[go: up one dir, main page]

NL1034518C2 - Inrichting voor het afgeven van een vloeistof. - Google Patents

Inrichting voor het afgeven van een vloeistof. Download PDF

Info

Publication number
NL1034518C2
NL1034518C2 NL1034518A NL1034518A NL1034518C2 NL 1034518 C2 NL1034518 C2 NL 1034518C2 NL 1034518 A NL1034518 A NL 1034518A NL 1034518 A NL1034518 A NL 1034518A NL 1034518 C2 NL1034518 C2 NL 1034518C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
vessel
arm
rest position
carrier
cartridge
Prior art date
Application number
NL1034518A
Other languages
English (en)
Inventor
Wouter Felix Muller Kobold
Martijn Reinder Torenbeek
Jeroen Hermanus Johann Wijlens
Original Assignee
Konink Grolsch N V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1032672A external-priority patent/NL1032672C1/nl
Application filed by Konink Grolsch N V filed Critical Konink Grolsch N V
Priority to NL1034518A priority Critical patent/NL1034518C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1034518C2 publication Critical patent/NL1034518C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/04Apparatus utilising compressed air or other gas acting directly or indirectly on beverages in storage containers
    • B67D1/0412Apparatus utilising compressed air or other gas acting directly or indirectly on beverages in storage containers the whole dispensing unit being fixed to the container
    • B67D1/0418Apparatus utilising compressed air or other gas acting directly or indirectly on beverages in storage containers the whole dispensing unit being fixed to the container comprising a CO2 cartridge for dispensing and carbonating the beverage

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Devices For Dispensing Beverages (AREA)

Description

INRICHTING VOOR HET AFGEVEN VAN EEN VLOEISTOF
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afgeven van een vloeistof.
De laatste jaren is het gebruik van een biertapinrichting voor huiselijk gebruik steeds meer in 5 zwang geraakt. Gebruik wordt bijvoorbeeld gemaakt van een gesloten houder, in het bijzonder een blik, waarin het bier zich bevindt. Aan de houder sluit een koolzuurpatroon aan voor het met koolzuurgas onder druk belasten van het bier. Hierdoor vindt effectief een 10 (additionele) opname van koolzuur in het bier plaats en tevens kan het gas onder druk dienst doen als drijfmiddel voor het via daartoe bestemde voorzieningen naar een tapkraan drijven van het bier.
Het is een doel van de uitvinding, een 15 inrichting voor het afgeven van een vloeistof, bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, bier, zodanig uit te voeren, dat de inrichting een superieur bedieningsgemak vertoont en niettemin een eenvoudige constructie bezit.
Met het oog hierop verschaft de uitvinding een 20 inrichting voor het afgeven van een vloeistof, welke inrichting omvat: een gesloten vat, waarin de vloeistof is opgenomen; een drager voor een patroon met gas onder druk, 25 welke patroon een door middel van van buitenaf met de hand bedienbare eerste bedieningsmiddelen verbreekbare afdichting bezit, en de drager verbreekmiddelen omvat voor het verbreken van de afdichting, zodanig, dat gas door de patroon wordt afgegeven; 30 met de drager gekoppelde drukreductiemiddelen die aan de verbreekmiddelen aansluiten voor ontvangst van 1034518 2 gas onder druk en die ontvangen gas onder gereduceerde druk afgeven aan de ruimte binnen het vat voor het met gas onder een zekere overdruk belasten van de daarin aanwezige vloeistof; 5 een stijgleiding, die zich in het vat uitstrekt vanaf de bodemzone daarvan naar de ingang van een onder invloed van retourveermiddelen normaal gesloten keerklep, waarvan de uitgang aan de bovenzijde van het vat uitmondt; 10 een aan de bovenzijde van het vat aanwezig afgifteleiding, waarvan de ingang althans in bedrijfsstand afdichtend met de uitgang van de keerklep verbonden is en waarvan de uitgang in dat geval buiten het vat uitsteekt voor het afgeven van vloeistof; 15 in de bedrijfsstand van buiten af met de hand bedienbare tweede bedieningsmiddelen voor het tegen de werking van de retourveermiddelen verplaatsen van het kleplichaam van de keerklep, waardoor de keerklep wordt geopend, een en ander zodanig, dat door de overdruk van 20 het gas in het vat vloeistof via de stijgleiding, de geopende keerklep en de afgifteleiding naar de uitgang van de afgifteleiding wordt gedrukt en daar wordt afgegeven, waarbij de verbreekmiddelen een holle pen 25 omvatten voor het perforeren van de afdichting bij een relatieve axiale verplaatsing van de patroon ten opzichte van de verbreekmiddelen als gevolg van bediening van de eerste bedieningsmiddelen; en waarbij een transmissie een verplaatsing van de 30 eerste bedieningsmiddelen vanuit de ruststand naar de bedrijfsstand omzet in de genoemde axiale verplaatsing van de patroon ten opzichte van de holle pen.
Opgemerkt wordt, dat de inrichting niet tot het gebruik van specifieke vloeistoffen beperkt is. Primair 35 wordt gedacht aan al dan niet koolzuurhoudende dranken, maar ook het gedoseerd afgeven van andere vloeistoffen past binnen het kader van de uitvinding. Zelfs kan worden gedacht aan vloeistoffen met een verhoogde viscositeit, 3 zelfs min of meer pasteuze massa's, zoals mayonaise, mosterd, tomatenketchup en dergelijke.
Als drijfgas komt in vele gevallen koolzuurgas als eerste optie in aanmerking. In het geval waarin 5 koolzuurgas ongewenste effecten zou hebben, bijvoorbeeld het veroorzaken van een licht zurige smaak van een drank, zou in plaats van koolzuurgas het gebruik van stikstofgas overwogen kunnen worden. Bijvoorbeeld voor het afgeven van essentieel niet-zure dranken als chocolademelk, 10 koffie en dergelijke, is stikstofgas een betere keuze in verband met zijn volledige smaak-neutrale karakter.
De patroon voor gas onder druk kan bij voorbeeld van boven af met de afgifte-opening beneden in de houder worden gebracht. De verbreekmiddelen bevinden 15 zich dan aan de onderzijde en zijn naar de aan de onderzijde van de drager aangebrachte geperforeerde pen gericht.
In een andere uitvoering kan de patroon voor gas onder druk ook zodanig door de drager worden 20 geaccommodeerd, zodanig dat de afgifte-opening voor gas onder druk zich aan de bovenzijde bevindt.
De bedieningsmiddelen kunnen een gewenste vrijheidsgraad of ook meerdere vrijheidsgraden bezitten.
In een bepaalde uitvoering vertoont de 25 inrichting volgens de uitvinding de bijzonderheid, dat de tweede bedieningsmiddelen een met de hand beweegbare arm omvatten. Deze arm kan bijvoorbeeld zijn ingericht om te zwenken over een zekere hoek, bijvoorbeeld geheel kunnen omklappen over 180°, en in een bepaald vlak, bijvoorbeeld 30 een horizontaal of verticaal vlak, ingericht zijn om te verschuiven, of een combinatie van een aantal translatie-en/of rotatie-vrijheidsgraden bezitten.
Bijvoorbeeld kan de arm in elke ergonomisch toepasbare richting en vlak zwenkbaar zijn.
35 Volgens een aspect van de uitvinding vertoont de inrichting de bijzonderheid, dat het vat een blik is, omvattende een bodem met een daarmee afdichtend verbonden romp met de mondrand van welke romp een bovenwand 4 afdichtend is verbonden, bijvoorbeeld door middel van een felsverbinding. Het voordeel van deze uitvoering is, dat een blik mechanisch sterk en goedkoop is en in de meeste gevallen een val zal doorstaan zonder zijn integriteit te 5 verliezen.
Volgens een aspect van de uitvinding vertoont de inrichting de bijzonderheid, dat de bovenwand een na het met vloeistof vullen van het vat gesloten, vulopening vertoont.
10 Volgens een specifiek, belangrijk aspect van de uitvinding vertoont de inrichting de bijzonderheid dat de vulopening centraal gepositioneerd is. Dit aspect is van technisch belang voor de vullijn, waar een vat met vloeistof wordt gevuld. Met het laatstgenoemde aspect is 15 de positie van de vulopening ter plaatse van het vulstation niet afhankelijk van de horizontale hoekstand van het vat.
Volgens een belangrijk aspect van de uitvinding vertoont de inrichting de bijzonderheid, dat de bovenwand 20 van het vat twee openingen vertoont, waarin ten minste één van de drager, de verbreekmiddelen, de drukreductiemiddelen, de stijgleiding, de keerklep en de afgifteleiding afdichtend in de ene opening is ingestoken en de overige afdichtend in de andere opening is c.q.
25 zijn ingestoken. Anders dan bij de bekende techniek, waarbij de vulopening na het vullen met een prop wordt gesloten, wordt de vulopening in deze uitvoering gebruikt ten dienste van de structuur volgens de uitvinding.
In het bijzonder kan deze laatste uitvoering 30 het kenmerk vertonen dat de drager de verbreekmiddelen en de drukreductiemiddelen in een centrale opening zijn ingestoken en de stijgleiding, de keerklep en de afgifteleiding in de andere opening zijn ingestoken, en de afgifteleiding via een in hoofdzaak vloeistofdichte 35 zwenkkoppeling met de uitgang van de keerklep verbonden is.
Volgens een verder aspect van de uitvinding vertoont de inrichting de bijzonderheid, dat althans de 5 drager, de verbreekmiddelen, de drukreductiemiddelen, de stijgleiding, de keerklep en de afgifteleiding tot een eerste eenheid zijn samengesteld en de bovenwand van het vat ten minste één opening vertoont, waarin die eenheid, 5 eventueel wegneembaar, afdichtend is ingestoken. Deze eenheid kan vooraf worden geassembleerd en in één eenvoudige handeling afdichtend worden ingestoken in de opening. Deze laatste handeling kan voor of na het vullen van het vat plaatsvinden. Duidelijk moge zijn, dat de 10 eenheid zodanig in het gat moet zijn ingestoken, dat er geen risico bestaat, dat hij onder invloed van de gasdruk in het vat naar buiten wordt gedreven, althans zijn afdichtende karakter verliest.
Zeer praktisch is een uitvoering, waarin de arm 15 de afgifteleiding omvat.
Opgemerkt wordt, dat de arm kan worden gebruikt voor het uitoefenen van de noodzakelijke kracht voor het activeren van de verbreekmiddelen in combinatie met het zwenken van de arm, die tevens de afgifteleiding is, 20 vanuit de ruststand naar de bedrijfsstand. Het zal duidelijk zijn dat het evenzeer mogelijk is, de verbreekmiddelen te activeren door rotatie van een desbetreffende bedieningsknop, de roterende beweging waarvan door de transmissie tevens wordt overgedragen 25 naar de arm, die daardoor vanuit zijn ruststand naar zijn bedrijfsstand zwenkt.
Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een structuur, waarin de arm althans min of meer evenwijdig aan de bovenwand van het vat zwenkbaar is.
30 Deze laatste uitvoering kan met voordeel omvatten: een transmissie, die een zwenkbeweging van de arm vanuit de ruststand naar de bedrijfsstand overbrengt naar de eerste bedieningsmiddelen, waardoor de verbreekmiddelen worden geactiveerd, waarbij boven de 35 drager en de verbreekmiddelen een aandrukkap roteerbaar is aangebracht, welke aandrukkap voor rotatie geborgd met de arm gekoppeld is, en door middel van een schroeftransmissie met de drager en/of de 6 verbreekmiddelen verbonden is, zodanig dat door zwenking van de arm en corresponderende rotatie van de aandrukkap deze aandrukkap tevens een omlaag gerichte verplaatsing ondergaat en aldus de patroon en de holle pen naar elkaar 5 toe drukt, zodanig dat de holle pen de afdichting perforeert.
Een praktische, eenvoudige, effectieve en goedkoop te realiseren uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de transmissie twee samenwerkende 10 tandwielen en/of tandkransen omvat.
Met het oog op opslag en transport kan volgens een belangrijk aspect van de uitvinding de inrichting de bijzonderheid vertonen, dat de projectie van de arm in de ruststand binnen de omtrek van de bovenwand van het vat 15 ligt.
Technisch eenvoudig realiseerbaar is een uitvoering waarin de arm zwenkbaar met de drager verbonden is.
In een voorkeursuitvoering vertoont deze 20 laatste variant de bijzonderheid, dat de zwenkhartlijn in hoofdzaak samenvalt met de hartlijn van de drager.
In een praktische uitvoering vertoont de inrichting het kenmerk, dat boven de drager en de verbreekmiddelen een aandrukkap roteerbaar is 25 aangebracht, welke aandrukkap voor rotatie geborgd met de arm gekoppeld is, en door middel van een schroeftransmissie met de drager en/of de verbreekmiddelen verbonden is, zodanig dat door zwenking van de arm en corresponderende rotatie van de aandrukkap 30 deze aandrukkap tevens een omlaag gerichte verplaatsing ondergaat en aldus de patroon en de holle pen naar elkaar toe drukt, zodanig dat de holle pen de afdichting perforeert.
In het algemeen dient begrepen te worden, dat 35 de arm dient voor het doen uitvoeren van een relatieve axiale verplaatsing van de patroon voor gas onder druk ten opzichte van de holle pen. Zodra deze arm in zijn bedrijfspositie is beland, krijgt hij de functie van 7 afgifteleiding en steekt het einde daarvan buiten het vat uit, zodanig dat een gebruiker een opvanghouder, zoals een glas, kop of beker onder de afgifteopening kan houden. Het tappen van de vloeistof kan vervolgens 5 plaatsvinden door bediening van de tweede bedieningsmiddelen, die er uitsluitend op gericht zijn, het kleplichaam van de keerklep tegen de werking van de retourveermiddelen in te verplaatsen, zodanig, dat het kleplichaam vrij komt van de klepzitting en de klep wordt 10 geopend.
Volstaan zou kunnen worden met een drukknop, waarmee het kleplichaam wordt verplaatst. De voorkeur wordt echter gegeven aan een uitvoering, waarin de tweede bedieningsmiddelen een taphendel omvatten.
15 Volgens weer een ander aspect van de uitvinding vertoont de inrichting de bijzonderheid, dat met de bovenste omtreksrand van het vat een opzetstuk eventueel losneembaar is gekoppeld, waarin de boven de bovenste omtreksrand van het vat uitstekende onderdelen in de 20 ruststand in hoofdzaak verzonken opgenomen zijn, zodanig, dat de inrichting stapelbaar is met gelijke inrichtingen.
Een specifieke uitvoering vertoont het kenmerk dat het opzetstuk de eerste en de tweede bedieningsmiddelen draagt.
25 In een voorkeursuitvoering vertoont de laatstgenoemde variant de bijzonderheid dat het opzetstuk althans trekvast met het vat gekoppeld is. De trekvastheid is in het bijzonder van belang ter plaatse van het deksel van het vat. Bij voorbeeld door middel van 30 een snapverbinding kan het opzetstuk met de omtreks- felsrand van het vat worden gekoppeld, waarmee het deksel afdichtend aan het vat is bevestigd. Ter plaatse van de drager en de eerste bedieningsmiddelen is er bij voorkeur ook sprake van een trekvaste verbinding, bijvoorbeeld 35 eveneens een snapverbinding, waarbij snaplippen aangrijpen onder de omtreks-felsrand van de betreffende opening, bijvoorbeeld een centrale opening.
Deze laatste uitvoering kan met voordeel het 8 kenmerk vertonen, dat het opzetstuk een als draaghandgreep dienst doend doorgaand gat vertoont.
Volgens een volgend aspect van de uitvinding vertoont de inrichting het kenmerk, dat de taphendel in 5 een verticaal vlak zwenkbaar door het opzetstuk wordt gedragen en is ingericht om voor het openen van de keerklep een tegen de werking van de retourveermiddelen gerichte drukkracht op het kleplichaam van de keerklep uit te oefenen.
10 Zoals hiervoor beschreven, dient de afgifteleiding, tevens arm, vanuit zijn opslag- en transport-rustpositie voorafgaand aan het gebruik van de inrichting vanuit die ruststand naar zijn bedrijfsstand te worden verplaatst. In deze bedrijfsstand sluit de 15 ingang van de afgifteleiding afdichtend aan aan de uitgang van de keerklep. In verband hiermee kan de inrichting de bijzonderheid vertonen, dat de uitgang van de keerklep een zekere flexibiliteit bezit, zodanig, dat de afgifteleiding ten opzichte daarvan vanuit de 20 ruststand in de bedrijfsstand kan worden geplaatst en in de bedrijfsstand de onderlinge afdichting van de uitgang van de keerklep en de ingang van de afgifteleiding verzekerd is.
De nagestreefde flexibiliteit kan worden 25 gerealiseerd door de uitgang van de keerklep uit te voeren in een zacht, bijvoorbeeld rubberachtig materiaal. Als alternatief of in combinatie daarmee kan ook gebruik worden gemaakt van een uitgangsbuis van de keerklep met een geringe wanddikte. Ook kan de wanddikte naar buiten 30 toe afnemen.
Er zijn nog andere mogelijkheden denkbaar om de vereiste afdichting tussen de uitgang van de keerklep en de ingang van de afgifteleiding te verzekeren. Zo kan volgens weer een ander aspect van de uitvinding de 35 inrichting de bijzonderheid vertonen, dat de uitgang van de keerklep en de ingang van de afgifteleiding op corresponderende wijze afgeschuind zijn.
Volgens een verder aspect kan met voordeel de 9 inrichting volgens de uitvinding zijn voorzien van verzegelmiddelen, die uitsluitend uiterlijk herkenbaar verbreekbaar zijn en slechts in verbroken toestand het vanuit de ruststand verplaatsen van de eerste 5 bedieningsmiddelen en/of het verbreken van de afdichting van de patroon met gas onder druk mogelijk maken.
Een voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding vertoont de bijzonderheid, dat het opzetstuk een sleufgat vertoont, dat dient voor het 10 doorlaten van de arm tijdens zijn zwenkbeweging vanuit de ruststand naar de werkstand.
Deze laatste uitvoering kan met voordeel de bijzonderheid vertonen, dat de verzegelmiddelen aan het sleufgat zijn toegevoegd, op zodanige wijze, dat pas na 15 het verbreken van de verzegelmiddelen de arm vanuit zijn ruststand naar zijn bedrijfsstand verplaatst kan worden. Op deze wijze zijn de verzegelmiddelen uitgevoerd als "tamper-evident feature".
In een nadere uitwerking hiervan vertoont de 20 inrichting de bijzonderheid dat de arm in de ruststand uitsluitend via het sleufgat in verbinding met de omgeving kan verkeren en de verzegelmiddelen in de ruststand het sleufgat geheel afdekken. In deze uitvoering is bovendien nog sprake van een bescherming 25 van de arm, in het bijzonder in het geval waarin die tevens de afgifteleiding omvat, tegen vervuiling bij productie, transport en opslag.
Volgens weer een verder aspect van de uitvinding kan de inrichting met voordeel de 30 bijzonderheid vertonen, dat aan de eerste bedieningsmiddelen afdekmiddelen zijn toegevoegd, welke afdekmiddelen de uitgang van de keerklep in de ruststand afdekken.
Het onderbrengen van zowel de aansluiting voor 35 een stijgleiding als een patroon voor gas onder druk in één eenheid biedt voordelen bij het vullen en vervolgens sluiten van het vat op de afvullijn. Een dergelijke eenheid, waarbij de stijgleiding en de gaspatroon althans 10 ten dele in het vat steken, is bijvoorbeeld bekend uit ΕΡ-Α-0 149 352.
Bij de drankhouder zoals bekend uit US-A-5 110 012 steken zowel de stijgleiding als de patroon voor gas 5 onder druk volledig in de drankhouder en zijn tot één eenheid geïntegreerd met de afsluitdop voor de drankhouder.
Wanneer de patroon met gas onder druk tijdens het afvullen van de houder en in de logistieke keten naar 10 de eindgebruiker niet is geactiveerd, kan geen ongewenste toevoer van gas naar de drankhouder en als gevolg daarvan ook geen drukopbouw in die houder ontstaan.
EP-A-1 642 862 toont en beschrijft een drankhouder met een patroon met koolzuurgas onder druk, 15 waarbij het aanprikken van de patroon door middel van van buiten af bedienbare bedieningsmiddelen, dus buiten de drankhouder wordt geactiveerd. Na een eerste ingebruikneming wordt de instelling van de gaspatroon automatisch geblokkeerd.
20 De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen van twee uitvoeringsvoorbeelden. Terwille van de duidelijkheid en een goed begrip van de overeenkomsten en verschillen tussen de twee hierna te beschrijven 25 uitvoeringsvoorbeelden zullen, waar mogelijk en nuttig, functioneel corresponderende onderdelen, waarvan de uitvoeringen echter onderling verschillen, worden aangeduid met respectievelijk verwijzingsgetallen voor het eerste uitvoeringsvoorbeeld en dezelfde 30 verwijzingsgetallen waaraan een accent is toegevoegd voor het tweede uitvoeringsvoorbeeld. De figuren 1-8 hebben betrekking op het eerste uitvoeringsvoorbeeld, de figuren 9-17 betreffen het tweede uitvoeringsvoorbeeld. Corresponderende en in hoofdzaak gelijk uitgevoerde 35 elementen en onderdelen zijn, waar mogelijk en zinvol·, steeds met dezelfde verwijzingsgetallen aangeduid.
In de tekeningen tonen: figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een 11 eerste uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding in de ruststand voor opslag en transport; figuur 2 een met figuur 1 corresponderend aanzicht van de inrichting in gebruiksklare toestand; 5 figuur 3 een met de figuren 1 en 2 corresponderend aanzicht van de situatie, waarin een gebruiker op het punt staat vloeistof uit het vat te tappen; figuur 4 een bovenaanzicht van een inrichting 10 in de situatie volgens figuur 1 met weglating van het opzetstuk; figuur 5 een bovenaanzicht van de inrichting in de situatie volgens de figuren 2 en 3 met weglating van het opzetstuk; 15 figuur 6 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede door de inrichting in de situatie volgens figuur 1; figuur 7 een met figuur 6 corresponderende doorsnede in de situatie volgens figuur 2; figuur 8 een met de figuren 6 en 7 20 corresponderende doorsnede van de in figuur 3 getoonde situatie, waarin de keerklep geopend is en vloeistof wordt afgegeven; figuur 9 een met figuur 1 corresponderend aanzicht van een tweede uitvoeringsvoorbeeld; 25 figuur 10 een met figuur 2 corresponderend aanzicht van het tweede uitvoeringsvoorbeeld; figuur 11 een met figuur 3 corresponderend aanzicht van het tweede uitvoeringsvoorbeeld; figuur 12 een perspectivisch aanzicht van een 30 vat volgens het tweede uitvoeringsvoorbeeld, waarin het opzetstuk met met de hand bedienbare bedieningsmiddelen niet is getekend; figuur 13 een perspectivisch aanzicht van het vat volgens figuur 12 en het nog niet geassembleerde 35 opzetstuk; figuur 14 een perspectivisch aanzicht van het vat volgens figuur 12, waarop enkele bedieningsmiddelen zijn aangegeven, waarbij ter wille van de duidelijkheid 12 het eigenlijke opzetstuk niet is getekend; figuur 15 een dwarsdoorsnede door een inrichting volgens de uitvinding in de tweede uitvoering, corresponderend met figuur 6; 5 figuur 16 een met figuur 7 corresponderende doorsnede door het tweede uitvoeringsvoorbeeld; en figuur 17 een met figuur 8 corresponderende doorsnede door het tweede uitvoeringsvoorbeeld.
Terwille van de overzichtelijkheid van de 10 tekeningen is in doorsneden veelal afgezien van het tekenen van arceringen.
De figuren 1-8 tonen een als blik uitgevoerd vat 1, bijvoorbeeld met een inhoud van enkele liters, voor huiselijk gebruik. Het vat is gevuld met een 15 vloeistof, bijvoorbeeld bier.
Het vat 1 is op hierna te beschrijven wijze afdichtend gesloten door een bovenwand 2, die met de mondrand van de romp van het vat is verbonden door middel van een felsrand 3, zie de figuren 6, 7 en 8. Op het 20 gesloten en gevulde vat is een opzetstuk 4 van een stijve kunststof aangebracht. Het opzetstuk 4 is door middel van een niet-getekende snapverbinding stevig gekoppeld met de felsrand 3. Het opzetstuk vertoont een zodanige vorm met doorgaande openingen, dat een deel 5 als draaghandgreep 25 van de gevulde houder met toebehoren kan dienen.
Het opzetstuk 4 draagt een in een verticaal vlak zwenkbare taphendel 6 met een bedieningsuitsteeksel 7, dat drukkend kan samenwerken met het kleplichaam van een hierna te beschrijven keerklep voor het tappen van 30 vloeistof uit het vat.
In figuur 1 bevindt de inrichting 8 volgens de uitvinding, dat wil zeggen het vat 1 met het opzetstuk 4 en alle verdere toebehoren, zich in zijn rustpositie voor opslag en transport.
35 Met de bovenwand 2 is, zoals ook uit de figuren 6, 7 en 8 blijkt, een arm 9 zwenkbaar verbonden. Figuur 2 toont met een pijl 10 de zwenkende verplaatsing van de arm 9 vanuit de in figuur 1 getoonde ruststand naar de in 13 figuur 2 getoonde bedrijfsstand.
In de ruststand volgens figuur 1 bevindt de projectie van de arm 9 zich binnen de omtrek van het vat. Hierdoor wordt de handelbaarheid van de inrichting 8 in 5 deze stand voor opslag en transport niet nadelig beïnvloed.
In de in figuur 2 getoonde situatie heeft de gebruiker de arm 9 in de figuren naar rechts gezwenkt volgens pijl 10 en is de inrichting 8 gereed voor het 10 tappen van vloeistof. Daartoe verplaatst de gebruiker de aanvankelijk in het opzetstuk 4 verzonken taphendel vanuit zijn in de figuren 1 en 2 getoonde stand naar de in figuur 3 getoonde tapstand. De betreffende verplaatsing is met een pijl 11 aangeduid.
15 Uit de figuren 2 en 3 blijkt, dat de arm 9 tevens de functie van afgifteleiding vervult. Op welke wijze deze functie wordt gerealiseerd, zal worden verduidelijkt aan de hand van de figuren 6, 7 en 8.
Van belang is het, dat de arm wordt gedragen 20 door een kap 12, die tevens een afdekelement 13 draagt, dat in de ruststand volgens figuur 1 de uitgang van de hierna te beschrijven keerklep afdekt en aldus beschermt tegen vervuiling en beschadiging.
De figuren 4 en 5 tonen, dat de bovenwand 2 een 25 centrale vulopening 14 bezit, die na het vullen van het vat met vloeistof afdichtend en drukbestendig is gesloten door middel van een prop 15. Hiervoor wordt tevens verwezen naar de figuren 6, 7 en 8.
In figuur 6 is door middel van een streep-30 stippellijn 16 de hartlijn van het vat 1, van de vulopening 14 en van de prop 15 aangeduid.
De streep-stippellijn 39 is zowel de zwenkhartlijn van de arm 9 als de hartlijn van de drager 19.
35 De bovenwand 2 vertoont een tweede opening 17, waarvan de contouren ook in de figuren 4 en 5 zijn getekend.
In deze tweede opening is een integrale eenheid 14 18 drukbestendig afdichtend ingestoken, welke eenheid omvat: een hulsvormige drager 19 voor een koolzuurgaspatroon 20, een holle pen 21 met afgeschuinde voorrand voor het perforeren van de afdichting 22 van de 5 patroon 20, een aan de pen 21 aansluitende drukreductie-eenheid 23 van op zichzelf bekend type, een stijgleiding 24 en een keerklep 25.
In de in figuur 6 getoonde situatie wordt de patroon 20 in rust gedragen en is de afdichting 22 nog 10 intact.
Vanaf de bovenzijde kan de patroon 20 axiaal omlaag worden gedrukt door middel van hierna getekende middelen. Deze axiale omlaag gerichte verplaatsing is in fiuguur 7 met een pijl 26 aangeduid.
15 Gebruik wordt gemaakt van aandrukmiddelen, omvattende een tweede kap 27, die door middel van een schroef-achtige overbrenging omlaag wordt verplaatst bij het uitvoeren van de zwenkbeweging vanuit de ruststand volgens figuur 1 naar de bedrijfsstand volgens figuur 2. 20 Daartoe is de kap 27 voor rotatie geborgd door rotatieborgmiddelen 28 zwenkend aandrijfbaar door de arm 9. Door deze zwenkbeweging wordt de patroon 20 als gevolg van de aanwezigheid van een schroefachtige transmissie 29 omlaag verplaatst volgens pijl 26. Hierdoor wordt conform 25 figuur 7 de afdichting 22 geperforeerd en wordt koolzuurgas onder hoge druk, bijvoorbeeld 80 bar, door de holle pen 21 heen naar de drukreductie-eenheid 23 gebracht, waar de druk effectief wordt gereduceerd tot een praktische werkdruk in de orde van 0,8 - 1,0 bar.
30 Koolzuurgas onder deze gereduceerde druk wordt door openingen 30 aan het vat afgegeven. Aldus wordt de vloeistof in het vat na het aanslaan van de koolzuurpatroon 20 belast door koolzuurgas onder een druk van 0,8 - 1,0 bar.
35 De keerklep 25, die een kleplichaam 31 en een klepzitting 32 omvat, is aanvankelijk nog in zijn gesloten toestand volgens de figuren 6 en 7. Het kleplichaam is belast door een retourveer 34, die het 15 kleplichaam 31 afdichtend tegen de klepzitting 32 drukt. Aan de ingang 33 van de keerklep 25 sluit de stijgleiding 24 aan, die bestemd is voor het vanaf de bodemzone van het vat omhoog brengen van vloeistof onder invloed van de 5 druk van het drijfgas, het koolzuurgas onder druk.
Daartoe wordt tijdens het tappen het kleplichaam 31 omlaag gedrukt. Daartoe wordt volgens figuur 8 de kap 12 volgens een pijl 35 omlaag gedrukt tegen de werking van een tweede retourveer 135. Zoals figuur 8 toont, wordt 10 hierdoor het kleplichaam 31 omlaag gedrukt tegen de werking van de retourveer 34. Aldus wordt de keerklep 25 geopend en kan vloeistof via de stijgleiding 24 de keerklep passeren. Inmiddels is, namelijk bij de overgang tussen de figuren 6 en 7 (en de figuren 1 en 2), de 15 ingang 36 van de arm annex afgifteleiding 9 afdichtend gepositioneerd boven de uitgang 37 van de keerklep 25, zodanig, dat vloeistof door de afgifteleiding kan worden afgegeven via de afgifte-opening 38. De vloeistofstroom is met pijlen 139 schematisch aangeduid.
20 Niet getekend is, dat in de in figuur 1 getoonde situatie de arm 9 ten opzichte van het opzetstuk 4 verzegeld is. Hiertoe kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een bekende relatief zwakke verzegeling die sterk gehecht is aan beide relevante vlakken. Zodra door 25 een gebruiker respectievelijk een kwaadwillige de arm 9 wordt verplaatst in de richting van pijl 10 volgens figuur 2 wordt de verbinding onherroepelijk onherstelbaar beschadigd, hetgeen voor een bonafide koper onmiddellijk zichtbaar is.
30 De kap 12 kan bijvoorbeeld met een bajonet achtige structuur met een tweede kap 27 gekoppeld worden voor assemblage.
Terwille van een goede afdichting kan het kleplichaam 31 bijvoorbeeld van een zachte kunststof zijn 35 vervaardigd zoals LLDPE. Als alternatief of in combinatie kan ook de klepzitting van een dergelijke kunststof vervaardigd zijn.
De stijgleiding 24 kan zijn uitgevoerd als een 16 slang van een geschikt materiaal, bijvoorbeeld PE.
Zoals in het voorgaande is beschreven, vertoont de inrichting volgens de uitvinding drie standen. Figuur 1 toont de ruststand waarin de drukgaspatroon nog geheel 5 intact is en de afgifteleiding nog niet in een stand verkeert, waarin vloeistof uit het vat kan worden afgegeven. Dit is de stand, waarin het gevulde vat door de fabriek wordt afgeleverd voor verdere distributie en verkoop.
10 Figuur 2 toont de gebruiksgerede of standby- stand, waarin de koolzuurpatroon actief is en de gebruiker in de gelegenheid is vloeistof af te tappen uit de door gas onder druk belaste vloeistof.
Figuur 3 toont de afgifte-stand, waarin de 15 gebruiker daadwerkelijk vloeistof uit het vat tapt.
De eerste stand kan worden aangeduid als de ruststand en de tweede en derde stand kunnen gezamenlijk als bedrijfsstand worden aangemerkt, die dan op zijn beurt is onderverdeeld in twee fasen.
20 Figuur 6 toont de ruststand, figuur 7 de standby-stand, figuur 8 de tapstand, figuur 9 de ruststand, figuur 10 de standby-stand, figuur 11 de tapstand, figuur 14 de ruststand, figuur 15 de ruststand, figuur 16 de standby-stand en figuur 17 de tapstand.
25 De tweede uitvoering volgens de figuren 9-17 komt qua basis-functionaliteit overeen met het eerste uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1-8, maar verschilt daarvan in een aantal opzichten.
De taphendel 6' wordt scharnierbaar gedragen 30 door een roteerbare kop 43, die is voorzien van externe schroefdraad 44, die samenwerkt met interne schroefdraad 45 in een bus 46, die deel uit maakt van het opzetstuk 4'. Door rotatie van de kop 43 vanuit de ruststand naar de standby-stand wordt de roterende beweging van de kop 35 43 door de samenwerkende schroefdraden 44 en 45 omgezet in een axiale verplaatsing van de kop, die gekoppeld is met de verbreekmiddelen en door die axiale verplaatsing de holle pen 21 omlaag verplaatsen vanuit de in figuur 15 17 getoonde ruststand naar de in figuur 16 en figuur 17 getoonde standby-stand respectievelijk tapstand.
Uit de figuren 15, 16 en 17 is steeds duidelijk, dat, in afwijking van het eerste 5 uitvoeringsvoorbeeld, de koolzuurgaspatroon 20 met zijn afgifteopening omhoog in plaats van omlaag gericht is.
Via de drukreductie-eenheid 23, die van elk bekend en geschikt type kan zijn, wordt het koolzuurgas onder een zekere overdruk toegelaten in de ruimte in het vat 1' 10 boven de af te geven vloeistof.
Bij overgang van de standby-stand naar de tapstand wordt de keerklep 25, die in deze uitvoering van het spuitbusventiel-type is, geopend en wordt via de stijgleiding 24 vloeistof onder invloed van de gasdruk in 15 het vat 1' omhoog gedrukt via de stijgleiding 24, waarna hij de geopende keerklep 25 passeert en de inrichting 8' via de afgifteleiding 9 verlaat.
De kunststof drager 19' is ingestoken in de centrale vulopening 14, waarvan de rand is afgewerkt in 20 de vorm van een felsrand 56. De drager 19' is aan zijn bovenzijde voorzien van een uitstekende omtreksflens 57 met een aantal snaplippen 58, die onder de felsrand 56 aangrijpen.
Figuur 14 toont, dat een met enige kracht 25 uitgevoerde rotatie volgens pijl 10' van de kop 43 samen met de taphendel 6' tevens dienst doet voor het volgens pijl 10 in een horizontaal vlak vanuit de ruststand naar de standby-stand zwenken van de arm, tevens afgifteleiding 9. Daartoe vertoont de kop 43 een 30 vertanding 47, die samenwerkt met een deel 48 van een tandwiel. Opgemerkt wordt, dat het uit mechanisch oogpunt in principe geen verschil maakt of een gebruiker de kop 43 met kracht roteert of de arm 9 met kracht zwenkt. In verband met de mechanische dimensionering van de 35 betreffende onderdelen zal echter onmiddellijk duidelijk zijn, dat de met weinig kracht roteerbare arm 9 minder geschikt is voor het uitoefenen van de relatief grote rotatiekracht die nodig is voor het activeren van de 18 verbreekmiddelen. Bij het ontwerp van de inrichting 8' is hiermee reeds rekening gehouden. Bijvoorbeeld uit figuur 9 zal duidelijk zijn, dat de bovenzijde van de inrichting 8 de gebruiker als het ware automatisch uitnodigt om de 5 kop 43 en/of de daarmee gekoppelde taphendel 6' aan te grijpen om die te roteren in de richting van de in figuur 10 getoonde standby-stand.
De ingang van de afgifteleiding 9 is roteerbaar en in hoofdzaak voor vloeistof afdichtend gekoppeld met 10 de uitgang 49 van de keerklep 25. Zoals in het bijzonder de figuren 15, 16 en 17 duidelijk tonen, valt de zwenkhartlijn van de zwenkbeweging van de arm/afgifteleiding 9 samen met de hartlijn van de keerklep 25.
15 De taphendel 6' is met de kop 43 scharnierbaar verbonden door middel van een scharnierpen 50, die in de figuren 16 en 17 duidelijk getekend is.
Met een snapkrans 51 is een aan het verticale deel van de afgifteleiding 9 coaxiale bus 52 gekoppeld 20 met het opzetstuk 4'. Dit komt overeen met de in figuur 16 getekende standby-stand.
Figuur 17 toont, dat de snapkrans 51 bij de overgang van de standby-stand naar de tapstand met enige kracht omlaag wordt verplaatst langs het inwendige van de 25 bus 52.
Het opzetstuk 4' grijpt met een krans van snaplippen 53 onder de omtreks-felsrand 3 die de koppeling vormt tussen de romp van het vat 1' en de bovenwand of het deksel 2.
30 Uit het bovenstaande moge blijken, dat de omtreksrand van het opzetstuk 4' trekvast met de romp van het vat 1' verbonden is. Evenzeer is de drager 19' trekvast met het deksel 2 verbonden, namelijk door de eerder beschreven snapkoppeling tussen de bovenste 35 omtreksflens 57 van de drager 19' en de felsrand 56, die de omtrek van de vulopening 14 vormt.
De keerklep 25 wordt gedragen door een schotel 54, die door middel van een afdichtring afdichtend 19 samenwerkt met een felsrand 56, die de begrenzing van de tweede opening 17 vormt.
De interne schroefdraad 45 kan van het discontinue, onderbroken type zijn. Met een dergelijke 5 schroefdraad kan worden bereikt, dat de tot samenwerking te brengen schroefdraad 44 daar overheen kan snappen om de verbinding tussen kop 43 en het opzetstuk 4' tot stand te brengen.
De inrichting volgens de uitvinding kan zijn 10 voorzien van een garantieverzegeling.
Voor het verplaatsen van de afgifteleiding 9 vanuit zijn in figuur 9 getoonde ruststand naar de in figuur 10 getoonde standby-stand vertoont het opzetstuk 4' een zich in een horizontaal vlak uitstrekkende 15 sleufgat 55. In de in figuur 9 getoonde ruststand bevindt de afgifteleiding 9 zich geheel binnen het opzet 4', terwijl in de standby-stand en de tapstand volgens respectievelijk de figuren 10 en 11 de leiding zich naar buiten toe uitstrekt.
20 Aan het sleufgat 55 kan een verzegeling worden toegevoegd, die eerst moet worden verbroken, voordat een gebruiker mogelijk wordt gemaakt de afgifteleiding 9 naar de standby-stand te verplaatsen door het roteren van de kop 43. Zo kan bijvoorbeeld het sleufgat 55 van een zich 25 min of meer verticaal uitstrekkende, verbreekbare materiaalbrug worden voorzien, die de zwenkbeweging van de afgifteleiding 9 blokkeert. Een dergelijk zegel is niet getekend.
In een verdere uitvoering kan de afgifteleiding 30 9 in de ruststand geheel zijn opgenomen in een afscherming en uitsluitend toegankelijk zijn via het sleufgat 55. Dit sleufgat 55 kan geheel zijn afgedekt door een verbreekbaar zegel. Hiermee is behalve een "tamper-evident feature" ook een effectieve beveiliging 35 tegen contaminatie van de afgifteleiding 9 geëffectueerd.
Een garantiezegel moet onder alle omstandigheden zodanig zijn uitgevoerd, dat het onmogelijk is het zegel na te zijn verbroken weer te 20 herstellen. Dit aspect is op zichzelf bekend en behoeft daarom hier niet verder te worden besproken.
Het zal duidelijk zijn, dat in geval van dranken voor menselijke consumptie alle met de drank in 5 aanraking komende vlakken en onderdelen van een daarvoor goedgekeurd materiaal moeten zijn vervaardigd respectievelijk daarmee zijn afgedekt.
Genoemde stand der techniek: 10 EP-A-0 149 352 US-A-5 110 012 EP-A-1 642 862 15 Λ Λ 7 /. e 4 o

Claims (30)

1. Inrichting voor het afgeven van een vloeistof, welke inrichting omvat: een gesloten vat, waarin de vloeistof is opgenomen; 5 een drager voor een patroon met gas onder druk, welke patroon een door middel van van buiten af met de hand bedienbare eerste bedieningsmiddelen verbreekbare afdichting bezit, en de drager verbreekmiddelen omvat voor het verbreken van de afdichting, zodanig, dat gas 10 door de patroon wordt afgegeven; met de drager gekoppelde drukreductiemiddelen die aan de verbreekmiddelen aansluiten voor ontvangst van gas onder druk en die ontvangen gas onder gereduceerde druk afgeven aan de ruimte binnen het vat voor het met 15 gas onder een zekere overdruk belasten van de daarin aanwezige vloeistof; een stijgleiding, die zich in het vat uitstrekt vanaf de bodemzone daarvan naar de ingang van een onder invloed van retourveermiddelen normaal gesloten keerklep, 20 waarvan de uitgang aan de bovenzijde van het vat uitmondt; een aan de bovenzijde van het vat aanwezige afgifteleiding, waarvan de ingang althans in bedrijfsstand afdichtend met de uitgang van de keerklep 25 verbonden is en waarvan de uitgang in dat geval buiten het vat uitsteekt voor het afgeven van vloeistof; in de bedrijfsstand van buiten af met de hand bedienbare tweede bedieningsmiddelen voor het tegen de werking van de retourveermiddelen verplaatsen van het 30 kleplichaam van de keerklep, waardoor de keerklep wordt geopend, een en ander zodanig, dat door de overdruk van ___1 0 5 4 5 1 8________________________ ____________ het gas in het vat vloeistof via de stijgleiding, de geopende keerklep en de afgifteleiding naar de uitgang van de afgifteleiding wordt gedrukt en daar wordt afgegeven, 5 waarbij de verbreekmiddelen een holle pen omvatten voor het perforeren van de afdichting bij een relatieve axiale verplaatsing van de patroon ten opzichte van de verbreekmiddelen als gevolg van bediening van de eerste bedieningsmiddelen; en 10 waarbij een transmissie een verplaatsing van de eerste bedieningsmiddelen vanuit de ruststand naar de bedrijfsstand omzet in de genoemde relatieve axiale verplaatsing van de patroon ten opzichte van de holle pen. 15
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de tweede bedieningsmiddelen een met de hand beweegbare arm omvatten.
3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin de vloeistof een drank, zoals vruchtensap, mineraalwater, bijvoorbeeld een koolzuurhoudende drank, zoals bier, frisdrank, koolzuurhoudend mineraalwater, of dergelijke is. 25
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin het vat een blik is, omvattende een bodem met een daarmee afdichtend verbonden romp, met de mondrand van welke romp een bovenwand afdichtend is 30 verbonden, bijvoorbeeld door middel van een felsverbinding.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin de bovenwand een na het met vloeistof 35 vullen van het vat met een prop gesloten, bij voorkeur centrale, vulopening vertoont.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarin de vulopening centraal gepositioneerd is.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin de bovenwand van het vat twee 5 openingen vertoont, waarin ten minste één van de drager, de verbreekmiddelen, de drukreductiemiddelen, de stijgleiding, de keerklep en de afgifteleiding afdichtend in de ene opening is ingestoken en de overige afdichtend in de andere opening is c.q. zijn ingestoken. 10
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarin de drager de verbreekmiddelen en de drukreductiemiddelen in een centrale opening zijn ingestoken en de stijgleiding, de keerklep en de afgifteleiding in de andere opening 15 zijn ingestoken, en de afgifteleiding via een in hoofdzaak vloeistofdichte zwenkkoppeling met de uitgang van de keerklep verbonden is.
9. Inrichting volgens een der voorgaande 20 conclusies, waarin althans de drager, de verbreekmiddelen, de drukreductiemiddelen, de stijgleiding, de keerklep en de afgifteleiding tot een eerste eenheid zijn samengesteld en de bovenwand van het vat één opening vertoont, waarin die eenheid, eventueel 25 wegneembaar, afdichtend is ingestoken.
10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin de arm de afgifteleiding omvat.
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarin de arm althans min of meer evenwijdig aan de bovenwand van het vat zwenkbaar is.
12. Inrichting volgens conclusie 11, omvattende 35 een transmissie, die een zwenkbeweging van de arm vanuit de ruststand naar de bedrijfsstand overbrengt naar de eerste bedieningsmiddelen, waardoor de verbreekmiddelen worden geactiveerd, waarbij boven de drager en de verbreekmiddelen een aandrukkap roteerbaar is aangebracht, welke aandrukkap voor rotatie geborgd met de arm gekoppeld is, en door middel van een schroeftransmissie met de drager en/of de 5 verbreekmiddelen verbonden is, zodanig dat door zwenking van de arm en corresponderende rotatie van de aandrukkap deze aandrukkap tevens een omlaag gerichte verplaatsing ondergaat en aldus de patroon en de holle pen naar elkaar toe drukt, zodanig dat de holle pen de afdichting 10 perforeert.
13. Inrichting volgens conclusie 12, waarin de transmissie twee samenwerkende tandwielen en/of tandkransen omvat. 15
14. Inrichting volgens conclusie 10, waarin de projectie van de arm in de ruststand binnen de omtrek van de bovenwand van het vat ligt.
15. Inrichting volgens een der conclusies 10 - 14, waarin de arm zwenkbaar met de drager verbonden is.
16. Inrichting volgens conclusie 15, waarin de zwenkhartlijn in hoofdzaak samenvalt met de hartlijn van 25 de drager.
17. Inrichting volgens conclusie 16, waarin boven de drager en de verbreekmiddelen een aandrukkap roteerbaar is aangebracht, welke aandrukkap voor rotatie 30 geborgd met de arm gekoppeld is, en door middel van een schroeftransmissie met de drager en/of de verbreekmiddelen verbonden is, zodanig dat door zwenking van de arm en corresponderende rotatie van de aandrukkap deze aandrukkap tevens een omlaag gerichte verplaatsing 35 ondergaat en aldus de patroon en de holle pen naar elkaar toe drukt, zodanig dat de holle pen de afdichting perforeert. %
18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin de tweede bedieningsmiddelen een taphendel omvatten.
19. Inrichting volgens een der conclusies 7 of 8, waarin met de bovenste omtreksrand van het vat een opzetstuk eventueel losneembaar is gekoppeld, waarin de boven de bovenste omtreksrand van het vat uitstekende onderdelen in de ruststand in hoofdzaak verzonken 10 opgenomen zijn, zodanig, dat de inrichting stapelbaar is met gelijke inrichtingen.
20. Inrichting volgens conclusie 19, waarin het opzetstuk de eerste en de tweede bedieningsmiddelen 15 draagt.
21. Inrichting volgens conclusie 20, waarin het opzetstuk althans trekvast met het vat gekoppeld is.
22. Inrichting volgens conclusie 19, waarin het opzetstuk een als draaghandgreep dienst doend doorgaand gat vertoont.
23. Inrichting volgens een der conclusies 19 - 25 22, waarin de taphendel in een verticaal vlak zwenkbaar door het opzetstuk wordt gedragen en is ingericht om voor het openen van de keerklep een tegen de werking van de retourveermiddelen gerichte drukkracht op het kleplichaam van de keerklep uit te oefenen. 30
24. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin de uitgang van de keerklep een zekere flexibiliteit bezit, zodanig, dat de afgifteleiding ten opzichte daarvan vanuit de ruststand in de bedrijfsstand 35 kan worden geplaatst en in de bedrijfsstand de onderlinge afdichting van de uitgang van de keerklep en de ingang van de afgifteleiding verzekerd is. %
25. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin de uitgang van de keerklep en de ingang van de afgifteleiding op corresponderende wijze afgeschuind zijn. 5
26. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende verzegelmiddelen, die uitsluitend uiterlijk herkenbaar verbreekbaar zijn en slechts in verbroken toestand het vanuit de ruststand verplaatsen 10 van de eerste bedieningsmiddelen en/of het verbreken van de afdichting van de patroon met gas onder druk mogelijk maken.
27. Inrichting volgens conclusie 11, waarin het 15 opzetstuk een sleufgat vertoont, dat dient voor het doorlaten van de arm tijdens zijn zwenkbeweging vanuit de ruststand naar de werkstand.
28. Inrichting volgens conclusies 11 en 27, 20 waarin de verzegelmiddelen aan het sleufgat zijn toegevoegd, op zodanige wijze dat pas na het verbreken van de verzegelmiddelen de arm vanuit zijn ruststand naar zijn bedrijfsstand verplaatst kan worden.
29. Inrichting volgens conclusie 28, waarin de arm in de ruststand uitsluitend via het sleufgat in verbinding met de omgeving kan verkeren en de verzegelmiddelen in de ruststand het sleufgat geheel afdekken. 30
30. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin aan de eerste bedieningsmiddelen afdekmiddelen zijn toegevoegd, welke afdekmiddelen de uitgang van de keerklep in de ruststand afdekken. •Jr -k -k •ie -k 1034518 . 35
NL1034518A 2006-10-13 2007-10-15 Inrichting voor het afgeven van een vloeistof. NL1034518C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1034518A NL1034518C2 (nl) 2006-10-13 2007-10-15 Inrichting voor het afgeven van een vloeistof.

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1032672A NL1032672C1 (nl) 2006-10-13 2006-10-13 Inrichting voor het afgeven van een vloeistof.
NL1032672 2006-10-13
NL1034518 2007-10-15
NL1034518A NL1034518C2 (nl) 2006-10-13 2007-10-15 Inrichting voor het afgeven van een vloeistof.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1034518C2 true NL1034518C2 (nl) 2008-04-15

Family

ID=39462000

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1034518A NL1034518C2 (nl) 2006-10-13 2007-10-15 Inrichting voor het afgeven van een vloeistof.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1034518C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2025021620A1 (de) * 2023-07-26 2025-01-30 Envases Oehringen Gmbh Gebinde mit zapfeinrichtung

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2025021620A1 (de) * 2023-07-26 2025-01-30 Envases Oehringen Gmbh Gebinde mit zapfeinrichtung

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6166844B2 (ja) 飲料を作製および分配供給するための、カプセルを利用するシステム
NL1032672C1 (nl) Inrichting voor het afgeven van een vloeistof.
EP2955127B1 (en) Container with drip proof cap
US9617051B2 (en) Bottle cap
US5984141A (en) Beverage storage and mixing device
US5156299A (en) Pump-type dispenser package with flexible disposable recharge
ES2267257T3 (es) Estructura dispensadora con membrana frangible para separar dos productos.
KR20050012251A (ko) 필름 물질로 밀폐되는 복합 패키징이나 또는 용기 주둥이또는 병주둥이를 위한 자체개방형 마개
US8020696B2 (en) Device and method for storing and mixing at least two materials
WO2006040932A1 (ja) 飲料容器のキャップ構造
NZ333484A (en) Beverage dispenser with bearing plate urged against bladder to dispense beverage, and braking for plate
US20160280430A1 (en) Lid for a container, a container and a method for manufacturing the container
CN105982554B (zh) 容器
JP2015504392A (ja) 容器用アダプタ
KR20030070909A (ko) 유체 또는 자유유동물 컨테이너용 보상 밀폐부
RU2234445C2 (ru) Закрывающий элемент для упаковки, предназначенной для жидкого или пастообразного вещества, и пленочный пакет, содержащий указанный элемент
EP0759007B1 (en) Container cover and dispensing device
WO2006029625A1 (en) A dispensing line for a dispensing system
NL1034518C2 (nl) Inrichting voor het afgeven van een vloeistof.
WO2005079169A2 (en) Structure of cap having storage space
JP2515407Y2 (ja) 包装袋の注出具
EP4126751B1 (en) Beverage dispenser connector, beverage production device and method for beverage production
KR20150037802A (ko) 병뚜껑
KR101569493B1 (ko) 병뚜껑
US5105986A (en) Non-spill invertible devices, containers, and methods

Legal Events

Date Code Title Description
PD2A A request for search or an international type search has been filed
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20161101