NL194319C - Lengtecompensatiedeel met twee profielen voor aandrijfassen. - Google Patents

Description

1 194319

Lengtecompensatiedeel mat twee profielen voor send rijf assen

De uitvinding heeft betrekking op een lengtecompensatiedeel voor aandrijfassen, in het bijzonder kruiskoppelingsassen, in het aandrijfgedeelte van of voor landbouwwerktuigen met ten minste twee in elkaar 5 steekbare als buizen uitgevoerde profielen, namelijk een buitenprofiel en een binnenprofiel welke axiaal over elkaar verschuifbaar zijn ën dienen voor de overdracht van een draaimoment, waarbij de wanden van het buiten- en het binnenprofiel in dwarsdoorsnede gedeeltelijk als torussectie zijn uitgevoerd en elk ten minste één, parallel met de langsas lopend, naar binnen toe stekend deel bezitten, waarbij het buitenprofiel een spie en het binnenprofiel een groef vormt voor aangrijpen op de spie en de flanken van spie en groef 10 zodanig hellend verlopen, dat de denkbeeldige verlengingen ervan elkaar snijden in een lijn die ligt in een vlak dat centrisch tussen de flanken verloopt en gaat door de langsas van de profielen waarbij de lijn over een verzet versprongen kan staan ten opzichte van de langsas en de, de spie vormende, wandsectie van het buitenprofiel twee van de eerste torussectie uitgaande en de flanken vormende flanksecfles omvat en de, de groef vormende, wandsectie van het binnenprofiel twee van de tweede torussectie uitgaande en de 15 flanken vormende flanksecties omvat.

Een dergelijk lengtecompensatiedeel is bekend uit het Duitse "Offenlegungsschrift” DE-A-2.010.066. Hierbij lopen de flanksecties van zowel de spie van het buitenprofiel, als van de groef van het binnenprofiel naar elkaar toe en sluiten nagenoeg direct op elkaar aan. De flanksecties maken daarbij een stompe hoek met elkaar van ongeveer 140°. Hierdoor zal een lijnvormige aanraking tussen de flanksecties van de spie en 20 de groef ontstaan bij het overbrengen van een draaimoment vanaf het ene profiel op het andere. Dit zal plaatselijk een hoge vlaktedruk tussen de beide delen veroorzaken, met als gevolg een hoge slijtage bij het over elkaar heen schuiven van de profielen.

Volgens de uitvinding wordt dit bezwaar nu opgeheven, doordat de van de eerste torussectie uitgaande flanksecties van het buitenprofiel met elkaar zijn verbonden door een, ten opzichte van de langsas 25 gecentreerde, cirkelboogvormig verlopende kopsectie en de van de tweede torussectie uitgaande flanksecties met elkaar zijn verbonden door een, ten opzichte van de langsas gecentreerde, cirkelboogvormig verlopende grondsectie, waarbij het verzet zodanig is gedimensioneerd, dat de tussen de door de verlengde flanken van het buitenprofiel ingesloten hoek en de door de verlengde flanken van het binnenprofiel ingesloten hoek een verschilhoek van ten minste 12° groter is dan de hoek, die zich bij een radiaal verloop 30 van de verlengde flanken ten opzichte van de langsas bij gelijke openingswijdte in het gebied van de overgang op de aangrenzende torussecties instelt en dat tussen het kopvlak van de kopsectie en het hier tegenover liggende grondvlak van de grondsectie een radiale afstand aanwezig is en dat de uit een toegestane maximale maatafwijkingen van de spie en de groef van de beide profielen ten opzichte van elkaar resulterende radiale verschuiving van de profielen kleiner is gedimensioneerd dan de radiale afstand 35 tussen de binnenvlakken van de torussectie van het buitenprofiel en het bijbehorende buitenvlak van de torussectie van het binnenprofiel.

Hierdoor kan de uit het over te brengen draaimoment resulterende vlaktedruk beperkt worden gehouden doordat de belasting over een groter oppervlak wordt verdeeld. Door de keuze van de verschilhoek zal bij het aandrijven van het ene profiel door het andere geen zelfremming van de profielen optreden.

40 Bij voorkeur zal de verschilhoek tussen 14 en 30° bedragen, terwijl de hoeken tussen de flanken van de spie van het buitenprofiel en de flanken van de groef van het binnenprofiel tussen 25° en 120° zullen liggen en in het bijzonder tussen 60° en 100°.

Hierdoor wordt tevens bereikt, dat het mcgelijk is om de profielen met de spie en de groef met de betreffende flanksecties spanningsloos te vervaardigen.

45 Volgens een voorkeursuitvoering zullen de flanken van de spie van het binnenprofiel ten minste gedeeltelijk in het gebied van de radiale afmetingen vein de aangrenzende torussectie liggen. Hierdoor kan een zeer gunstige inleiding van de krachten in de omtreksrichting van de profielen worden bereikt.

In het bijzonder zullen het buitenprofiel en het binnenprofiel ten minste twee symmetrisch over de omtrek verdeelde spieën dan wel groeven bezitten. Hierdoor wordt verzekerd, dat wanneer de profielen deel 50 uitmaken van een kruiskoppelingsas, die aan de einden is voorzien van kruiskoppelingen, deze laatsten slechts op twee omtreksposities ten opzichte van elkaar kunnen worden aangebracht

Om te verzekeren dat de profielen gemakkelijk over elkaar heen kunnen schuiven kan er in worden voorzien, dat tussen de flanken van een groef en van een daarin aanwezige spie in draairichting om de langsas speling aanwezig is.

55 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zal de hoek tussen de flanken van de groef van het binnenprofiel zoveel groter zijn dan de hoek tussen de flanken van de spie van het buitenprofiel dat bij belasting van de profielen door een draaimoment een vlakke aanligging tussen de flanken optreedt. Er 194319 2 wordt daarbij dus een vervormingsruimte vrijgehouden, die tot een vlakke aanligging leidt Het hoekverschil zal tussen 0,5° en 1° bedragen.

Gewezen kan worden op het Franse octooischrift FR-A-2.320.459, dat een configuratie toont waarbij flanksecties onderling worden verbonden door secties, die ten opzichte van de langsas gecentreerde 5 cirkelbogen vormen, waarbij de flanksecties deel uitmaken van twee als buizen uitgevoerde profielen, bestaande uit een buitenbuis en een binnenbuis. Het betreft hierbij echter een slipkoppeling, die behalve een verschuiving in lengterichting tevens een slip in omtreksrichting mogelijk maakt door een tussen de binnen- en de buitenbuis aangebrachte kunststoflaag, zodat de binnen- en de buitenbuis niet in directe onderlinge aangrijping zijn.

10 Tenslotte zij nog opgemerkt, dat uit het Amerikaanse octrooischrift US-A-4.622.022 een lengte- compensatiedeel voor aandrijfassen bekend is, waarbij de flankdelen op de binnen- en de buitenbuis een hoek van 90° met elkaar maken. De flankdelen missen echter een tussengelegen op de langsas gecentreerde sectie.

15 Een gewenst uitvoeringsvoorbeeld volgens de uitvinding is in de tekening schematisch weergegeven.

Getoond wordt: figuur 1: een zijaanzicht van een scharnieras met twee kruiskoppelingen en hiertussen een lengte-compensatiedeel, figuur 2: een doorsnede op vergrote schaal overeenkomstig figuur 1, echter alleen door het profielpaar 20 van het lengtecompensatiedeel, figuur 3: een dwarsdoorsnede volgens die van figuur 2, echter alleen door het buitenprofiel, en figuur 4: een dwarsdoorsnede overeenkomstig aan figuur 3, echter slechts door het binnenprofiel.

In figuur 1 is een scharnieras zichtbaar. Deze bestaat uit de beide kruiskoppelingen 2 en 3 die door een 25 lengte compensatiedeel met elkaar verbonden zijn. Daarvoor is de eerste kruiskoppeling 2 met het binnenprofiel 7, en de tweede kruiskoppeling 3 met het buitenprofiel 6 van het lengtecompensatiedeel 4 verbonden. De beiden profielen, buitenprofiel 6 en binnenprofiel 7, zijn in elkaar verschuifbaar. Concentrisch om het lengtecompensatiedeel 4 is een veillgheidsinrïchting 5 aangebracht, die in de richting van de beide kruiskoppelingen 2 en 3 met trechters is uitgevoerd, welke de bijbehorende kruiskoppelingen gedeeltelijk 30 overdekken en welke verder twee in elkaar schuifbare beschermbuizen bevat. De veiligheidsinrichting 5 is met een ketting aan een plaatsvast deel bevestigbaar, zodat deze stilstaat wanneer de beide kruiskoppelingen 2 en 3, met het lengtecompensatiedeel 4 draaien. De scharnieras 1 dient voor het overdragen van draaimomenten. Het lengtecompensatiedeel 4 moet zowel het draaimoment tussen de beide kruiskoppelingen 2 en 3 overdragen als de afstandsveranderingen die tussen de buigcentra van de beide kruiskoppelin-35 gen 2 en 3 optreden compenseren. Daarom bestaat het lengtecompensatiedeel 4 uit het buisvormige buitenprofiel 6 en het daarin langs de lengteas X verschuifbare buisvormige binnenprofiel 7.

Zoals zichtbaar is in figuur 2 bestaat het buitenprofiel 6 in dwarsdoorsnede uit twee torussecties 9 en twee tegenover het buitenvlak van de torussectie 9 aangebrachte spieën 8 die tot voorbij het binnenvlak 9a van het torusoppervlak 9 naar binnen zijn gericht. Hierdoor worden twee om 180° ten opzichte van elkaar 40 gepositioneerde en parallel ten opzichte van de lengteas X verlopende en naar binnen gerichte spieën gevormd, welke in omtreksrichting gezien, door flanken 14 en 15 en in radiaalrichting door een kopvlak 10 begrensd worden. De flanken 14 en 15 maken deel uit van de flanksecties 14a en 15a die op zich deel uitmaken van het buisvormige buitenprofiel 6, welke door de twee aansluitende torussecties 9 zijn begrensd. Het buisvormige binnenprofiel 7 bevat twee torussecties 12 en naar binnen op de lengteas X gerichte 45 groeven 11. Deze zijn over de omtrek gerekend ook 180° uit elkaar geplaatst en verlopen parallel ten opzichte van de lengteas X. De groeven 11 worden door twee bij de flanksecties 16a en 17a behorende flanken 16 en 17 en een beide verbindende en het grondvlak 13 bevattende grondsectie 13a begrensd. De lengteas X vormt de gemeenschappelijke rotatie-as voor de beide profielen 6 en 7. De beide spieën 8 van het buitenprofiel 6 grijpen aan in de bijbehorende groef 11 van het binnenprofiel. De flanken 16 en 17 van 50 de groeven 11 werken telkens samen met de beide flanken 14 en 15 van de telkens tegenover gelegen spie 8. Door het aanliggen van de flanken 14 en 16 of 15 en 17 wordt een draaimoment om de as X door draaimomentaandrijving in beweging gezet door één van beide profielen 6 en 7 overgedragen. De belde profielen 6 en 7 worden door aanliggen van de buitenvlakken van de torussectie 12 van het binnenprofiel 7 en de binnenvlakken van de torussectie 9 van het buitenprofiel 6 met radiaalspeling ten opzichte van elkaar ’ 55 gecentreerd. Tussen de kopvlakken 10 van de beide spieën 8 en de grondvlakken 13 van de groeven 11 Is een afstand aanwezig. Ook is in draairichting om de lengteas }(een draaispeling tussen de spieën 8 en de groeven 11 aanwezig.

Claims (7)

1. 3 194319 in figuur 3 is ter verduidelijking uitsluitend de cpbcuvv van een buitenprcfie! 6 zichtbaar. Er is te zien dat • het buitenprofiel 6 de torussecties 9 bevat, welke op de lengteas X gecentreerd zijn en door de beide als nauwkeurig gevormde wiggen 8 met elkaar zijn verbonden. Het buitenprofiel 6 wordt met de spieën 8 door middel van spanningsioze vervorming van een cilinder-5 buis vervaardigd. De beide flanken 14 en 15 van de flankensectie 14a en 15a van de spie 8 sluiten een hoek A in. De parallel ten opzichte van de lengteas verlopende spieën 8 verlopen met denkbeeldige verlenging van de flanken 14 en 15 naar een middenvlak 21 op de middenas 18, welke midden tussen de beide flanken 14 en 15 verloopt en de lengteas X bevat, met een verzet 19 van de lengteas X naar de spie 8 toe. Het verzet 19 heeft zodanige afmetingen dat een verschilhoek C tussen de hoek A en een hoek, die 10 zich bij het radiale verloop van de flanken ten opzichte van de lengteas X zou bevinden, welke ongeveer het dubbele is van de zelfremmingshoek. De verschilhoek C is ten minste 12°, doch bij voorkeur 14° tot 30°. Daarbij is een gelijke openingsbreedte van groef 11 met betrekking tot spie 8 in bereik van de overgang naar een torussectie 9 en 12 verondersteld. Het been van een dergelijke hoek is met 22 en 23 aangegeven. Bij het ter verduidelijking in figuur 4 weergegeven binnenprofiel 7 zijn ook twee torussecties 12 aanwezig. 15 Deze zijn verbonden door twee over 180° over de omtrek ten opzichte van elkaar geplaatste vernauwingen 20, die groeven 11 vormen. De vernauwingen 20 zijn door de fiankensecties 16a en 17a en het grondvlak 13 begrensd en evenals de spie 8 door middel van spanningsioze vervorming uit een cilinderbuis vervaardigd. De verlengde flanken 16 en 17 van de groeven 11 snijden met een verzet 19a een middenvlak 21a, die de lengteas X bevat, in de middenas 18a. Daarbij is het middenvlak 21a midden tussen de beide 20 flanken 16 en 17 van de groef 11 van het binnenprofiel 7 aangebracht. Het verzet 19a is groter dan het verzet 19, terwijl tussen de spie 8 en de groef 11 een omtrekspeling aanwezig is. D.w.z. de gesloten hoek B tussen de beide flanken 16 en 17 van het binnenprofiel 7 is bij voorkeur groter uitgevoerd dan de flankhoek A tussen de beide flanken 14 en 15 van het uit figuur 3 zichtbare buitenprofiel 6, zodat zich in draairichting 6 en het binnenprofiel 7 bevindt. De beide profielen, 25 namelijk buitenprofiel 6 en binnenprofiel 7 zijn a|s buisvormige lichamen uitgevoerd en van staal vervaardigd. Goede vervormingseigenschappen en gunstige draalmoment overdragingseigenschappen bij de vervaardiging van het buitenprofiel 6 en het binnenprofiel zijn verzekerd, wanneer de hoek A tussen 25° tot 120°, en bij voorkeur 60° tot 100°, en de hoek B hier tegenover enigszins groter is, namelijk ongeveer 0,5° tot 1° groter dan hoek A. De spelingsverhoudingen voor de in elkaar steekbare profielen 6 en 7 zijn bij 30 voorkeur zo aan te brengen dat de maximale maatafwijkingen van de spie 8 en de groef 11 kleiner zijn dan de radiaalspeling tussen het buitenvlak 12a van de torussectie 12 van het binnenprofiel 7 en het binnenvlak 9a van de torussectie 9 van het buitenprofiel 6. Bij het in elkaar steken van de profielen 6 en 7 wordt verzekerd, dat onder draaimomentbelasting geen zeifremming optreedt. Er volgt een zelfcentrering van de profielen 6 en 7 ten opzichte van elkaar onder draaimomentbelasting. In belastingvrije toestand worden de 35 profielen 6 en 7 door de torussecties 9 en 12 ten opzichte van elkaar gecentreerd. 40 i. Lengtecompensatiedeel voor aandrijfassen, in het bijzonder kruiskoppelingsassen, in het aandrijfgedeelte van of voor landbouwwerktuigen met ten minste twee in elkaar steekbare als buizen uitgevoerde profielen, namelijk een buitenprofiel en een binnenprofiel welke axiaal over elkaar verschuifbaar zijn en dienen voor de overdracht-van een draalmoment, waarbij.de wanden van het buiien- en het binnenprofiel in dwarsdoorsnede gedeeltelijk als torussectie zijn uitgevoerd en elk ten minste één, parallel met de langsas lopend, naar 45 binnen toe stekend deel bezitten, waarbij het buitenprofiel een spie en het binnenprofiel een groef vormt voor aangrijpen op de spie en de flanken van spie en groef zodanig hellend verlopen, dat de denkbeeldige verlengingen ervan elkaar snijden in een lijn die ligt in een vlak dat centrisch tussen de flanken verloopt en gaat door de langsas van de profielen waarbij de lijn over een verzet versprongen kan staan ten opzichte van de langsas en de, de spie vormende, wandsectie van het buitenprofiel twee van de eerste torussectie 50 uitgaande en de flanken vormende flanksecties omvat en de, de groef vormende, wandsectie van het binnenprofiel twee van de tweede torussectie uitgaande en de flanken vormende flanksecties omvat, met het kenmerk, dat de van de eerste torussectie (9) uitgaande flanksecties (14a, 15a) van het buitenprofiel (6) met elkaar zijn verbonden door een, ten opzichte van de langsas (X) gecentreerde, cirkelboogvormig verlopende kopsectie (10a) en de van de tweede torussectie (12) uitgaande flanksecties (16a, 17a) met 55 elkaar zijn verbonden door een, ten opzichte van de langsas (X) gecentreerde, cirkelboogvormig verlopende grondsectie (11), waarbij het verzet (19,19a) zodanig is gedimensioneerd, dat de tussen de door de verlengde flanken (14,15) van het buitenprofiel (6) ingesloten hoek (A) en de door de verlengde flanken 194319 4 (16,17) van het binnenprofiel (7) ingesloten hoek (B) een verschilhoek (G) van ten minste 12° groter is dan de hoek, die zich bij een radiaal verloop van de verlengde flanken (14,15,16, 17) ten opzichte van de langsas (X) bij gelijke openingswijdte in het gebied van de overgang op de aangrenzende torussecties (9, 12) instelt en dat tussen het kopvlak (10) van de kopsectie (10a) en het hier tegenover liggende grondvlak 5 (13) van de grondsectie (13a) een radiale afstand aanwezig is en dat de uit een toegestane maximale maatafwijkingen van de spie (8) en de groef (11) van de beide profielen (6, 7) ten opzichte van elkaar resulterende radiale verschuiving van de profielen (6, 7) kleiner is gedimensioneerd dat de radiale afstand tussen de binnenvlakken (9a) van de torussectie (9) van het buitenprofiel (6) en het bijbehorende buitenvlak (12a) van de torussectie (12) van het binnenprofiel (7).
2. 2. Lengtecompensatiedeel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verschilhoek (C) tussen 14 en 30° bedraagt.
3. 3. Lengtecompensatiedeel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de hoeken (A, B) tussen de flanken (14, 15) van de spie (8) van het buitenprofiel (6) en de flanken (16,17) van de groef van het binnenprofiel (7) tussen 25° en 120° liggen en in het bijzonder tussen 60° en 100°.
4. 4. Lengtecompensatiedeel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de flanken (16, 17) van de spie (11) van het binnenprofiel (7) ten minste gedeeltelijk in het gebied van de radiale afmetingen van de aangrenzende torussectie (12) liggen.
5. 5. Lengtecompensatiedeel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het buitenprofiel (6) en het binnenprofiel (7) ten minste twee symmetrisch over de omtrek verdeelde spieën (8) dan wel 20 groeven (11) bezitten.
6. 6. Lengtecompensatiedeel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen de flanken (14, 15, 16,17) van een groef (11) en van een daarin aanwezige spie (8) in draairichting om de langsas (X) speling aanwezig is.
7. 7. Lengtecompensatiedeel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoek (B) 25 tussen de flanken (16,17) van de groef (11) van het binnenprofiel (7) zoveel groter is dan de hoek (A) tussen de flanken (14,15) van de spie (8) van het buitenprofiel (6) dat bij belasting van de profielen (6,7) door een draaimoment een vlakke aanligging tussen de flanken (15,17; 14,16) optreedt Hierbij 2 bladen tekening