NL1030174C2 - Hulpinrichting, bestemd om te worden toegevoegd aan een lucht-behandelingsinrichting. - Google Patents

Description

HULPINRICHTING, BESTEMD OM TE WORDEN TOEGEVOEGD AAN EEN LUCHT-BEHANDELXNGSINRXCHTING

De uitvinding betreft een hulpinrichting, bestemd en ingericht om zodanig te worden opgenomen in een zich tussen een eerste luchttoevoer en een eerste luchtafvoer uitstrekkende, van een lucht-5 behandelingsinrichting, bijvoorbeeld een lucht- verversingssysteem, een lucht-filtersysteem, een lucht-reinigingssysteem, of dergelijke, deel uitmakende luchtleiding, omvattende een toevoerdeel en een afvoerdeel, met welke luchtleiding eerste 10 stromingsmiddelen verbonden zijn voor het teweegbrengen van een hoofdluchtstroom door de luchtleiding, dat de gehele hoofdluchtstroom door de hulpinrichting vloeit.

Een dergelijke hulpinrichting is bijvoorbeeld bekend in de vorm van een filterinrichting, een 15 drooginrichting, een bevochtigingsinrichting, een koelinrichting, een verwarmingsinrichting, of dergelijke, die op de genoemde wijze wordt toegevoegd aan een lucht-behandelingsinrichting.

De hulpinrichting volgens de uitvinding omvat 20 een eerste huis met een tweede luchttoevoer en een tweede luchtafvoer, in welk eerste huis een aantal lucht-behandelingsmodules zijn geaccomodeerd, die parallel in de hoofdluchtstroom geplaatst zijn en aldus elk in althans een actieve toestand van de betreffende lucht-25 behandelingsmodule een deelstroom van de luchtstroom doorlaten en gezamenlijk de gehele hoofdstroom doorlaten.

De hulpinrichting, met inbegrip van de lucht-behandelingsmodules, is modulair opgebouwd. Hiermee kan de inrichting gemakkelijk aan omstandigheden en in de 30 tijd variërende eisen worden aangepast. Bijvoorbeeld kan 10301 74- 2 het aantal geïnstalleerde of actieve lucht-behandelingsmodules naar wens, hetzij tijdens de ontwerpfase of ook na installatie en tijdens bedrijf, worden gekozen. Zo kunnen door een centrale 5 besturingseenheid de modules individueel worden bestuurd. Bijvoorbeeld kan hiermee in het geval van een voor verwarming of koeling dienende module de besturing zodanig plaatsvinden, dat het debiet, dat wil zeggen de per tijdseenheid passerende hoeveelheid lucht, aan de 10 gestelde eisen voldoet, rekening houdende met de gestelde eisen met betrekking tot de luchtafvoer-temperatuur of het verschil tussen de luchtinvoertemperatuur en de luchtafvoertemperatuur. Duidelijk moge zijn, dat dit slechts een voorbeeld betreft.

15 De modulaire opbouw heeft in het bijzonder in het geval waarin de lucht-behandelingsmodules identiek zijn, het voordeel, dat door relatief eenvoudige handelingen een defecte of anderszins te onderhouden lucht-behandelingsmodule kan worden verwijderd en worden 20 vervangen door een andere module. De hiervoor noodzakelijke technische ingrepen zijn door de modulaire opbouw zeer beperkt.

Van groot belang is verder, dat de fabrikant van hulpinrichtingen van het type volgens de uitvinding 25 slechts een beperkt aantal verschillende types lucht-behandelingsmodules op voorraad behoeft te hebben respectievelijk behoeft te kunnen leveren. Aldus kan tevens zeer snel en flexibel worden ingespeeld op de wensen van gebruikers. Met uiteenlopende eisen die aan de 30 capaciteit van een lucht-behandelingsinrichting wordt gesteld kan rekening worden gehouden door het huis aan de daartoe gestelde eisen aan te passen, in het bijzonder voor wat betreft het effectieve doorlaat-oppervlak, en in verband hiermede het aantal in verband met de gestelde 35 eisen gewenste aantal modules te kiezen.

De hulpinrichting kan zijn ontworpen voor het vervullen van de meest uiteenlopende functies, zoals het filteren van lucht, het reinigen van lucht, het drogen of 1030174- 3 bevochtigen van lucht, het koelen of verwarmen van lucht, het desinfecteren en steriliseren van lucht, enzovoorts.

In een verdere uitvoering omvat de hulpinrichting besturingsmiddelen voor het individueel 5 schakelen van elk van de lucht-behandelingsmodules tussen een actieve toestand waarin de betreffende deelstroom wordt doorgelaten en een passieve toestand waarin de deelstroom in hoofdzaak nul bedraagt of in tegengestelde richting vloeit. Hiermee kan het aantal effectief 10 werkzame modules afhankelijk van de momentane omstandigheden worden gekozen. Door deze besturing kan effectief een aanpassing aan de momentane behoefte plaatsvinden.

In weer een andere uitvoering vertoont de 15 hulpinrichting de bijzonderheid, dat elke lucht- behandelingsmodule omvat: een tweede huis met een derde luchttoevoer en een derde luchtafvoer; en een in dat huis opgenomen UV-behandelkamer, waar de gehele deelstroom doorheen vloeit, in welke UV-behandelkamer een UV-20 stralingsbron is opgenomen voor het blootstellen van de deelstroom aan UV-straling voor het doden van in die deelstroom aanwezige micro-organismen.

In een belangrijke uitvoering vertoont de hulpinrichting volgens de uitvinding de bijzonderheid, 25 dat in elke lucht-behandelingsmodule een door de besturingsmiddelen tussen een open en een gesloten stand bestuurbare klep is opgenomen. De klep kan van elk geschikt type zijn. De bediening kan elektrisch, hydraulisch, mechanisch of pneumatisch plaatsvinden. In 30 het geval waarin de besturingsmiddelen een centrale . processor omvatten die de diverse modules van de programmabesturing en onder besturing door middel van door een gebruiker te bedienen bedieningsmiddelen besturen, dienen de kleppen alle elektrisch bestuurbaar 35 te zijn. In een dergelijke uitvoering komt bijvoorbeeld handbesturing niet als eerste optie in aanmerking.

De modulaire structuur kan in verband met de genoemde kleppen verder het voordeel hebben, dat 103QlïAs __ 4 bijvoorbeeld het debiet door elke actieve module steeds een vooraf bepaalde waarde bezit en dat derhalve de hoofdluchtstroom, dat wil zeggen de som van de deelluchtstromen door de actieve modules, recht evenredig 5 is met het aantal actieve modules.

De hulpinrichting kan ook de bijzonderheid vertonen, dat in elke lucht-behandelingsmodule door de besturingsmiddelen bestuurde tweede stromingsmiddelen zijn opgenomen voor het op een gewenste waarde, hetzij 10 positief, nul, of negatief, instellen van de deelstroom.

Deze tweede stromingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld als ventilator zijn uitgevoerd. Ook aansluiting van modules op externe bronnen voor lucht onder een zekere overdruk kunnen worden toegepast.

15 Het doden van micro-organismen in een luchtstroom door middel van bestraling met ultraviolette straling is op zichzelf bekend, onder meer uit aanvragers internationale octrooiaanvrage WO-A-2005/039659, en verder uit US-A-2004/0047776, WO-A-02/078754, 20 GB-A-1 382 820, EP-A-1 239 232, EP-A-0 550 366, DE-A-102 09 994, NL-A-73 07984, EP-A-0 915 713, WO-A-03/078571 en GB-A-2 377 660.

De lucht waarin wij leven bevat bacteriën, virussen en andere micro-organismen die onder bepaalde 25 omstandigheden ziekteverwekkend voor mens of dier kunnen zijn. In een ziekenhuisomgeving is dit besmettingsgevaar aanzienlijk, omdat zich daar de combinatie voordoet van relatief veel ziekteverwekkende micro-organismen in de lucht, de mogelijke aanwezigheid van patiënten met een 30 besmettelijke ziekte en de aanwezigheid van verzwakte patiënten, die extra vatbaar zijn voor besmetting. Ook in de relatief gesloten gebouwen waarin de mens tegenwoordig werkt kunnen ziekteverwekkende organismen zich gemakkelijk via luchtbehandelingsystemen verspreiden.

35 Daarnaast is het desinfecteren van lucht van belang onder niet-permanente omstandigheden die zich kunnen voordoen na bijvoorbeeld het uitbreken van een door virussen veroorzaakte besmettelijke ziekte of na het gebruik van 1030174- 5 biologische wapens. In die situaties wil men tijdelijke commandocentra, noodhospitalen en andere belangrijke verblijfsruimten van gedesinfecteerde lucht kunnen voorzien, zonodig afkomstig uit verplaatsbare 5 luchtbehandelingsystemen.

Het steriliseren van een geforceerde luchtstroom met behulp van ultraviolette straling met korte golflengte UV(C), dat wil zeggen straling met een golflengte in het gebied 100 - 280 nm, is op zichzelf 10 bekend. Meestal worden hiervoor vrijstaande of aan een muur of een plafond gemonteerde apparaten gebruikt, die de lucht in een ruimte doen circuleren en waarvan de beschermende werking beperkt is tot die betreffende ruimte. In US-A-5 330 722 en US-A-5 612 001 worden 15 dergelijke voor één ruimte bestemde "germicidal air purifiers" beschreven. Ontwikkelingen aan deze vrijstaande apparaten zijn gericht geweest op een grotere effectiviteit met betrekking tot het doden van micro-organismen bij een zo hoog mogelijke luchtopbrengst. Door 20 toepassing van filters met een lage luchtweerstand stroomopwaarts ten opzichte van de ÜV-behandelkamer, keuze van goed reflecterende binnenwanden in de UV-behandelkamer en het creëren van een turbulente luchtstroming langs de UV-lampen, zijn aanzienlijk 25 verbeterde prestaties bereikt. In dit verband wordt verwezen naar WO-A-2005/039659 ten name van de onderhavige aanvrager.

Lucht-behandelingsinrichtingen circuleren, verversen, drogen, bevochtigen, verwarmen en/of koelen de 30 lucht in gebouwen. Door een netwerk van luchtkanalen en luchtverdeelsystemen wordt de lucht van en naar de verschillende ruimtes in het gebouw gevoerd, waarbij micro-organismen zich effectief door het gebouw kunnen verplaatsen en zich gemakkelijk in de luchtkanalen kunnen 35 nestelen.

Een veel toegepaste techniek voor het elimineren van micro-organismen in luchtbehandelingsystemen is de inbouw van verschillende 1030174«i 6 soorten luchtfilters. Stofdeeltjes waarop zich vaak micro-organismen bevinden, worden door deze filters tegengehouden, maar kleinere micro-organismen worden door de filters doorgelaten. Het doden van de kleinere micro-5 organismen met behulp van UV(C)-straling heeft ook in de luchtbehandelingssystemen toepassing gevonden. Aanvankelijk werden de UV-lampen eenvoudigweg loodrecht op de stromingsrichting in het luchtkanaal gestoken waardoor als gevolg van buiging gemakkelijk breuk ter 10 plaatse van de lampfitting kon optreden.

Door een groep van lampen in lengterichting van het luchtkanaal te plaatsen kan de effectiviteit van de lampen worden verbeterd. Volgens WO-A-92/20974 zijn de in lengterichting van het kanaal geplaatste lampen omsloten 15 door helixvormige leistrippen, die de lucht in een helixvormige stroming rond de lampen brengen een daarmee de afgelegde weg en de blootstellingtijd verlengen.

Tevens is stroomopwaarts ten opzichte van de UV-lampen een doorboorde en gebogen plaat geplaatst met het doel 20 een meer gelijkmatige verdeling van de luchtstroom over de dwarsdoorsnede van het kanaal te bereiken en daarmee zones met minder effectieve straling of zelfs dode hoeken te beperken. Ter verbetering van de effectiviteit van de straling is in US-A-2002/0088945 een UV-behandelkamer 25 beschreven in de vorm van een ellipsoïde die strak in het luchtkanaal past. De UV-lamp heeft de vorm van een helix waarvan de as samenvalt met de as van de ellipsoïde.

Hoewel er in een etmaal aanzienlijke periodes zonder of met geringe activiteit van een 30 luchtbehandelingsysteem kunnen voorkomen, blijven in de meeste installaties de UV-lampen continu ingeschakeld. Schakelt men de lampen samen met bijvoorbeeld het inschakelen van een ventilator die onderdeel uitmaakt van de luchtverwarming, dan kan het frekwent in- en 35 uitschakelen van de lampen een groter negatief effect hebben op de levensduur van de lampen dan het continu laten branden. In WO-A-03/045451 wordt een effectieve levensduurverlenging van de UV-lampen geclaimd, doordat 1030174- i 7 de lampen pas na afloop van een langere periode (40 minuten) van inactiviteit van het luchtbehandelingsysteem worden uitgeschakeld.

Bij het ontwerp van luchtbehandelingsystemen 5 voor gebouwen met daarin ruimtes waarin patiënten geïsoleerd kunnen worden is het drukverschil tussen deze ruimtes en de omgeving van groot belang. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen "overdruk"- en "onderdruk"-ruimtes. Overdruk beschermt een patiënt in 10 bijv. operatiezalen tegen besmetting uit de omgeving. Onderdruk beschermt de omgeving tegen besmetting met bijvoorbeeld een virus dat door een patiënt kan worden verspreid.

Ook onder niet-permanente omstandigheden is het 15 kunnen isoleren en ontsmetten van patiënten vaak van belang, bijvoorbeeld na het uitbreken van een door virussen veroorzaakte besmettelijke ziekte of na het gebruik van biologische wapens. In die situaties wenst men tijdelijke commandocentra, noodhospitalen en andere 20 belangrijke verblijfsruimten van gedesinfecteerde lucht te kunnen voorzien en zonodig te kunnen isoleren. US-A-2004/047776 en WO-A-2004/011041 beschrijven verplaatsbare "air decontamination devices" die bij calamiteiten van het genoemde type kunnen worden ingezet.

25 Vrijstaande apparaten voor het met UV(in straling behandelen van de lucht in één ruimte zijn door ontwikkelingen als beschreven in WO-A-2005/039659 ten name van de onderhavige aanvrager veel effectiever dan de in de vaste luchtbehandelingsystemen ingebouwde UV(C)-30 systemen voor het doden van micro-organismen. De oorzaak hiervoor is gelegen in de over het algemeen grote afmetingen van de vaste systemen en de problematiek van het goed verdelen van de luchtstromen over de dwarsdoorsnede van de luchtkanalen in deze systemen.

35 Naast het nadeel van de beperkte effectiviteit hebben UV-lampen in bestaande luchtbehandelingsystemen nog steeds een lange inschakelduur, ook in perioden dat de gevraagde activiteit van het systeem gering kan zijn.

1030174-· 8

De onderhavige uitvinding ondervangt in bepaalde uitvoeringen de genoemde nadelen van de stand der techniek en voegt een aantal regelingen voor de flow langs de UV-lampen toe waardoor een bredere toepassing 5 van UV(C)-systemen voor het doden van micro-organismen zal worden bereikt. De toepasbaarheid zal verder worden vergroot door de flexibele inzet in overdruk- en onderdruk-situaties bij isolatie van patiënten in bestaande en tijdelijke ruimtes en bij calamiteiten.

10 Specifieke voordelen worden gerealiseerd met een uitvoering, waarin de tweede stromingsmiddelen een ventilator omvatten, die van het type is met angulair equidistant aan een door een motor aangedreven rotor aanwezige schoepen, waarvan de binnenranden in hoofdzaak 15 op een imaginaire cilinder liggen en de buitenranden althans min of meer op een imaginaire afgeknotte kegel liggen, welke buitenranden samen met een althans min of meer cilindrische omhulling een in de richting van de stroming zich verbredende vrije ruimte vormen. Het 20 gebruik van een dergelijke ventilator geeft de hulpinrichting een grote mate van flexibiliteit, doordat het door de ventilator geleverde debiet vanaf de waarde nul tot relatief hoge waarden onder invloed van een besturingseenheid instelbaar is, de geluidproduktie zeker 25 in relatie tot de prestaties zeer gering is, en het door de ventilator geleverde drukverschil weliswaar iets lager is dan dat van een zuiver axiale ventilator, maar toch zeer acceptabele waarden bezit. Op zichzelf is een dergelijke ventilator in de handel verkrijgbaar van de 30 Duitse firma EBM-Pabst, onder meer met type-aanduiding R3G133-AF07-14.

De inrichting volgens de uitvinding heeft, behalve de reeds genoemde algemene voordelen van de modulaire opbouw, met betrekking tot het behandelen van 35 doorstromende lucht met UV-straling de volgende voordelen.

De hulpinrichting is in staat tot het desinfecteren van luchtstromen in een bestaande vast 1030174- 9 opgestelde of mobiele lucht-behandelingsinrichting, waardoor de in de luchtstromen aanwezige micro-organismen effectief kunnen worden geëlimineerd.

Ondanks de grote variëteit aan afmetingen van 5 luchtkanalen in bestaande lucht-behandelingsinrichtingen kan de hulpinrichting volgens de uitvinding tegen relatief geringe investeringen in nieuwe en in bestaande j systemen worden ingebouwd.

Installatie en onderhoud kan gemakkelijk en 10 tegen relatief geringe kosten ten opzichte van bestaande systemen plaatsvinden.

Als gevolg van het modulaire karakter en de mogelijkheid om de diverse parameters in onderlinge samenhang te optimaliseren, kan de hulpinrichting volgens 15 de uitvinding een hoog energetisch rendement bezitten.

De hulpinrichting kan een regeling voor het inschakelen en het uitschakelen van de UV-lampen omvatten. Hierdoor kan, anders dan bij bestaande inrichtingen, de effectieve levensduur van de lampen 20 aanzienlijk worden verlengd. Het zal duidelijk zijn, dat dit het voordeel geeft, dat de lampen minder vaak behoeven te worden vervangen. Dit betekent een kostenbesparing en een langere tijd tussen periodes van stilstand van de betreffende module voor vervanging van 25 de lampen.

Een regeling van de luchtstroom langs de lampen kan eenvoudig zodanig plaatsvinden, dat de lampen steeds bij een optimale temperatuur in bedrijf zijn. Deze temperatuur is bepalend voor de intensiteit van de door 30 een lamp afgegeven UV-straling en voor de levensduur van de lamp.

Verder kan de luchtsnelheid, bijvoorbeeld door aangepaste aansturing van een ventilator, zodanig worden ingesteld, dat de verblijftijd van de lucht in de UV-35 behandelkamer wordt vergroot, naarmate de langsstromende lucht vochtiger is. Een dergelijke regeling kan van belang zijn om ervoor te zorgen dat, ondanks de voor UV-straling afschermende werking van water rond micro- % 03 0174." 10 organismen, deze micro-organismen niettemin effectief kunnen worden geëlimineerd.

De inrichting is verder eenvoudig toepasbaar onder de genoemde overdruk- en onderdruk-omstandigheden.

5 Dit aspect kan bijvoorbeeld van belang zijn in geval van ruimten waarin patiënten tijdelijk geïsoleerd moeten zi jn.

De hulpinrichting volgens de uitvinding leent zich uitstekend om zowel in vaste als in verplaatsbare 10 lucht-behandelingsinrichtingen te worden ingebouwd.

Een UV-behandelingshulpinrichting omvat ten minste één ÜV-lamp, die is opgenomen in een UV-behandelkamer. Desgewenst, maar niet noodzakelijk, kan elke lucht-behandelingsmodule zijn voorzien van de 15 genoemde tweede stromingsmiddelen, zoals een ventilator. Voor het afsluiten van een module kan een elektrisch bestuurbare klep worden toegepast. Na het sluiten van deze klep en/of het zodanig bekrachtigen van de ventilator, dat de luchtstroom door een module nul 20 bedraagt of een luchtstroom onder omstandigheden in tegengestelde richting vloeit, kunnen de betreffende UV-bron, bestaande ten minste één UV-lamp en de eventueel aanwezige ventilator, van de betreffende module worden uitgeschakeld.

25 In periodes van een geringe activiteit van de lucht-behandelingsinrichting of bij een geringe momentane belasting met micro-organismen kan de capaciteit van de inrichting op deze omstandigheden worden afgestemd door de luchtstroom langs slechts een beperkt aantal actieve, 30 dus ingeschakelde modules te leiden.

De gemiddelde levensduur van de UV-lampen in de hulpinrichting wordt verlengd door de lucht-behandelingsmodules met behulp van een processor in zodanige volgorde te activeren en gedurende bepaalde tijd 35 geactiveerd te houden, dat de cumulatieve inschakelduur van alle UV-lampen steeds min of meer gelijk is.

In het geval waarin er een lamp uitvalt wordt de betreffende module door het sluiten van de aanwezige 1030174- 11 klep of door het in omgekeerde richting laten draaien van de betreffende ventilator, effectief gedeactiveerd en kunnen de andere modules normaal blijven functioneren.

De hulpinrichting volgens de uitvinding heeft 5 in een bepaalde uitvoering geen invloed op het debiet in de luchtleiding. De ventilator in de module compenseert het drukverlies als gevolg van de eigen luchtweerstand van de module door middel van een "drukverschil-regeling". Dit microprocessor-gestuurde systeem zorgt 10 voor een kleine druktoename (1-5 mbar) over de modules zodat er geen lekkage kan ontstaan van niet-behandelde lucht door de gesloten kleppen. Zelfs kan de lucht met gering debiet in tegengestelde richting stromen.

Bij toepassing ten behoeve van "overdruk"-15 ruimtes wordt de inrichting zo dicht mogelijk bij het inblaaspunt naar de betreffende "overdruk"- ruimte geplaatst.

Bij toepassing ten behoeve van "onderdruk"-ruimtes wordt de inrichting direct stroomafwaarts ten 20 opzichte van het afzuigpunt van de betreffende ruimte geplaatst en wordt voor bijvoorbeeld toepassing in medische ruimten aanbevolen ook een hulpinrichting volgens de uitvinding in het inblaaskanaal te plaatsen teneinde de geïsoleerde en verzwakte patiënt tegen de 25 normaal in de lucht aanwezige ziekteverwekkende bacteriën te beschermen.

Toepassing van de hulpinrichting in mobiele Lucht-behandelingsinrichtingen is mogelijk, omdat de hulpinrichting geïntegreerd is in een sectie van een 30 leidingsysteem, die eenvoudig ook aan een verplaatsbare lucht-behandelingsinrichtingen kan worden toegevoegd.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen van enkele willekeurige uitvoeringsvoorbeelden. In de tekeningen tonen: 35 Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een hulpinrichting die is opgenomen in een luchtleiding, die deel uitmaakt van een lucht-behandelingsinrichting;

Fig. 2A een langsdoorsnede door de 103017,4-5 _ 12 hulpinrichting volgens Fig. 1;

Fig. 2B op vergrote schaal het detail II van

Fig. 2A;

Fig. 3A een dwarsdoorsnede door een andere 5 hulpinrichting, waarin de lucht-behandelingsmodules zijn opgenomen in een 3x5 matrix-opstelling;

Fig. 3B een dwarsdoorsnede door een andere uitvoering, waarin zeven modules in een rond huis zijn opgenomen; 10 Fig. 3C een alternatieve opstelling, waarin de buitenvorm van de modules voor een deel is uitgevoerd als een regelmatige zeshoek, en waarin de modules zijn opgesteld in drie rijen van respectievelijk vier, drie en vier modules; 15 Fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een lucht-behandelingsmodule, zoals die is toegepast in de hulpinrichting volgens Fig. 2A;

Fig. 5A een langsdoorsnede door de lucht-behandelingsmodule volgens Fig. 4; 20 Fig. 5B het detail V van Fig. 5A; en

Fig. 6 een bovenaanzicht van de lucht-behandelingsmodule volgens de figuren 4 en 5, met weglating de eindkap.

Fig. 1 toont een hulpinrichting 1, die op de 25 wijze van een leidingdeel is opgenomen in een luchtleiding, die een toevoerdeel 2 en een afvoerdeel 3 omvat, welke luchtleiding deel uitmaakt van een niet-getekende lucht-behandelingsinrichting. Door het toevoerdeel 2, de hulpinrichting 1 en het afvoerdeel 3 30 van de luchtleiding stroomt lucht. De richting daarvan is met pijlen 4, 5 aangegeven. De hulpinrichting 1 omvat ronde eindflenzen 6, 7, met behulp waarvan de hulpinrichting 1 met de buisdelen 2 en 3 is verbonden, die daartoe zijn voorzien van respectieve 35 corresponderende flenzen 8, 9. Door middel van bouten en moeren 10 zijn de flenzen 6, 8 respectievelijk 7, 9 losneembaar met elkaar gekoppeld. Op de boven beschreven wijze kan de hulpinrichting 1 op de wijze van een 1030174- i 13 buisdeel deel uitmaken van de de leidingdelen 2, 3 omvattende luchtleiding. Dit is een belangrijk aspect van i | de uitvinding. Immers, de hulpinrichting 1 kan op deze wijze worden toegevoegd aan een bestaande lucht-5 behandelingsinrichting.

De hulpinrichting 1 omvat een huis 11 van bijvoorbeeld plaatmateriaal of kunststof, en bezit een algemeen rechthoekige doorsnede. Aan het huis sluiten een ingangstrechter 12 en een uitgangstrechter 13 aan. Deze 10 trechters 12, 13 passen de doorsnedevormen van de leidingdelen 2 en 3 aan de doorsnedevorm van het blokvormige huis 11 aan.

Aan de ingangszijde van het huis 11 bevindt zich een flensrand 14, die door middel van bouten en 15 moeren 15 afdichtend is verbonden met een flensrand 16, die deel uitmaakt van de ingangstrechter 12.

Fig. 2A toont een langsdoorsnede overeenkomend met de relatief smalle zijde van het huis 11. Uit Fig. 2A blijkt, dat ter plaatse van deze langsdoorsnede twee UV-20 lucht-behandelingsmodules 17, 18 aanwezig zijn. Hoewel in de tekening niet weergegeven, moge uit Fig. 2A en de proporties van het huis 11 volgens Fig. 1 duidelijk zijn, dat deze UV-lucht-behandelingsmodules zijn opgesteld in een 2x3 matrix-patroon.

25 De lucht-behandelingsmodules zijn identiek en aldus onderling uitwisselbaar. In Fig. 5A is een lucht-behandelingsmodule, in dit geval aangeduid met het verwijzingsgetal 17, in langsdoorsnede getekend in overeenstemming met Fig. 2A.

30 Fig. 2A is in het bijzonder van belang omdat deze figuur duidelijk maakt, op welke wijze de lucht-behandelingsmodules 17, 18 en de overige vier modules in het huis 11 zijn aangebracht.

Vooruitlopend op die bespreking wordt nu reeds 35 gewezen op de inlaatzones 19, 20 van de module 17, waarin kleppen 21, 22 zijn opgenomen, die door hierna te beschrijven middelen tussen een geopende stand en een gesloten stand kunnen worden verplaatst. De klep 21 staat 1030174- 14 in de toestand volgens Fig. 2A open, terwijl de klep 22 gesloten is. Dat is de reden, waarom, zoals met pijlen 63 aangeduid, de luchtstroom 4, 5 uitsluitend door de module 17 en niet door de module 18 stroomt.

5 Verder wordt gewezen op de aanwezigheid van een filtereenheid 23, die de doorstromende lucht reinigt van deeltjes, die groter zijn dan de maat van de filterporiën. Voor het afvangen van stof kan een relatief grof stoffilter worden toegepast. Voor kleinere deeltjes 10 en bepaalde micro-organismen kan gebruik worden gemaakt van een stoffilter in combinatie met een HEPA-filter. In dit verband wordt Opnieuw verwezen naar de internationale octrooiaanvrage WO-A-2005/039659 ten name van de onderhavige aanvrager, waarin dergelijke filtermiddelen 15 zijn beschreven, alsmede naar de in deze specificatie genoemde literatuur. De huizen 30 van de modules 17, 18 en de overige vier modules moeten in hoofdzaak afdichtend samenwerken met de binnenzijde van het huis 11. Daartoe omvat dit huis 11 aan zijn binnenzijde een zich over de 20 gehele buitenomtrek van de huizen 30 uitstrekkend afdichtprofiel 24, dat door tussenkomst van een elastisch indrukbare afdichtring 25 afdichtend samenwerkt met een zich omtreksgewijs uitstrekkende ringzitting 26, die deel uitmaakt van het onderste deel 27 van het module-huis 30, 25 waarvan het middelste deel met 28 en het bovenste deel met 29 is aangeduid.

Uit Fig. 2A blijkt verder, dat de uitgangstrechter 13 als één geheel is gevormd met het blokvormige huis 11, zoals ook in Fig. 1 duidelijk is 30 weergegeven.

De ingangstrechter 12 is door middel van de bouten en moeren losneembaar, waardoor het inwendige van het huis 11 na het wegnemen van de filtereenheid 23 toegankelijk is voor het naar buiten schuiven van een 35 module voor onderhoud en het terugplaatsen daarvan respectievelijk het vervangen door een andere, identieke module. Zoals vermeld, verzekert de afdichting 24, 25, 26, die zich omtreksgewijs rond elke module uitstrekt, 1030174- _ ; --1 « 15 dat het drukverschil over een module als gevolg van de werking van een hierna te beschrijven ventilator niet kan leiden tot een "valse" tegenstroom buiten de modules om.

Hierna zal de opbouw van een module verder 5 worden besproken aan de hand van de Fig. 5A en 5B.

De Fig. 3A, 3B en 3C tonen in dwarsdoorsnede bij wijze van voorbeelden drie andere mogelijke patronen, waarin modules kunnen zijn gerangschikt.

De modules volgens Fig. 3A, die alle met 31 10 zijn aangeduid vertonen lokaal een rechthoekige dwarsdoorsnede en zijn vlakvullend opgenomen in een huis 32. Met het verwijzingsgetal 33 zijn kleppen aangeduid, elk met een klep-as 38, die overeenkomen met de kleppen 21 en 22 volgens Fig. 2A.

15 Fig. 3B toont, dat de modules 34 een ronde buitenvorm kunnen hebben en in een cilindrisch huis 35 kunnen zijn opgenomen.

Fig. 3C toont een regelmatig-hexagonale vorm van de buitenzijde van modules 36, die in deze uitvoering 20 in een huis 37 met rechthoekige dwarsdoorsneden zijn opgenomen. Opgemerkt wordt, dat de modules 36 ook zouden kunnen worden gebruikt voor het patroon volgens Fig. 3B, dat een zesvoudige symmetrie vertoont.

Fig. 4 toont een perspectivisch aanzicht van de 25 module 17.

Duidelijk is te zien, dat de klep 21 door vanuit zijn getekende open stand naar zijn gesloten stand te roteren (vergelijk de in Fig. 2 getekende gesloten klep 22) door rotatie rond de klep-as 38 (zie Fig. 3) tot 30 afdichtende samenwerking komt met een tweetal halfcirkelvormige afdichtringdelen 39, 40 (zie ook Fig. 5A).

Een elektrische actuator 71 zorgt voor rotatie van een drijfwiel 41 onder besturing van een individuele modulebesturingseenheid 42, die, evenals vergelijkbare 35 eenheden van andere modules, met een centrale besturingseenheid verbonden is respectievelijk kan worden. Door middel van een hefboom 43 wordt op overigens bekende wijze door middel van een tweede drijfwiel 44 of »1030174- 16 drijfarm de klep-as 28 geroteerd onder meeneming van de klep 21, waardoor deze onder de genoemde besturing tussen de geopende en de gesloten stand kan worden verplaatst.

Verder omvat de module 17, zoals in de Fig. 2A 5 en 5A duidelijk kan worden gezien, een ventilator, omvattende een motor 45 en een rotor 46. Dit wiel omvat een aantal angulair equidistant geplaatste schoepen 49, waarvan de binnenranden 47 in hoofdzaak op een imaginaire cilinder liggen, terwijl de buitenranden 48 althans min 10 of meer een imaginaire afgeknotte kegel liggen, of ten opzichte van die hoofdvorm een zekere kromming vertonen. Deze structuur verzekert een goede opbrengst in termen van het drukverschil tussen de ingang en de uitgang van de module 17, levert weinig geluidproduktie op en is in 15 staat tot het leveren van een ten opzichte van bijvoorbeeld axiale ventilatoren groot debiet, uitgedrukt in de hoeveelheid per tijdseenheid verpompte lucht. Ook een gangbare tangentiële ventilator is niet tot deze gecombineerde prestaties in staat.

20 Het bovenste deel van het huis 30 vertoont aan zijn binnenzijde een hoge mate van diffuse spiegeling voor UV(C)-straling. Daartoe kan het binnenvlak van het deel 29 bijvoorbeeld zijn voorzien van een deklaag, bestaande uit opgesputterd aluminium. In de door deze 25 spiegelende cilindrische wand omsloten ruimte, de UV-behandelkamer 50 bevindt zich een UV-bron van twee υνί ampen 51, 52. Deze lampen geven onder meer sterke UV(C)-straling met een golflengte van 253,7 nm af die, zoals bekend, een sterke micro-organismen dodende werking 30 bezit. De lampen zijn van op zichzelf bekend en algemeen gebruikelijk type. Ze zijn ingestoken in een insteekeenheid 53 en worden gevoed via een voedingseenheid 64 (zie Fig. 4). Deze voedingseenheid wordt bestuurd vanuit de module-besturingseenheid 42. Op 35 deze wijze kunnen door de elektronische besturing de lampen zodanig worden bestuurd, dat de door de lampen afgegeven UV(C)-straling een binnen zekere toleranties optimale intensiteit vertoont. Daartoe wordt tevens de 1030174- 17 motor 45 van de ventilator 45, 46 zodanig bestuurd, dat j de lampen zoveel mogelijk worden bedreven bij een ' temperatuur, waarbij de intensiteit van de afgegeven I UV(C)-straling zo groot mogelijk is. Deze temperatuur 5 ligt voor de meeste lampen in de orde van 40 °C. De temperatuur is mede afhankelijk van de snelheid van de langsstromende lucht. Deze kan voor bepaalde typen lampen bij voorkeur een snelheid hebben van ongeveer 1,5 m/s.

Dit legt beperkingen op aan de mogelijkheden, het debiet 10 van de hulpinrichting 1 te variëren. Het is nu juist de modulaire opbouw, die het mogelijk maakt om met behoud van het binnen nauwe grenzen optimaal kiezen van de waarden van de in het geding zijnde parameters, de opbrengst van de inrichting binnen de ruime grenzen te 15 variëren.

Het detail V in Fig. 5B toont, dat het bovenste deel van het huis 30 is afgedekt met een fixatiering 54, die dient voor het fixeren van de lampen 51, 52. Daartoe omvat de ring 54 uitsteeksels 55, 56, die aangrijpen aan 20 de overgangszone 57 tussen de verticale benen van de lampen 51, 52, terwijl een uit staaldraad bestaande klemveer 58 zorgt voor een drukcontact tussen die zone 57 en het betreffende uitsteeksel 55, 56.

Fig. 6 toont verder, dat aan het onderste deel 25 27 van het huis 30 een rechthoekige draagrand 59 is aangebracht. Deze draagt de afdichtring 25. Hierin zijn vier doorgaande gaten 60 aangebracht voor bevestiging door middel van schroeven aan het afdichtprofiel 24.

Met betrekking tot de opstelling van de lampen 30 51, 52 wordt opgemerkt, dat deze, zoals die in het bijzonder duidelijk kan worden gezien in Fig. 6, onderling onder 90 0 gedraaid zijn. Deze opstelling verzekert een zo hoog mogelijke gemiddelde intensiteit van de UV-straling in de UV-behandelkamer 50.

35 Met verwijzing naar Fig. 4 wordt nog gewezen op twee diagonaal tegenover elkaar gelegen, elk van een halfronde uitsparing 61 voorziene uitsteeksels 62. In de figuren is niet getekend, dat bij het in het huis 11 1030174·; _ 18 schuiven van een module 17 deze uitsparingen 61 rotatie-borgend samenwerken met in het huis 11 aanwezige leistangen, die zorgen voor correcte positionering van de module 17 aan zijn voorzijde. Aan de achterzijde wordt de 5 correcte positionering verzorgd door de draagrand 59 met de doorgaande gaten 60 door middel waarvan de fixatie van de module 17 in het huis 11 kan worden verzekerd.

Met nadruk wordt de aandacht erop gevestigd, dat de getoonde en beschreven uitvoeringsvoorbeelden alle 10 betrekking hebben op lucht-behandelingsmodules die zijn ingericht voor het filteren van lucht door middel van een filtereenheid en het elimineren van micro-organismen door de modules heen stromende lucht gedurende enige tijd te onderwerpen aan UV(C)-straling met een zekere minimale 15 intensiteit. De uitvinding beperkt zich evenwel niet tot een dergelijke toepassing. De hulpinrichtingen volgens de uitvinding kunnen ook andere dan de genoemde functies vervullen. Dergelijke functies zijn in bovenstaande specificatie vermeld.

20 Verder wordt de aandacht erop gevestigd, dat in één luchtleiding meer dan een hulpinrichting volgens de uitvinding kan zijn opgenomen. Bijvoorbeeld kunnen twee functioneel gelijkwaardige hulpinrichtingen samen bewerkstelligen, dat een nagestreefde waarde van een 25 grootheid onder respectievelijk boven een gestelde drempelwaarde ligt. Ook kunnen verschillende hulpinrichtingen verschillende functies bezitten, bijvoorbeeld filteren en drogen, koelen en desinfecteren, enzovoorts.

30 *****

Claims (16)

1. Hulpinrichting, bestemd en ingericht om zodanig te worden opgenomen in een zich tussen een eerste luchttoevoer en een eerste luchtafvoer uitstrekkende, van een lucht-behandelingsinrichting, bijvoorbeeld een lucht- 5 verversingssysteem, een lucht-filtersysteem, een lucht-reinigingssysteem, of dergelijke, deel uitmakende luchtleiding, omvattende een toevoerdeel en een afvoerdeel, met welke luchtleiding eerste stromingsmiddelen verbonden zijn voor het teweegbrengen 10 van een hoofdluchtstroom door de luchtleiding, dat de gehele hoofdluchtstroom door de hulpinrichting vloeit, gekenmerkt door een eerste huis met een tweede luchttoevoer en een tweede luchtafvoer, in welk eerste huis een aantal 15 lucht-behandelingsmodules zijn geaccomodeerd, die parallel in de hoofdluchtstroom geplaatst zijn en aldus elk in althans een actieve toestand van de betreffende lucht-behandelingsmodule een deelstroom van de luchtstroom doorlaten en gezamenlijk de gehele 20 hoofdstroom doorlaten.

2. Hulpinrichting volgens conclusie 1, omvattende: besturingsmiddelen voor het individueel 25 schakelen van elk van de lucht-behandelingsmodules tussen een actieve toestand waarin de betreffende deelstroom wordt doorgelaten en een passieve toestand waarin de deelstroom in hoofdzaak nul bedraagt of in tegengestelde richting vloeit. 30

3. Hulpinrichting volgens een der voorgaande 103 0174-! % conclusies, waarin: elke lucht-behandelingsmodule omvat: ' een tweede huis met een derde luchttoevoer 5 en een derde luchtafvoer; en een in dat huis opgenomen UV-behandelkamer, waar de gehele deelstroom doorheen vloeit, in welke UV-behandelkamer een UV-stralingsbron is opgenomen voor het blootstellen van de deelstroom aan UV-10 straling voor het doden van in die deelstroom aanwezige micro-organismen.

4. Hulpinrichting volgens conclusies 2 of 3, waarin: 15 in elke lucht-behandelingsmodule een door de besturingsmiddelen tussen een open en een gesloten stand bestuurbare klep is opgenomen.

5. Hulpinrichting volgens een der conclusies 2 20 tot en met 3, waarin: in elke lucht-behandelingsmodule door de besturingsmiddelen bestuurde tweede stromingsmiddelen zijn opgenomen voor het op een gewenste waarde, hetzij 25 positief, nul, of negatief, instellen van de deelstroom.

6. Hulpinrichting volgens een der conclusies 2 tot en met 5, waarin: 30 de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het vanuit de actieve toestand in de passieve toestand van een lucht-behandelingsmodule brengen in het geval, waarin de betreffende tweede stromingsmiddelen uitvallen.

7. Hulpinrichting volgens conclusie 3, waarin: de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het vanuit de actieve toestand in de passieve toestand 103 0174- brengen van een lucht-behandelingsmodule in het geval waarin de betreffende UV-stralingsbron uitvalt.

8. Hulpinrichting volgens een der conclusies 2 5 tot en met 7, waarin: de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het registreren van de cumulatieve actieve tijdsduur van elke lucht-behandelingsmodule en het zodanig over langere tijd 10 inschakelen en uitschakelen van de individuele modules, dat alle lucht-behandelingsmodules een ongeveer gelijke cumulatieve actieve tijdsduur bezitten.

9. Hulpinrichting volgens een der voorgaande 15 conclusies, waarin: de lucht-behandelingsmodules in hoofdzaak identiek zijn.

10. Hulpinrichting volgens conclusie 9, waarin: de binnenafmetingen van het eerste huis zodanig zijn gekozen in samenhang met de buitenvorm van de lucht-behandelingsmodules, dat de lucht-behandelingsmodules 25 althans min of meer in dichtste stapeling passend in het eerste huis kunnen worden geaccomodeerd.

11. Hulpinrichting volgens een der voorgaande conclusies, 30 waarin: het toevoerdeel en de tweede luchttoevoer, en het afvoerdeel en de tweede luchtafvoer zijn voorzien van respectievelijk eerste koppelmiddelen voor afdichtende koppeling met van de luchtleiding deel uitmakende 35 complementaire tweede koppelmiddelen, en fixatiemiddelen aanwezig zijn voor het losneembaar aan elkaar bevestigen van de eerste en de tweede koppelmiddelen. 1030174-

12. Hulpinrichting volgens conclusie 11, waarin: de eerste en de tweede koppelmiddelen in hoofdzaak afdichtend met elkaar samenwerkende flenzen 5 omvatten.

13. Hulpinrichting volgens conclusie 12, waarin: de fixatiemiddelen klem-, schroef- of 10 bajonetmiddelen omvatten.

14. Hulpinrichting volgens conclusie 5, waarin: drukval-meetmiddelen aanwezig zijn voor het 15 meten van de drukval over elke lucht-behandelingsmodule; de uitgangssignalen van de drukval-meetmiddelen worden toegevoerd aan de besturingsmiddelen; en de besturingsmiddelen op basis van die signalen de tweede stromingsmiddelen zodanig besturen, dat de 20 drukval over elke lucht-behandelingsmodule in hoofdzaak nul bedraagt.

15. Hulpinrichting volgens conclusie 5, waarin: 25 de tweede stromingsmiddelen een ventilator omvatten, die van het type is met angulair equidistant aan een door een motor aangedreven rotor aanwezige schoepen, waarvan de binnenranden in hoofdzaak op een imaginaire cilinder liggen en de buitenranden althans min 30 of meer op een imaginaire afgeknotte kegel liggen, welke buitenranden samen met een althans min of meer cilindrische omhulling een in de richting van de stroming zich verbredende vrije ruimte vormen.

16. Lucht-behandelingsinrichting, bijvoorbeeld een lucht-verversingssysteem, een lucht-filtersysteem, een lucht-reinigingssysteem, of dergelijke, omvattende: |!03 01 74 - een hulpinrichting volgens een der voorgaande conclusies. 5 ***** 1030174-_