NL1028788C2 - Onderstel alsmede kindervoertuigstoel voorzien van een dergelijk onderstel. - Google Patents

Description

• *

Onderstel alsmede kindervoertuigstoel voorzien van een dergelijk onderstel |

De uitvinding heeft betrekking op een onderstel geschikt 5 voor het ondersteunen van een kindervoertuigstoel, welk onderstel is voorzien van een ten minste een connector omvattend frame, welke connector in bedrijf losneembaar koppel baar is met ten minste een in een voertuig aanwezig bevestigingselement, welk onderstel verder is voorzien van een ontgrendelmechanisme voor het ontkoppelen van de koppeling tussen 10 de connector en het bevestigingselement, alsmede van een slede voor het ondersteunen van de kindervoertuigstoel, welke slede bij de met het bevestigingselement verbonden connector ten opzichte van het frame verschuifbaar is van een eerste op een relatief grote afstand van de connector gelegen positie naar een tweede dichter nabij de connector 15 gelegen positie en vice versa, waarbij het verplaatsen van de slede van de tweede positie naar de eerste positie bij de met het bevestigingselement gekoppelde connector is geblokkeerd.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een kindervoertuigstoel die is voorzien van een dergelijk onderstel.

20 Bij een dergelijk, uit de Europese octrooiaanvrage EP-A2-0.952.032 bekende kindervoertuigstoel wordt elke connector voorafgaande aan het bevestigen van de kindervoertuigstoel in het voertuig naar een volledig uitgeschoven positie gebracht. In deze eerste positie is een verplaatsing naar de tweede positie geblokkeerd. Zodra een 25 connector met het bijbehorende bevestigingselement is gekoppeld, is het mogelijk om aan de zijde van die betreffende connector de slede ten opzichte van het frame te verschuiven. Indien de andere connector nog niet met het bijbehorende bevestigingselement is verbonden, is een verschuiving van de slede ten opzichte van het frame aan de zijde van die 30 connector niet mogelijk. Indien een gebruiker met een relatief grote kracht probeert om de kindervoertuigstoel met het bijbehorende 1026788 ---- ------------------_ ? * 2 bevestigingselement te verbinden, bestaat hierbij het risico dat de slede reeds gedeeltelijk ten opzichte van het frame zal verschuiven waardoor een beschadiging van de kindervoertuigstoel zal optreden.

De uitvinding beoogt een onderstel alsmede kinder-5 voertuigstoel voorzien van een dergelijk onderstel te verschaffen waarbij de slede niet ongewenst ten opzichte van het frame kan worden verschoven.

Dit doel wordt bij het onderstel volgens de uitvinding bereikt doordat alle connectoren zijn gekoppeld met een gemeenschappelijk vrijgeefmechanisme dat een verplaatsing van de slede van de eerste 10 positie naar de tweede positie toelaat zodra alle connectoren met bevestigingselementen zijn gekoppeld. j

Met behulp van een dergelijk vrijgeefmechanisme kan op j eenvoudige wijze worden gerealiseerd dat het verplaatsen van de slede van | de eerste positie naar de tweede positie pas mogelijk is indien alle j 15 connectoren met de bevestigingselementen zijn gekoppeld. Op deze wijze j wordt voorkomen dat de slede aan een zijde wel en aan een andere zijde niet ten opzichte van het frame kan worden verschoven waardoor ongewenste krachten op of vervormingen van het onderstel en de kindervoertuigstoel op eenvoudige wijze worden vermeden.

20 In de eerste positie is de slede op een relatief grote afstand van de connector gelegen, waardoor het bevestigen van de connector met de in het voertuig aanwezige bevestigingselementen relatief eenvoudig is. Nadat alle connectoren met de bevestigingselementen zijn gekoppeld, kan de slede tezamen met de daardoor ondersteunde kinder-25 voertuigstoel in de richting van de connector worden verplaatst totdat bijvoorbeeld de kindervoertuigstoel tegen de rugleuning van de voertuigstoel aan is gelegen. Tijdens het gekoppeld zijn van de connector met het bevestigingselement is het terug verplaatsen van de slede naar de eerste positie geblokkeerd, waardoor bijvoorbeeld tijdens een botsing, de slede 30 en de daardoor ondersteunde kindervoertuigstoel niet ongewenst in een van de connector afgekeerde richting kan worden verplaatst.

102878« 1 t 3

Een uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat alle connectoren zijn gekoppeld met het gemeenschappelijke ontgrendel mechanisme dat bij bediening de verplaatsing van de slede van de tweede positie naar de eerste positie toelaat.

5 Door bediening van het ontgrendel mechanisme zullen de connectoren worden ontkoppeld. Net voor, tijdens of na het ontkoppelen van de connectoren is door het bedienen van het ontgrendel mechanisme tevens een verplaatsing van de slede van de tweede positie naar de eerste positie mogelijk. Hierbij kan de slede weer naar de gewenste eerste 10 positie worden verplaatst zodat het onderstel weer in een uitgangspositie is gelegen waarin het met bevestigingselementen in hetzelfde of een ander voertuig kan worden gekoppeld. Door het mogelijk maken van een verplaatsing van de slede van de tweede positie naar de eerste positie, worden de door het onderstel en/of de daarmee verbonden kinderstoel op de 15 koppeling tussen de connectoren en de bevestigingselementen uitgeoefende krachten opgeheven, waardoor het ontkoppelen van de connectoren van de bevestigingselementen eenvoudiger is.

Een nog andere uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat met behulp van het ontgrendel-20 mechanisme alle koppelingen tussen de connectoren en de bevestigingselementen nagenoeg tegelijkertijd ontkoppelbaar zijn.

Op deze wijze kan door middel van het bedienen van een enkel ontgrendelmechanisme een ontkoppeling van alle connectoren nagenoeg tegelijkertijd plaatsvinden.

25 Opgemerkt wordt dat bij de uit EP-B1-0.970.842 bekende onderstel afzonderlijke handelingen nodig zijn voor het ontkoppelen van elke connector en het mogelijk maken van een verplaatsing van de slede van de tweede positie naar de eerste positie. Hierdoor is het bekende onderstel lastig te bedienen.

30 Een weer verdere uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat elke connector via een hefboom is 1Ó2 87 8 8 1 4 4 gekoppeld met het vrijgeefmechanisme.

Met behulp van hefbomen is een eenvoudige koppeling tussen connectoren en het vrijgeefmechanisme realiseerbaar.

Een nog andere uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de 5 uitvinding wordt gekenmerkt doordat het vrijgeefmechanisme een om de hartlijn roterende as omvat die nabij de slede is voorzien van een uitsparing waarin bij ontkoppelde connectoren een met de slede verbonden stift is gelegen, terwijl bij gekoppelde connectoren de as met behulp van de hefbomen om de hartlijn roteerbaar is, waarbij de stift uit de 10 uitsparing verplaatsbaar is en de slede verplaatsbaar is van de eerste positie naar de tweede positie.

Een dergelijke om een hartlijn roterende as en een in een uitsparing van de as verplaatsbare stift vormen een robuust mechanisme met een relatief eenvoudige opbouw.

15 Een weer verdere uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het onderstel is voorzien van een ratel mechanisme dat een tandheugel en een met de tandheugel in een aangrijping zijnde nok omvat, waarbij het frame is voorzien van de tandheugel en de slede is voorzien van de nok of vice versa, met behulp 20 van welk ratel mechanisme de slede ten opzichte van het frame verplaatsbaar is van de eerste positie naar de tweede positie, terwijl door de nok verplaatsing van de slede van de tweede positie naar de eerste positie is geblokkeerd.

Met behulp van een dergelijk ratelmechanisme is eenvoudig 25 een verplaatsing van de ene positie naar een andere positie mogelijk terwijl verplaatsing in de tegengestelde richting door de nok wordt geblokkeerd. Een dergelijk ratelmechanisme is relatief eenvoudig vervaardigbaar en betrouwbaar in gebruik.

Een weer andere uitvoeringvorm van het onderstel volgens de 30 uitvinding wordt gekenmerkt doordat met behulp van het ontgrendel- mechanisme de nok verplaatsbaar is naar een uit de in aangrijping met de 1 02 8788 • a 5 tandheugel zijnde positie, waarbij de slede van de tweede positie naar de eerste positie verplaatsbaar is.

Met behulp van het ontgrendel mechanisme wordt de verbinding tussen de connector en het bevestigingselement ontkoppeld. Tegelijkertijd 5 met het ontkoppelen wordt de nok van de tandheugel ontkoppeld waardoor de slede terug verplaatsbaar is van de tweede positie naar de eerste positie. Op deze wijze behoeft een gebruiker enkel het ontgrendel-mechanisme te bedienen om zowel de connectoren te ontkoppelen als de verplaatsing van de slede van de tweede positie naar de eerste positie 10 weer mogelijk te maken.

Een nog andere uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het ontgrendel mechanisme is voorzien van ten minste een indicator voor het aangeven van het ontkoppeld respectievelijk gekoppeld zijn van alle connectoren met bevestigings-15 elementen.

Op deze wijze is niet alleen door het al of niet verplaatsbaar zijn van de slede naar een bepaalde positie het voor een gebruiker duidelijk dat alle connectoren met de daarbij behorende bevestigingselementen zijn gekoppeld maar is dit ook visueel zichtbaar 20 aan het ontgrendelmechanisme.

Een nog andere uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het ontgrendelmechanisme nabij een van de connectoren afgekeerde zijde van het frame is gelegen.

Op deze wijze zal het ontgrendelmechanisme zich aan een 25 voor de gebruiker goed toegankelijke zijde van het onderstel bevinden.

Een nog andere uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het frame aan een van de connector afgekeerde zijde is voorzien van een zwenkbaar met het frame verbonden afsteunpoot.

30 Met behulp van een dergelijke afsteunpoot die afsteunt op een vloer van het voertuig wordt een mogelijk zwenken van het onderstel 1 02 8788 6 om de bevestigingselementen heen, in geval van bijvoorbeeld een botsing van het voertuig, op eenvoudige doch effectieve wijze verhinderd.

Een verdere uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de afsteunpoot aan een uiteinde is 5 voorzien van ten minste aangeefmiddel voor het aangeven van een voorafbepaal de minimale kracht op een uiteinde van de afsteunpoot.

Op deze wijze is het voor een gebruiker duidelijk zichtbaar of de afsteunpoot voldoende stevig tegen het voertuig aan ligt.

Een nog andere uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de 10 uitvinding wordt gekenmerkt doordat de slede is voorzien van een basiselement waarmee een kindervoertuigstoel losneembaar koppel baar is.

Op deze wijze kan de kindervoertuigstoel eenvoudig van het basiselement af worden genomen en buiten het voertuig worden gebruikt voor het vervoeren van het kind. Hierbij kan het onderstel tezamen met 15 het op de slede voorziene basiselement in het voertuig achterblijven.

Een uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het verplaatsen van de slede van de tweede positie naar de eerste positie is geblokkeerd indien alle connectoren met bevestigingselementen zijn gekoppeld.

20 Op deze wijze is het door het vrijelijk kunnen verplaatsen van de slede vanuit de tweede positie naar de eerste positie voor een gebruiker die het onderstel in een voertuig monteert, eenvoudig waarneembaar dat niet alle connectoren met de bevestigingselementen zijn gekoppeld. Dit is wel noodzakelijk om een bedrijfszekere koppeling van 25 het onderstel met het voertuig te garanderen.

Een weer andere uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het verplaatsen van de slede van de eerste positie naar de tweede positie bij het van het bevestigings-element ontkoppeld zijn van de connector is geblokkeerd.

30 In de eerste positie bevinden de connectoren zich op een relatief grote afstand van de slede en de door de slede ondersteunde 1028788 t 7 kindervoertuigstoel. In deze eerste positie is het bevestigen van de connectoren met de in het voertuig aanwezige bevestigingselementen derhalve relatief eenvoudig. Tijdens het bevestigen is de slede niet verplaatsbaar ten opzichte van de connectoren, waardoor een gebruiker de 5 slede of de daarmee verbonden kindervoertuigstoel stevig kan beetpakken en daarop de gewenste kracht kan uitoefenen voor het bevestigen van de connectoren met de bevestigingselementen.

Zodra alle connectoren met de bijbehorende bevestigingselementen zijn gekoppeld, is verplaatsing van de slede in de 10 richting van de connectoren wel mogelijk, zodat de slede en de daardoor ondersteunde kindervoertuigstoel in de richting van de met de bevestigingselementen gekoppelde connectoren kan worden verplaatst bijvoorbeeld totdat de kindervoertuigstoel aanligt tegen de rugleuning van de voertuigstoel.

15 Een verdere uitvoeringsvorm van het onderstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het verplaatsen van de slede van de eerste positie naar de tweede positie is geblokkeerd indien alle connectoren van de bevestigingselementen zijn ontkoppeld.

Op deze wijze is het voor een gebruiker die het onderstel 20 in het voertuig plaatst, door het niet kunnen verplaatsen van de slede in de richting van de connectoren direct waarneembaar dat niet alle connectoren met de daarbij behorende bevestigingselementen zijn gekoppeld.

Het gekoppeld zijn van alle connectoren met de daarbij 25 behorende bevestigingselementen is noodzakelijk voor een veilige vergrendeling van het onderstel met het voertuig.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een kindervoertuigstoel die is voorzien van een onderstel zoals hierboven beschreven. De kindervoertuigstoel kan hierbij naar wens vast of losneem-30 baar met de slede zijn verbonden.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van 1 028788

• I

8 de tekeningen waarin: fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een onderstel volgens de uitvinding dat is voorzien van een door het onderstel ondersteund basiselement, 5 fig. 2 het in fig. 1 weergegeven onderstel toont, fig. 3A-3D perspectivische aanzichten en bovenaanzichten j met uitvergrote details van het in fig. 1 weergegeven onderstel tonen voorafgaande aan het koppelen van de connectoren, fig. 4A-4F perspectivische aanzichten en bovenaanzichten 10 met uitvergrote details van het in fig. 1 weergegeven onderstel tonen bij het koppelen van de connectoren met de bevestigingselementen, fig. 5B een perspectivisch aanzicht en bovenaanzicht met uitvergrote details van het in fig. 1 weergegeven onderstel tonen bij het verplaatsen van de slede naar de tweede positie, 15 fig. 6A-6D perspectivische aanzichten en bovenaanzichten met uitvergrote details van het in fig. 1 weergegeven onderstel tonen bij het ontkoppelen van de connectoren van bevestigingselementen.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

20 Fig. 1 toont een onderstel 1 volgens de uitvinding dat is voorzien van een frame 2, een verschuifbaar ten opzichte van het frame 2 gelagerde slede 3 en een door de slede 3 ondersteund basiselement 4. Met het basiselement 4 kan op een op zich bekende wijze een kinder-voertuigstoel losneembaar worden gekoppeld. Het frame 2 omvat een U-25 vormig framedeel 5 dat twee zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende benen 6, 7 en een de benen verbindend brugdeel 8 omvat. De benen 6, 7 zijn aan van het brugdeel 8 afgekeerde zijden voorzien van connectoren 9, 10 die losneembaar koppelbaar zijn met in een voertuig gelegen bevestigingselement 11, 12 (zie fig. 3A-6D). Aan een van de benen 9, 10 30 afgekeerde zijde van het brugdeel 8 is een buis 13 gelegen, die zich dwars op het brugdeel 8 uitstrekt. Het frame 2 is verder voorzien van een 1028788 9 zich evenwijdig aan de buis 13 uitstrekkende as 14 die roteerbaar in het brugdeel 8 is gelagerd en zich door de slede 3 heen uitstrekt. Het frame 2 is verder voorzien van een zich evenwijdig aan de buis 13 uitstrekkende tandheugel 15 die zich door de slede 3 heen uitstrekt. De 5 buis 13 is aan een van het brugdeel 8 afgekeerde zijde voorzien van een zwenkbaar om een zich evenwijdig aan het brugdeel 8 uitstrekkende zwenkas zwenkbare afsteunpoot 16. De afsteunpoot 16 is telescopisch uitgevoerd en nabij een van de buis 13 afgekeerde zijde voorzien van een aangeef-middel 17, dat afhankelijk of er wel of geen druk op de onderzijde van de 10 afsteunpoot 16 wordt afgeoefend groen dan wel rood kleurt. Het aangeefmiddel 17 kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een kantelmechanisme dat tegen veerkracht in kantelbaar is en daardoor een andere kleur laat zien.

Het onderstel 1 zal aan de hand van de figuren 3A-6D nader 15 worden toegelicht.

In fig. 3A-3D zijn perspectivische aanzichten en bovenaanzichten te zien van het in fig. 1 weergegeven onderstel 1 waarbij onder meer een afdekkap van het brugdeel 8 alsmede een deel van de buis 14 is verwijderd zodat duidelijker het inwendige van het onderstel 1 20 zichtbaar is. In enkele cirkels staan uitvergrotingen van relevante details aangegeven.

Bij de in fig. 3A-3D weergegeven positie van de connectoren en de slede 3, zijn de connectoren 9, 10 nog niet gekoppeld met de bevestigingselementen 11, 12 en bevindt de slede 3 zich in de eerste 25 positie. De as 14 is met een uiteinde in de slede 3 gelegen en is nabij het uiteinde voorzien van een uitsparing 18. In de uitsparing 18 is een uiteinde van een stift 19 gelegen, welke stift 15 verschuifbaar is gelagerd in een met de slede 3 verbonden bus 20. Door de in de uitsparing 18 gelegen stift 19 is een verplaatsing van de slede 3 vanuit 30 de in fig. 3A-3D weergegeven eerste positie in de richting van de connectoren 9, 10 niet mogelijk. De connectoren 9, 10 zijn elk verbonden 102878« I « 10 met een in de bijbehorende benen 6, 7 gelegen assen 21, 22. De assen 21, 22 zijn aan van de connectoren 9, 10 afgekeerde uiteinden verbonden met om scharnierassen 23, 24 zwenkbare hefbomen 25, 26. Aan een van de as 21 afgekeerde zijde zijn uiteinden van de hefbomen 25, 26 5 verschuifbaar gelagerd in een nabij het midden van het brugdeel 8 gelegen doosachtig element 50. Aan een naar de hefboom 25 toegekeerde zijde is het doosachtig element 50 voorzien van een bus 27 waarin de as 14 verschuifbaar is gelagerd. De bus 27 is voorzien van een schuin over de omtrek heen lopende groef 28 waarin een met de as 14 verbonden stift 29 ; 10 is gelegen. Het doosvormige element 50 is voorzien van twee uitsparingen 51, 52 waarin uiteinden van de hefbomen 25, 26 zijn gelegen. De uitsparingen 51, 52 zijn breder dan de breedte van de hefbomen 25, 26.

Het doosachtige element 50 is verbonden met een in de buis 13 gelegen as 31. De as 31 wordt onder invloed van een veer 33 in 15 een aan pijl PI tegengestelde richting gedrukt. De as 31 is aan een van de hefbomen 25, 26 afgekeerde zijde voorzien van een huls 32. In de huls 32 is een tegen veerkracht van een veer (niet weergegeven) in, in een door pijl PI aangegeven richting verplaatsbare dop 34 gelegen. De dop 34 is bij voorkeur rood gekleurd terwijl de huls 32 bij voorkeur 20 groen is gekleurd. De roodkleurige dop 34 geeft aan dat de connectoren 9, 10 niet met de bevestigingselementen 11, 12 zijn verbonden. Het onderstel 1 is verder voorzien van een ratel mechanisme 35 dat een met het brugdeel 8 verbonden tandheugel 36 en een zwenkbaar om een zwenkas 37 met de slede 3 verbonden nok 38 omvat die onder veerkracht in aangrijping is 25 met de tandheugel 36. De tandheugel 36 strekt zich evenwijdig aan de buis van twee zich evenwijdig aan elkaar onder een hoek met de tandheugel 36 uitstrekkende sleuven 40 waarin met de tandheugel 36 verbonden pennen 41 zijn gelegen. De strip 36' is via een veer 39 verbonden met het | doosvormige element 50.

30 Zoals reeds hierboven aangegeven bevindt het onderstel 1 zich in de in fig. 3A-3D weergegeven positie in de uitgangspositie van 1028788 11 waaruit het onderstel 1 met de bevestigingselementen 11, 12 kan worden gekoppeld. De slede 3 wordt door de stift 19 en de uitsparing 18 in de as 14 verhinderd om in de richting van de connectoren 9, 10 te worden verplaatst. Het ontkoppeld zijn van de connectoren 9, 10 wordt aangegeven 5 met de rode dop 34.

Op de slede 3 bevindt zich gebruikelijk een basiselement zoals is weergegeven in fig. 1 of een op zich bekende kindervoertuig-stoel.

Indien een gebruiker het onderstel 1 met de bevestigings-10 elementen 11, 12 wenst te koppelen, dan verplaatst hij het onderstel 1 door pijl PI aangegeven richting totdat de connectoren 9, 10 over de bevestigingselementen 11, 12 heen zijn geschoven (zie fig. 4A-4D). Zodra de connectoren 9, 10 met voldoende kracht tegen de bevestigingselementen 11, 12 worden aangedrukt, wordt een in elke connector 9, 10 gelegen 15 haak 45 geactiveerd die om het bijbehorende bevestigingselement 11, 12 heen aangrijpt en de connectoren 9, 10 stevig met het betreffende bevestigingselement 11, 12 koppelt. Een dergelijke koppeling is op zich bekend en zal derhalve niet nader worden toegelicht. Zodra het haakvormige element 45 de in de bovenste cirkel in fig. 4A weergegeven 20 positie heeft ingenomen, wordt de bij de betreffende connector 9, 10 behorende as 21, 22 in de door pijl PI aangegeven richting verplaatst ten gevolge waarvan de bijbehorende hefboom 25, 26 om de respectievelijke zwenkas 23, 24 in de door pijl P2 respectievelijk pijl P3 aangegeven richting worden gezwenkt. Zodra beide hefbomen 25, 26 vanuit de in fig. 25 3A-3D weergegeven positie naar de in fig. 4A-4D weergegeven positie zijn verplaatst, wordt onder invloed van veerkracht het doosvormige element 50 en de daarmee verbonden bus 27 in een aan pijl PI tegengestelde richting verplaatst. Dientengevolge schuift de in de groef 28 in de bus 27 gelegen stift 29 door de groef 28 heen en wordt de met de stift 29 verbonden 30 as 14 in de door pijl P4 aangegeven richting om de hartlijn heen roteert. Ten gevolge daarvan wordt het in de slede 3 gelegen uiteinde van de as 14 1 028788 12 eveneens in de door pijl P4 aangegeven richting geroteerd, waarbij de stift 19 in de door pijl P5 aangegeven, van de as 14 afgekeerde richting in de bus 20 wordt geschoven. De stift 19 is nu niet langer in de uitsparing 18 gelegen en de slede 3 kan nu in de door pijl PI aangegeven 5 richting naar de connectoren 9, 10 toe worden verplaatst. Hierbij verplaatst de nok 38 zich vrijelijk over de tandheugel 36. Het verplaatsen van de slede 3 in een aan pijl PI tegengestelde richting wordt echter door de nok 38 die dan in aangrijping komt met de tandheugel 36 op eenvoudige wijze verhinderd. Door de gebruiker wordt de 10 slede 3 en de met de slede 3 verbonden kindervoertuigstoel zover in de door pijl PI aangegeven richting verplaatst totdat de kindervoertuigstoel stevig tegen de voertuigstoel aan is gelegen.

Zodra de hefbomen 25, 26 beide de in fig. 4A-4D weergegeven stand hebben ingenomen, wordt ook de met het doosvormige element 50 15 verbonden as 31 in een aan pijl PI tegengestelde richting verplaatst, waarbij de groene huls 32 over de rode dop 34 heen wordt geschoven. Door de gebruiker kan hierdoor worden waargenomen dat beide connectoren 9, 10 met de bijbehorende bevestigingselementen 11, 12 zijn gekoppeld.

Indien een connector 10 wel en de andere connector 9 niet 20 met het bijbehorende bevestigingselement 11, 12 is gekoppeld (zie fig. 4E en 4F), zal de bijbehorende hefboom 25 niet in de door pijl P2 aangegeven richting worden gezwenkt. De ene hefboom 25 ligt dan tegen een rand 53 van de uitsparing 51 in het doosvormige element 50 terwijl de andere hefboom 26 aan de andere zijde tegen een tegenover de rand 53 gelegen 25 rand 54 van de uitsparing 52 aanligt. Dientengevolge wordt het doos vormige element 50 niet in een aan pijl Pi tegengestelde richting verplaatst, wordt de as 14 niet in de door pijl P4 aangegeven richting geroteerd en is verplaatsing van de slede 3 van uit de in fig. 3A-3D weergegeven eerste positie in de richting van de connectoren 9, 10 niet 30 mogelijk. Bovendien wordt de as 31 niet in de aan pijl PI tegengestelde richting verplaatst waardoor de rode dop voor de gebruiker zichtbaar 1028788 j 13 blijft. Hierdoor verkrijgt de gebruiker twee signalen waaruit blijkt dat het onderstel 1 niet correct met de connectoren 9, 10 is gekoppeld. Voor de duidelijkheid zijn in fig. 4E en 4F de bevestigingselementen 11, 12 versprongen weergegeven. In de praktijk zal bij de nog niet gekoppelde 5 connector het bevestigingselement zich nabij die connector bevinden.

In fig. 5A en 5B is situatie weergegeven waarbij het onderstel 1 met bevestigingselementen 11, 12 is gekoppeld en waarbij de slede 3 vanuit de eerste positie naar een gewenste tweede positie is verplaatst en de met de slede 3 gekoppelde kindervoertuigstoel stevig 10 tegen de voertuigstoel aan is gelegen. Het in een aan pijl PI tegen gestelde richting verplaatsen van de slede 3 wordt verhinderd doordat de nok 38 in aangrijping is met de tandheugel 36.

Zodra de gebruiker het onderstel 1 van de connectoren 11, 12 wenst te ontkoppelen, drukt de gebruiker de dop 34 tezamen met de 15 huls 32 in de door pijl PI aangegeven richting ten gevolge waarvan de de met de huls 32 verbonden as 31 en het daarmee verbonden doosvormige element 50 eveneens in de door pijl Pi aangegeven richting worden verplaatst. Hierdoor worden de in het doosvormige element 50 hefbomen 25, 26 om de zwenkassen 23, 24 in de door pijl P8, P9 aangegeven richting 20 gezwenkt (zie fig. 6A-6D). De met de hefbomen 25, 26 verbonden assen 21, 22 worden hierbij in een aan pijl PI tegengestelde richting verplaatst waardoor de vergrendel haken 45 vrijkomen van de bevestigingselementen 11, 12, waardoor de connectoren 9, 10 worden ontkoppeld.

Door het verplaatsen van het doosvormige element 50 wordt 25 tevens de daarmee verbonden bus 27 verplaatst en de in de groef 28 gelegen stift 27 tezamen met de as 14 in een aan pijl P4 tegengestelde door pijl pio aangegeven richting geroteerd, waardoor de uitsparing 18 van de as 14 weer in de in fig. 3A-3D weergegeven positie wordt gebracht. Om de slede 3 vanuit de tweede positie naar de gewenste eerste 30 beginpositie te verplaatsen, wordt bij het uitoefenen van een voldoende kracht op de huls 32 en de dop 34 de met een veer 39 met het doosvormige 1028788 14 ! element 50 verbonden uitstrekkende strip 36' ten opzichte van het brugdeel 8 verplaatst, waarbij de strip 36' met de sleuven 40 over de

pennen 41 schuift en de strip 36' in een zich dwars op de door pijl PI

aangegeven richting uitstrekkende, door pijl Pil aangegeven richting 5 wordt verplaatst. Hierdoor wordt de nok 38 tegen veerkracht in in de door pijl P7 aangegeven richting verplaatst en is daardoor niet meer in aangrijping is met de tandheugel 36.

Zodra de slede 3 de eerste beginpositie heeft ingenomen, | kan de gebruiker de huls 32 en dop 34 loslaten, waarna de strip 36' weer 10 de in fig. 3A, 3B weergegeven positie inneemt. Ook de dop 34 zal weer de uit de huls 32 uitstekende positie innemen en hierdoor zal het voor de gebruiker zichtbaar zijn dat de connectoren 9, 10 niet meer met de bevestigingselementen 11, 12 zijn gekoppeld. Het mede door de huls 32 en dop 34 gevormde ontgrendel mechanisme dient derhalve ter signalering van 15 het al of niet gekoppeld zijn van de connectoren met de bevestigingselementen alsmede voor het ontkoppelen van de connectoren 9, 10 van de bevestigingselementen. Door het ontgrendel mechanisme wordt tevens het verplaatsen van de slede 3 vanuit de tweede positie naar de eerste positie weer mogelijk gemaakt.

20 Zodra de slede 3 de eerste positie heeft ingenomen, zal de stift 19 onder veerkracht in een aan pijl P5 tegengestelde richting worden verplaatst en in de uitsparing 18 worden gepositioneerd. Het vervolgens verplaatsen van de slede 3 in de door pijl PI aangegeven richting is dan, zoals reeds aan de hand van fig. 3A en 3B is toegelicht, 25 niet meer mogelijk.

! 1 028788

Claims (16)

1. Onderstel geschikt voor het ondersteunen van een kinder- voertuigstoel, welk onderstel is voorzien van een ten minste een 5 connector omvattend frame, welke connector in bedrijf losneembaar koppel baar is met ten minste een in een voertuig aanwezig bevestigings-element, welk onderstel verder is voorzien van een ontgrendelmechanisme voor het ontkoppelen van de koppeling tussen de connector en het bevestigingselement, alsmede van een slede voor het ondersteunen van de 10 kindervoertuigstoel, welke slede bij de met het bevestigingselement verbonden connector ten opzichte van het frame verschuifbaar is van een eerste op een relatief grote afstand van de connector gelegen positie naar een tweede dichter nabij de connector gelegen positie en vice versa, waarbij het verplaatsen van de slede van de tweede positie naar de eerste 15 positie bij de met het bevestigingselement gekoppelde connector is geblokkeerd, met het kenmerk, dat alle connectoren zijn gekoppeld met een gemeenschappelijk vrijgeefmechanisme dat een verplaatsing van de slede van de eerste positie naar de tweede positie toelaat zodra alle connectoren met bevestigingselementen zijn gekoppeld.

1 1

2. Onderstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat alle connectoren zijn gekoppeld met het gemeenschappelijke ontgrendel-mechanisme dat bij bediening de verplaatsing van de slede van de tweede positie naar de eerste positie toelaat.

3. Onderstel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 25 met behulp van het ontgrendelmechanisme alle koppelingen tussen de connectoren en de bevestigingselementen nagenoeg tegelijkertijd ontkoppelbaar zijn.

4. Onderstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke connector via een hefboom is gekoppeld met het 30 vrijgeefmechanisme.

5. Onderstel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het t 028788 . 1 vrijgeefmechanisme een om de hartlijn roterende as omvat die nabij de slede is voorzien van een uitsparing waarin bij ontkoppelde connectoren een met de slede verbonden stift is gelegen, terwijl bij gekoppelde connectoren de as met behulp van de hefbomen om de hartlijn roteerbaar 5 is, waarbij de stift uit de uitsparing verplaatsbaar is en de slede verplaatsbaar is van de eerste positie naar de tweede positie.

6. Onderstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het onderstel is voorzien van een ratelmechanisme dat een tandheugel en een met de tandheugel in een aangrijping zijnde nok omvat, 10 waarbij het frame is voorzien van de tandheugel en de slede is voorzien van de nok of vice versa, met behulp van welk ratelmechanisme de slede ten opzichte van het frame verplaatsbaar is van de eerste positie naar de tweede positie, terwijl door de nok verplaatsing van de slede van de tweede positie naar de eerste positie is geblokkeerd. i

7. Onderstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met behulp van het ontgrendel mechanisme de nok verplaatsbaar is naar een uit de in aangrijping met de tandheugel zijnde positie, waarbij de slede van de tweede positie naar de eerste positie verplaatsbaar is.

8. Onderstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ontgrendelmechanisme is voorzien van ten minste een indicator voor het aangeven van het ontkoppeld respectievelijk gekoppeld zijn van alle connectoren met bevestigingselementen.

9. Onderstel volgens een der voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat het ontgrendelmechanisme nabij een van de connector afgekeerde zijde van het frame is gelegen.

10. Onderstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame aan een van de connectoren afgekeerde zijde is voorzien van een zwenkbaar met het frame verbonden afsteunpoot.

11. Onderstel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de afsteunpoot aan een uiteinde is voorzien van ten minste aangeefmiddel 1 0 2 87 8 8 voor het aangeven van een voorafbepaalde minimale kracht op een uiteinde van de afsteunpoot.

12. Onderstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de slede is voorzien van een basiselement waarmee een 5 kindervoertuigstoel losneembaar koppel baar is.

13. Onderstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verplaatsen van de slede van de tweede positie naar de eerste positie is geblokkeerd indien alle connectoren met bevestigings-elementen zijn gekoppeld.

14. Onderstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verplaatsen van de slede van de eerste positie naar de tweede positie bij het van het bevestigingselement ontkoppeld zijn van de connector is geblokkeerd.

15. Onderstel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het 15 verplaatsen van de slede van de eerste positie naar de tweede positie is geblokkeerd indien alle connectoren van de bevestigingselementen zijn ontkoppeld.

16. Kindervoertuigstoel voorzien van een onderstel volgens een der voorgaande conclusies. 1028788