NL194013C - Buisverbindingssysteem voor het aansluiten van het uiteinde van ten minste een buis op een constructiedeel. - Google Patents
Buisverbindingssysteem voor het aansluiten van het uiteinde van ten minste een buis op een constructiedeel. Download PDFInfo
- Publication number
- NL194013C NL194013C NL8701931A NL8701931A NL194013C NL 194013 C NL194013 C NL 194013C NL 8701931 A NL8701931 A NL 8701931A NL 8701931 A NL8701931 A NL 8701931A NL 194013 C NL194013 C NL 194013C
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- pipe
- connection system
- ball
- pipe connection
- clamping device
- Prior art date
Links
- 238000010276 construction Methods 0.000 claims description 35
- 238000003780 insertion Methods 0.000 claims description 22
- 230000037431 insertion Effects 0.000 claims description 22
- 230000006835 compression Effects 0.000 claims description 5
- 238000007906 compression Methods 0.000 claims description 5
- 239000011343 solid material Substances 0.000 claims description 5
- 230000002787 reinforcement Effects 0.000 claims description 2
- 238000004519 manufacturing process Methods 0.000 description 3
- 230000005540 biological transmission Effects 0.000 description 2
- 239000007787 solid Substances 0.000 description 2
- 230000007704 transition Effects 0.000 description 2
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16B—DEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
- F16B7/00—Connections of rods or tubes, e.g. of non-circular section, mutually, including resilient connections
- F16B7/04—Clamping or clipping connections
- F16B7/044—Clamping or clipping connections for rods or tubes being in angled relationship
- F16B7/048—Clamping or clipping connections for rods or tubes being in angled relationship for rods or for tubes without using the innerside thereof
- F16B7/0486—Clamping or clipping connections for rods or tubes being in angled relationship for rods or for tubes without using the innerside thereof forming an abutting connection of at least one tube
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04B—GENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
- E04B1/00—Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
- E04B1/18—Structures comprising elongated load-supporting parts, e.g. columns, girders, skeletons
- E04B1/19—Three-dimensional framework structures
- E04B1/1903—Connecting nodes specially adapted therefor
- E04B1/1906—Connecting nodes specially adapted therefor with central spherical, semispherical or polyhedral connecting element
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04B—GENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
- E04B1/00—Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
- E04B1/18—Structures comprising elongated load-supporting parts, e.g. columns, girders, skeletons
- E04B1/19—Three-dimensional framework structures
- E04B2001/1924—Struts specially adapted therefor
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04B—GENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
- E04B1/00—Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
- E04B1/18—Structures comprising elongated load-supporting parts, e.g. columns, girders, skeletons
- E04B1/19—Three-dimensional framework structures
- E04B2001/1924—Struts specially adapted therefor
- E04B2001/1927—Struts specially adapted therefor of essentially circular cross section
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04B—GENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
- E04B1/00—Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
- E04B1/18—Structures comprising elongated load-supporting parts, e.g. columns, girders, skeletons
- E04B1/19—Three-dimensional framework structures
- E04B2001/1957—Details of connections between nodes and struts
- E04B2001/196—Screw connections with axis parallel to the main axis of the strut
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04B—GENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
- E04B1/00—Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
- E04B1/18—Structures comprising elongated load-supporting parts, e.g. columns, girders, skeletons
- E04B1/19—Three-dimensional framework structures
- E04B2001/1957—Details of connections between nodes and struts
- E04B2001/1963—Screw connections with axis at an angle, e.g. perpendicular, to the main axis of the strut
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04B—GENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
- E04B1/00—Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
- E04B1/18—Structures comprising elongated load-supporting parts, e.g. columns, girders, skeletons
- E04B1/19—Three-dimensional framework structures
- E04B2001/1957—Details of connections between nodes and struts
- E04B2001/1966—Formlocking connections other than screw connections
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T403/00—Joints and connections
- Y10T403/34—Branched
- Y10T403/341—Three or more radiating members
- Y10T403/342—Polyhedral
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T403/00—Joints and connections
- Y10T403/34—Branched
- Y10T403/347—Polyhedral
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T403/00—Joints and connections
- Y10T403/55—Member ends joined by inserted section
- Y10T403/559—Fluted or splined section
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T403/00—Joints and connections
- Y10T403/57—Distinct end coupler
- Y10T403/5761—Interrupted periphery, e.g., split or segmental, etc.
- Y10T403/5766—Axially divided segments
- Y10T403/5781—Bolted
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Electromagnetism (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Mutual Connection Of Rods And Tubes (AREA)
- Joining Of Building Structures In Genera (AREA)
- Clamps And Clips (AREA)
Description
1 194013
Buisverbindingssysteem voor het aansluiten van het uiteinde van ten minste een buis op een constructiedeel
De uitvinding betreft een buisverbindingssysteem voor het aansluiten van het uiteinde van ten minste een 5 buis op een constructiedeel, in het bijzonder op een kogel, voor het vormen van een knooppunt met een aantal buisaansluitingen, welke buis een bevestigingsdeel bevat dat met behulp van een, uit twee tegenover elkaar liggende en door een schroefverbinding samengehouden klemblokken bestaande kleminrichting is verbonden met een aansluitdeel van het constructiedeel. Een dergelijk buisverbindingssysteem is bekend uit WO 83/02633.
10 De uitvinding beoogt een verbindingselement van de in de aanhef vermelde soort waarmee een snelle verbinding tussen buis en constructiedeel mogelijk is, waarbij gelijktijdig een gegarandeerd stevige verbinding en een snelle losneembaarheid steeds is gewaarborgd.
Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de buis een door middel van een verbindingsdeel gehouden centraal kanaal bevat, waarin vanaf het uiteinde het bevestigingsdeel is geschroefd, welk 15 bevestigingsdeel een afgeknot kegelvormige eerste aanligrand bevat, die aan zijn naar de buis toegekeerde brede zijde is voorzien van een ondersnijding, en waarbij het aan het constructiedeel bevestigde aansluit-deel een afgeknot kegelvormige tweede aanligrand bevat, die aan zijn naar het constructiedeel toegekeerde brede zijde is voorzien van een ondersnijding, en waarbij de klemblokken telkens achter de beide aanlig-randen ter plaatse van hun beide ondersnijdingen grijpen, waarbij in tegenover elkaar liggende binnen-20 wanden van de klemblokken telkens twee met de aanligranden corresponderende groeven aanwezig zijn, waarin de beide aanligranden in gerede verbindingstoestand grijpen.
Door de uitvoering van het verbindingselement overeenkomstig de uitvinding kan op eenvoudige wijze een snelle aansluiting van het uiteinde van een buis op een constructiedeel worden verkregen, die even snel weer kan worden losgemaakt. Na het inzetten van het bevestigingsdeel in de aan het uiteinde gelegen 25 opening van het centrale kanaal van de buis en bevestiging van het aansluitdeel aan het constructiedeel moeten het bevestigingsdeel en het aansluitdeel in een vlak worden uitgelijnd en aansluitend is het alleen nog nodig het aansluitdeel en het bevestigingsdeel in de losgemaakte kleminrichting aan te brengen en vervolgens de schroefverbinding van de klemblokken van de kleminrichting vast aan te trekken, waardoor de buis ten opzichte van het constructiedeel betrouwbaar is vastgezet. De verbinding tussen een buis en 30 het constructiedeel is na het lossen van de schroefverbinding gemakkelijk los te nemen door het verwijderen van de kleminrichting van het bevestigingsdeel en het aansluitdeel.
Door de in dwarsdoorsnede ronde uitvoering van de aanligranden en de bijbehorende groeven is het mogelijk de buis en het constructiedeel relatief ten opzichte van elkaar te verdraaien zolang de kleminrichting nog niet is aangetrokken.
35 Doordat de aanligranden in dwarsdoorsnede afgeknot kegelvormig zijn uitgevoerd en aan hun brede zijde zijn voorzien van een ondersnijding, die achter een overeenkomstige kraag van de bijbehorende rondlopende groef in de klemblokken van de kleminrichting grijpt, wordt enerzijds het tot stand brengen van de verbinding vergemakkelijkt en wordt anderzijds het klemvlak vergroot.
Om het klemvlak nog verder te vergroten en om de verbinding nog gemakkelijker te kunnen uitvoeren 40 kunnen volgens een andere uitwerking van de uitvinding de afgeknot kegelvormige aanligranden van het bevestigingsdeel en van het aansluitdeel steeds aan hun brede zijde onder vorming van de ondersnijding in een gelijk gevormd insteekgedeelte overgaan, waarbij in de binnenwanden van de klemblokken van de kleminrichting steeds een in dwarsdoorsnede overeenkomstig afgeknot kegelvormig uitgevoerde insteek-opening is aangebracht, die zich tot aan de bijbehorende groef uitstrekt. Om een compensatie van 45 toleranties te verkrijgen verloopt de ondersnijding van elke aanligrand schuin ten opzichte van het aansluitend insteekgedeelte.
Om een eenvoudige verbinding tussen het bevestigingsdeel en de buis te verkrijgen gaat bij voorkeur het insteekgedeelte van het bevestigingsdeel over in een centrale pen, die zich tot aan het aansluitvlak van de kleminrichting uitstrekt, terwijl op het einde daarvan, onder vorming van een rondlopende schouder, een 50 schroefdraadpen aansluit die in het kanaal van de buis steekt, en die van zelfsnijdend schroefdraad kan zijn voorzien. Bij voorkeur is in het uiteinde van de aanligrand van het bevestigingsdeel een als binnenzeskant uitgevoerd blindgat ingelaten voor het opnemen van een overeenkomstige binnenzeskant-sleutel. De insteekopening van de kleminrichting waarin het bevestigingsdeel wordt opgenomen kan vanaf het aansluitvlak met de buis van een bolkapvormige uitholling zijn voorzien om eventueel in plaats van de buis 55 aan deze zijde van de kleminrichting een kogel te kunnen aansluiten.
Voorts wordt bij voorkeur voorzien dat het insteekgedeelte van het aansluitdeel centraal overgaat in een schroefdraadpen onder vorming van een rondlopende schouder, welke pen in een bijbehorende 194013 2 schroefdraadboring van het constructiedeel grijpt en waarbij de voorzijde van de aanligrand van het aansluitdeel voorzien is van een als binnenzeskant uitgevoerd blind gat. Daardoor is een eenvoudige en betrouwbare verbinding tussen het aansluitdeel en het constructiedeel te verkrijgen. Ter vergroting van het kracht overbrengend oppervlak is bij voorkeur de rondlopende schouder van het insteekgedeelte van het 5 aansluitdeel aangepast aan de contour van het oppervlak van het constructiedeel.
Om in geloste toestand van de kleminrichting de beide klemblokken op een bepaalde afstand ten opzichte van elkaar te houden en om daardoor het insteken van het bevestigingsdeel en van het aansluitdeel in de kleminrichting te vergemakkelijken zijn, volgens een andere uitwerking van de uitvinding, in een cilindrisch gedeelte van de kleminrichting in de binnenwanden van de klemblokken op gelijke afstand van de 10 langshartlijn steeds tegenover elkaar gelegen blinde boringen ingelaten, waarbij steeds in de beide in lijn ten opzichte van elkaar gelegen blinde gaten een drukveer is geplaatst. Ter verkrijging van een doelmatige vervaardiging van de buis is, overeenkomstig een verdere uitwerking van de uitvinding, het in het midden van de buis verlopende kanaal voorzien van een doorgaande langssleuf en wordt dit kanaal door middel van drie over 120 graden ten opzichte van elkaar versprongen aangebracnte verbindingsdelen op zijn plaats 15 gehouden.
Bij voorkeur is de buis op zijn oppervlak voorzien van in dwarsdoorsnede driehoeksvormige langsgroeven die onder een hoek van 45 graden ten opzichte van elkaar verlopen, waarbij de wand van de buis in het bereik van elke langsgroef van een versterking is voorzien. In deze langsgroeven kan op willekeurige plaatsen een schroefdraadboring voor het opnemen van een aansluitdeel worden aangebracht, waarbij dan 20 het aansluitdeel via een kleminrichting met een andere buis kan worden verbonden. Op deze wijze laten zich, van één buis uit, verschillende buisverlopen op eenvoudige wijze vervaardigen.
Om een buisknooppunt gemakkelijker te kunnen vervaardigen, is, volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, de als constructiedeel dienende kogel hol uitgevoerd en samengesteld uit twee door middel van een schroef verbonden kogelhelften, waarbij de kop van de schroef als aansluitdeel is uitge-25 voerd. Alternatief kan de kogel ook uit massief materiaal zijn vervaardigd en voorzien van een centrale boring voor het opnemen van een doorgaande buis. Een dergelijke uitvoering is in het bijzonder geschikt voor de fabricage van roosterdraagconstructies.
Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding wordt alternatief voorgesteld het constructiedeel uit te voeren als een, een doorgaande buis bevattende, buisklem, waarbij de benen van de klem als aansluitdeel 30 zijn uitgevoerd en door middel van de schroefverbinding van de kleminrichting kunnen worden vastgezet.
Met deze uitvoeringsvorm van de uitvinding kan sneller een kopse aansluiting op een doorgaande buis worden verkregen.
Om een in hoogte willekeurige aansluiting van de buis te verkrijgen wordt, volgens een nadere uitwerking van de uitvinding, de buis aan de buitenzijde voorzien van gelijkmatig over de omtrek verdeeldenaar buiten 35 toe konisch verlopende langsgroeven, waarvan de bodem steeds van een centrale kleine langsril is voorzien, waarbij na het aanbrengen van een schroefdraadboring in het bereik van de langsril van de langsgroef op de voor de schroefdraadpen gewenste plaats, een overeenkomstige van een aanslag voorzien aansluitdeel kan worden ingeschroefd.
Ter verbetering van de krachtoverbrenging is bij voorkeur het aansluitdeel, respectievelijk het 40 bevestigingsdeel, voorzien van een aantal boven elkaar gelegen aanligranden waarvan de corresponderende uitsparingen in de klemblokken van de kleminrichting zijn aangebracht. Voorts is ter vergroting van de krachtoverbrenging de als constructiedeel dienende kogel, bij voorkeur uit massief materiaal vervaardigd en is aan de buitenzijde voorzien van gelijkmatig over het oppervlak ervan verdeelde schroefdraadboringen ter bevestiging van aansluitdelen, waarbij de niet van aansluitdelen voorziene schroefdraadboringen zijn 45 afgesloten door middel van blinde stoppen.
Hierbij gaan de schroefdraadboringen van de kogel bij voorkeur steeds over in een schroefdraadvrij, konisch verbreed deel voor het opnemen van een overeenkomstig aanzetstuk aan het aansluitdeel.
Uit DE-3.313.402 A1 is een buisverbindingssysteem voor het aansluiten van het uiteinde van een buis op een constructiedeel bekend, waarbij vanaf de voorzijde in de buisholte een bevestigingsdeel is ingebracht, 50 dat boven een kleminrichting, die met zijn einde tegen de buis en het constructiedeel rust en uit twee tegenoverliggende door een schroefverbinding bij elkaar gehouden klembekken bestaat, met een aansluitdeel is verbonden dat tegenover het bevestigingsdeel ligt en aan het constructiedeel is bevestigd. Bij de buisverbinding moeten de inzetstukken in de buizen aan de buizen gelast of gelijmd worden, wat zeer arbeidsintensief is en geen hoge trekontlasting verwezenlijkt.
55 Een verbindingsdeel volgens FR-A-2.430.534 omvat ondersnijdingen die achter overeenstemmende aanligranden grijpen om een verbinding tot stand te brengen.
GB-A-768.890 heeft betrekking op een constructiedeel waarbij het insteekgedeelte van een aansluitdeel 3 194013 onder vorming van een rondlopende schouder centraal overgaat in een schroefdraadpen, die in een bijbehorende schroefdraadboring van het constructiedeel grijpt.
Bovendien is uit AT 344.461 bekend dat een in het midden van een buis van een verbindingsconstructie-deel lopend kanaal door drie op 120° van elkaar gezette verbindingsdelen op zijn plaats wordt gehouden.
5
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, verschillende uitvoerings-voorbeelden nader worden beschreven.
Figuur 1 toont een langsdoorsnede van een verbindingselement voor aansluiting van het uiteinde van een buis op een kogel; 10 figuur 2 is een vergrote weergave van het met ”A” aangegeven detail uit figuur 1; figuur 3 toont uitsluitend de kleminrichting van het verbindingselement volgens figuur 1, echter met daarin geplaatste drukveren tussen de klemblokken van de kleminrichting; figuur 4 is een doorsnede van de kleminrichting volgens de lijn IV-IV in figuur 3; figuur 5 is een doorsnede van een kleminrichting volgens de lijn V-V in figuur 3; 15 figuur 6 is een doorsnede door de bij het verbindingselement behorende buis volgens de lijn VI-VI in figuur 1, waarbij een aansluitdeel van de kleminrichting is aangebracht; figuur 7 is een langsdoorsnede door de kogel van figuur 1, echter over 180 graden gedraaid en zonder het bijbehorende aansluitdeel; figuur 8 is een zijaanzicht van de kogel van figuur 7 met extra aansluitdeel; 20 figuur 9 is een bovenaanzicht van de kogel van figuur 1 in de richting van de pijl IX, echter met, op de dwarsgroef van de kogel met behulp van verbindingselementen bevestigd, een achttal buisverlopen en met extra schroefdraadboringen ter aansluiting van verbindingselementen met bijbehorende buisverlopen; figuur 10 is een deel van een met behulp van de verbindingselementen tot stand gebrachte buis-roosterwerk; 25 figuur 11 toont een vergrote weergave van het met ”B” aangegeven detail van figuur 10, in doorsnede echter zonder een centraal kanaal in de buis; figuur 12 toont een doorsnede door het verbindingselement voor de kopse aansluiting van een buis op een buisklem rond een buis; figuur 13 is een aanzicht van een dergelijke verbinding volgens de pijl XIII in figuur 12; 30 figuur 14 is een doorsnede door een buisroosterwerk; figuur 15 is een alternatieve uitvoering van een 90 graden verbinding tussen een kogel en een buis; figuur 16 is een doorsnede van het verbindingselement volgens de lijn XXV-XXV in figuur 15; figuur 17 is een doorsnede door het verbindingselement volgens de lijn XXVI-XXVI in figuur 15; figuur 18 is een doorsnede door de buis volgens de lijn XXVII-XXVII in figuur 15; 35 figuur 19 is een doorsnede door een rechte verbinding tussen een kogel en een wand met behulp van een verbindingselement.
Een verbindingselement 1 voor de kopse aansluiting van een buis 2 op een constructiedeel 3 bestaat uit een in de buis 2 aangebracht bevestigingsdeel 4, een in het constructiedeel 3 aangebracht aansluitdeel 5 40 en een met het bevestigingsdeel 4 alsmede met het aansluitdeel 5 werkzaam verbonden kleminrichting 6.
De buis 2 is voorzien van een centraal verlopend kanaal 7, dat voorzien is van een doorgaande langssleuf 8. Drie over 120 graden ten opzichte van elkaar versprongen, binnen in de buis 2 aangebrachte verbindingsdelen 9 houden het kanaal 7 in zijn stand. Op zijn oppervlak is de buis 2 voorzien van in dwarsdoorsnede driehoekvormige langsgroeven 10, die onder een hoek van 45 graden ten opzichte van 45 elkaar verlopen. In de langsgroeven 10 kunnen schroefdraadgaten op die plaatsen worden aangebracht waar buisaansluitingen op de buis 2 gewenst zijn, waarbij dan in de schroefdraadgaten aansluitdelen 5 kunnen worden bevestigd, die via kleminrichtingen 6 en bevestigingsdelen 4 met de daarvan uitlopende buizen kunnen worden verbonden. In Figuur 6 is een aan de buis 2 bevestigd aansluitdeel 5 weergegeven. Hierbij grijpt een schroefdraadpen 11 van het aansluitdeel 5 in de schroefdraadboring 12 in de bijbehorende 50 langsgroef 10. Om de schroefdraadpen 11 van het aansluitdeel 5 voldoende houvast te geven is de binnenwand van de buis 2 in het bereik van elke langsgroef 10 van een versterking 13 voorzien.
Door middel van een schroefdraadpen 14, die van zelfsnijdende schroefdraad is voorzien, is het bevestigingsdeel 4 aan het uiteinde van het kanaal 7 van de buis 2 bevestigd. Het vrije einde van het bevestigingsdeel 4 is als rondlopende, in dwarsdoorsnede afgeknot kegelvormige aanligrand 15 uitgevoerd, 55 die grijpt in een overeenkomstig gevormde rondlopende schroef 16 in de tegenovergestelde binnenwanden 17,18 van de klemblokken 19, 20 van de kleminrichting 6. Aan zijn brede zijde is de aanligrand 15 van een schuin verlopende ondersnijding 21 voorzien, die overgaat in een eveneens in dwarsdoorsnede afgeknot 194013 4 kegelvormig insteekgedeelte 22. De ondersnijding 21 grijpt achter een overeenkomstige kraag 23 van de groef 16 en van het insteekgedeelte 22 in een, in dwarsdoorsnede overeenkomstig afgeknot kegelvormig uitgevoerde, zich tot aan de groef 16 uitstrekkende insteekopening 24, in de binnenwanden 17,18 figuren 3 en 4 van de klemblokken 19, 20. De insteekopening 24 gaat, tot aan het aansluitvlak 25 van de klem-5 blokken 19, 20 aan het uiteinde van de buis 2, over in een bolkopvormige uitsparing 26, om eventueel in plaats van de buis 2 aan deze zijde van de kleminrichting 6, een in de uitsparing 26 passende kogel te kunnen bevestigen. Het insteekgedeelte 22 van het bevestigingsdeel 4 gaat over in een centraal tot aan het aansluitvlak 25 van de kleminrichting 6 zich uitstrekkende pen 27, waarop aan het einde daarvan, onder vorming van een rondlopende schouder 28 die tegen het uiteinde van kanaal 7 aanligt, een schroefdraad-10 pen 14 aansluit.
Aan de tegenover de schroefdraadpen 14 gelegen zijde van het bevestigingskanaal 4 bevindt zich een, als binnenzeskant uitgevoerde, blinde boring 29 voor het opnemen van een corresponderende schroefsleu-tel.
Het vrije einde van het aansluitdeel 5 is op analoge wijze als het vrije einde van het bevestigingsdeel 4 15 uitgevoerd. Zo bezit het aansluitdeel 5 eveneens een rondlopende, in dwarsdoorsnede afgeknot kegelvormige aanligrand 30, die grijpt in een overeenkomstige gevormde, rondlopende groef 31 in de tegenovergelegen binnenwanden 17, 18 van de klemblokken 19, 20 van de kleminrichting 6.
De aanligrand 30 gaat aan zijn brede zijde, via een schuinverlopende ondersnijding 32, over in een, in dwarsdoorsnede, afgeknot kegelvormig insteekgedeelte 33. De ondersnijding 32 grijpt achter een dienover-20 eenkomstig aanlegvlak 34 van de rondlopende groef 31 en van het insteekgedeelte 33 in een, in dwarsdoorsnede dienovereenkomstig afgeknot kegelvormig uitgevoerde, zich tot aan de groef 31 uitstrekkende insteekopening 35 in de binnenwanden 17, 18 van de klemblokken. Op het insteekgedeelte 33 van het aansluitdeel 5 sluit centraal onder vorming van een rondlopend schouder 36 die aangepast is aan het contour van het oppervlak van het constructiedeel 3, de schroefdraadpen 11 aan, die in een bijbehorende 25 schroefdraadboring 37 in het constructiedeel is geschroefd. In de tegenover de schroefdraadpen 11 gelegen zijde van het aansluitdeel 5 bevindt zich een, als binnenzeskant uitgevoerde, blinde boring 38 voor het opnemen van een dienovereenkomstige schroefsleutel. De klemblokken 19, 20 van de kleminrichting 6 worden door middel van een schroefverbinding 39 bij elkaar gehouden, welke verbinding zich door het konisch gedeelte 40 van de kleminrichting uitstrekt.
30 Het uiteinde van het afgeknot kegelvormig gedeelte 40 van de kleminrichting ligt aangepast aan de contouren van het oppervlak van het constructiedeel 3, daar tegenaan, terwijl het uiteinde van het cilindrisch gedeelte 41 van de kleminrichting 6 tegen het uiteinde van de buis 2 aanligt. De schroefverbinding 39 bestaat uit een binnenzeskantschroef 42 met bijbehorende moer 43. Het klemblok 20 is voorzien van een doorgang 44 voor het opnemen van de kop 45 van de schroef 42 alsmede van een in diameter dien-35 overeenkomstige kleinere doorgaande boring 46 voor de schroefdraadschacht 47 van de schroef 42. Het andere klemblok 19 is voorzien van een overeenkomstige doorgaande boring 48 voor de schroefdraadschacht 47 van de schroef 42 alsmede een daarop aansluitende, vergrote doorgang 49 voor het opnemen van de moer 43.
Door een corresponderende vormgeving van de doorgang 49 wordt moer 43 in zijn stand gefixeerd. De 40 klemblokken 19, 20 zijn zo uitgevoerd dat, in aangetrokken toestand van de schroefverbinding 39, dat wil zeggen bij starre verbinding tussen het constructiedeel 3, het aansluitdeel 5, het bevestigingsdeel 4 en de buis 2, een smalle spleet 50 tussen de naar elkaar gekeerde binnenwanden 17, 18 van de klemblokken 19, 20 overblijft. Om de kleminrichting gemakkelijk te kunnen monteren worden de klemblokken 19, 20 wanneer de schroefverbinding 39 is opgelost, overeenkomstig de speling van de schroefverbinding 39, door twee in 45 de binnenwanden 17, 18 van de klemblokken 19, 20 ingelaten drukveren 5 uitgedrukt, waardoor de kleminrichting 6 op eenvoudige wijze over het aansluitdeel 5 en het bevestigingsdeel 4 kan worden geschoven, waarna slechts de schroefverbinding 39 behoeft te worden aangetrokken. De drukveren 51 zijn op gelijke afstand van de langsas van 52 van de kleminrichting in steeds tegenover elkaar gelegen binnenboringen 53 in de binnenwanden 17, 18 van de klemblokken 19, 20 aangebracht.
50 Elk klemblok 19, 20 is aan zijn buitenzijde voorzien van een haaks op de spleet 50 verlopende, in dwarsdoorsnede driehoekvormige langgroef 54.
Bij het in figuur 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is het constructiedeel 3 een kogel 55. De kogel 55 is op zijn oppervlak 8 voorzien van meridiaanvormig verlopende, in dwarsdoorsnede driehoekvormige langsgroeven 56, die daardoor steeds onderling een hoek van 45 graden vormen.
55 Centraal ten opzichte van de langsgroeven 56 is het kogeloppervlak voorzien van een rondgaande, in dwarsdoorsnede eveneens driehoekvormige dwarsgroef 57, die dientengevolge over de equator van de kogel 55 verloopt. In de groeven 56, 57 bevinden zich op de verbindingsplaatsen voor de aansluitdelen 5 5 194013 schroefdraadboringen 37 in de kogel 55, waarin steeds schroefdraadpennen 11 van de aansluitdelen 5 kunnen worden geschroefd. De aansluitdelen 5 zijn via kleminrichtingen 6 en bevestigingsdelen 5 met de buizen 2 van het knooppunt verbonden (zie figuur 9).
Kogel 55 is hol uitgevoerd en samengesteld uit twee kogelhelften 58, 59. De deellijn 60 van de 5 kogelhelften 58, 59 verloopt centraal door de dwarsgroef 57. De naar elkaar toegekeerde einden van de kogelhelften 58, 59 grijpen via een daarin aangebrachte vertanding 61 in elkaar. Voorts bevindt zich tussen beide kogelhelften 58, 59 een messing-groefverbinding 62. Voor de verbinding van de beide kogelhelften 58, 59 met elkaar dient een schroef 63, waarvan de kop als aansluitdeel 5 is uitgevoerd. De kogelhelften 58, 59 van de kogel 55 zijn in de top van de langsgroeven 56, in het inwendige, van tegenover elkaar 10 gelegen buisvormige aanzetstukken 64, 65 voorzien, waarbij het aanzetstuk 64 van de kogelhelft 58 van een centrale doorgang 66 is voorzien, voor het opnemen van een pen 67 van het aansluitdeel 5, alsmede van een in diameter overeenkomstig kleinere boring 68 voor de schroefdraadpen 11 van het aanzetdeel 5, terwijl het aanzetstuk 59 van een overeenkomstige schroefdraadboring 37 voor het opnemen van een schroefdraadpen 11 is voorzien. Na het juist samenvoegen van de kogelhelften 58, 59, hetgeen teweeg 15 wordt gebracht door de vertanding 61 alsmede de messinggroefverbinding 62, kan de schroefdraadpen 11 van het aansluitdeel 5 via de doorgang 66 en de doorgaande boring 68 in de kogelhelft 58 in de schroefdraadboring 37 van de kogelhelft 59 worden gedraaid en vast aangetrokken, waardoor een vaste verbinding van de beide kogelhelften 58, 59 wordt verkregen. Op kogel 55 kunnen vervolgens de verbindingselementen 1 voor de in de gewenste richting vanaf de kogel zich uitstrekkende buizen 2 worden 20 bevestigd. In de doorgaande schroefdraadboring 37 van de kogelhelft 59 kan van de buitenzijde af een extra aansluitdeel 5 worden geschroefd (zie figuur 8).
Bij het in figuur 10 weergegeven gedeelte van een roosterwerk uit kogels 55, verbindingselementen 1 en buizen 2 wordt ook een kogel 55 uit massief materiaal met een grote boring 69 toegepast, waarbij door boring 69 een doorgaande buis 2 loopt. De eindaansluiting van een buis 2 op deze kogel vindt op analoge 25 wijze plaats als bij de in figuur 1 weergegeven holle kogel 55 (zie figuur 11).
Bij het in figuren 12 en 13 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is het constructiedeel 3 een, een doorgaande buis 2 omvattende buisklem 70. Klembenen 72, 73, waartussen een spleet 71 wordt vrijgelaten, zijn uitgevoerd als aansluitdeel 5, dat via de kleminrichting 6 met bijbehorende schroefverbinding 39 en het bevestigingsdeel 4 met de buis 2 is verbonden.
30 In geloste toestand van de schroefverbinding 39 kan buis 2 over 360 graden worden verdraaid. De buisklem 70 is aan zijn tegenover de klembenen 72, 73 gelegen zijde van een extra aansluitdeel 5 voorzien dat, om een zekere verende werking te krijgen, van een centrale spleet 74 is voorzien. Daardoor kan op eenvoudige wijze aan een doorgaande buis in één vlak een aantal buisverlopen worden aangebracht.
Bij de in figuur 14 getoonde uitvoering is de als verticale buis uitgevoerde buis 2 aan de buitenzijde 35 voorzien van konisch verlopende langsgroeven 96 die gelijkmatig over de omtrek zijn verdeeld.
In de bodem van elke langsgroef 96 is centraal een kleine langsril 97 aangebracht, die dient voor het gemakkelijker aanbrengen van een schroefdraadboring 98 op de gewenste plaats in de langsgroef 96 van een aansluitdeel 5, dat voorzien is van een in de langsgroef passend aanzetstuk 100. Op dit aansluitstuk 5 is een kleminrichting 6 aangesloten.
40 Bij het in de figuren 15 tot 18 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een verbinding tussen een buis 2 en een als constructiedeel 3 dienende kogel 101 worden twee aan elkaar gekoppelde kleminrichtingen 6 toegepast. De hiervoor toegepaste aansluitdelen 5, respectievelijk het bevestigingsdeel, 4 zijn steeds van twee tegenover elkaar gelegen aanligranden 15 voorzien waarbij de corresponderende uitsparingen 102 in de klemblokken 19, 20 van de kleminrichtingen 6 zijn aangebracht. Elke schroef 103 van de schroefverbin-45 dingen 39 van de kleminrichtingen 6 worden in het bijbehorende klemblok 20 door een borgschijf 104 tegen uitvallen geborgd. De uit massief materiaal bestaande kogel 101 is aan de buitenzijde voorzien van gelijkmatig over het oppervlak verdeelde schroefdraadboringen 105 (figuur 19) dienen ter bevestiging van, van corresponderende schroefdraadpennen 106 voorziene, aansluitdelen 5. Elke schroefdraadboring 105 gaat aan de buitenzijde over in een schroefdraadvrij konische verbreding 107 voor het opnemen van een 50 corresponderend aanzetstuk 108 aan deze aansluitdelen 5.
De niet van aansluitdelen 5 voorziene schroefdraadboringen 105 van de kogen 101 kunnen door, aan het oppervlak van de kogel 101 aangepaste, blinde stoppen 109 worden afgesloten. Overigens is bij dit uitvoeringsvoorbeeld buis 2 voorzien van een gesloten kanaal 7.
Het in figuur 19 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld toont de aansluiting van een kogel 101 op een wand 55 110 onder tussenschakeling van een kleminrichting 6 en van een, van een aanlegvlak voor een sleutel 111 voorzien, in de wand 110 geschroefd, draagdeel 112. In het draagdeel 112 is een aansluitdeel 5 geschroefd dat via de kleminrichting 6 verbonden is met het aan de kogel 101 bevestigd aansluitdeel 5.
Claims (17)
1. Buisverbindingssysteem voor het aansluiten van het uiteinde van ten minste een buis op een constructie-deel, in het bijzonder op een kogel, voor het vormen van een knooppunt met een aantal buisaansluitingen, 5 welke buis een bevestigingsdeel bevat dat met behulp van een, uit twee tegenover elkaar liggende en door een schroefverbinding samengehouden klemblokken bestaande kleminrichting is verbonden met een aansluitdeel van het constructiedeel, met het kenmerk, dat de buis (2) een door middel van een verbindingsdeel (9) gehouden centraal kanaal (7) bevat, waarin vanaf het uiteinde het bevestigingsdeel (4) is geschroefd, welk bevestigingsdeel (4) een afgeknot 10 kegelvormige eerste aanligrand (15) bevat, die aan zijn naar de buis (2) toegekeerde brede zijde is voorzien van een ondersnijding (21), en waarbij het aan het constructiedeel (3) bevestigde aansluitdeel (5) een afgeknot kegelvormige tweede aanligrand (30) bevat, die aan zijn naar het constructiedeel (3) toegekeerde brede zijde is voorzien van een 15 ondersnijding (32), en waarbij de klemblokken (19, 20) telkens achter de beide aanligranden (15, 30) ter plaatse van hun beide ondersnijdingen (21, 32) grijpen, waarbij in tegenover elkaar liggende binnenwanden (17, 18) van de klemblokken (19, 20) telkens twee met de aanligranden (15, 30) corresponderende groeven (16, 31) 20 aanwezig zijn, waarin de beide aanligranden (15, 30) in gerede verbindingstoestand grijpen.
2. Buisverbindingssysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afgeknot kegelvormige aanligranden (15, 30) van het bevestigingsdeel (4) en van het aansluitdeel (5) steeds aan hun brede zijde onder vorming van de ondersnijding (21 resp. 32) in een gelijk gevormd insteekgedeelte (22 resp. 33) overgaan, waarbij in de binnenwanden (17, 18) van de klemblokken (19, 20) van de kleminrichting (6) steeds een in 25 dwarsdoorsnede overeenkomstig afgeknot kegelvormig uitgevoerde insteekopening (24 resp. 35) is aangebracht die zich tot aan de bijbehorende groep (16 resp. 31) uitstrekt.
3. Buisverbindingssysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de ondersnijding (21 resp. 32) van elke aanligrand (15, 30) schuin verloopt naar het aansluitend insteekgedeelte (22 resp. 33) toe.
4. Buisverbindingssysteem volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het insteekgedeelte (22) van het 30 bevestigingsdeel (4) overgaat in een centrale pen (27) die zich tot aan het aansluitvak (25) vein de kleminrichting (6) uitstrekt, terwijl op het einde daarvan onder vorming van een rondlopende schouder (28) een schroefdraadpen (14) aansluit, die in het kanaal (7) van de buis (2) steekt.
5. Buisverbindingssysteem volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de schroefdraadpen (14) van het bevestigingsdeel (4) voorzien is van zelfsnijdende schroefdraad, waarbij in het uiteinde van de aanligrand 35 (15) van het bevestigingsdeel (4) een als binnenzeskant uitgevoerd blind gat (29) is ingelaten.
6. Buisverbindingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 2 tot en met 5, met het kenmerk, dat de insteekopening (24) van de kleminrichting (6) waarin het bevestigingsdeel (4) wordt opgenomen vanaf het aansluitvlak (25) met de buis (2) van een bolkapvormige uitholling (26) is voorzien.
7. Buisverbindingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 2 tot en met 6, met het kenmerk, dat het 40 insteekgedeelte (33) van het aansluitdeel (5) centraal overgaat in een schroefdraadpen (11) onder vorming van een rondlopende schouder (36), welke pen in een bijbehorende schroefdraadboring (37) van het constructiedeel (3) grijpt, waarbij de voorzijde van de aanligrand (30) van het aansluitdeel (5) voorzien is van een als binnenzeskant uitgevoerd blind gat (38).
8. Buisverbindingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 2 tot en met 7, met het kenmerk, dat de 45 rondlopende schouder (36) van het insteekgedeelte (33) van het aansluitdeel (5) aangepast is aan de contour van het oppervlak van het constructiedeel (3).
9. Buisverbindingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 8, met het kenmerk, dat in een cilindrisch gedeelte (41) van de kleminrichting (6) in de binnenwanden (17, 18) van de klemblokken (19, 20) op gelijke afstand van de langshartlijn (52) steeds tegenover elkaar gelegen blinde boringen (53) zijn 50 ingelaten, waarbij steeds in de beide in lijn ten opzichte van elkaar gelegen blinde gaten (53) een drukveer (51) is geplaatst.
10. Buisverbindingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 9, met het kenmerk, dat het in het midden van de buis (10) verlopende kanaal (7) voorzien is van een doorgaande langssleuf (8) en dat het door middel van drie over 120 graden ten opzichte van elkaar versprongen aangebrachte 55 verbindingsdelen (9) op zijn plaats wordt gehouden.
11. Buisverbindingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 10, met het kenmerk, dat de buis (2) op zijn oppervlak voorzien is van in dwarsdoorsnede driehoekvormige langsgroeven (10) die 7 194013 onder een hoek van 45 graden ten opzichte van elkaar verlopen, waarbij de wand van de buis (2) in het bereik van elke langsgroef (10) van een versterking (13) is voorzien.
12. Buisverbindingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 11, met het kenmerk, dat de kogel (55) hol is en uit twee door middel van een schroei (63) verbonden, kogelhelften (58, 59) wordt 5 gevormd waarbij de scheidingslijn (60) centraal door een dwarsgroef (57) van de kogel (55) verloopt, en waarbij de kop van de schroef (63) is uitgevoerd als aansluitdeel (5).
13. Buisverbindingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 12, waarbij de kogel uit massief materiaal is vervaardigd, met het kenmerk, dat de kogel (55) is voorzien van een centrale boring (69) waardoorheen een doorgaande buis (2) is geleid.
14. Buisverbindingssysteem volgens een der conclusies 1 tot en met 13, met het kenmerk, dat het constructiedeel (3) is uitgevoerd als een, een doorgaande buis (2) bevattende buisklem (70), waarbij de benen (72, 73) van de klem als aansluitdeel (5) zijn uitgevoerd en door middel van de schroefverbinding (39) van de kleminrichting (6) kunnen worden vastgezet.
15. Buisverbindingssysteem volgens een der conclusies 1 tot en met 14, met het kenmerk,dat de buis (2) 15 aan de buitenzijde voorzien is van gelijkmatig over de omtrek verdeelde, naar buiten konisch verlopende langsgroeven (96) waarvan de bodem steeds in het midden voorzien is van een kleine langsril (97) waarbij na het aanbrengen van een schroefdraadboring (98) in het bereik van de langsril (97) van een langsgroep (96) op de voor een schroefdraadpen (99) gewenste plaats, een overeenkomstige van een aanslag (100) voorzien aansluitdeel (5) kan worden ingeschroefd.
16. Buisverbindingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 15, met het kenmerk, dat het aansluitdeel (5) respectievelijk het bevestigingsdeel (4) voorzien is van een aantal boven elkaar gelegen aanliganden (15) waarvan de corresponderende uitsparingen (102) in de klemblokken (19,20) van de kleminrichting (6) zijn aangebracht.
17. Buisverbindingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 16, waarbij de als 25 constructiedeel dienende kogel uit massief materiaal is vervaardigd en aan de buitenzijde voorzien is van gelijkmatig over het oppervlak ervan verdeelde schroefdraadboringen ter bevestiging van aansluitdelen, met het kenmerk, dat de niet van aansluitdelen (5) voorziene schroefdraadboringen zijn afgesloten door middel van blinde stoppen (109), waarbij de schroefdraadboringen (105) van de kogel (101) steeds overgaan in een schroefdraadvrij konisch verbreed deel (107) voor het opnemen van een overeenkomstig aanzetstuk 30 (108) aan het aansluitdeel (5). Hierbij 11 bladen tekening
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
DE3628269 | 1986-08-20 | ||
DE3628269 | 1986-08-20 | ||
DE3721092 | 1987-06-26 | ||
DE3721092A DE3721092C2 (de) | 1986-08-20 | 1987-06-26 | Rohrverbindungssystem |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8701931A NL8701931A (nl) | 1988-03-16 |
NL194013B NL194013B (nl) | 2000-12-01 |
NL194013C true NL194013C (nl) | 2001-04-03 |
Family
ID=25846711
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8701931A NL194013C (nl) | 1986-08-20 | 1987-08-18 | Buisverbindingssysteem voor het aansluiten van het uiteinde van ten minste een buis op een constructiedeel. |
Country Status (9)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4907907A (nl) |
AT (1) | AT395203B (nl) |
CH (1) | CH673876A5 (nl) |
ES (1) | ES2004988A6 (nl) |
FR (1) | FR2606466B1 (nl) |
GB (1) | GB2196088B (nl) |
IT (1) | IT1211729B (nl) |
NL (1) | NL194013C (nl) |
SE (1) | SE467317B (nl) |
Families Citing this family (12)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5207589A (en) * | 1987-01-20 | 1993-05-04 | Horst Lettenmayer | Current conducting system |
US5473852A (en) * | 1988-12-22 | 1995-12-12 | British Technology Group Ltd. | Mechanical devices and structures |
US5148648A (en) * | 1991-06-21 | 1992-09-22 | Skyline Displays, Inc. | Quick-release frame connector |
GB2257488A (en) * | 1991-07-09 | 1993-01-13 | Peter Ligertwood | Tubular construction system. |
DE9202301U1 (de) * | 1992-02-20 | 1993-06-17 | Geisen, Johannes, Dipl.-Ing., 2800 Bremen | Konstruktionssystem |
WO2006123337A2 (en) * | 2005-05-17 | 2006-11-23 | Erez Lavi | Connecting elements for construction |
US7334535B1 (en) * | 2006-08-31 | 2008-02-26 | Concord Industries, Inc. | Flagpole ornament |
DE102009019169A1 (de) * | 2009-04-18 | 2010-10-21 | Niederberger Patent Ag | Modulares Bausystem aus Knoten und Stäben und Verfahren zur Bildung von Raumfachwerken |
DE202009008687U1 (de) * | 2009-06-18 | 2010-11-04 | Rixen, Wolfgang, Dipl.-Ing. | Profilstabverbindungssystem |
US20220372785A1 (en) * | 2021-05-14 | 2022-11-24 | Tiao-Chin Lin | Fencing assembly |
US11634928B2 (en) * | 2021-05-14 | 2023-04-25 | Tiao Chin Lin | Fencing assembly |
CH719076A9 (fr) * | 2021-10-20 | 2023-06-30 | Uhcs Property Sa | Poutre ou poteau d'un système de construction. |
Family Cites Families (18)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB768890A (en) * | 1954-04-10 | 1957-02-20 | Acrow Eng Ltd | A device for making joints between rods or tubes |
GB1046862A (en) * | 1963-01-23 | 1966-10-26 | Robert Charles Rolland | Frame structure having improved joint means |
GB1041735A (en) * | 1963-03-25 | 1966-09-07 | Frank Jaroslov Bernard | Display structure and components therefor |
FR1418868A (fr) * | 1964-07-03 | 1965-11-26 | Vallourec | Dispositif d'assemblage de tubes ou organes analogues |
GB1206399A (en) * | 1966-12-09 | 1970-09-23 | Stewarts & Lloyds Ltd | Improvements relating to tubular structures |
CH588233A5 (nl) * | 1974-12-09 | 1977-05-31 | Syma Intercontinental Sa | |
FR2301767A2 (fr) * | 1975-02-24 | 1976-09-17 | David Gil Jacques | Structure decorative, notamment pour constructions a grande surface libre |
FR2452628A1 (fr) * | 1979-03-27 | 1980-10-24 | Chateau Stephane Du | Assemblage de barres pour structures reticulees de charpentes metalliques |
GB2068499A (en) * | 1980-01-07 | 1981-08-12 | Secretary Environment Brit | Releasable joint for railings |
SE420342B (sv) * | 1980-09-17 | 1981-09-28 | Mats Ingvar Davidson | Anordning vid stativ |
US4403767A (en) * | 1980-12-29 | 1983-09-13 | Gene Basey | Variable rack stair rail assembly |
US4449843A (en) * | 1981-11-30 | 1984-05-22 | Space Structures International Corp. | Octa hub |
GB2116248B (en) * | 1982-02-01 | 1985-10-09 | Angus John Duncan Brown | Connector for tubular bars and attachment members in a space framework |
IT8211637V0 (it) * | 1982-05-07 | 1982-05-07 | Targetti Sankey Spa | Giunto per barre contigue,atto ad escludere la presenza di ringrossi |
GB8330122D0 (en) * | 1983-11-11 | 1983-12-21 | Stephenson C J S | Connector for framework structure |
DE3510543A1 (de) * | 1984-03-28 | 1985-10-10 | Composit System S.r.l., Cesano Boscone, Mailand/Milano | Knotenverbindung fuer netzstrukturen |
US4679961A (en) * | 1986-06-16 | 1987-07-14 | Lockheed Missiles & Space Company, Inc. | Coupling mechanism |
GB8617910D0 (en) * | 1986-07-22 | 1986-08-28 | Ping T E | Frame system |
-
1987
- 1987-08-10 AT AT0201787A patent/AT395203B/de not_active IP Right Cessation
- 1987-08-12 SE SE8703127A patent/SE467317B/sv not_active IP Right Cessation
- 1987-08-14 CH CH3150/87A patent/CH673876A5/de not_active IP Right Cessation
- 1987-08-18 NL NL8701931A patent/NL194013C/nl not_active IP Right Cessation
- 1987-08-19 FR FR878711735A patent/FR2606466B1/fr not_active Expired - Fee Related
- 1987-08-19 IT IT8748313A patent/IT1211729B/it active
- 1987-08-19 GB GB8719533A patent/GB2196088B/en not_active Expired - Lifetime
- 1987-08-19 ES ES878702439A patent/ES2004988A6/es not_active Expired
- 1987-08-20 US US07/087,190 patent/US4907907A/en not_active Expired - Fee Related
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
FR2606466B1 (fr) | 1993-09-03 |
SE8703127L (sv) | 1988-02-21 |
US4907907A (en) | 1990-03-13 |
IT8748313A0 (it) | 1987-08-19 |
GB2196088A (en) | 1988-04-20 |
SE8703127D0 (sv) | 1987-08-12 |
GB2196088B (en) | 1990-10-03 |
ES2004988A6 (es) | 1989-02-16 |
AT395203B (de) | 1992-10-27 |
FR2606466A1 (fr) | 1988-05-13 |
NL194013B (nl) | 2000-12-01 |
ATA201787A (de) | 1992-02-15 |
CH673876A5 (nl) | 1990-04-12 |
NL8701931A (nl) | 1988-03-16 |
IT1211729B (it) | 1989-11-03 |
GB8719533D0 (en) | 1987-09-23 |
SE467317B (sv) | 1992-06-29 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL194013C (nl) | Buisverbindingssysteem voor het aansluiten van het uiteinde van ten minste een buis op een constructiedeel. | |
US5605410A (en) | Connecting mechanism for tubular frame members | |
US4039263A (en) | Connector joint | |
US5127758A (en) | Pipe joint | |
US5078534A (en) | Flush nut connectors | |
RU2109995C1 (ru) | Устройство для соединения по меньшей мере двух элементов | |
CZ280956B6 (cs) | Spojovací prvek pro tyče prostorové prutové soustavy | |
US4805260A (en) | Expander device | |
US4438615A (en) | Orba-hub | |
FR2653504A1 (fr) | Ecrou muni d'un blocage a bague. | |
RU1809878C (ru) | Соединительное устройство дл строительных конструкций из труб и узловых элементов, предназначенных дл рмарочных сооружений | |
US7229230B2 (en) | Tube connectors | |
US3076636A (en) | Ornamental railing structures | |
US20090274534A1 (en) | Anchor for cover plate engaement | |
JP4237029B2 (ja) | パイプ継手 | |
CN1126874C (zh) | 螺钉 | |
US4599010A (en) | Anchoring device | |
US4435103A (en) | Connection for furniture frame parts, particularly office furniture | |
US5095677A (en) | Combination for use in mounting a modular system | |
KR20180045848A (ko) | 볼트 장치, 결합 장치 및 결합 장치 해체 방법 | |
US4610064A (en) | Device for spreading flanges | |
EP0455945A1 (de) | Befestigungseinrichtung zur lösbaren Verbindung einer Strebe an einer Säule | |
EA000810B1 (ru) | Несущий каркас с раскосами и соединительными узлами | |
US5143497A (en) | Expansible plug for fixing to a solid or hollow building material | |
EP0089298B1 (fr) | Chevilles à douilles expansibles |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20030301 |