NL7908166A - Werkwijze en inrichting voor het automatisch omramen van een van randkerven voorziene omkeerfilm. - Google Patents

Description

* ψ

Titel : Werkwijze en inrichting voor het automatisch omramen van een van randkerven voorziene omkeer film.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het automatisch omramen van een van randkerven voorziene omkeerfilm, evenals op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

5 Het is gebruikelijk om bij fotografische films (in het bijzonder bij kleinbeeld-en instamaticfilms) de randen van de film van inkervingen te voorzien, die bij de geautomatiseerde verdere verwerking van de film als informatiedrager dienen. Zo worden bijvoorbeeld de negatie-10 ve kleuren-of zwart-wit-films in kleinbeeld-of pocketformaat zodanig aan de rand ingekerfd, dat per copieerbaar negatief een randkerf in een vastgelegde positie verschijnt. Sterk overbelichte of onderbelichte respectievelijk volledig onderbelichte plaatsen verkrijgen geen kerven.· Bij het 15 doorlopen van de ’’printer” wordt de film door middel van wrijvingsaandrijving door het beeldvenster van het apparaat bewogen waarbij de rand vein de film mechanisch of optisch wordt afgetast. Bij het aanwezig zijn van een kerf wordt de aandrijving stopgezet. Het negatief, dat bij deze kerf be-20 hoort, bevindt zich dan in de juiste positie voor het vervaardigen van een kopie. Daar de te sterk over-of onderbelichte gedeelten van de film niet worden gekerfd, loopt in deze gevallen de voeding automatisch zo ver door, totdat opnieuw een voor de verwerking geschikt negatief in het beeld-25 venster van de "printer” komt.

Deze tot de stand van de techniek behorende werkwijze kan ook worden toegepast voor het verwerken van omkeer- 790 8 1 66 2 « films. Kerfautomaten, die de omkeerfilm elektrisch-optisch aftasten en overeenkomstig het dichtheidsverloop van een randkerf voorzien, zijn reeds bekend. Het verder verwerken van de gekerfde omkeerfilm gebeurt ofwel zodanig, dat de 5 film in afzonderlijke' ëtukken wordt gesneden van bijvoorbeeld vijf beelden en in deze vorm aan de kliënt wordt teruggezonden, of hij wordt, meestal automatisch, in de omkeerinstallatie meteen in diaraampjes omraamd welke voor" het vertonen gereed zijn.

10 Het doel van de uitvinding is het zodanig benutten van.de randkerven van de film voor de automatische dia-omraming, dat het waarnemen van de wisselende beeld-afstanden bij de omramingsbewerking kan vervallen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt bij 15 een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort, doordat de omkeerfilm door middel van de randkerven wordt getransporteerd. Een voordelige uitvoeringsvorm van de werkwijze bestaat daaruit, dat de omkeerfilm slechts bij een voorafbepaald afstandsbereik van de randkerven wordt getranspor-20 teerd.

De met de uitvinding bereikbare voordelen bestaan daaruit, dat de vereffening van de beeldstreepafstanden voor de schakelstap van de omramingsmachine door het aftasten van de kerf automatisch plaatsvindt, zodat de snelheid van de 25 omramingsbewerking en de betrouwbaarheid kunnen worden verhoogd.

Voor de uitvoering van deze werkwijze wordt een inrichting voorgesteld, die gekenmerkt wordt door de in conclusie 3 opgenomen kenmerken. Verdere uitwerkingen van de 30 inrichting volgens de uitvinding zijn in de daaropvolgende conclusies beschreven.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van enkele uitvoerings-voorbeelden.

35 Figuur 1 toont een schematische afbeelding van een filmtransportmechanisme.

Figuur 2 toont de transportgrijper buiten ingrijping.

Figuur 3 toont de transportgrijper in ingrijping met * een randkerf.

790 8 1 66 * 3

Figuur 4 toont liet bovenaanzicht op een gekerfde film met normale beeldafstand.

Figuur 5 toont bet bovenaanzicht op een gekerfde film met een kleinere beeldafstand dan normaal.

5 Figuur 6 toont het bovenaanzicht op een film met een grotere beeldafstand dan normaal.

Figuur 7 toont in een diagram de instelling van de' schakelstand voor de schakelaars 10 en 12 bij de bewegings-cyclus van het filmtransport.

10 Volgens de tekening draait de nokkenschijf 1 in de richting van de pijl 2 voor de aandrijving van het filmtrans-port en brengt daardoor de haakse hefboom 3 in ©en heen-en weerzwenkende beweging. De vorm van de nokcurve is zodanig gekozen, dat het punt 4 van de haakse hefboom 3 bij 15 het omramen van een kleinbeeld film een afstand aflegt van 40 mm. De beweging van het punt 4 wordt via een beweegbaar verbindingselement 5 overgedragen op de filmtransportslede 6, welke over een niet nader weergegeven glijgeleiding recht-lijnig heen en weer glijdt en daarbij eveneens een slag 20 van 40 mm uitvoert. Op de filmtransportslede 6 zit de trans-portgrijper 7· Hij is zwenkbaar gelegerd om de as 8. Met deze as 8 is star verbonden een hefboomsarm 9, die de beweging van de transportgrijper 7 meemaakt en daarbij de schakelaar 10 bedient, welke star met de slede is verbonden.

25 Op dezelfde as als de nokkenschijf 1 zit een stuurschijf 11, die de schakelaar 12 bedient. De schakelaars 10 en 12 zijn parallel geschakeld en bedienen een elektromagnetische koppeling 13.

De trekveer 14 trekt de transportgrijper 7 in de 30 randkerf 19 van de film, maar heeft echter een zodanige veerkracht, dat bij een achterwaartse beweging van de filmtransportslede 6 in de pijlrichting 15 de transportgrijper 7 uit de randkerf 19 glijdt en, zoals in figuur 2 is weergegeven, over de ongekerfde rand 16 van de film wegglijdt, totdat hij 35 als gevolg.van de veerkracht bij de beëindiging van de achterwaartse slag opnieuw in de volgende randkerf 19 (figuur 3) invalt. Bij het begin van een nieuwe transportslag t in de pijlrichting 17 ligt de voorkant van.de transportgrij-per 7 tegen de flank 18 van de randkerf 19 aan en verschuift 790 8 1 66 * 4 daardoor de film 20 in de pijlrichting 21. Het draaipunt 8 van de transportgrijper 7 is zodanig gekozen, dat door de aandrijfkracht een naar binnen in de randkerf 19 werkende veerkrachtcomponent wordt verkregen, die juist groot genoeg 5 is, om de transportgri'jper 7 bij de normale transportweer-stand in de randkerf te houden. Bij een grotere transport-weerstand kan echter de voorkant van de^jtransportgri jper 7 langs de flank 18 van de randkerf 19 wegglijden en dan zonder verder transport van de film de transportslag van de 10 filmtransportslede 6 tot het einde toe uitvoeren.

De stuurschijf 11 is zodanig ingesteld, dat deze de schakelaar 12 sluit tijdens de volledige teruggaande slag (richting 15 van de haakse hefboom 3), zodat de magneetkoppeling 13 geaktiveerd blijft. Deze koppeling vormt de ver-15 binding tussen een niet-weergegeven aandrijfmotor en de nokkenschijf 1, De stuurschijf 11 is verder zodanig uitgevoerd, dat deze de schakelaar 12 ook dan nog gesloten houdt, wanneer de draairichtingsomkering van de filmtransportslede 6 (overgang van de richting 15 naar de richting 17) reeds 20 heeft plaatsgevonden en de filmtransportslede 6 zich opnieuw 4 mm in de transportrichting 17 heeft bewogen. Bij het verdere bewegen in deze richting laat nu de stuurschijf 11 de schakelaar 12 openen. Of de magneetkoppeling 13 de aandrijving en daarmede de verbinding tussen de motor en de 25 nokkenschijf 11 al of niet onderbreekt, hangt er vanaf, of de transportgrijper 7 zich in een randkerf bevindt en daardoor de als opener werkende schakelaar onbedient, dus gesloten is.. Slechts dan blijft de magneetkoppeling 13 verder geaktiveerd en wordt de normale transportslag voor de film 30 20 uitgevoerd. Wanneer de transportgrijper 7 echter in een stand is, zoals in figuur 2 is weergegeven, dan wordt via de hefboomsarm 9 de schakelaar 10 geopend en de transportbe-werking wordt onderbroken.

In de figuren 4, 5 en 6 zijn enkele karakteristieke 35 gevallen weergegeven. In figuur 4 bedraagt de afstand tussen twee beelden, bijvoorbeeld gedemonstreerd bij een kleinbeeld film, precies 38 mm. Dit komt overeen met de genormaliseerde beeldafstand. De transportgrijper 7 beschrijft zijn vastgelegde slag van 40 mm. Daarbij glijdt de transportgrij- 790 8 1 66 5 « per 7 i*1 ie weergegeven stand 7* eerst over de randkerf 19 weg en valt dan bij bet bewegen van de transportslede 6 in de richting van de pijl 17 in de randkerf 19» nadat hij allereerst een vrije slag van 2 mm heeft uitgevoerd. Na 5 een volgende 2 mm weg valt de door de stuurschijf 11 bediende schakelaar 12 uit. De transportbewerking wordt echter volledig uitgevoerd, daar de schakelaar 10 de magneetkoppeling 13 geaktiveerd houdt.

In figuur 5 zijn enkele dichtbij elkaar liggende 10 beelden weergegeven, die een afstand hebben van 36 min.

Deze foto's kunnen nog onberispelijk worden omraamd, daar hun beeldgedeelten elkaar zeker niet overlappen. Ook hier voert de transportgrijper 7 bij de voorwaartse beweging allereerst een vrije slag uit, in dit geval van 4 mm. Het 15 transport wordt normaal uitgevoerd, daar de schakelaar 12 op hetzelfde moment uitschakelt als de schakelaar 10 sluit. Vanneer de afstand tussen de beide beelden kleiner zou zijn dan 36 mm, dan zou bij het uitschakelen van de schake- — ----- laar 12 de schakelaar 10 nog- niet gesloten zijn en zal 20 het transport worden onderbroken.

Figuur 6 toont een film met een grote beeldafstand.

De beelden liggen 40 mm uit elkaar, dat wil zeggen 2 mm meer dan de normale schakelafstand. Hier valt de beëindiging van de transportslag van de transportgrijper 7 nog juist in 25 de volgende randkerf, daar de gefixeerde slag van het transportmechanisme eveneens 40 mm bedraagt. Bij het uitschakelen van de schakelaar 12 na de 4 mm slag is de transportgrijper 7 in de ingevallen stand, dat wil zeggen dat de schakelaar TO is gesloten, en de transportslag wordt volledig uitge-30 voerd. Vanneer de afstand tussen de beide beelden groter zou zijn dan 40 mm, dan zou de transportgrijper 7 niet in de randkerf 19 kunnen invallen. Ook zou de schakelaar 12 van de transportgrijper 7 in <3n stand volgens figuur 2 zijn uitgeschakeld en de schakelaar 10 zou open zijn, dat wil zeggen 35 dat het transport zou zijn onderbroken.

De schakelstanden van de schakelaars 10 en 12 zijn in figuur 7 in afhankelijkheid weergegeven van de transportslede stand, waarbij het gearceerde gebied van de schakelaar » 10 het gebied vormt, waarin bij een afwijking van de afstand 790 8 1 66 ήτ 6 van de randkerven van de normale afstand nog het transport plaatsvindt.

De eindstand van de transportgrijper 7 bevindt zich op de vastgelegde afstand tussen "a" (figuren 4, 5» 6) van 5 het snijstation van de omramingsmachine. Wanneer de automatische kerfautomaat zodanig is ingesteld, dat de randkerf zich nauwkeurig in het midden van een beeld bevindt, dan bédraagt deze af stand:' "a" nauwkeurig 19 mm = de helft van de normale afstand van 38 mm bij kleinbeeld films. Daar 10 deze afstand "a" een in de omramingsmachine vastingestelde waarde is, wordt elke dia onafhankelijk van de afstand tot het volgende beeld in de eindstand van de transportgrijper 7 nauwkeurig tot aan de beeldrand afgesneden. Dit betekent, dat bij het automatische bedrijf van de omramingsmachine 15 geën beeldcorrectie met de hand behoeft te worden uitgevoerd, zolang de beeldstreep-verschillen niet groter zijn dan + 2 mm. Uit ervaring blijkt dat met deze beeldstreepvër-schillen, dat wil zeggen met deze lengtevariaties van de afzonderlijke dia's, een automatische omramingsmachine bij 20 een geschikt omramingsstelsel nog bedrijfszeker kan werken. Grotere beeldstreepverschillen betekenen* automatisch het onderbreken van de omramingsbewerking, daar wanneer de beeldafstand kleiner is dan 36 mm, overlappen de beide beelden elkaar, terwijl moet worden beslist, of het ene 25 beeld moet worden omraamd en de rest van het andere beeld moet worden afgesneden, of dat de beide overlapte foto's uit de film moeten worden genomen. Wanneer de beeldstreepafstand groter is dan 40 mm is er geen omraming meer mogelijk, daar dan het stuk film te lang is en geen plaats meer heeft 30 in het filmbed van het raam. Daar de meeste beeldstreepverschillen in het gebied van + 2 mm liggen, kan met de betreffende inrichting de omramingsmachine bij .het grootste deel van allé films automatisch werken.

790 8 1 66

Claims (7)

1. Werkwijze voor het automatisch omramen van een van randkerven voorziene omkeerfilm, met het kenmerk, dat de omkeerfilm door middel van de randkerven wordt getrans- • X porteerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de omkeerfilm slechts bij een voorafbepaald afstandsge-bied van de randkerven wordt getransporteerd.

3· Inrichting voor het automatisch omramen van een van randkerven voorziene omkeerfilm volgens de werkwijze 10 van conclusie 1 of 2, gekenmerkt door een filmtransport-inrichting met een transportgrijper (7) en twee onafhankelijk van elkaar op een aandrijving inwerkende schakelaars (10,12), waarvan de ene schakelaar (12) in afhankelijkheid van het transport en de andere schakelaar (10) door de 15 transportgrijper (7) bedienbaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 3* met het kenmerk, dat de filmtransportinrichting een door een nokkenschijf (1) verzwenkbare haakse hefboom (3) heeft, waaraan een transportslede (6) scharnierend is bevestigd, aan welke. 20 slede de om een as (8) verzwenkbare transportgrijper (7) en de schakelaar (l0) zijn aangebracht. '

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat met de as (8) een met een trekveer (l4) verbonden hef-boomsarm (9) star is verbonden.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5» met het kenmerk, dat op de as van de nokkenschijf (l) een door de schakelaar (12) bedienbare stuurschijf (11) is aangebracht.

7· Inrichting'volgens één van de conclusies 3 tot 5» met het kenmerk, dat tussen de aandrijving en de nokken-30 schijf (1) een door de parallel geschakelde schakelaars (10 en 12) bedienbare elektrische koppeling (13) is aangebracht . 790 8 1 66