenplaat 46 omvat twee sleuven 48, die zich langs de groeven 47 uitstrekken en een breedte hebben, die afneemt als de afstand van de snijplaats 33 toeneemt, totdat hij tot een enkele verticale sleuf 49 is gereduceerd (fig. 5)· 15 Als weergegeven in de fig. 4 en 5 strekt het bovenste deel 39 van elke band 4° zich langs een betreffende groef 47 nit in aanraking waarmede hij progressief naar binnen kromt totdat hij in samenwerking met de betreffende sleuf 48 een in hoofdzaak cilindrische vorm aanneemt.

20 Als gevolg van de dwarsdeformatie van de banden 40 worden de stroken 36 ook vervormd in dwarsrichting totdat zij een continue cilinder vormen. Direct voor het aannemen van laatstgenoemde cilindrische vorm strekt een strook 48 zich met één van zijn zijranden uit door de betreffende verticale sleuf 49 (fig. 5) en 25 komt in aanraking met een betreffende plakmiddelopbrenginrichting 50. Direct benedenstrooms van deze inrichting 50 wordt genoemde zijdelingse rand omgebogen, door niet weergegeven middelen, tot op de tegenover liggende zijrand, waaraan hij hecht voor het geven van een stabiele cilindrische vorm aan de strook 36.

30 Als boven aangegeven wordt slechts één van de banen 7 afgewikkeld van de betreffende spoel 5, 6 terwijl de andere baan 7 stationair blijft en alleen wordt gebruikt als de bewegende spoel 5, 6 leeg is.

Yoor dit doel is de inrichting 1 voorzien van een automatische 35 spoelwisselinrichting 51 van bekend type, omvattende een verbindingselement 52 waardoor zowel de bewegende baan 7 als het einde van de stationaire baan 7 zich uitstrekt. Als tasters, niet weergegeven, detecteren dat de bewegende spoel 5, 6 bijna leeg is wordt de bewegende baan 7 afgesneden door middel van een snijinrichting 40 (niet weergegeven) en zijn einde wordt gehecht op het begin van de 800 27 22 6 stationaire baan 7 binnen het element 52. Om het einde van de bewegende baan 7 te kunnen stoppen gedurende een bepaalde tijdsperiode binnen het element 52 zonder dat een onderbreking optreedt in de produktie, omvat de inrichting 51 een opslag 53 bestaande 5 uit een eerste aantal rollen 54 die boven elkaar zijn geplaatst en kunnen roteren op vaste horizontale hartlijnen, en een tweede aantal rollen 55» die opzij van de rollen 54 zijn geplaatst en roteerbaar zijn aangebracht om horizontale assen, die beweegbaar zijn in dwarsrichting naar de rollen 54 tegen de werking van een 10 veerkrachtig middel, niet weergegeven, in. De bewegende baan 7 wordt beurtelings om de rollen 54 en 55 gebracht op zodanige wijze dat zij een zig-zag-configuratie tonen, die geringer wordt als de rollen 55 tot de rollen 54 naderen als het einde van de bewegende baan 7 wordt vastgehouden binnen het element 52, zodat de inrichting 1 15 gedurende de betrekkelijk korte tijdsperiode noodzakelijk voor het hechten van de banen kan werken.

Als weergegeven in de fig. 1 en 7 wordt een in hoofdzaak gelijkmatig vullichaam 57 (fig. 7) uit fijngesneden tabak toegevoerd aan het bovenste deel 59 van elke transportband 40 op een laad-20 station 56 geplaatst boven de plaat 45 °P een punt direct bovenstro oms van het begin van de plaat 46.

De vullichamen 57 zijn in hoofdzaak gelijk aan elkaar en hechten op het ondervlak van het onderste deel van de betreffende zuigtransportbanden 58 en 59 > die een deel vormen van de toevoer-25 eenheid 3 en zich uitstrekken buiten laatstgenoemde en boven de tafel 44.

De banden 58 en 59 zijn naar beneden hellend geplaatst en elk aangebracht om een onderste schijf 60 die op het laadstation 56 is geplaatst en een bovenste schijf 61. De twee schijven 60 zijn 30 coaxiaal geplaatst terwijl de twee schijven 61 zijn verplaatst omdat de band 59 langer is dan de band 58.

De twee vullichamen 57 worden in aanraking gehouden met de betreffende banden 58 en 59. onder invloed van gecomprimeerde lucht stromende vanaf de onderzijde naar boven door de perforaties 35 62 (fig. 7) aangebracht in de banden 58 en 59. De afmetingen van de dwarsdoorsnede van elk vullichaam zijn nauwkeurig bepaald (fig. 7) in zijdelingse richting door twee zijdelingse wanden 63, waartussen zich het onderste deel van elk band 58 en 59 uitstrekt, en daaronder door een paar bij snij schijven 64, die zijn uitgevoerd om het onder-40 vlak van het vullichaam 57 bij te snijden, 800 2 7 22 7 • 4

Als weergegeven in de fig. 9 en 10 is elke bijsnijschijf 64 uitwendig begrensd door een afgeknot kegelvormig oppervlak 65 met een snijrand 66 langs de grootste basis ervan. De twee schijven 64, die elk vullichaam 57 bewerken zijn met hun snijranden 66 tangentiaal 5 ten opzichte van elkaar geplaatst, en met hun afgeknot kegelvormige oppervlakken 5^ in een stand die tangentiaal is langs één van hun beschrijvende lijnen naar het onderoppervlak van het betreffende vullichaam 57 en zijn gespied op de betreffende in tegengestelde richting roterende assen 67 die hellend naar elkaar in naar beneden-10 waartse richting zijn geplaatst.

Met het oog op het voorgaande wordt opgemerkt dat de afgeknot kegelvormige vorm van de schijven 64 en hun hellende stand het mogelijk maken dat de banden 58 es 59 niet alleen dichtbij elkaar kunnen worden geplaatst maar ook naast elkaar.

15 Ben overeenkomstige uitvoering is niet mogelijk als vlakke of horizontale bij snij schijven zouden worden gebruikt omdat in een dergelijk geval één van de bijsnijschijven van elk vullichaam 57 ook het andere •vullichaam 57 zou beïnvloeden, waardoor dit wordt getwist.

20 Volgens een andere uitvoering, die niet is weergegeven, maakt de hellende stand van de twee schijven 64 het ook mogelijk een enkele zuigtransportband van dubbele breedte te gebruiken, die zo is uitgevoerd dat hij beide vullichamen 57 kan ondersteunen in zeer nabij elkaar liggende standen.

25 Als weergegeven in fig. 8 worden de twee vullichamen 57 gevormd vanuit een voorraad (niet weergegeven) gefermenteerde en fijngesneden tabak die in een inlaathopper 68 wordt toegevoerd en vandaar wordt gevoerd naar een verdeelinrichting 69 die een deel vormt van de toevoereenheid 3· De verdeeleenheid 69 omvat een in hoofdzaak 30 horizontaal kanaal 70» dat zich uitstrekt vanaf een onderste opening in de hopper 68 en inwendig een kaardeenheid 71 omvat bestaande uit twee boven elkaar geplaatste kaardrollen 72 en 75 die in dezelfde richting kunnen roteren om een horizontale hartlijn, en een afvoerrol 74» die tangentieel is geplaatst ten opzichte van de rol 35 75 en roteert in de tegengestelde richting hiermede.

De rol 74 kan de tabak die hecht op de rol 73 afnemen en deze langs het kanaal 70 drukken naar een drijfrol 75 die horizontaal en in dwarsrichting binnen het kanaal 70 is geplaatst opdat einde ervan op afstand van het einde verbonden met de hopper 68. Bij de 40 rol 75 is het kanaal 70 verdeeld in twee gelijke delen door een ann 2 7 22 8 verticale wand 76 loodrecht op de hartlijn van de rol 75 en staat in verbinding met het onderste einde van twee gelijke kanalen 77 en 78, die zich naar boven uitstrekken van tegenover elkaar liggende zijden van de wand 76 en V-vormig ten opzichte van elkaar zijn ge-5 plaatst. Be kanalen 77 en 78 worden doorstroomd door stijgend stromen gecomprimeerde lucht vanaf een toevoer (niet weergegeven) en worden aan hun boveneinden gesloten door het onderste deel van de zuigtransportbanden respectievelijk 58 en 59*

Tijdens de werking wordt gefermenteerde en fijngesneden tabak 10 uit de hopper 68 genomen door kaardrollen 72 en 75 en toegevoerd door de afneemrol 74 door een kanaal 70 voor het vormen op de basis daarvan van een gelijkmatige laag, die in langsrichting wordt verdeeld in twee gelijke delen door de wand 76. Elk van de delen wordt dan in het betreffende kanaal 77» 78 gedrukt door de druk-15 cilinder 75 en wordt toegevoerd op de betreffende zuigtransportband 58, 59 voor het vormen van het betreffende vullichaam 57· Dit lichaam wordt toegevoerd door de betreffende transportband 58, 59 naar het laadstation 56, waarvan het wordt losgemaakt door de betreffende strook 36.

20 Dit laatstgenoemde loopt langs de plaat 45 en keert om onder de plaat 46 om het betreffende vullichaam uit tabak 57 te omwikkelen voor het vormen van een continue sigarettenstang met in hoofdzaak cilindrische vorm, welke stang dan door snijmiddelen, niet weergegeven, wordt gesneden voor het vormen van afzonderlijke sigaretten. 25 De uitvoering weergegeven in fig. 9 heeft betrekking op een ver-deelinrichting 79» die veel gelijkt op de verdeelinrichting 69, maar daarvan verschilt doordat hij een kaardeenheid 80 bezit omvattende slechts twee tegen elkaar in roterende horizontale kaardrollen 81 en 82, en doordat de basiswand van het kanaal 70, waarop de tabak jq wordt toegevoerd door de kaardeenheid 80 wordt gevormd door het bovenste deel van een transportband 83» die eindloos is geleid om twee rollen 84 en 85 en die de tabak die de kaardeenheid 80 verlaat toevoert aan de drijfrol 75·

Be uitvoering weergegeven in fig. 10 heeft betrekking op een 55 verdeelinrichting 86 die in hoge mate overeenkomt met de verdeelinrichting 79» maar daarvan verschilt doordat de twee kanalen 77 en 78 verticaal evenwijdig met elkaar zijn geplaatst in verplaatste standen in plaats van te zijn geplaatst in de vorm Y. Bovendien is in tegenstelling tot de verdeelinrichting 79 de transporteur 83 40 volgens fig. 9 vervangen in de verdeelinrichting 86 door twee af- 800 2 7 22 * 40 9 zonderlijke transporteurs 87 en 88 van verschillende lengte, die om betreffende rollen 84 en 85 zijn geplaatst en eindigen onder betreffende drijfrollen 89 en 90» die zijn geplaatst op het ondereinde van de kanal en. respectievelijk 77 en 78.

Uit fig. 10 is duidelijk dat door het variëren van de lengte Van de transporteurs 87 en 88 het mogelijk is de afstand te variëren tussen de kanalen 77 en 78 en dus de afstand tussen de zuigtransport-banden 58 en 59· Door middel van de verdeelinrichting 86 is het daardoor mogelijk een inrichting te verschaffen waarin sigaretten-stangen worden gevormd in naast elkaar liggende standen of in standen geplaatst aan dezelfde zijde van de inrichting maar op een relatieve afstand van elkaar, of op tafels, die zijn geplaatst aan tegenover elkaar liggende zijden van de inrichting.

A Λ Λ O "t

Claims (8)

1. Werkwijze voor het gelijktijdig vervaardigen van twee continue sigarettenstangen, met het kenmerk, dat de werkwijze omvat twee gelijktijdige opeenvolging van trappen de eerste 5 voor het vormen van twee gelijke stroken (36) uit papier uitgaande van een enkele continue haan (7), en de tweede voor het vormen van twee in hoofdzaak gelijkmatige en gelijke vullichamen (57) van fijngesneden tahak uitgaande van een enkele inlaathopper (68); welke eerste opeenvolging de volgende stappen omvat: 10 het toevoeren van de continue papierbaan (7) langs een bepaalde baan naar een snij stand (33); het aanbrengen van gelijke grafische tekens op de baan bovenstrooms van de snijplaats (33) aan elke zijde van de langshartlijnen door de baan (7); het in langsrichting snijden van de baan op de snijplaats (33) in twee gelijke stroken (36); het 15 toevoeren van de twee stroken (36) langs afzonderlijke banen door respectieve laadplaatsen (56) waar een betreffend vullichaam (57) uit fijngesneden tabak wordt toegevoerd aan elk van genoemde stroken (36); en het keren van tegenover elkaar liggende zijranden van elk van de stroken (36) naar elkaar en het vervolgens verbinden met 20 elkaar; en de tweede opeenvolging de volgende stappen omvat: het afvoeren van fijngesneden tabak vanaf de hopper (68) op zodanige wijze dat een continue in hoofdzaak gelijkmatige stroom tabak wordt verschaft; het verdelen van de stroom in twee in hoofdzaak gelijke stromen; het toevoeren van elk van de twee stromen tot onder een 25 betreffende zuigtransportband (58-59) voor het vormen van genoemde twee gelijkmatige vullichamen (57) uit fijngesneden tabak; en het toevoeren van de twee vullichamen aan de betreffende laadplaatsen (56).

, 2. Inrichting voor het tegelijkertijd vervaardigen van twee 30 continue sigarettenstangen met de werkwijze volgens conclusie 1 omvattende een papiertoevoerinrichting die papier in de vorm van een baan kan toevoeren langs een eerste bepaalde baan en een inrichting voor het vormen van een in hoofdzaak gelijkmatige laag uit fijngesneden tabak en voor het toevoeren van deze laag langs een tweede 35 bepaalde baan, welke eerste en tweede banen elkaar snijden op een plaats voor het brengen van de laag tabak op het papier in de vorm van een baan, met het kenmerk, dat de papiertoevoerinrichting in combinatie een snijinrichting (33) omvat geplaatst in de eerste baan om de baan (7) te snijden langs de langshartlijn 40 ervan in twee gelijke stroken (36); drukmiddelen (13-26) die in de 800 2 7 22 eerste "baan zijn geplaatst bovenstrooms van de snijeenheid (33) voor het aanbrengen van gelijke grafische merktekens op de baan (7) aan elke zijde van de langshartlijn; toevoermiddelen (40—9) voor het toevoeren van de baan (7) aan de snijeenheid (33) door middel van 5 de drukmiddelen (13-26) en voor het toevoeren van de stroken (36) afzonderlijk door de laadplaats (56); en waarbij de laag tabak twee in hoofdzaak uniforme gelijke vullichamen (57) uit fijngesneden tabak omvat, waarbij de vorm en toevoerinrichting (3) in combinatie omvat een inlaathopper (68) voor fijngesneden tabak, twee zuig-10 transportbanden (58-59) waarvan elk is uitgevoerd voor het ondersteunen van een betreffend vullichaam (57) en om dit toe te voeren aan de betreffende strook (36) op de laadplaats (56), en verdeel-middelen (69-79) voor het afvoeren van de fijngesneden tabak vanaf de hopper (68), het verdelen ervan in twee gelijke stromen en het 15 continue toevoeren van deze twee stromen elk aan de onderzijde van de betreffende zuigtransportband (58-59); bijsnijmiddelen (64) die geplaatst zijn onder elk van de zuigtransportbanden om de dikte van de vullichamen te regelen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 20 dat de bijsnijmiddelen voor elk van de zuigtransportbanden (58-59) een paar schijven (64) omvat waarvan elk een uitwendig afgeknot kegelvormig oppervlak (65) bezit voorzien van een snijrand (66) aan zijn grootste basis; welke twee schijven (64) zijn geplaatst met hun snijranden (66) in een tangentiële stand met elkaar en 25 roterend zijn aangebracht om assen (67) die naar beneden naar elkaar hellen, waarbij de twee afgeknot kegelvormige oppervlakken 665) beide tangentiaal zijn met het onderoppervlak van het betreffende vullichaam (57) langs één van de beschrijvende lijnen ervan.

4« Inrichting volgens conclusie 2 of 3> m e t het ken-30 merk, dat de verdeelmiddelen een eerste kanaal (70) omvatten dat zich uitstrekt van da hopper (68), een kaardeenheid (71-80) voor het vormen van een stroom fijngesneden tabak langs het kanaal, een wand (76) die binnen het kanaal (70) is geplaatst om de stroom te verdelen in in hoofdzaak twee gelijke stromen, en twee tweede 35 kanalen (77-78) die naar boven zijn gericht; waarbij elk van de twee tweede kanalen (77-78) zijn uitgevoerd voor het opnemen van één van genoemde twee stromen en eindigen onder een betreffende zuigtransportband (58-59).

5. Inrichting volgens conclusie 4» met het kenmerk, 40 dat twee tweede kanalen (77-78) naast elkaar zijn geplaatst in de ann 0 7 99 \ vorm van een Y met de top naar beneden gericht.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5> m e t het kenmerk, dat de onderwand van het eerste kanaal (70) ten minste gedeeltelijk wordt gevormd door het bovenste deel van een eindloze transporteur (85).

7. Inrichting volgens conclusie 4» met het kenmerk, dat de twee tweede kanalen (77-78) verplaatst ten opzichte van elkaar zijn aangebracht op verschillende afstanden vanaf de kaard eenheid (80).

8. Inrichting volgens conclusie 7»met het kenmerk, dat de onderwand van het eerste kanaal (70) ten minste gedeeltelijk wordt gevormd door de bovenste naast elkaar liggende delen van twee eindloze transporteurs (77-78) die een gelijke breedte maar een verschillende lengte bezitten. 800 2 7 22