NL2013744B1 - Apparaat en werkwijze voor de vervaardiging van een vloeibaar additief. - Google Patents

Abstract

Apparaat voor het uit een poeder met een additief, zoals bijvoorbeeld een enzym, vervaardigen van een vloeibaar additief voor toepassing in diervoeder, omvattende een toevoerinrichting met een reservoir voor het houden van poeder en met een eerste doseerinrichting voor het in een actieve stand van de eerste doseerinrichting doseren van poeder uit het reservoir, een tweede doseerinrichting met een trilelement en met een gootelement dat met het trilelement is verbonden, die is ingericht voor het in een actieve stand door trilwerking van het trilelement doseren van poeder uit het gootelement, waarbij de eerste doseerinrichting is ingericht om in de actieve stand ervan poeder te doseren in het gootelement van de tweede doseerinrichting, een met het gootelement van de tweede doseerinrichting verbonden weeginrichting voor het wegen van poeder in het gootelement, een mengkamer waarin een menglichaam is voorzien voor het mengen van een vloeistof en het poeder ten behoeve van het verkrijgen van het vloeibaar additief, waarbij de tweede doseerinrichting is geconfigureerd voor het in de mengkamer doseren van poeder uit het gootelement, een vloeistofdoseerinrichting voor het gedoseerd toevoeren van vloeistof aan de mengkamer, waarbij de vloeistofdoseerinrichting werkzaam met de weeginrichting is verbonden voor het doseren van een hoeveelheid van vloeistof in de mengkamer, welke hoeveelheid afhankelijk is van het met de weeginrichting waargenomen gedoseerde gewicht van het poeder in het gootelement

Description

Korte aanduiding: Apparaat en werkwijze voor de vervaardiging van een vloeibaar additief

Beschrijving

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een apparaat voor het uit een poeder met een additief, zoals bijvoorbeeld een enzym, vervaardigen van een vloeibaar additief voor toepassing in diervoeder.

De onderhavige uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het uit een poeder met een additief, zoals bijvoorbeeld een enzym, vervaardigen van een vloeibaar additief voor toepassing in diervoeder, onder gebruikmaking van het apparaat volgens de onderhavige uitvinding.

Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een apparaat voor het op eenvoudige en nauwkeurige wijze vervaardigen van een hoeveelheid vloeibaar additief. Het onderhavige doel is bereikt met het apparaat volgens de onderhavige uitvinding, voor het uit een poeder met een additief, zoals bijvoorbeeld een enzym, vervaardigen van een vloeibaar additief voor toepassing in diervoeder, omvattende een toevoerinrichting met een reservoir voor het houden van poeder en met een eerste doseerinrichting voor het in een actieve stand van de eerste doseerinrichting doseren van poeder uit het reservoir; een tweede doseerinrichting met een trilelement en met een gootelement dat met het trilelement is verbonden, die is ingericht voor het in een actieve stand door trilwerking van het trilelement doseren van poeder uit het gootelement; waarbij de eerste doseerinrichting is ingericht om in de actieve stand ervan poeder te doseren in het gootelement van de tweede doseerinrichting, een met het gootelement van de tweede doseerinrichting verbonden weeginrichting voor het wegen van poeder in het gootelement; een mengkamer waarin een menglichaam is voorzien voor het mengen van een vloeistof en het poeder ten behoeve van het verkrijgen van het vloeibaar additief, waarbij de tweede doseerinrichting is geconfigureerd voor het in de mengkamer doseren van poeder uit het gootelement; een vloeistofdoseerinrichting voor het gedoseerd toevoeren van vloeistof aan de mengkamer, waarbij de vloeistofdoseerinrichting werkzaam met de weeginrichting is verbonden voor het doseren van een hoeveelheid van vloeistof in de mengkamer, welke hoeveelheid afhankelijk is van het met de weeginrichting waargenomen gedoseerde gewicht van het poeder in het gootelement.

De uitvinding berust ten minste ten dele op het inventieve inzicht dat ten behoeve van het vervaardigen van een vloeibaar additief, in het bijzonder voor toepassing in diervoeding, met name de doseernauwkeurigheid van een bepaalde hoeveelheid te doseren poeder van belang is en tevens het gelijkmatig en met een gecontroleerde toevoersnelheid kunnen toevoeren van het poeder aan de mengkamer tijdens menging van zich in de mengkamer bevindend poeder en vloeistof. Dit resulteert in het relatief snel en betrouwbaar oplossen van het poeder in vloeistof. Doordat het apparaat volgens de onderhavige uitvinding is voorzien van een tweede doseerinrichting met een gootelement waarbij het gootelement is verbonden met een weeginrichting voor het wegen van poeder in het gootelement kan nauwkeurig de hoeveelheid poeder in het gootelement worden gemeten. Daarnaast is het door het werkzaam verbinden van de vloeistofdoseerinrichting met de weeginrichting mogelijk een op de door weging bepaalde exacte hoeveelheid van poeder afgestemde benodigde hoeveelheid vloeistof te doseren in de mengkamer voor het nauwkeurig bereiken van een gewenste mengverhouding van poeder en vloeistof. Verder is het door toepassing van het trilelement mogelijk zich bij toepassing in het gootelement bevindend poeder van de tweede doseerinrichting nauwkeurig en in hoge mate gecontroleerd toe te voeren aan de mengkamer.

Het is voordelig indien de weeginrichting werkzaam is verbonden met de eerste doseerinrichting en de eerste doseerinrichting is ingericht voor het in een inactieve stand belemmeren van doseren van het poeder uit het reservoir, waarbij de weeginrichting is ingericht om tijdens dosering van het poeder door de eerste doseerinrichting in afhankelijkheid van het waargenomen gedoseerde gewicht van het poeder in het gootelement de eerste doseerinrichting van de actieve stand in de inactieve stand ervan te brengen. Door het werkzaam verbinden van de weeginrichting met de eerste doseerinrichting kan met een verbeterde nauwkeurigheid een gewenste hoeveelheid poeder in de tweede doseerinrichting worden gedoseerd.

Bij voorkeur omvat de eerste doseerinrichting een eerste trilelement en een eerste gootelement dat met het eerste trilelement is verbonden omvat, die is ingericht voor het in de actieve stand door trilwerking van het eerste trilelement doseren van poeder uit het eerste gootelement. Door toepassing van een eerste trilelement met een eerste gootelement kan op eenvoudige wijze met relatief hoge nauwkeurigheid poeder worden gedoseerd in de tweede doseerinrichting. Hierdoor kan nauwkeuriger een gewenste hoeveelheid vloeibaar additief worden vervaardigd.

Het is voordelig indien de eerste doseerinrichting een doseerklep omvat, die is ingericht voor het in de actieve stand van de eerste doseerinrichting doseren van poeder uit het reservoir. Met een doseerklep is op een relatief goedkope wijze een dosering in de tweede doseerinrichting realiseerbaar.

Het is gunstig indien het gootelement van de tweede doseerinrichting is voorzien van een bufferkamer, waarbij de eerste doseerinrichting is geconfigureerd om poeder te doseren in de bufferkamer van de tweede doseerinrichting, waarbij het gootelement van de tweede doseerinrichting een rand heeft die is geconfigureerd voor het daarover laten vallen van poeder, waarbij de rand boven de mengkamer is voorzien. Een bufferkamer is voordelig voor het in de tweede doseerinrichting kunnen houden van relatief grote hoeveelheden poeder zodat de vervaardiging van het vloeibaar additief met een enkele doseerstap van de eerste doseerinrichting kan plaatsvinden, waardoor de benodigde tijd voor het vervaardigen van een vloeibaar additief wordt gereduceerd.

Hierbij is het voordelig indien de bufferkamer aan een van de rand tegenovergelegen zijde van het gootelement is voorzien, waarbij de bufferkamer een naar de rand toegekeerde uitstroomopening voor poeder omvat, waarbij instelmiddelen zijn voorzien voor het instellen van een grootte van een uitstroomoppervlak van de uitstroomopening. Door het instellen van het oppervlak van de uitstroomopening kan de doseersnelheid uit de bufferkamer worden ingesteld. Het is de uitvinder gebleken dat tussen verschillende poeders een verschil in de doseersnelheid optreedt. Deze doseersnelheid kan worden ingesteld door het verkleinen of vergroten van de uitstroomopening van de bufferkamer.

Bij voorkeur is een buffertank voor het bufferen van in de mengkamer bereid vloeibaar additief voorzien, waarbij de mengkamer is voorzien van een afvoeropening die voor vloeistofstroming is verbonden met een toevoeropening van de buffertank. Het bufferen van vervaardigd vloeibaar additief is voordelig voor het relatief snel beschikbaar hebben van vloeibaar additief.

Het is hierbij gunstig indien de buffertank is voorzien van een afvoeropening die is geconfigureerd om voor vloeistofstroming te zijn verbonden met een inrichting voor het bereiden van diervoeder. Door een dergelijke verbinding wordt voorkomen dat ongewenste vervuiling optreedt van het vervaardigde additief.

Het is voordelig indien de inrichting is voorzien van een frame waarmee de toevoerinrichting, de eerste doseerinrichting, de tweede doseerinrichting, de mengkamer en de vloeistofdoseerinrichting zijn verbonden, waarbij het trilelement van de tweede doseerinrichting aan het frame is gekoppeld middels een dempingsorgaan. Door het voorzien van een dempingsorgaan worden trillingen aanwezig buiten de tweede doseerinrichting verminderd doorgeleid aan het gootelement van de tweede doseerinrichting waardoor de dosering van poeder nauwkeuriger kan plaatsvinden.

Hierbij is het voordelig indien de eerste doseerinrichting een eerste trilelement en een eerste gootelement dat met het eerste trilelement is verbonden omvat, die is ingericht voor het in de actieve stand door trilwerking van het eerste trilelement doseren van poeder uit het eerste gootelement dat het trilelement van de eerste doseerinrichting aan het frame is gekoppeld middels een dempingsorgaan. Het voorzien van een dempingsorgaan reduceert de door het trilelement veroorzaakte trillingen waardoor de tweede doseerinrichting minder verstoring ondervindt.

Bij voorkeur is een althans in hoofdzaak luchtdichte behuizing die is ingericht voor het verkrijgen van een afscherming van ten minste de mengkamer, de eerste en de tweede doseerinrichting van de buitenlucht voorzien. Het is de uitvinder gebleken dat bijvoorbeeld luchtverplaatsingen door het apparaat de dosering van poeder verstoren. Verder is een luchtdichte afdichting voordelig voor het plaatsen van het apparaat in een relatief minder schone omgeving en het afschermen van de omgeving van zich in het apparaat bevindende poeders.

Het is voordelig, indien de eerste doseerinrichting een eerste trilelement en een eerste gootelement dat met het eerste trilelement is verbonden omvat, die is ingericht voor het in de actieve stand door trilwerking van het eerste trilelement doseren van poeder uit het eerste gootelement dat de toevoerinrichting is voorzien van een veelheid reservoirs, waarbij de eerste doseerinrichting is voorzien van een overeenkomstige veelheid gootelementen die elk met een reservoir van de veelheid van reservoirs zijn verbonden, waarbij de toevoerinrichting is ingericht voor het uit de respectievelijke reservoirs via respectievelijke gootelementen in een actieve stand door trilwerking van het eerste trilelement doseren van poeder uit de respectievelijke gootelementen. Op deze wijze kunnen relatief eenvoudig twee verschillende poeders worden toegepast, waarbij geen contact tussen de twee poeders plaatsvindt alvorens de twee poeders de tweede doseerinrichting bereiken. Hierdoor is een afzonderlijke dosering van de twee poeders op relatief eenvoudige wijze gerealiseerd.

Hierbij is het gunstig indien de eerste doseerinrichting is voorzien van een overeenkomstige veelheid trilelementen die met de respectievelijke gootelementen zijn verbonden. Door het toepassen van een veelheid trilelementen is op eenvoudige wijze de doseersnelheid van de twee poeders afzonderlijk instelbaar.

De onderhavige uitvinding heeft volgens een tweede aspect betrekking op een werkwijze voor het uit een poeder met een additief, zoals bijvoorbeeld een enzym, vervaardigen van een vloeibaar additief voor toepassing in diervoeder, onder gebruikmaking van een apparaat volgens de onderhavige uitvinding, de werkwijze omvattende de stappen van: a) het doseren van een hoeveelheid poeder uit het reservoir van de toevoerinrichting in de tweede doseerinrichting; b) het met de weeginrichting wegen van de hoeveelheid poeder in het gootelement van de tweede doseerinrichting en het in afhankelijkheid van het waargenomen gewicht van de hoeveelheid poeder bepalen van een te doseren hoeveelheid vloeistof; c) het door trilwerking van het trilelement van de tweede doseerinrichting doseren van de hoeveelheid poeder uit het gootelement van de tweede doseerinrichting in de mengkamer, d) het toevoeren van de hoeveelheid vloeistof aan de mengkamer; e) het onder gebruikmaking van het menglichaam mengen van vloeistof en poeder van de respectievelijke hoeveelheid vloeistof en poeder ten behoeve van het verkrijgen van het vloeibaar additief.

De voordelen van de werkwijze zijn analoog aan het apparaat volgens de onderhavige uitvinding.

Het is hierbij gunstig, indien de weeginrichting van het apparaat werkzaam is verbonden met de eerste doseerinrichting en de eerste doseerinrichting is ingericht voor het in een inactieve stand belemmeren van doseren van het poeder uit het reservoir, waarbij de weeginrichting is ingericht om tijdens dosering van het poeder door de eerste doseerinrichting in afhankelijkheid van het waargenomen gedoseerde gewicht van het poeder in het gootelement de eerste doseerinrichting van de actieve stand in de inactieve stand ervan te brengen, dat het wegen van het gedoseerde poeder tijdens stap b) wordt uitgevoerd tijdens stap a) en waarbij het doseren van poeder volgens stap a) in afhankelijkheid van het waargenomen gewicht wordt gestopt door de eerste doseerinrichting in de inactieve stand te brengen. Door het wegen van het gedoseerde poeder gedurende stap b) uit te voeren tijdens stap a) en het in afhankelijkheid van het waargenomen gewicht stoppen van de dosering door de eerste doseerinrichting kan op voordelige wijze met een verbeterde nauwkeurigheid een gewenste hoeveelheid poeder in de tweede doseerinrichting worden gedoseerd.

Het is gunstig indien de stappen c), d) en e) ten minste ten dele tegelijkertijd worden uitgevoerd. Dit is voordelig voor het bereiken van een goede menging zonder bijvoorbeeld ophoping van poeder. Het is voordelig indien de werkwijze de verdere stappen omvat van f) het ten behoeve van stap d) aan de mengkamer toevoeren van een deelhoeveelheid van de tijdens stap b) bepaalde benodigde hoeveelheid vloeistof, waarbij tevens stappen c) en e) worden uitgevoerd, gevolgd door de stappen van: g) het uit de mengkamer afvoeren van het tijdens stap f) verkregen mengsel van poeder en vloeistof; h) het aan de mengkamer toevoeren van een verdere deelhoeveelheid van de tijdens stap b) bepaalde benodigde hoeveelheid vloeistof, waarbij onder gebruikmaking van het menglichaam eventueel zich nog in de mengkamer bevindende resten poeder met de verdere deelhoeveelheid vloeistof worden gemengd, waarna de verdere deelhoeveelheid vloeistof vermengd met de eventuele resten poeder uit de mengkamer wordt afgevoerd en wordt gevoegd bij het tijdens stap g) uit de mengkamer afgevoerde mengsel. Tijdens stap f) wordt een deelhoeveelheid van de vloeistof met de hoeveelheid poeder gemengd, welk mengsel tijdens stap g) wordt afgevoerd uit de mengkamer. Dit mengsel heeft dus een te hoge concentratie poeder. Doordat nu tijdens stap h) een verdere deelhoeveelheid, bij voorkeur de resterende hoeveelheid van de vloeistof in de mengkamer wordt gebracht, kan de mengkamer worden gereinigd en zo volledig mogelijk worden ontdaan van eventuele resten poeder. Deze vloeistof met daarin mogelijk poederresten wordt ook afgevoerd en bij het eerder genoemd mengsel gevoegd, waardoor uiteindelijk het vloeibaar additief is verkregen. De mengkamer is hierdoor effectief en zonder gebruikmaking van additionele middelen zoals vloeistof gereinigd en weer gebruiksklaar voor vervaardiging van verder vloeibaar additief. Stap h) kan meerdere malen worden herhaald totdat de hoeveelheid vloeistof is verbruikt. Alternatief, en dit heeft de voorkeur, wordt stap h) slechts één maal uitgevoerd en wordt dus tijdens stap h) de resterende hoeveelheid vloeistof verbruikt. Hoewel dit niet de voorkeur heeft is het weer alternatief mogelijk binnen het kader van de uitvinding om stap h) met een verdere deelhoeveelheid niet gelijk aan de resterende hoeveelheid vloeistof uit te voeren, waarbij het dan resterend deel van de hoeveelheid vloeistof buiten de mengkamer om aan het eerder genoemde mengsel wordt toegevoerd.

Het kan voordelig zijn stap d) ten minste ten dele wordt uitgevoerd voorafgaand aan de aanvang van het uitvoeren van stap c) Door het ten dele vullen van de mengkamer voorafgaand aan de aanvang van de dosering van het poeder in de mengkamer kan worden voorkomen dat gedoseerd poeder onder in de mengkamer ophoopt doordat bijvoorbeeld het menglichaam op een afstand van de bodem is voorzien. Ofwel, er wordt met uitvoering van stap d) aangevangen voorafgaand aan de aanvang van uitvoering van stap c).

Het apparaat en werkwijze volgens de onderhavige zijn bijzonder geschikt voor het vervaardigen van vloeibare additieven uit poeders met een relatief hoge concentratie enzym zoals het door Huvepharma® vervaardigde Optiphos® WSP of Hostazym® WSP welke op voordelige wijze oplossen in water. Door de relatief hoge concentratie enzym is het van belang dat de hoeveelheid poeder en vloeistof nauwkeurig kunnen worden nauwkeurig kunnen worden gemengd voor het verkrijgen van de gewenste concentratie van enzym in het vloeibaar additief.

De onderhavige uitvinding zal hieronder worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een apparaat volgens de uitvinding, en een werkwijze onder toepassingen van een apparaat volgens de onderhavige uitvinding onder verwijzing naar de navolgende schematische figuren, waarin:

Figuur 1 in schematisch isometrisch aanzicht een apparaat volgens de onderhavige uitvinding toont,

Figuur 2 een isometrisch aanzicht volgens de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm toont,

Figuur 3 een zijaanzicht volgens de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm toont,

Figuur 4 een verder zijaanzicht volgens de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm toont,

Figuur 5 een dwarsdoorsnede volgens de in figuur 3 aangegeven doorsnede A-A toont,

Figuur 6 een dwarsdoorsnede volgens de in figuur 4 aangegeven doorsnede B-B toont.

De in figuur 1 tot en met 6 getoonde voorkeursuitvoeringsvorm van een apparaat 1 volgens de uitvinding is voorzien van een frame 39. Aan het frame 39 zijn een toevoerinrichting 2met een eerste doseerinrichting 16, een als mengkuip uitgevoerde mengkamer 13 en een vloeistofdoseerinrichting 23 bevestigd. Het frame 39 is opgebouwd uit in hoofdzaak kokervormige profielen die aan elkaar zijn bevestigd middels een las. Aan de onderzijde is het frame 39 voorzien van bevestigingsorganen 38 voor bevestiging van het frame 39 aan een ondergrond zoals bijvoorbeeld een betonnen vloer.

De toevoerinrichting 2 omvat in de getoonde uitvoeringsvorm twee reservoirs 3a, 3b. Deze reservoirs 3a, 3b zijn aan de onderkant voorzien van een afvoeropening 5a, 5b voor het toevoeren van zich in de reservoirs 3a, 3b bevindend poeder aan zich onder de afvoeropeningen 5a, 5b bevindende als goten uitgevoerde gootelementen 7a, 7b. Deze goten 7a en 7b zijn op trilelementen 8a en 8b geplaatst, welke zijn uitgevoerd als trilmagneten. In de reservoirs 3a en 3b zijn niveausensoren 4a en 4b voorzien voor het waarnemen van een bepaald poederniveau in de reservoirs 3a en 3b. De reservoirs 3a, 3b zijn vanaf de bovenzijde van het apparaat 1 toegankelijk door het wegnemen van een niet getoonde deksel voor het vullen van de reservoirs 3a en 3b met te verwerken poeder. De reservoirs hebben doorgaans een inhoud in het bereik van 20 tot 60 liter. De gootelementen 7a, 7b, en trilelementen 8a, 8b maken deel uit van een eerste doseerinrichting 16 voor het uit reservoirs 3a, 3b. De eerste doseerinrichting 16 wordt in een actieve stand gebracht door het in een actieve stand brengen van de trilelementen 8a , 8b voor het kunnen doseren van poeder in de actieve stand en in een inactieve stand belemmeren van doseren van poeder.

Onder een uiteinde van zowel goot 7a als 7b is een bufferkamer 25 voorzien die deel uitmaakt van een tweede doseerinrichting 6. Deze bufferkamer 25 heeft aan de bovenzijde toevoeropeningen 26a en 26b waardoorheen uit de goten 7a, 7b poeder kan vallen in de bufferkamer 25. De toevoeropeningen 26a en 26b zijn voorzien in een deksel welke kan worden afgenomen van de wanden van de bufferkamer 25. Het deksel is voorzien van niet nader getoonde trechters. De bufferkamer 25 is voorzien aan een als goot 9 uitgevoerd gootelement van de tweede doseerinrichting 6 die op een als trilmagneet 10 uitgevoerd trilelement is geplaatst. De tweede doseerinrichting 6 wordt in een actieve stand gebracht door het in een actieve stand brengen van trilmagneet 10. Een uiteinde 27 van de goot 9 tegenover gelegen aan de bufferkamer 25 is gepositioneerd boven mengkamer 13 voor het in een actieve stand van trilelement 10 kunnen doseren van poeder in de mengkamer 13. De goot 9 heeft een totale lengte van 800 mm, waarvan 400 mm zich in de bufferkamer 25 uitstrekt. Onder de goot 9 is een weeginrichting 11 voorzien. Deze weeginrichting 11 ondersteunt de goot 9 en is afgesteund op een tweede frame 41. Dit tweede frame 41 is middels dempingsorgaan 43 verbonden met het eerste frame 39. In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, waarbij het uitgangssignaal van de weeginrichting is versterkt, is het tweede frame 41 zonder dempingsorgaan verbonden met het eerste frame 39. De trilmagneten 8a en 8b zijn verbonden met frame 39 via dempingsorganen 12. De trilmagneet 10 is verbonden met het tweede frame 41 via dempingsorganen 14.

De mengkamer 13 is voorzien van een vloeistoftoevoeropening 15 in een wand van de mengkamer 13 en een poedertoevoeropening 17 aan de bovenzijde van de mengkamer 13. In een uitvoeringsvorm is het mogelijk dat de vloeistoftoevoeropening en poedertoevoeropening zijn voorzien als één opening of meerdere openingen in de bovenzijde van de mengkamer. In de mengkamer 13 is een menglichaam 19 voorzien dat aandrijfbaar is door aandrijving 21. De aandrijving 21 is gevormd door een elektromotor 21 welke bij bekrachtiging het menglichaam 19 roteert. De mengkamer 13 omvat een in hoofdzaak cilindervormige ruimte omgeven door een wand. Het menglichaam 19 is uit het midden geplaatst ter voorkoming van onvolledige menging nabij de wand van de mengkamer 13. In de wand zijn aansluitopeningen voorzien voor het monteren van een eerste sensor 18a en een tweede sensor 18b. De eerste sensor 18a is relatief laag in de wand van de mengkamer voorzien en ingericht voor het detecteren van een vloeistofniveau in de mengkamer 13. Bij detectie van een ingesteld vloeistofniveau geeft de sensor 18a een signaal af in afhankelijkheid waarvan het menglichaam 19 wordt aangedreven en vervolgens de dosering door goot 9 wordt gestart. Op dat moment is er een deelhoeveelheid van de voor een bepaalde hoeveelheid poeder aan de mengkamer toe te voeren benodigde hoeveelheid vloeistof, in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld water, aanwezig. Sensor 18b is voorzien voor het detecteren van een maximaal vloeistofniveau in de mengkamer 13. Bij detectie van dat maximaal vloeistofniveau geeft de sensor 18b een signaal af in afhankelijkheid waarvan de toevoer van vloeistof door de vloeistofdoseerinrichting 23 wordt gestopt. Het is overigens mogelijk mengkamer 13 te voorzien van verwarmingselementen voor het verwarmen van de zich in de mengkamer 13 bevindende vloeistof tijdens menging. Door het verwarmen van ten minste de mengkamer kunnen vloeistoffen worden toegepast welke bij kamertemperatuur stollen zoals bijvoorbeeld olie of vet.

De vloeistofdoseerinrichting 23 is voor vloeistofstroming verbonden met de vloeistoftoevoeropening in de mengkamer 13. De vloeistofdoseerinrichting 23 is voorzien van een niet nader getoonde stromingsmeter voor het meten van aan de mengkamer 13 toegevoerde hoeveelheid vloeistof. De mengkamer 13 is verder voorzien van een afvoeropening 29 welke voor vloeistofstroming is verbonden met de aanvoeropeningen 35 van buffertanks 31 en 33. De buffertanks 31 en 33 zijn verder elk voorzien van een afvoeropening welke voor vloeistofstroming is verbonden met een afvoerpomp 37. Deze afvoerpomp 37 kan in een uitvoeringsvorm zijn verbonden met verder niet in de figuren getoonde aanvoeropening van een inrichting voor het bereiden van diervoeder.

Het frame 39 is verder voorzien van koppelorganen 45 voor het ontvangen van niet nader getoonde behuizingsdelen. De koppelorganen 45 zijn voorzien van een afdichtende rand voor het verkrijgen van een in hoofdzaak luchtdichte behuizing bij het aanbrengen van de behuizingsdelen.

Met apparaat 1 kan op de hiernavolgende volgende wijze vloeibaar additief, zoals vloeibaar enzym, worden vervaardigd. Het poeder met enzym wordt in de respectievelijke reservoirs 3a, 3b opgeslagen. Het poeder kan bijvoorbeeld het door Huvepharma® vervaardigde Optiphos® WSP of Hostazym® WSP omvatten. Vervolgens wordt met trilmagneten 8a en 8b een hoeveelheid poeder uit de reservoirs in goten 7a, 7b gebracht door de trilmagneten 8a, 8b in de actieve stand te brengen. Hierbij doorgaat het poederopeningen 5a, 5b. Alvorens de trilmagneten 8a en 8b te activeren wordt het zich op de weeginrichting 11 bevindend gewicht, onder andere gevormd door goot 9 gemeten. Vervolgens wordt door het trillen van de goten 7a, 7b poeder getransporteerd naar het uiteinde van de goten 7a, 7b welke zich boven de toevoeropeningen 26a en 26b bevindt. Tijdens het doseren van poeder uit trilgoten 7a en 7b in de bufferkamer 25 via toevoeropening 26a en 26b wordt het gedoseerde gewicht gemeten door meetinrichting 11. Nadat de gedoseerde hoeveelheid poeder het gewenste gewicht heeft bereikt worden de trilgoten 7a en 7b niet langer in trilling gebracht door de trilmagneten 8a en 8b in de inactieve stand te brengen. Hierbij wordt doorgaans in de orde grootte van 100 gram poeder gedoseerd met een nauwkeurigheid van 1 gram.

Vervolgens wordt in afhankelijkheid van het gewicht van het in de bufferkamer 25 gedoseerde gewicht de hoeveelheid benodigd water, bepaald voor het vervaardigen van de gewenste concentratie van het vloeibaar enzym.

Vervolgens wordt in de mengkamer 13 een hoeveelheid water ingebracht door de vloeistoftoevoeropening 15 waarbij de toegevoerde hoeveelheid vloeistof wordt gemeten. Hiertoe is de vloeistofdoseerinrichting 23 voorzien van een meetinstrument zoals bijvoorbeeld een stromingsmeter. Zodra het niveau van zich in de mengkamer 13 bevindende water met het niveau van de eerste sensor 18a in de wand van de mengkamer overeenkomt, wordt aandrijving 21 ingeschakeld waardoor het menglichaam 19 gaat roteren ten opzichte van de mengkamer 13. Vervolgens wordt de goot 9 in trilling gebracht voor het toevoeren van de hoeveelheid van het poeder aan de mengkamer 13. Hierbij valt het poeder over rand 27 van goot 9. Het poeder doorgaat hierbij poedertoevoeropening 17 waarna het in het water welke zich in de mengkamer 13 bevindt valt. Tijdens de toevoer van het poeder aan de mengkamer 13 wordt eveneens water toegevoerd via vloeistoftoevoeropening 15. De toevoer van water via de vloeistoftoevoeropening 15 duurt voort totdat de vooraf bepaalde hoeveelheid water in de mengkamer 13 is gedoseerd. Na het volledig doseren van het poeder is een deelhoeveelheid van de benodigde hoeveelheid water in het bereik van 80 % tot 90 % van de benodigde hoeveelheid water in de mengkamer 13 gedoseerd. Het trillen van goot 9 is tijdgestuurd. Na een eerste periode, wordt met behulp van weeginrichting 11 vastgesteld of zich nog poeder in de goot 9 bevindt. Vervolgens wordt goot 9 wederom voor een bepaalde periode in trilling gebracht, waarna het gewicht wederom met weeginrichting 11 wordt bepaald. Deze cyclus wordt herhaald totdat al het in goot 9 gedoseerde poeder uit goot 9 is gedoseerd in de mengkamer 13. De eerste periode is doorgaans in het bereik van 100 tot 200 seconde. De volgende perioden zijn elk ongeveer 30 seconden. Na mengen van het water en het poeder met een enzym wordt het mengsel via afvoeropening 29 toegevoerd aan buffertank 31.

Vervolgens wordt een verdere deelhoeveelheid die overeenstemt met een resterende deelhoeveelheid van de benodigde hoeveelheid water, dat wil zeggen de benodigde hoeveelheid water verminderd met de reeds toegevoerde en inmiddels in een buffertank opgeslagen water in de vorm van een mengsel van water en poeder, toegevoerd aan de mengkamer 13. Hierbij wordt in de mengkamer 13 achtergebleven poeder van de wanden van de mengkamer verwijderd. Dit resterende gedeelte water met daarin opgenomen het poeder wordt eveneens toegevoerd aan buffertank 31. Vanuit buffertank 31 wordt het vloeibaar enzym met een afvoerpomp 37 vervolgens toegevoerd aan een inrichting voor het bereiden van diervoeder.

Claims (24)

1. Apparaat voor het uit een poeder met een additief, zoals bijvoorbeeld een enzym, vervaardigen van een vloeibaar additief voor toepassing in diervoeder, omvattende een toevoerinrichting met een reservoir voor het houden van poeder en met een eerste doseerinrichting voor het in een actieve stand van de eerste doseerinrichting doseren van poeder uit het reservoir; een tweede doseerinrichting met een trilelement en met een gootelement dat met het trilelement is verbonden, die is ingericht voor het in een actieve stand door trilwerking van het trilelement doseren van poeder uit het gootelement, waarbij de eerste doseerinrichting is ingericht om in de actieve stand ervan poeder te doseren in het gootelement van de tweede doseerinrichting; een met het gootelement van de tweede doseerinrichting verbonden weeginrichting voor het wegen van poeder in het gootelement; een mengkamer waarin een menglichaam is voorzien voor het mengen van een vloeistof en het poeder ten behoeve van het verkrijgen van het vloeibaar additief, waarbij de tweede doseerinrichting is geconfigureerd voor het in de mengkamer doseren van poeder uit het gootelement; een vloeistofdoseerinrichting voor het gedoseerd toevoeren van vloeistof aan de mengkamer, waarbij de vloeistofdoseerinrichting werkzaam met de weeginrichting is verbonden voor het doseren van een hoeveelheid van vloeistof in de mengkamer, welke hoeveelheid afhankelijk is van het met de weeginrichting waargenomen gedoseerde gewicht van het poeder in het gootelement.

2. Apparaat volgens conclusie 1, waarbij de weeginrichting werkzaam is verbonden met de eerste doseerinrichting en de eerste doseerinrichting is ingericht voor het in een inactieve stand belemmeren van doseren van het poeder uit het reservoir, waarbij de weeginrichting is ingericht om tijdens dosering van het poeder door de eerste doseerinrichting in afhankelijkheid van het waargenomen gedoseerde gewicht van het poeder in het gootelement de eerste doseerinrichting van de actieve stand in de inactieve stand ervan te brengen.

3. Apparaat volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste doseerinrichting een eerste trilelement en een eerste gootelement dat met het eerste trilelement is verbonden omvat, waarbij de eerste doseerinrichting is ingericht voor het in de actieve stand door trilwerking van het eerste trilelement doseren van poeder uit het eerste gootelement.

4. Apparaat volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste doseerinrichting een doseerklep omvat, die is ingericht voor het in de actieve stand van de eerste doseerinrichting doseren van poeder uit het reservoir.

5. Apparaat volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het gootelement van de tweede doseerinrichting is voorzien van een bufferkamer, waarbij de eerste doseerinrichting is geconfigureerd om poeder te doseren in de bufferkamer van de tweede doseerinrichting, waarbij het gootelement van de tweede doseerinrichting een rand heeft die is geconfigureerd voor het daarover laten vallen van poeder, waarbij de rand boven de mengkamer is voorzien.

6. Apparaat volgens conclusie 5, waarbij de bufferkamer aan een van de rand tegenovergelegen zijde van het gootelement is voorzien, waarbij de bufferkamer een naar de rand toegekeerde uitstroomopening voor poeder omvat, waarbij instelmiddelen zijn voorzien voor het instellen van een grootte van een uitstroomoppervlak van de uitstroomopening.

7. Apparaat volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een buffertank voor het bufferen van in de mengkamer bereid vloeibaar additief, waarbij de mengkamer is voorzien van een afvoeropening die voor vloeistofstroming is verbonden met een toevoeropening van de buffertank.

8. Apparaat volgens conclusie 7, waarbij de buffertank is voorzien van een afvoeropening die is geconfigureerd om voor vloeistofstroming te zijn verbonden met een inrichting voor het bereiden van diervoeder.

9. Apparaat volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van een frame waarmee de toevoerinrichting, de eerste doseerinrichting, de tweede doseerinrichting, de mengkamer en de vloeistofdoseerinrichting zijn verbonden, waarbij het trilelement van de tweede doseerinrichting aan het frame is gekoppeld middels een dempingsorgaan.

10. Apparaat volgens conclusies 9 en volgens conclusie 3 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij het trilelement van de eerste doseerinrichting aan het frame is gekoppeld middels een dempingsorgaan.

11. Apparaat volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende een althans in hoofdzaak luchtdichte behuizing die is ingericht voor het verkrijgen van een afscherming van ten minste de mengkamer, de eerste en de tweede doseerinrichting van de buitenlucht.

12. Apparaat volgens conclusie 3 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij de toevoerinrichting is voorzien van een veelheid reservoirs, waarbij de eerste doseerinrichting is voorzien van een overeenkomstige veelheid gootelementen die elk met een reservoir van de veelheid van reservoirs zijn verbonden, waarbij de toevoerinrichting is ingericht voor het uit de respectievelijke reservoirs via respectievelijke gootelementen in een actieve stand door trilwerking van het eerste trilelement doseren van poeder uit de respectievelijke gootelementen.

13. Apparaat volgens conclusie 12, waarbij de eerste doseerinrichting is voorzien van een overeenkomstige veelheid trilelementen die met de respectievelijke gootelementen zijn verbonden.

14. Werkwijze voor het uit een poeder met een additief, zoals bijvoorbeeld een enzym, vervaardigen van een vloeibaar additief voor toepassing in diervoeder, onder gebruikmaking van een apparaat volgens een van de voorgaande conclusies, de werkwijze omvattende de stappen van: a) het doseren van een hoeveelheid poeder uit het reservoir van de toevoerinrichting in de tweede doseerinrichting; b) het met de weeginrichting wegen van de hoeveelheid poeder in het gootelement van de tweede doseerinrichting en het in afhankelijkheid van het waargenomen gewicht van de hoeveelheid poeder bepalen van een te doseren hoeveelheid vloeistof; c) het door trilwerking van het trilelement van de tweede doseerinrichting doseren van de hoeveelheid poeder uit het gootelement van de tweede doseerinrichting in de mengkamer, d) het toevoeren van de hoeveelheid vloeistof aan de mengkamer; e) het onder gebruikmaking van het menglichaam mengen van vloeistof en poeder van de respectievelijke hoeveelheid vloeistof en poeder ten behoeve van het verkrijgen van het vloeibaar additief.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, onder gebruikmaking van een apparaat volgens conclusie 2 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij het wegen van het gedoseerde poeder tijdens stap b) wordt uitgevoerd tijdens stap a) en waarbij het doseren van poeder volgens stap a) in afhankelijkheid van het waargenomen gewicht wordt gestopt door de eerste doseerinrichting in de inactieve stand te brengen.

16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, waarbij de stappen c), d) en e) ten minste ten dele tegelijkertijd worden uitgevoerd.

17. Werkwijze volgens conclusie 14, 15 of 16, omvattende de verdere stappen van f) het ten behoeve van stap d) aan de mengkamer toevoeren van een deelhoeveelheid van de tijdens stap b) bepaalde benodigde hoeveelheid vloeistof, waarbij tevens stappen c) en e) worden uitgevoerd, gevolgd door de stappen van: g) het uit de mengkamer afvoeren van het tijdens stap f) verkregen mengsel van poeder en vloeistof; h) het aan de mengkamer toevoeren van een verdere deelhoeveelheid van de tijdens stap b) bepaalde benodigde hoeveelheid vloeistof, waarbij onder gebruikmaking van het menglichaam eventueel zich nog in de mengkamer bevindende resten poeder met de verdere deelhoeveelheid vloeistof worden gemengd, waarna de verdere deelhoeveelheid vloeistof vermengd met de eventuele resten poeder uit de mengkamer wordt afgevoerd en wordt gevoegd bij het tijdens stap g) uit de mengkamer afgevoerde mengsel.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, waarbij de verdere deelhoeveelheid van de benodigde vloeistof volgens stap h) overeenkomt met een resterende deelhoeveelheid van de hoeveelheid benodigde vloeistof.

19. Werkwijze volgens een van de conclusies 14 tot en met 18, waarbij stap d) ten minste ten dele wordt uitgevoerd voorafgaand aan de aanvang van het uitvoeren van stap c).

20. Werkwijze volgens een van de conclusies 14 tot en met 10, onder gebruikmaking van een apparaat volgens conclusie 3 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij ten behoeve van stap a) door trilwerking van het eerste trilelement poeder uit het eerste gootelement in de tweede doseerinrichting wordt gedoseerd.

21. Werkwijze volgens een van de conclusies 14 tot en met 20, waarbij de vloeistof water is.

22. Werkwijze volgens een van de conclusies 14 tot en met 21, waarbij het poeder xylanase en of phytase omvat.

23. Werkwijze volgens conclusie 22, waarbij het poeder endo-1,4-beta-xylanase en/of 6-phytase omvat.

24. Werkwijze volgens en of meer van de conclusies 14 tot en met 23, waarbij het poeder een voedingsadditief is uit de groep bestaande uit vitamines, mineralen, koolhydraten en eiwitten.