NL193828C - Grijper met horizontale baan van snijranden. - Google Patents

Description

1 193828

Grijper met horizontale baan van snijranden

De uitvinding heeft betrekking op een grijper omvattend twee in hoofdzaak met elkaar overeenkomende grijperbakken die aan weerszijden van een eerste symmetrievlak gelegen zijn en elk voorzien zijn van een 5 snijrand en een grijperbakarm, waarmee zij middels schamierorganen op een om een horizontale hartlijn verdraaibare wijze met elkaar verbonden zijn, voorts omvattend: een grijpeijuk; sluitmiddelen voor het ten minste van één open graaf stand naar een gesloten stand brengen van de grijperbakken, onder het verdraaien van de grijperbakamnen om de schamierorganen; 10 middelen voor het aan het grijperjuk bevestigen van een ophangmiddel, die aan het boveneind voorzien is van middelen voor koppeling aan een kraanarm of iets dergelijks; en stijve verbindingsstaven die zich tussen het grijperjuk en elke grijperbak uitstrekken en aan hun respectieve einden daarmee telkens op schamierbare wijze verbonden zijn.

Een dergelijke grijper is bekend uit het Amerikaans octrooischrift 2.605.563. Deze grijper is aan het 15 boveneind voorzien van een juk voor ophanging aan hijsdraden, en voorts voorzien van een enkel zuigerdlindersamenstel voor het openen en sluiten van de grijperbakken, dat het symmetrievlak van de grijper kruist en enerzijds bevestigd is aan het boveneind van de bevestigingsstangen die aan één zijde van de grijper gelegen zijn en anderzijds bevestigd is aan de aan de andere zijde gelegen grijperbak.

Sinds enige jaren is men zich bewust van de aanwezigheid van sedimentlagen, in hoofdzaak sliblagen, 20 die sterk verontreinigd zijn met zware metalen, PAICs, enzovoort en een potentieel gevaar voor het milieu vormen. Dergelijke lagen zijn inmiddels op vele plaatsen aangetroffen, waaronder haven bekkens, estuaria, rivieren, beken en meren. Wanneer het betreffende waterlichaam verdiept moet worden, zal men trachten eerst de vervuilde sedimentlagen te verwijderen. Daar de periode van afzettingen van verontreinigingen in vergelijking met de periode waarin de sedimentlagen zijn afgezet slechts relatief kort kan zijn geweest, zal 25 de laag verontreinigd sediment doorgaans relatief dun (bijvoorbeeld 35 cm) kunnen zijn. Bij het verwijderen van de verontreinigde laag loopt men dus gemakkelijk het risico ook onvervuild sediment weg te halen. Hierdoor wordt niet alleen de benodigde tijd voor de opruimwerkzaamheden vergroot, maar zal ook de verwerking van het verontreinigde materiaal niet zo efficiënt kunnen zijn als wel gewenst is.

De uitvinding heeft nu tot doel een grijper van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarmee 30 op een vergaand beheerste wijze een laag materiaal, in het bijzonder een laag verontreinigd sediment, selectief afgegraven kan worden. Hiertoe zijn in de grijper volgens de uitvinding de snijranden zodanig gelegen ten opzichte van de schamierorganen en de einden van de verbindingsstangen, dat de snijranden tijdens hun beweging van de open naar de gesloten stand een in hoofdzaak horizontale baan doorlopen, waarbij de grijper voorts geleidingsorganen omvat, in het bijzonder van het grijpeijuk neerhangende en vast 35 daarmee verbonden geleidingsbalken, voor het op in zijwaartse richting opsluitende wijze langs een vlak evenwijdig aan het eerste symmetrievlak geleiden van de schamierorganen tijdens de beweging daarvan van de gesloten naar de open stand en vice versa.

De stijve verbindingsstangen, die geschikt zijn voor het overdragen van druk- en trekkrachten en de geleidingen van de schamierorganen zorgen ervoor dat de plaats van de snijranden ten opzichte van het 40 grijpeijuk nu In hoge mate beheersbaar is. Dit is reeds van belang bij het in de te verwijderen grondlaag brengen van de grijper, in welk geval, bij bekende ligging van het bodemoppervlak, de snijranden van de grijperbakken op de gewenste benodigde initiële penetratiediepte gebracht kunnen worden, zonodig onder uitoefening van druk op de grijper en de snijranden. Door de geleidingen wordt in feite een rdoplegging voor de schamierorganen aan het juk gerealiseerd, waardoor het juk statisch bepaald is ten opzichte van de 45 rest van de grijper.

Na Initiële penetratie zullen bij het sluiten van de grijperbakken de snijranden een in hoofdzaak horizontale baan doorlopen, zodat uiteindelijk een in hoofdzaak horizontale laag vervuild materiaal afgegraven zal worden, bovenlangs het onvervuilde sediment. Opgemerkt wordt dat met horizontaal ook gerefereerd wordt aan een vlak dat hellend is, maar niettemin loodrecht staat op het eerste symmetrievlak 50 en op het (tweede) symmetrievlak van de grijper dat zelf ook loodrecht staat op het eerste symmetrievlak. Voorts wondt opgemerkt dat uit de Duitse octrooiaanvrage 31.31.624 een grijper bekend is waarvan gesteld wordt dat de snijranden van de grijperbakken bij het sluiten een snede volgens een bij benadering horizontale kromme maken.

Het ophangmiddel is bij voorkeur een ophangstang of stick, die geschikt is voor het overdragen van trek-55 en drukkrachten. Hierdoor wordt de beheersbaarheid van de grijper verder verbeterd, zodat deze nauwkeurig te positioneren is. De middelen voor verbinding met de ophangstang omvatten daarbij een dubbele cardan-koppeling, met horizontale schamierassen, en eventueel een aandrijfbare schamierverbinding of 193828 2 rotor met een verticale draaias. Door middel van de rotor kan de grijper steeds eenzelfde oriëntatie in het horizontale vlak houden ten opzichte van het draaipunt van de kraanarm, zodat steeds parallel aan een bepaalde werklijn gebaggerd kan worden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de grijper volgens de uitvinding bezitten de verbindingsstangen, 5 beschouwd in projectie loodrecht op het eerste symmetrievlak van de grijper, een in hoofdzaak N-vorm, bepaald door drie stangen die met het grijperjuk en de grijperbak een vakwerk vormen. Hierdoor wordt de stijfheid van de constructie vergroot en daarmee de relatieve plaatsvastheid van de beide bakzijden ten opzichte van het grijpeijuk vergroot en daarmee de beheersbaarheid van de oriëntatie van de grijper, in het bijzonder de snijranden van de grijperbakken, in vlakken evenwijdig aan het eerste symmetrievlak.

10 Volgens een voorkeursuitvoering is de afstand tussen de snijrand en de schamieras, beschouwd in projectie in een verticaal vlak loodrecht op het eerste symmetrievlak groter, dan de lengte van de verbin-dingsstang.

Volgens een andere voorkeursuitvoering maakt in de open stand, waarin de onderlinge afstand van de snijranden van de grijperbakken maximaal is, de lijn tussen het ondereind van de verbindingsstang en de 15 snijrand een inwendige stompe hoek met de verbindingsstang, beschouwd in projectie in een verticaal vlak loodrecht op het eerste symmetrievlak.

Volgens weer een andere voorkeursuitvoering, waarbij op op zich bekende wijze het ondereind van de verbindingsstang nabij de bodem van de betreffende grijperbak gelegen is, aan het van de snijrand afgelegen einde daarvan, staat - in projectie in een verticaal vlak loodrecht op het eerste symmetrievlak -20 de denkbeeldige verticale verbindingslijn tussen de snijrand en het ondereind van de verbindingsstang in hoofdzaak loodrecht op de denkbeeldige verbindingslijn tussen dat ondereind en de schamierorganen.

Volgens een verdere ontwikkeling van de grijper volgens de uitvinding omvatten de sluitmiddelen ten minste één paar elkaar kruisende dlinder-zuigersamenstellen, die middels bedieningsleidingen verbindbaar zijn met geschikte bedieningsmiddelen op bijvoorbeeld een kraan en met hun boveneinden schamierbaar 25 verbonden zijn met het grijperjuk en met hun ondereinden schamierbaar verbonden zijn met de grijperbakken. De cilinder-zuigersamenstellen maken ingewikkelde en kwetsbare voorzieningen voor sluitdraden overbodig, waardoor zij bijdragen aan de beheersbaarheid en betrouwbaarheid van het ontgravingsproces. Door een in projectie samenvallende, kruisende opstelling wordt bereikt dat in horizontale en verticale richting zo min mogelijk ruimte behoeft te worden ingenomen door de sluitmiddelen, terwijl daarbij door de 30 cilinder-zuigersamenstellen krachten uitgeoefend kunnen worden op de grijperbakken met een horizontale en een verticale component

Bij voorkeur zijn in de gesloten stand van de grijper de boveneinden van de elkaar kruisende dlinder-zuigersamenstellen aan weerszijden van de schamierorganen gelegen, beschouwd in projectie in een verticaal vlak loodrecht op het eerste symmetrievlak.

35 Bij voorkeur zijn aan beide buitenzijden van de grijper paren elkaar kruisende dlinder-zuigersamenstellen aangebracht, zodat de snijranden, beschouwd in een horizontaal vlak, nagenoeg steeds parallel aan het eerste symmetrievlak zullen staan tijdens het begin van de sluitbeweging.

De uitvinding zal nu nader verduidelijkt worden aan de hand van een aantal in de tekeningen weergegeven 40 voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: figuur 1 een verticaal vooraanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de grijper volgens de uitvinding, waarbij de grijper zich in de open stand bevindt; figuur 2 een verticaal vooraanzicht op de grijper van figuur 1, nu echter in gesloten stand; figuur 3 een verticaal zijaanzicht op de grijper van figuur 2; 45 figuur 4 een diagram met de positionele relatie tussen enige punten van de grijper weergegeven in figuur 2; figuur 5 een schematische weergave van de baan die de snijranden van de bakken van de grijper van de figuren 1-3 volgen bij beweging van de stand van figuur 1 naar de stand van figuur 2 van de grijper.

50 In figuur 1 is weergegeven grijper 1, die twee in hoofdzaak identieke grijperbakdelen 2 en 3 omvat De grijperbakdelen 2 en 3 zijn gevormd door grijperbakken 5 en 6 en grijperbakarmen 7 en 8. De grijperbakken 5 en 6 bezitten een gesloten bodem 16 en een dichte bovenzijde 17. Opgemerkt wordt dat de bovenzijde 17 voorzien kan zijn van openlngen, die eventueel afsluitbaar zijn, voor opwaartse ontsnapping van lucht en/of water tijdens het neerlaten van de grijper in de in figuur 1 weergegeven stand. Aan de onderzijde is de 55 bodem 16 van de grijperbakken 5 en 6 voorzien van een snijrand 15 die zich loodrecht op het vlak van tekening uitstrekt.

De grijperarmen 7 en 8 zijn ter plaatse van 13 schamierbaar met elkaar verbonden, waarbij de schar- 3 193828

nieras zich loodrecht op het vlak van tekening uitstrekL

Ter plaatse van het buiteneind van de bovenzijde 17 zijn consoles 20 aangebracht, alwaar de stjjve verbindings”stang” 9 respectievelijk 10 op schamierbare wijze bevestigd Is, waarbij de schamieras zich uitstrekt in een richting loodrecht op het vlak van tekening. De verbindingsstang 9,10 is aan zijn bovenzijde 5 op schamierbare wijze bevestigd ter plaatse van 22 aan ophang· of grijperjuk 4. Ook hier is de schamieras weer loodrecht op het vlak van tekening.

Het grijpeijuk 4 is aan zijn bovenzijde voorzien van een console 14 met een gaffel 31, waarop de gaffel 28 van de ophangstang of stick 29 op dubbel cardanische wijze bevestigd is. De beide schamierassen strekken loodrecht op elkaar uit, waarvan één in het vlak van tekening. Tussen de console 14 en het daar 10 beneden gelegen gedeelte van het grijpeijuk 4 is een draaibare verbinding of rotor 32 aangebracht, waarvan de rotatie*as verticaal loopt. De verdraaiing van deze verbinding is bij voorkeur op afstand regelbaar. Het boveneind van de stick 29 is bevestigd aan de (niet weergegeven) arm van een op een ponton of bijvoorbeeld een kade geplaatste hydraulische kraan. Het onderste gedeelte van het grijpeijuk 4 wordt gevormd door een aantal vast bevestigde neerwaarts uitstekende verticale platen 23, waarop ter plaatse van 15 schamierbare verbinding 24 de boveneinden van zuiger-cilindersamenstellen 11,12 bevestigd zijn. Ook hiervan strekt de schamieras zich loodrecht uit op het vlak van tekening. De zuiger-cilindersamenstellen 11, 12 omvatten elk een cilinder 25 en een cilinderstang 26, waarvan het ondereind ter plaatse van de schamierverbinding 27 bevestigd is aan console 19, die rotatievast bevestigd is op dwarslopende verstevigingsbuis 18 van grijperbakken 5, 6. De schamieras van schamierverbinding 27 strekt zich uit 20 loodrecht op het vlak van tekening.

Zoals te zien is in de figuren 1,2 en 3 bezit de grijper volgens de uitvinding twee loodrecht op elkaar staande symmetrievlakken, te weten S., en £5¾. Begrepen zal worden dat waar in de aanvrage over "horizontaal” gesproken wordt, bedoeld is een vlak dat loodrecht staat op S, en 83. In figuur 3 is daarbij te zien dat zowel aan de voorzijde (a-zijde) als aan de achterzijde (b-zijde) een paar elkaar nagenoeg 25 loodrecht kruisende zuiger-cilindersamenstellen 11a, 12a en 11b, 12b aangebracht zijn. Hierdoor wordt bereikt dat de bak 5 en daarmee de snijkant 15 tijdens de openende en sluitende beweging in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van het symmetrievlak S2 gehouden kan worden. De stijfheid en daarmee de beheersbaarheid wordt verder vergroot door de N-vormige uitvoering van de verbindingsstangen 9 (en ook 10), waarbij verbindingsstangen 9a en 9b, in een "verticaal” vlak liggen en respectievelijk aan de voor- en 30 achterzijde het grijperjuk en de grijperbak met elkaar verbinden, en een derde stang 9c zich diagonaal uitstrekt van de verbinding grijpeijuk - stang 9b naar de verbinding stang 9a - grijperbak. Alternatief is het mogelijk dat beneden de schamierbevestiging 22 de verbindingsstang 9 zich splitst in twee verbindingsstangen, die respectievelijk ter plaatse van de consoles 20a en 20b verbonden zijn met de voorzijde respectievelijk achterzijde van de grijperbak 5.

35 Het is voordelig gebleken wanneer de grijper bij een volume-inhoud van ongeveer 2,5 m3 de volgende maatverhoudingen (zie figuren 2 en 4) bezit; een afstand tussen P1 (schamieras van verbinding 22) tot het symmetrievlak S, van 269 mm; een afstand tussen P1 en P3 (hartlijn schamierverbinding 21) van 2163 mm; een afstand tussen P3 en P6 (hartlijn scharnier 13) van 1946 mm; een afstand tussen P3 en P4 (snijrand 15) van 1403 mm; een afstand tussen P4 en P6 van 2352 mm; en een afstand tussen P2 (hartlijn 40 schamierverbinding 24) en P5 (hartlijn schamierverbinding 27) van, in ingetrokken toestand van het zuiger-cilindersamenstel 11,1141 mm. Bij grotere of kleinere bakvdumes kunnen veelvouden daarvan aangehouden worden.

De denkbeeldige lijnstukken P3, P4 en P3, P6 staan bij voorkeur loodrecht op elkaar, en bezitten met het denkbeeldige lijnstuk P4 en P6 dan bij voorkeur een verhouding van respectievelijk 3:4:5 met elkaar.

45 Het heeft voorts de voorkeur, zoals in dit uitvoeringsvoorbeeld, dat de lengte van het denkbeeldige lijnstuk P4 P6 groter is dan de lengte van het denkbeeldige lijnstuk P1 P3. Voorts is voordelig dat, zoals in j figuur 1 te zien is, in de geopende stand de denkbeeldige iijnstukken P4 P3 en P3 P1 een stompe hoek α I met elkaar maken, zodat bij een sluitbeweging de schamierverbinding 21 niet door een dood punt bewogen I behoeft te worden. Door de plaatsing van verbinding 20 nabij de bodemzijde 16 en de grote lengte van het 50 denkbeeldige lijnstuk P4 P6, anders gezegd de grote afstand tussen snijrand 15 en scharnier 13, is daarbij toch een zo groot mogelijke spanwijdte verschaft.

Door met de kraan juiste hoeveelheid kracht uit te oefenen via de gaffel van stick 29 op de rest van de grijper 1 kan ervoor gezorgd worden dat de snijranden 15 tot op de gewenste diepte in de te verwijderen sedimentlaag gedwongen worden. Door de aanwezigheid van de stijve verbindingsstaven 9 en 10 ligt 55 immers de positie van de snijrand 15 ten opzichte van het grijperjuk 4 en via de gaffel van stick 29 ten opzichte van de kraanarm in hoofdzaak vast

Met behulp van een niet-weergegeven hoekmeter wordt de hoek tussen vlak S, en de verticaal bepaald.

Claims (10)

193828 4 Met vergelijkbare middelen wordt de hoek tussen vlak S2 en de verticaal bepaald. Als een gevolg van de boven besproken maatregelen en/of genoemde voorkeursverhoudingen in afmetingen, zullen bij het intrekken van de zuigerstangen 26 in de richting A, respectievelijk Ag, onder het middels de kraanarm en gaffel van stick 29 op nagenoeg een zelfde verticale hoogte houden van het 5 grijperjuk 4, de snijranden 15 in hoofdzaak in horizontale richting C bewegen. Daarbij zal het scharnier 13 in het symmetrievlak S1 in de richting B omhoog bewegen, tot dat de in figuur 2 weergegeven situatie bereikt is. De zuigerstangen 26 zijn dan zowat volledig ingetrokken in de cilinders 25. Hierbij bevindt het scharnier 13 zich enigszins boven de boveneinden van de zuiger-cilindersamenstellen 11,12, en eigenlijk binnen het jukgedeelte, waardoor bij volledig openen een grote spanwijdte, veel groter dan bij bestaande bakken, 10 verkregen wordt, en bijgevolg voor een bepaald volume af te graven grond de penetratiediepte beperkt kan blijven, en de constructiehoogte van de grijper, niettegenstaande de grote spanwijdte, ook beperkt gehouden is. Tijdens de sluitbeweging zal het punt Q, dat in het midden van het denkbeeldige lijnstuk P4 P6 gelegen is, een althans nagenoeg cirkelvormige baan in de richting D beschrijven om het punt M, dat midden tussen 15 de snijranden 15 gelegen is. De gekruiste opstelling van de zuiger-cilindersamenstellen 11,12 is voordelig ten opzichte van bijvoorbeeld een horizontale opstelling omdat het dan al gauw nodig zou zijn dat bij een openende beweging van de grijperbakken de zuigerstang daarvan weer enigszins ingetrokken zou moeten worden, bij beweging van het scharnier in neerwaartse richting door het dode punt tussen de beide ondereinden van de verbinding-20 stangen. Een verticale opstelling van de zuiger-cilindersamenstellen zou problemen geven voor wat betreft de grootte van de bereikbare slag. Met de gekruiste opstelling kan de beweging van de zuigerstang bij openende, respectievelijk sluitende beweging enkelvoudig blijven, terwijl, bij de weergegeven onderling loodrechte stand van de zuiger-cilindersamenstellen 11 en 12, een maximale slaglengte bereikt is bij een minimaal ruimtebeslag. Begrepen zal worden dat geschikte bedieningsmiddelen voor de zuiger-25 cilindersamenstellen 11,12 aanwezig zullen zijn, maar dat deze hier om redenen van duidelijkheid van tekening niet weergegeven zijn. Voor een deskundige zal het duidelijk zijn welke middelen daarvoor aangewend kunnen worden. Teneinde te verzekeren dat het scharnier 13 tijdens het sluiten precies in het symmetrievlak S1 zal bewegen zijn verticale geleidingsbalken 33, 34 aan het juk 4 bevestigd, die neerwaarts uitsteken van het juk 30 4 en tussen zich een verticale doorgang 35 bepalen, waarin de scharnier 13 passend geleid wordt om te bewegen volgens een lijn die samenvalt met het eerste symmetrievlak Sv Opgemerkt wordt verder dat deze voorziening om redenen van duidelijkheid weggelaten is uit figuur 3. Alternatief kunnen de zuiger-cilindersamenstellen voorzien zijn van gelijkloopventielen, opdat de zuigerstangen daarvan op gelijk opgaande wijze verplaatst zullen worden. 35 Doordat tijdens de sluitingsbeweging de snijranden 15 een in hoofdzaak horizontale baan zullen volgen, zoals schematisch weergegeven in figuur 5. In het bovenbesproken voorbeeld met een graafopenlng ongeveer 4,35 m, zal het verticale verloop slechts ongeveer 6 cm, dat wil zeggen ± 3 cm ten opzichte van de gemiddelde horizontale bewegingslijn, derhalve een afwijking van slechts 2,8% van de graafopenlng bedragen, zodat een horizontale ’’plak” grond afgegraven wordt, waarvan het volume in hoofdzaak overeen 40 zal komen met het volume dat bedoeld was afgegraven te worden met één grijperbeweging. Bij voorkeur kunnen daarbij penetratiedieptemetingen verricht zijn, met behulp van gebruikelijke middelen daarvoor. Er kan dus zeer effectief gebaggerd worden, met een optimale vulling van de grijperbakken, terwijl zo min mogelijk niet-vervuilde grond verwijderd wordt De afwijking van een zuiver horizontale graaflijn zal zeer gering zijn, zelfs minder dan 3,5%, betrokken op de graafopenlng. 45

1. Grijper omvattend twee in hoofdzaak met elkaar overeenkomende grijperbakken die aan weerszijden van 50 een eerste symmetrievlak gelegen zijn en elk voorzien zijn van een snijrand en een grijperbakarm, waarmee zij middels schamierorganen op een om een horizontale hartlijn verdraaibare wijze met elkaar verbonden zijn, voorts omvattend: een grijperjuk; sluitmiddelen voor het ten minste van één open graafstand naar een gesloten stand brengen van de 55 grijperbakken, onder het verdraaien van de grijperbakarmen om de schamierorganen; middelen voor het aan het grijpeijuk bevestigen van een ophangmiddel, die aan het boveneind voorzien is van middelen voor koppeling aan een kraanarm of iets dergelijks; 5 193828 en stijve verbindingsstoven die zich tussen het grijperjuk en elke grijperbak uitstrekken en aan hun respectieve einden daarmee telkens op schamierbare wijze verbonden zijn, met het kenmerk, dat de snijranden (15) zodanig gelegen zijn ten opzichte van de schamierorganen (13) en de einden van de verbindingsstangen (9,10), dat de snijranden tijdens hun beweging van de open naar de gesloten stond 5 een in hoofdzaak horizontale baan doorlopen, waarbij de grijper voorts geleidingsorganen (33,34) omvat, in het bijzonder van het grijperjuk neerhangende en vast daarmee verbonden geleidingsbalken, voor het op in zijwaartse richting opsluitende wijze langs een vlak evenwijdig aan het eerste symmetrievlak geleiden van de schamierorganen (13) tijdens de beweging daarvan van de gesloten naar de open stand en vice versa.

2. Grijper volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de punten gelegen midden op de denkbeeldige lijnstukken tussen de schamierorganen (13) en de snijranden (15) tijdens de sluitbeweging een in hoofdzaak cirkelvormige baan volgen.

3. Grijper volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het ophangmiddel een ophangstang of stick (29) is en geschikt is voor het overdragen van druk· en trekkrachten, en dat de middelen voor verbinding van het 15 grijperjuk (4) en een ophangstang een dubbele cardanverbinding met onderling loodrecht op elkaar staande horizontale schamierassen vormen en bij voorkeur een bedienbare schamierverbinding, zoals een rotor (32), met een verticale schamieras in deze verbindingsmiddelen of in het grijperjuk aanwezig is.

4. Grijper volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk, dat de verbindingsstangen (9,10), beschouwd in projectie loodrecht op het eerste symmetrievlak (S.,) van de grijper, een in hoofdzaak N-vorm bezitten, 20 bepaald door drie stangen (9a, 9b, 9c) die met het grijperjuk (14) en de grijperbak (5) een vakwerk vormen.

5. Grijper volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afstand tussen de snijrand (15) en de schamieras (13), beschouwd in projectie in een verticaal vlak loodrecht op het eerste symmetrievlak (SO. groter is dan de lengte van de verbindingsstang (9,10).

6. Grijper volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de open stand, waarin de 25 onderlinge afstand van de snijranden (15) van de grijperbakken (5,6) maximaal is, de lijn tussen het ondereind van de verbindingsstang en de snijrand een inwendige stompe hoek maakt met de verbindings* stang (9,10), beschouwd in projectie in een verticaal vlak loodrecht op het eerste symmetrievlak.

7. Grijper volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het ondereind van de verbindingsstang nabij de bodem van de betreffende grijperbak gelegen is, aan het van de snijrand (15) afgelegen einde daarvan, met 30 het kenmerk, dat in projectie in een verticaal vlak loodrecht op het eerste symmetrievlak (S1), de denkbeeldige verticale verbindingslijn tussen de snijrand (15) en het ondereind van de verbindingsstang (9,10) in hoofdzaak loodrecht staat op de denkbeeldige verbindingslijn tussen dat ondereind en de schamierorganen (13).

8. Grijper volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sluitmiddelen ten minste één 35 paar elkaar kruisende cilinder-zuigersamenstellen (11,12) omvatten, die middels bedieningsleidingen verbindbaar zijn met geschikte bedieningsmiddelen op bijvoorbeeld een kraan en met hun boveneinden schamierbaar verbonden zijn met het grijperjuk (4) en met hun ondereinden schamierbaar verbonden zijn met de grijperbakken (5,6).

9. Grijper volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat In de gesloten stond van de grijper (1) de boveneinden 40 van de elkaar kruisende cilinder-zuigersamenstellen (11,12) aan weerszijden van de schamierorganen (13) gelegen zijn, beschouwd in projectie in een verticaal vlak loodrecht op het eerste symmetrievlak (S,).

10. Grijper volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat aan beide grijperzijden een paar elkaar kruisende cilinder-zuigersamenstellen (11,12) aangebracht zijn. Hierbij 4 bladen tekening