NL7906092A - Raamklink. - Google Patents

Description

* • t YOSHIDA KOGYO K.K., Tokyo, Japan Raamklink

De uitvinding heeft betrekking pp een raamklink voor vergrendelende werking tussen een paar van eerste en tweede bij elkaar behorende raamstijlen.

Een bekende raamklink omvat een haak vorm ge nbkh ouder 5 die is gemonteerd op de ene van de bij elkaar komende raamstijlen, en een grendelnok die draaibaar is gemonteerd op de andere stijl voor vergrendelende samenwerking met de nokhouder. Indien geprobeerd wordt om de ramen te sluiten met de grendelnok pp onbedoelde wijze in zijn grendelstand, botst de grendelnok tegen de nokhouder, hetgeen tot gevolg 10 heeft dat de grendelnok, de nokhouder of beide kunnen worden vervormd, en de bij elkaar behorende stijlen kunnen worden beschadigd. Een juiste grendelwerking kan dan niet meer worden bereikt.

In dien de raamklink op werkzame wijze is verbonden met middelen voor het verschuiven van de schuiframen loodrecht pp de vlakken 15 tegen het raamframe voor een toe genomen mate van afdichting daartussen, omvat de grendelnok een aandrijfas met vierkantige dwarsdoorsnede die zich bevindt in een complementair gat van een mechanisme voor het omzetten van een roterende beweging van de aandrijfas in een rechtlijnige beweging die moet worden overgebracht op de s chui fmi ddelen. Indien het 20 omzetmechanisme eenmaal in een stijl is geplaatst, is het moeilijk om door alleen maar te kijken naar het complementaire gat zich er van te vergewissen of het mechanisme zich in de beginstand bevindt voordat de grendelnok wordt vast ge zet pp de bijbehorende stijl. Het is daarom tijdrovend om het omzetmechanisme in de juiste stand met de s chui fmi ddelen 25 te verbinden.

•Volpns de uitvinding is dit probleem opgeheven, doordat een roteerbare grendelnok een aandrijfas heeft met een niet-cirkel-vormige dwarsdoorsnede die samenwerkt met een krukplaat waarmede pp werkzame wijze een schuifplaat is gekoppeld die beweegbaar is langs een rechte 7906092 9 2

V

·ψ κ lijn in responsie op de rotatie van de nok, De schuilplaat heeft een groef die zich uitstrekt in de bewegingsrichting van de schuifplaat, en een uitsparing die geopend is naar de groef. Een basisplaat waardoorheen de aandrijfas zich uitstrekt, heeft een groef die in dwars-5 richting loopt van de groef in de zijplaat, Een gren deltas ter is schuifbaar in de groefqagesteld en heeft een grendelflens die zich in de groef uitstrekt. De grendeltaster wordt normaal door veerkrachtige middelen belast teneinde tot gevolg .te hebben dat de grendelflens zich in de uitsparing in de zijplaat bevindt. Een beweging van de zijplaat 10 en rotatie van de grendelnok worden voorkomen door samenwerking van de grendelflens met een schouder die door de uitsparing wordt begrensd.

De grendelnok wordt toegestaan .te bewegen indien de grendeltaster samenwerkt met en wordt gedrukt door de stijl van een aangrenzend gesloten schuifraam teneinde de grendelflens toe te staan uit de uitsparing in de 15 groef te bewegen. De zijplaat heeft nog een uitsparing die opent naar de groef voor het ontvangen van de grendelflens indien hij geheel is teruggedrukt teneinde de beginstand van de schuifplaat te bepalen ten opzichte van de basisplaat, waardoor slechts een correcte bevestiging van de grendelnok wordt mogelijk gemaakt.

20 Het is een oogmerk van de uitvinding om een raamklink te leveren die middelen heeft om de aandrijving van de grendelnok te voorkomen totdat de schuiframen geheel zijn gesloten.

Een ander oogmerk van de uitvinding is het leveren van een raamklink die middelen heeft voor het bepalen van de beginstand van 25 een zijplaat die moet worden gekoppeld met middelen voor het verschuiven van een paar ramen loodrecht op de vlakken daarvan tegen het raamframe voor het beter afdichten tussen de ramen en het frame.

De uitvinding zal hieronder nader worden toe ge licht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een klink volgens 30 de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont: fig. 1 een vooraanzicht van een raamstelsel waarop een klink volgens de uitvinding is bevestigd, fig. 2 qp grotere schaal een vooraanzicht van de klink die samenwerkt met raamverschuivingsmiddelen, 35 fig. 3 in perspectief een gedeeltelijk uit elkaar ge- 790 60 92 * ' Λ 3 trokken aanzicht van de klink, fig. b in perspectief een geheel uit elkaar getrokken aanzicht van de klink, lig. 5 cp grotere schaal een horizontale doorsnede van 5 een paar van hij elkaar behorende raamstijlen, fig. 6 hetzelfde als in fig. 5 doch van een grendeltas ter die samenwerkt met een van de bij elkaar behorende stijlen, de fig. 7-9 vooraan zi dit en van het inwendige van de klink, vaarbij drie functionele standen van de grendeltaster zijn weer-10 gegeven, en fig. 10 een horizontale doorsnecfevan een paar bij elkaar behorende stijlen volgens een bekende uitvoeringsvorm van de klink.

In fig. 1 is een klink 10 weergegeven die is aangebracht V op een raamstelsel 11 dat een frame 12 omvat dat moet worden gemonteerd in de opening van een gebouw, en een paar schuiframen 13 en 1U die worden omringd door en horizontaal beweegbaar zijn in het frame 12. De schuiframen 13 en it bezitten een paar van verticale bij elkaar behorende stijlen 15 respectievelijk 16 (fig. 5 en 6), Indien de schuiframen 20 13 en 1^ zich in de gesloten stand bevinden, worden de bij elkaar be horende stijlen 15 en 16 in horizontale richting in êên lijn of samenvalling met elkaar gehouden. Elk van de bij “elkaar behorende stijlen 15 en 16 bestaattij voorkeur uit een hol extrusiestuk van aluminium.

De klink 10 is op werkzame wijze gekoppeld met een paar 25 van bovenste en onderste raamschuifin rich tin gen 17 en 18 die zich be vinden in de stijl 16. De bovenste en onderste raamschuifinrichtingen 17 en 18 zijn met de klink 10 verbonden door een paar van bovenste en onderste verticale stangen 19 respectievelijk 20. Indien de klink 10 wordt bediend voor het vergrendelen van de schuiframen 13 en 1U in de 30 gesloten stand, werken de bovenste en onderste raamschuifinrichtingen 17 en 18 loodrecht op een paar van boenste en onderste reagerende vinnen of platen 21 of 22 (fig. 2) pp het raamframe 12 teneinde de ramen 13 en 1U loodrecht op hun vlakken te verplaatsen, zodat de ramen 13 en lU tegen het frame 12 worden gedrukt voor een betere afdichting daartussen.

35 Zoals in de fig. 3 en ^ is weergegeven omva-t de klink 79 0 6 0 92 » U .

' 9 1+ 10 een grendelnokstelsel 23 met een grendelnokeenheid 2k die is ongesteld op een eindvlak van de verticale stijl 16, en een stuurmechanisme 25 dat zich bevindt in het inwendige van de verticale stijl 16, De grendelnok-eenheid 2k heeft een montagestuk 26 dat aan de stijl 16 is "bevestigd, 5 terwijl een grendelnok 27 draaibaar op het montage stuk 26 is bevestigd en een halve maan-vormig nokuitsteeksel 28 bezit en een handgreep 29 die is bevestigd aan de grendelnok 27 en een aandrijfas 30 met niet-cirkelvormige dwarsdoorsnede, in het weergegeven geval een vierkante dwarsdoorsnede.

Het stuurmechanisme 25 omvat in hoofdzaak een vaste eenheid 31 die vast T) is gemonteerd op de stijl 16, en een beweegbare eenheid 32 die in verti cale richting beweegbaar is in de stijl 16 in responsie op het draaien van de aandrijfas 30.

De vaste eenheid 31 (fig. 1+) omvat een langwerpige basisplaat of kas.t 33, bij voorkeur van kunsthars, een bevestigingsdek-"5 plaat 3*+ die ligt boven de basisplaat 33, en een geleidingsplaat 35 die onder de basisplaat 33 ligt. De basisplaat 33, de dekplaat 3*+, en de ge-leidingsplaat 35 helden cirkelvorm ge respectieve openingen 36-38 die in samenvalling-met elkaar worden gehouden. De aandrijfas 30 loopt met speling door de cirkelvormige openingen 36-38. De basisplaat 33 heeft 20 een ringvormige flens 39 die daarvan uitsteekt en in omhullende ver houding tot de cirkelvormige opening 36 is opgesteld, waarbij een ringvormige lagerflens 39 in de opening 37 in de dekselplaat 3*+ past. De geleidingsplaat 35 heeft een gelei dings gat 1+0 met een semi-cirkelvormige gelei dings rand 1+1 die zich uit strekt rond de cirkel vormige opening 38.

25 Tussen de basisplaat 33 en de ^.eidingsplaat 35 is een lagerschijfplaat 1+1 en een krukplaat 1+2 opgesteld. De schijfplaat 1+1 heeft een coaxiaal cilindrisch uitsteeksel 1+3 en een doorgaand gat 1+1+ van niet-cirkelvormige of vierkante dwarsdoorsnede dat in axiale richting door het cilindrische uitsteeksel 1+3 loopt. Het cilindrische 30 uitsteeksel 1+3 is draaibaar geplaatst in de cirkelvormige opening 36 in de basisplaat 33. De schijfplaat 1+1 is bij voorkeur van kunsthars gemaakt teneinde 'gemakkelijk draaibaar of in hoekrichting beweegbaar te zijn ten opzichte van dé basisplaat 33. Dé drukplaat 1+2 heeft een niet-cirkelvormig of vierkant gat 1+5 dat in axiale richting in een lijn 5 wordt gehouden met het vierkante gat 1+1+ in de schijfplaat 1+1. De kruk- 790 6 0 92 3 5 plaat 42 heeft ook een excentrische pen 46 die uitsteekt in het geleidings-gat 40 in de geleidingsplaat 35. De aandrijfas 30 past schuifbaar in de vierkante gaten 1*4 en 45» zodat de schijfplaat 41 en de krukplaat 42 samen kunnen roteren met de rotatie van de aandrijfas 30. De pen 46 op 5 de krukplaat 42 is dus beweegbaar langs de semi-cirkelvormige geleidings- rand 41, tussen diametraal tegenover elkaar gelegen grenzen over de cirkelvormige opening 38 in responsie op de hoekbeweging van de handgreep 29.

De basisplaat 33 heeft een dwarsgroef 47 die aan een t) zijrand van de basisplaat 33 open is. Een langwerpige grendeltaster 48, bij voorkeur van kunsthars, is schuifbaar in de groef 47 op gesteld. De grendeltaster 48 heeft een taps-tastereinde 49dat zijdelings buiten de ene zijrand van de basisplaat 33 uitsteekt, en een grendelflens 50 die naar beneden uitsteekt (fig, 4) in samenwerking met de beweegbare een-15 heid 33. Een schroeflijnvormige compressieveer 51 is in de dwarsgroef 47 opgesteld en werkt op de grendeltaster 48 teneinde het tapse tastereinde 49 naar buiten uit de basisplaat 33 te drukken.

De beweegbare eenheid 32 omvat een paar van bovenste en onderste langwerpige schuifplaten .52 en 53, een paar van kcppeldélen 20 54 en 55 die elk aan een einde zijn gekoppeld met en zijn geplaatst tussen de schuifplaten 52 en 53 en een onderling passend profiel hebben aan het andere einde voor koppeling aan de respectieve stangen 19 en 20·, en een koppeldeel 56 dat draaibaar tussen de schuilplaten 52 en 53 is gemonteerd. De bovenste weergegeven schuifplaat 52 heeft een langwerpige 25 opening 57 die zich in de lengterichting van de schuifplaat 52 uitstrekt, waarbij de opening 57 een centrale inham 58 bezit die wat de stand betreft correspondeert met het gelei dings gat 40 in de gelei dingsplaat 35.

De onderste schuifplaat 53 heeft een centrale opening 59 die wat de stand betreft correspondeert met de centrale inham 58 in de bovenste schuif-30 plaat 52. Een paar van dwars uitsparingen 60 en 61 is op gesteld op tegen over elkaar gelegen langs randen van de langwerpige opening 57 in de bovenste schuifplaat 52, De uitsparingen 60 en 61 zijn geopend tegenover elkaar in de richting van elkaar en bevinden zich onder de dwarsgroef 47 in de basisplaat 33. Een paar dwarsschouders 62 en 63 wordt door de res-35 pectieve uitsparingen 60 en 61 begrensd. Het koppeldeel 58 is draaibaar 790 60 92 , 6 aan een einde gekoppeld met de bovenste en onderste schuifplaten 52 en 53 en aan het andere einde met de pen k6 op de krukplaat U2.

Elk van de bovenste en onderste schuilplaten 52 en 53 heeft een paar van in lengterichting lopende groeven 6U en 65 die grenzen 5 aan de eindgedeelten daarvan.

De vaste eenheid 31 en de beweegbare eenheid 32 zijn onderling gekoppeld met behulp van een paar pennen 66 en 67 (fig. 7-9)» waarbij de pen 66 'zich uitstrekt door de groeven 6h in de schuifpla-'ten 52 en 53» en door de - gelei dingsplaat 35, de basisplaat 33, en de dek-10 plaat 3¾. De pen 6f loopt door de groeven 65 in de schuilplaten 52 en 53 en door de basisplaat 33 en de dekplaat 3^. De schuifplaten 52 en 53 zijn daardoor in lengterichting beweegbaar ten opzichte van de vaste eenheid 31 over een afstand die wordt bepaald door de lengte van de groeven 6k en 65.

15 Zoals is weergegeven in de ilg. 5 en 6 bezit de klink 10 ook een nokhopder 68 die is bevestigd aan de stijl 15, waarbij de nok-houder 68 een haakvormige tand 69 heeft. De stijl 16 heeft een gat 70 waardoor de grendeltaster ^8 naar buiten van de stijl 16 uitsteekt. De raamschuifinrichtingen 17 en 18 van fig. 2 omvatten een paar van draaibare 20 drukkers 71 en 72 die aandrijfbaar zijn voor samenwerking met de contra^- platen 21 en 22 van het frame 12 in responsie op de verticale beweging van destangen 19 én 20 indien de handgreep 29 wordt gedraaid voor het bewegen van de schuifpla-'ten 52 en 53 in verticale richting. Elk van de raamschuifinrichtingen 17 en 18 bezit een mechanisme 73 zoals een pen 25 en groef voor het omzetten van een rechtlijnige beweging van de stang 19 of 20 in een hoekbeweging van de drukker 71 of 72.

Het grendelnokstelsel 23 is cp de volgende wijze aan de stijl 16 bevestigd: het stuurmechanisme 25 wordt bij het plaatsen in het inwendige van de stijl 16 samengedrukt met de grendeltaster U8 door het 30 gat 70 naar buitenstekend. Het stuurmechanisme 25 wordt aan de stijl 16 vsstgeschroefd. Vervolgens wordt de grendeltaster U8 in de stijl 16 gedrukt tegen de belasting van de veer 51. Indien de beweegbare eenheid 32 buiten een juiste beginstand is opdat moment, is de dwars uitsparing 61 niet in een lijn met de grendeltaster U8, en dus kan de grendeltaster U8 niet ge-35 heel in de stijl 16 worden teruggetrokken. De aandrijfas 30 van de grendel- 790 6 0 92 7 nokeenheid 24 wordt ingestbken door een opening in de stijl 16 in de vierkante gaten 44 en 45 in de krukplaat 42 en de geleidingsplaat 35.

De aandrijfas 30 wordt gedraaid voor het bewegen van de beweegbare eenheid 32 in verticale richting totdat de grendeltaster 48 in een lijn 5 is met en is ontvangen in de dwars uitsparing 61 (fig. 7)» waarna de beweegbare eenheid 32 zich in de juiste beginstand bevindt. Vervolgens worden daétangen 19 en 20 ingesteld teneinde de drukkers 71 en 72 in de niet werkzame standen te plaatsen en worden gekoppeld met de respectieve kqppeldelen 54 en 55. Tenslotte wordt de grendelnokeenheid 24 vast-10 gemaakt aan de stijl 16 met de handgreep 29 in zijn bij voorkeur gekozen beginstand.

Indien de schuiframen 13 en 14 niet in de gesloten stand van fig. 5 zijn, steekt de grendeltaster 48 naar buiten onder de kracht van de veer 51 mat de grendelflens 50 in de uitsparing 60 in de schuif-15 plaat 52 (fig. 8). Elke poging om de handgreep 29 te draaien in een dergelijke onvergrendelde stand van het schuifraam, mislukt omdat de schouder 62 zal samenwerken met de grendelflens 50, zodat de schuif-plaat 52 wordt belet om naar beneden te bewegen. Zo lang de schuiframen 13 en 14 gesloten blijven, kan de handgreep 29 daardoor niet worden ge-20 draaid en het tandvormige nokuitsteeksel 28 wordt teruggehouden uit de botsbaan met de nokhouder 68 en de stijl 15.

Indien de schuiframe-n 13 en 14 geheel gesloten zijn werkt het tastereinde 49 samen met de stijl 15 en de grendeltaster 48 wordt teruggedrukt tegen de belasting van de veer 51 (fig. 6 en 9).

25 Het terugtrekken van de grendeltaster 48 in het inwendige van de stijl 16 heeft tot gevolg dat de grendelflens 50 uit de uitsparing 60 beweegt, waarna de schouder 62 geen hindernis in zijn weg vindt. Met de grendelflens 50 in hoofdzaak in het midden in de opening 57, is de beweegbare eenheid 32 vrij om naar beneden te bewegen in responsie op het aandrijven 30 van de handgreep 29. Vervolgens wordt de handgreep 29 gedraaid voor het in hoekrichting bewegen van de grendelnok 27 totdat het nokuitsteeksel 28 in grendelende samenwerking verschuift met de haak vormige tand 69 van de nokhouder 68.

Binnen het kader van de conclusies vallen ook andere 35 uitvoeringsvormen dan in de tekening zijn weergegeven, 790 6 0 92

Claims (13)

1. Raamklink die werkt tussen een paar van eerste en tweede bij elkaar behorende raamstijlen, met het kenmeik. dat hij bestaat uit: 5 a) een basisplaat die kan worden gemonteerd op de eerste stijl, b) een nckhouder die kan worden bevestigd aan «fe tweede stijl, c) grendelnokmiddelen die roteerbaar kunnen worden ge- 10 monteerd op de eerste stijl voor grendelende samenwerking met de nok- houder, d) een schuilplaat die beweegbaar op de basisplaat is gemonteerd en eerste samenwerkingsmiddelen heeft, e) middelen die werkzaam zijn gekoppeld met de grendel- 15 ndkorganen en de schuilplaat voor het bewegen van de schuilplaat in een eerste richting in responsie op het draaien van de grendelnokmiddelen, en f) grendelmiddelen die zijn ondersteund op de basisplaat en tweede samenwerkingsmiddelen hebben die normaal samenwerken met 2D de eerste samenwerkingsmiddelen voor het beletten van een beweging van de schuilplaat en het draaien van de grendelnokorganen, welke grendel-middelen beweegbaar zijn in een tweede richting dwars op de eerste richting in responsie op de samenwerking daarvan met de tweede stijl voor het toe staan dat de tweede samenwerkingsmiddelen loskomen van de eerste 25 s amenwerking^mi ddelen.

2. Raamklink volgens conclusie 1♦ met het kenmerk. dat de schuilplaat beweegbaar is in de lengterichting van de eerste stijl.

3· Raamklink volgens conclusie 1. met het kenmerk, dat de grendelnokorganen een tandvormig nokuitsteeksel omvatten voor schuif-30 bare grendelende samenwerking met de nokhouder, een handgreep die op het nokuitsteeksel is gemonteerd, en een aandrijfas met een niet-cirkel-vormige dwarsdoorsnede die op het nokuitsteeksel is gemonteerd, welk nokuitsteeksel gezamenlijk kan draaien met de aandrijfas, en dat de schui fplaatbeweegmi ddelen een krukorgaan omvatten dat is gekoppeld met 5 de aandrijfas. 790 6 0 92

4. Raamklink volgens conclusie 3* met het kenmerk, dat het krukorgaan een krukplaat omvat met een gat dat een vorm heeft die complementair is aan de niet-cirkelvormige dwarsdoorsnede en waardoor de aandrijfas zich uitstrekt, een pen die is bevestigd aan de krukplaat in 5 excentrische relatie tot het gat, en koppelmiddelen die werkzaam zijn voor het koppelen van de pen met de schuilplaat.

5. Raamklink volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de basisplaat een gat heeft waardoor heen de aandrijfas loopt, omvattende lagerorganen die zich bevinden tussen de basisplaat en het 10 krukorgaan, en een gat dat een complement ai re vorm heeft aan de vorm van de niet-cirkelvormige dwarsdoorsnede, waarbij de aandrijfas zich door · het laatstgenoemde gat uitstrekt.

6. Raamklink volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat de lagermiddelen een ringvormig onderdeel omvatten met een coaxiaal 15 cilindrisch gedeelte dat het laatstgenoemde gat bevat, welk cilindrische gedeelte draaibaar is qpgesteld in het gat in de basisplaat.

7. Raamklink volgens conclusie 1, met het tenmerk. dat de schuifplaat een groef heeft die langwerpig is in de eerste richting, en een uitsparing die naar de groef geopend is, waarbij de eerste samen- 20 werkingsmiddelen een schouder omvatten die wordt begrensd door de uit sparing, terwijl de basisplaat een groef heeft die zich uitstrekt in de tweede richting, waarbij de grendelmiddelen een langwerpig onderdeel omvatten dat schuifbaar is opgesteld in de groef en een grendelflens heeft die zich uitstrekt in de groef in de schuilplaat, en veerorganen 25 die werken tussen de basisplaat en het langwerpige onderdeel voor het normaal belasten van het langwerpige onderdeel in de baan van de tweede stijl met de grendelflens in samenwerking met de schouder, waarbij de grendelflens beweegbaar is buiten samenwerking met de schouder in de groef in responsie cp de verplaatsing van het langwerpige onderdeel 30 door de tweede stijl tegen de belasting van de veerorganen.

8. Raamklink die werkt tussen een paar van eerste en tweede bij elkaar behorende stijlen van een paar van eerste en tweede respectieve schuiframen die beweeg?aar zijn in een raamframe, waarbij het eerste schuifraam middelen heeft die samenwerken met het raamframe 35 voor het verplaatsen van de eerste en tweede schuiframen in zijdelingse 790 60 92 . i · 1° richting tegen het raamframe voor een verhoogde afdichting, met het kenmerk, dat de raamklink bestaat uit: a) een basisplaat die kan worden gemonteerd op de eerste stijl, 5 b) een nokhouder die kan worden bevestigd aan de tweede stijl, c) grendelnokorganen die draaibaar kunnen worden gemonteerd op de eerste stijl voor grendelende samenwerking met de nokhouder, 10 d) een schuilplaat die beweegbaar is gemonteerd pp de basisplaat en eerste samenwerkingsmiddelen heeft, e) verbindingsdelen die zijn gekoppeld met de schuifplaat voor het aandrijven van de schuifraamsamenwerkingsmiddelen in responsie pp beweging van de schuilplaat, 5 f) middelen die pp werkzame wijze zijn gekoppeld met de grendelnokorganen en de schuilplaat voor het bewegen van de schuifplaat in een eerste richting in responsie op het draaien van de grendelnokorganen, en g) grendelmiddelen die zijn ondersteund pp de basis-20 plaat en tweede samenwerkingsmiddelen hebben die normaal samenwerken met de eerste samenwerkingmiddelen om beweging te voorkomen van de schuilplaat en het draaien van de grendelnokmiddelen, waarbij de grendel-nökmiddelen beweegbaar zijn in een tweede richting dwars pp de eerste richting in responsie pp de samenwerking daarvan met de tweede stijl, 25 teneinde toe te staan dat de tweede samenverkingsmiddelen loskranen van de eerste samenwerkingsmiddelen.

9, Raamklink volgens conclusie 6. roet het kenmerk, dat de schuilplaat een groef heeft die langwerpig is in de eerste richting, en een uitsparing die opent in de groef, waarbij de basisplaat een groef 30 heeft die zich uitstrekt in de tweede richting, terwijl de grendel- organen een langwerpig onderdeel omvatten dat schuifbaar is op gesteld in de groef en een Hens heeft die zich in de groef uitstrekt in de zi j-plaat, en veerorganen die werken tussen de basisplaat en het langwerpige onderdeel voor het normaal belasten van de flens buiten de uitsparing, 35 terwijl het langwerpige onderdeel beweegbaar is in de uitsparing tegen de 790 6 0 92 "belasting van de veerorganen teneinde de onderlinge plaatsing mogelijk te maken tussen de zijplaat en de basisplaat.

10. Raamklink voor het onderling vergrendelen van een paar schuifbare schuiframen in de gesloten stand, met het kenmerk, dat 5 hij bestaat uit: a) een nókhouder die kan worden bevestigd aan een eerste van de schuiframen, b) een grendelstelsel dat kan worden bevestigd aan een tweede van de schuiframen en een met de hand te bedienen nok bezit 10 die kan samenwerken met de houder, en c) middelen die schuifbaar op het grendelstelsel zijn o-ndersteund en zijn ingericht voor het automatisch reageren op de afwezigheid van de eerste van de schuiframen, teneinde beweging met de hand onmogelijk te maken van de nok indien de schuiframen niet zijn gesloten.

11. Raamklink volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de belettingsmiddelen bestaan uit: a) een schuifplaat die is opgesteld voor het rechtlijnig bewegen in een eerste richting in responsie op rotatie van de nek, welke schuifplaat een langwerpige groef heeft met een uitsparing 33 die daarin overgaat in een richting weg van de eerste van de schuif ramen, en b) een taster met een einde dat zich normaal bevindt in de baan van de eerste van de schuiframen met een afgekeerd gedeelte van de taster opgesteld in de uitsparing voor het blokkeren van zijn 25 beweging, welke taster uit de baan beweegbaar is en uit de uitsparing in responsie op het sluiten van de schuiframen.

12. Raamklink volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de belettingsmiddelen bestaan uit: a) een schuifplaat die is opgesteld voor het recht- 30 lijnig bewegen in een eerste richting in responsie op rotatie van de nok, welke schuifplaat een langwerpige groef heeft met een uitsparing die daarin over gaat, en b) een taster met een afgekeerd gedeelte dat in de uitsparing kan worden geplaatst voor het aanduiden van de stand die de 35 schuifplaat moet innemen in dien de nok zich in een stand bevindt die vrij 790 60 92 ( is van de nckhouder.

13. Raamklink volgens conclusie 7 of 9» met het kenmerk, dat de schuilplaat nog een uitsparing heeft die in de groef overgaat voor het ontvangen van de grendelflens indien hij geheel is teruggetukt. 5 1H. Baanklink zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 790 6 0 92