NL1026698C2 - Kabelconnectorsamenstel met herstelbaar einde van het afschermingomhulsel. - Google Patents

Description

Kabelconnectorsamenstel met herstelbaar einde van het afscher- mingomhulsel

De uitvinding heeft betrekking op een kabelconnectorsamenstel omvattende een kabelconnector met metalen behuizingsdelen en een kabel, waarbij de kabel een afscher-mingomhulsel omvat dat elektrisch contact maakt met ten minste 5 één van de behuizingsdelen.

US 5,511,993 openbaart een kabelconnectorsamenstel omvattende een kabelconnector en een kabel. De kabel heeft een kabelmantel en een afschermingomhulsel dat is teruggevouwen over de kabelmantel en wordt geklemd door behuizingsdelen van 10 de kabelconnector. Het connectorsamenstel kan eenvoudig worden geassembleerd en gedemonteerd door het van elkaar afhalen van de behuizingsdelen, waarna de kabel kan worden gemodificeerd en opnieuw geassembleerd in de kabelconnector.

Een nadeel van een dergelijke kabelconnector is dat 15 deze slechte trekontlastings- en elektromagnetische afscher-mingsprestaties levert.

Het is een doelstelling van de huidige uitvinding om een kabelconnector te verschaffen met verbeterde mechanische en elektromagnetische afschermingsprestaties.

20 Deze doelstelling wordt bewerkstelligd door het ver schaffen van een kabelconnectorsamenstel met het kenmerk dat een deel van het afschermingomhulsel is teruggevouwen over een steunlichaam voor de kabel om het deel van het afschermingomhulsel tussen het steunlichaam en ten minste één van de 25 metalen behuizingsdelen in een klemgedeelte van de kabelconnector te klemmen.

Dientengevolge heeft het teruggevouwen deel van het afschermingomhulsel een stevige ondersteuning aan de zijde van de kabel, d.w.z. dat het geklemde afschermingomhulsel niet in 30 de kabel kan binnendringen wanneer de metalen behuizingsdelen op elkaar worden bevestigd en het afschermingomhulsel in het klemgedeelte klemmen. Derhalve levert het kabelconnectorsamen- 1026698- 2 stel volgens de uitvinding een verbeterde prestatie. De tre-kontlasting wordt verbeterd aangezien een dergelijke configuratie voorkomt dat het geklemde afschertningomhulsel uit de kabelconnector glijdt; om los te geraken moet het afscher-5 mingomhulsel breken hetgeen alleen dan plaatsvindt wanneer het omhulsel aan extreme krachten wordt onderworpen. De elektromagnetische afschermingsprestaties worden vergroot evenals de kans op voldoende elektrisch contact tussen het afschermingom-hulsel en de metalen behuizingsdelen.

10 Het zal duidelijk zijn dat het klemmen tussen de me talen behuizingshelften en het steunlichaam niet noodzakelijkerwijs een fysiek contact tussen het teruggevouwen af schertningomhulsel en het metalen behuizingsdeel en/of het steunlichaam betekent. Tussenliggende componenten of lagen, 15 bij voorkeur elektrisch geleidend, kunnen aanwezig zijn. Bijvoorbeeld kunnen afzonderlijk aangebrachte elektrisch geleidende klemdèlen aanwezig zijn tussen het teruggevouwen afscherming omhulsel en metalen behuizingsdelen, zoals hierna verder wordt beschreven.

20 Verder wordt opgemerkt dat er ten minste twee voor delige uitvoeringsvormen zijn voor het verschaffen van het steunlichaam voor de kabel. In een eerste uitvoeringsvorm is het steunlichaam aangebracht op een kabelmantel van de kabel zodanig dat het steunlichaam is opgenomen tussen een deel van 25 het teruggevouwen af schertningomhulsel en de kabelmantel. In een tweede uitvoeringsvorm is het steunlichaam aangebracht op het af schertningomhulsel zodanig dat het steunlichaam is opgenomen tussen het teruggevouwen deel van het af schertningomhulsel en het af schertningomhulsel zelf. In deze 30 laatste uitvoeringsvorm wordt een meer compact samenstel verkregen. Het zal duidelijk zijn dat de kabel ook additionele lagen kan hebben die aanwezig kunnen zijn tussen het steunlichaam en het teruggevouwen deel van het af schertningomhulsel.

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvin-35 ding is het steunlichaam schuifbaar in een axiale richting van de kabel bevestigd voor het monteren van de metalen behuizingsdelen voor het klemmen van het af schertningomhulsel.

Volgens de stand van de techniek wordt een steunlichaam ty- 1026898- _____ __ 3 pisch gekrompen op de kabel. Dientengevolge moet, wanneer de lengte waarop één of meer van de kabeldraden niet adequaat wordt afgesneden, de kabel in zijn geheel worden doorgesneden en moet alle draadeinden opnieuw worden gemaakt. Door het ver-5 schaffen van een steunlichaam dat niet wordt gekrompen op de kabelmantel, maar dat in plaats daarvan schuifbaar is, is enige speling beschikbaar voor het assemleren of demonteren van de kabel in de kabelconnector. Door het van elkaar afhalen van behuizingsdelen en het schuiven van het niet gekrompen steun-10 lichaam in een axiale richting van de kabel, voorkomt deze speling de noodzaak om alle draadeinden opnieuw te moeten bevestigen. Verder resulteert het vermijden van het krimpproces in een kortere assemblagetijd voor de kabel in de kabelconnector.

15 In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding zijn de metalen behuizingsdelen ingericht om één of meer aangebrachte klemelementen voor het klemgedeelte te herbergen. Deze aangebrachte klemelementen maken het mogelijk dat de uitvinding kan worden toegepast in of in combinatie met bestaande en goedge-20 keurde componenten, zoals de metalen behuizingsdelen. De klemelementen kunnen eenvoudig worden vervaardigd. Wanneer een kabel met afwijkende afmetingen moet worden aangebracht in de kabelconnector behoeven enkel de aangebrachte klemelementen te worden aangepast aan de nieuwe kabel.

25 In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding wordt het klemgedeelte gevormd door een eerste klemelement voor een eerste metalen behuizingsdeel en een tweede klemelement voor i een tweede metalen behuizingsdeel en laten het eerste klemelement en het tweede klemelement een spleet open tussen een 30 eerste oppervlak van het eerste klemelement en een tweede oppervlak van het tweede klemelement wanneer het eerste en tweede behuizingsdeel zijn gesloten. De spleet tussen de klemelementen verschaft een ruimte voor losse draden van het afschermingomhulsel tijdens het bevestigen van de metalen be-35 huizingsdelen, zodat wordt voorkomen dat losse draden een mechanische obstructie vormen voor het op elkaar bevestigen van de behuizingsdelen voor het verkrijgen van de kabelconnector.

1026698- 4

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de kabelconnector een kabelingang voor de kabel en een sluit-structuur nabij de kabelingang. Een dergelijke sluitstructuur of labyrint sluit het optische pad bij de kabelingang en ver-5 groot daarmee derhalve de elektromagnetische afschermingprestatie van de kabelconnector. Een dergelijke afsluiting verdient in het bijzonder de voorkeur wanneer er tussen de klemelementen een spleet aanwezig is.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat 10 een kabelconnector interferentieribben voor het afschermingom-hulsel. Deze interferentieribben kunnen aanwezig zijn in het klemdeel van de kabelconnector en zijn ingericht om samen te werken met het afschermingomhulsel teneinde de elektromagnetische afschermingsprestaties van het samenstel te verbeteren.

15 Verder kan de kabelconnector interferentieribben hebben die zijn ingericht om samen te werken met de kabelmantel in de kabelingang teneinde de mechanische prestaties van het kabelconnectorsamenstel te vergroten.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat 20 het steunlichaam een flensdeel en omvat de kabelconnector een ontvangststructuur die is ingericht om samen te werken met het flensdeel. Dientengevolge kan het steunlichaam eenvoudig worden gepositioneerd in de kabelconnector hetgeen het vervaardigen van de kabelconnector faciliteert. Het flensdeel 25 kan zodanig zijn gevormd dat het een operator duidelijk maakt hoe de individuele delen van de kabelconnector moeten worden gecombineerd om het samenstel te vervaardigen. Verder dragen het flensdeel en de overeenkomstige ontvangststructuur in de kabelconnector bij aan de trekontlastingsprestaties van het 30 samenstel. Wanneer het flensdeel niet circulair is, wordt ook draaiontlasting voor het samenstel verkregen wanneer de metalen behuizingsdelen zijn gesloten. Verder draagt het flensdeel bij aan de elektromagnetische afschermingsprestaties.

Opgemerkt wordt dat de flens van het steunlichaam en 35 de overeenkomstige ontvangststructuur van de kabelconnector iedere geschikte vorm mogen hebben. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omgeeft het flensdeel het steundeel slechts ten dele. Hoewel het vanuit het oogpunt van de elektromagnetische 1026698- 5 afschermingsprestatie de optimale situatie is om de flens volledig rond het steunlichaam te hebben, kan het zo zijn dat de flens variaties in de dimensies van het steunlichaam ten gevolge van temperatuureifecten kan hinderen. Aangezien het 5 kabelconnectorsamenstel gebruikelijk wordt blootgesteld aan condities waarin de temperatuur aanzienlijk kan variëren, kunnen de dimensies van de componenten van de kabelconnector evenzo variëren. Een partiele flens voor het steunlichaam maakt het voor het steunlichaam mogelijk om zich beter aan de 10 passen aan de veranderingen in dimensies van de metalen behui-zingsdelen of de klemelementen daarvan als gevolg van temperatuurvariaties zodat wordt verzekerd dat het afscher-mingomhulsel geklemd blijft in het klemgedeelte.

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvin-15 ding omvat het steunlichaam ten minste twee delen. Een meerdelig steunlichaam maakt het mogelijk om eerst de draden van de kabel aan te sluiten op de terminal block behuizingen voordat het steunlichaam op de kabel wordt aangebracht en de kabel in de behuizingsdelen wordt bevestigd. Dientengevolge is 20 meer ruimte beschikbaar voor het aansluiten van de draden zodat het vervaardigen van de kabelconnector wordt gefaciliteerd. Bij voorkeur heeft de kabelconnector, bijvoorbeeld de kabelingang, een inwendige structuur die is ingericht om samen te werken met een corresponderende structuren van de 25 steunlichaamsdelen zodat de mechanische prestaties van het kabelconnectorsamenstel volgens de uitvinding worden vergroot.

Het zal duidelijk zijn dat bovenstaande uitvoeringsvormen, of aspecten daarvan, kunnen worden gecombineerd.

De uitvinding heeft verder betrekking op een kabel-30 connector omvattende metalen behuizingsdelen en ten minste een aangebracht klemelement opgenomen in de metalen behuizingsdelen en ingericht om een deel van het afschermingomhulsel van de kabel te klemmen. Deze aangebrachte klemelementen maken het mogelijk om de uitvinding toe te passen in of in combinatie 35 met bestaande en goedkeurde componenten, zoals de metalen behuizingsdelen. De klemelementen kunnen eenvoudig worden vervaardigd. Wanneer een kabel met afwijkende afmetingen moet worden aangebracht in de kabelconnector, kunnen de aangebrach- 1026698- 6 te klemelementen worden aangepast aan de nieuwe kabel. De kle-melementen zijn bij voorkeur gevormd of geschikt om één of meer functies van het hierboven beschreven samenstel uit te voeren.

5 De uitvinding heeft verder betrekking op een werk wijze voor het assembleren van een kabel en een kabelconnector omvattende metalen behuizingsdelen en een draadeinde deel, waarbij de kabel een afschermingomhulsel omvat en één of meer kabeldraden, waarbij de werkwijze de stappen omvat van het: 10 - blootleggen van een deel van het afschermingomhul sel en het verschaffen van een steunlichaam voor de kabel.

- terugvouwen van het deel het afschermingomhulsel over het steunlichaam; - aansluiten van de kabeldraden op het draadeinde 15 deel; - sluiten van de metalen behuizingsdelen zodanig dat het afschermingomhulsel is geklemd tussen de metalen behuizingsdelen en het steunlichaam in een klemgedeelte van de kabelconnector.

20 Deze werkwijze resulteert in een kabelconnectorsa- menstel met verbeterde mechanische en elektromagnetische afschermingkarakteristieken.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding wordt het steundeel in een axiale richting van de kabel schuifbaar 25 gelaten vóór het sluiten van de metalen behuizingsdelen. Het aldus verkrijgen kabelconnectorsamenstel heeft verbeterde ver-vaardigingskarakteristieken, zoals hierboven uitgelegd.

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het steunlichaam ten minste twee delen en om-30 vat de werkwijze verder de stap van het aansluiten van de draden op de terminal block behuizing voordat de delen op de kabelmantel worden aangebracht. De meerdelige aard van het steunlichaam maakt deze volgorder van assemblage mogelijk waarbij meer ruimte beschikbaar is voor een operator om de 35 draden van de kabel in de kabelconnector te termineren.

De uitvinding zal verder worden geïllustreerd aan de hand van de aangehechte tekeningen welke schematisch voorkeursuitvoeringsvormen volgens de uitvinding tonen. Het zal 1026698- 7 duidelijk zijn dat de uitvinding op geen enkele wijze wordt beperkt door deze specifieke en de voorkeur verdienende uitvoeringsvormen .

In de tekeningen tonen: 5 Figs. 1A-1B respectievelijk een volledig geassem bleerd kabelconnectorsamenstel en een kabelconnector in doorsnede IB-IB volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figs. 2A en 2B respectievelijk de kabelconnector van 10 de Figs. IA en 1B en een detail daarvan voordat de kabel is geassembleerd volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figs. 3A-3G een kabel en een steunlichaam ingericht om te worden geassembleerd in de kabelconnector volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; 15 Figs. 4 en 5 een kabelconnector volgens Figs. IA en 1B gedurende het assembleren van de kabel en een steunlichaam van Figs. 3A-3D volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figs. 6A en 6B respectievelijk een volledig geassembleerd kabelconnectorsamenstel en een metalen behuizingsdeel 20 van het samenstel volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figs. 7A en 7B een deel van een steunlichaam voor het kabelconnectorsamenstel van Fig. 6A volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; 25 Figs. 8A-8F een kabel en een steunlichaam gedurende het assemleren van de kabelconnectorsamenstel van Fig. 6A volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Fig. IA toont een kabelconnectorsamenstel 1 omvattende een kabelconnector 2 en een kabel 3.

30 Fig. 1B toont de kabelconnector 2 in een omgekeerde doorsnede IB-IB van Fig. IA. De kabelconnector 2 heeft een eerste metalen behuizingsdeel 4 en een tweede metalen behuizingsdeel 5 die op elkaar zijn bevestigd door schroeven 6. De metalen behuizingsdelen 4, 5 kunnen van gegoten materiaal 35 zijn. De kabelconnector 2 definieert een kabelopening 7 voor de kabel 3. Verder zijn een eerste klemelement 8 en een tweede klemelement 9, geassocieerd met respectievelijk het eerste en tweede metalen behuizingsdeel 4, 5, deels zichtbaar. Het eer- 1026698- 8 ste klemelement 8 en tweede klemelement 9 definiëren, inter alia, een klemdeel van de kabelconnector 2. De klemelementen 8, 9 zijn bevestigd aan de behuizingsdelen 4, 5 door contact-veren vastgenageld aan de behuizingsdelen 4, 5. Het zal echter 5 duidelijk zijn dat de eerste en tweede klemelementen 8, 9 kunnen zijn geïntegreerd in de metalen behuizingsdelen 4, 5 tijdens het gieten van het behuizingsdeel, d.w.z. de elementen 8, 9 vormen geïntegreerde delen van de behuizingsdelen 4, 5.

De klemelementen 8, 9 zijn elektrisch geleidende elementen.

10 Een spleet G, aangegeven door de gestreepte lijnen in Fig. IA, scheidt het eerste klemelement 8 en het tweede klemelement 9 in ten minste het klemgedeelte van de kabelcon-nector, zoals hierna in meer detail zal worden uitgelegd. De spleet G is beter zichtbaar in de doorsnede IB-IB weergegeven 15 in Fig. 1B.

Ten slotte heeft de kabelconnector 2 een aantal vasthoudveren 10 om de kabelconnector 2 aan te sluiten op een teenstuk en om elektrisch contact met dit tegenstuk te verschaffen teneinde elektromagnetische afscherming te 20 waarborgen.

Figs. 2A en 2B tonen de kabelconnector 2 zonder het tweede metalen behuizingsdeel 5. Het zal duidelijk zijn dat de eerste en tweede metalen behuizingsdelen 4 en 5 typisch in hoofdzaak complementaire structuren hebben teneinde het beves-25 tigen van de behuizingshelften 4, 5 en het klemmen van de kabel 3 mogelijk te maken.

Het eerste metalen behuizingsdeel 4 omvat een grens-oppervlak 11 met gaten 12 voor het opnemen van de schroeven 6. Het grensoppervlak 11 ligt aan tegen een corresponderend op-30 pervlak (niet getoond) van het tweede metalen behuizingsdeel 5 wanneer het kabelconnectorsamenstel is voltooid, als getoond in Figs. IA en 1B. Verder heeft een eerste metalen behuizingsdeel 4 een deel om draadeinde delen of terminal block behuizing 13 op te nemen om de draden van de kabel 3 te termi-35 neren. Dergelijke terminal block behuizingen 13 zijn bekend in de stand van de techniek en vereisen geen verdere beschrijving .

1028698- 9

Het eerste metalen behuizingsdeel 4 heeft een inwendige structuur om het eerste aangebrachte klemelement 8 op te nemen. Het klemelement 8, dat of een afzonderlijk elektrisch geleidende component of een integraal onderdeel van het behui-5 zingsdeel 4 is zoals hierboven beschreven, omvat een half cirkelvormige uitsparing met interferentieribben 14. Het klemelement 8 omvat verder een deel van een ontvangststructuur of sleuf 15, een deel van een afdichtstructuur of labyrint 16A en 16B en een helft 7A van de kabelingang 7. Het complementaire 10 klemelement 9 heeft een identieke structuur om het klemgedeel-te van de kabelconnector 2 te voltooien, de ontvangststructuur of sleuf 15, de sluitstructuur of labyrint 16A, 16B en de kabelingang 7. De kabelingang 7 omvat interferentieribben 17 om samen te werken met de kabelmantel van de kabel 3, d.w.z. de 15 kabelmantel graaft zichzelf tussen de interferentieribben 17 wanneer aan de kabel 3 wordt getrokken, zodat wordt voorkomen dat de kabelmantel uit de kabelconnector schiet tijdens het buigen van de kabel 3.

Het eerste klemelement 8 heeft verder een eerste op-20 pervlak 18 dat ligt onder het grensoppervlak 11 van het eerste metalen behuizingsdeel 4. Dit eerste oppervlak 18 wordt aangegeven door de onderste gestreepte lijn in Fig. IA en de bovenste getrokken lijn die de spleet G in Fig. 1B aangeeft.

i

Het tweede klemelement 9 in de overeenkomende complementaire 25 positie voor het tweede metalen behuizingsdeel 5 resulteert in de spleet G die is aangegeven in Figs. IA en 1B tussen het oppervlak 18 van het eerste klemelement 8 en het corresponderende oppervlak (aangegeven door de bovenste gestreepte lijn in Fig. IA en de laagste getrokken lijn die de 30 spleet G aangeeft in Fig. 1B) van de tweede klemelement 9. De spleet G, die bijvoorbeeld 0,14 mm meet, verschaft een ruimte vóór losse draden van het afschermingomhulsel tijdens het bevestigen van de metalen van de behuizingshelften 4,5 zodat wordt voorkomen dat deze lossen draden een mechanische ob-35 structie vormen tijdens het bevestigen van de behuizingsdelen 4 en 5 door het samenbrengen van de grens oppervlakken 11 om het kabelconnectorsamenstel 1 te voltooien.

1026698- 10

Een sluitstructuur of labyrint wordt verschaft om de spleet G in het klemgedeelte optische sluiten bij de kabelin-gang 7 aan achter zijde van de kabelconnector 2 om de elektromagnetische afscherming voor het kabelconnectorsamen-5 stel te handhaven. In deze uitvoeringsvorm zijn de delen van de labyrint 16A, 16B van de klemelementen 8, 9 zodanig dat aan één zijde van de kabelingang 7 het deel 16A zich uitstrekt tot voorbij het oppervlak 18 terwijl aan de andere zijde van de kabelingang 7 het deel 16B onder het oppervlak 18 van het kle-10 melement 8 blijft. Het zal duidelijk zijn dat als alternatief iedere metalen behuizingsdeel 4, 5 een afschermingsplaat (niet getoond) met een opening voor de kabelconnector 7 kan hebben in plaats van het labyrint 16A, 16B van de klemelementen 8, 9. Ten slotte wordt opgemerkt dat een verder labyrint wordt ge-15 vormd door de structuren 19 die samenwerken met de zijwanden van de metalen behuizingsdelen 4, 5. In de uitvoeringsvormen waarbij het klemgedeelte wordt gevormd door afzonderlijk klemelementen 8, 9 in plaats van geïntegreerde elementen, kunnen deze structuren 19 worden gebruikt om de klemelementen 8, 9 te 20 positioneren.

Fig. 3A en 3B tonen een kabel 3 omvattende een ka-belmantel 30, een afschermingomhulsel 31 en een kern met een of meer draden 32 (slechts een draad wordt getoond). Het ka-belconnectorsamenstel 1 volgens de uitvinding kan worden 25 gebruikt voor verschillende kabeltypen, zoals multi-coax, shielded twisted pair, en shielded untwisted pair.

De kabel 3 is voorzien van een steunlichaam 33, gebruikelijk aangeduid als een ferrule. Deze ferrule 33 is aangebracht over de kabelmantel 30 waarna het afschermingom-30 hulsel 31 is teruggevouwen over de kabelmantel 30. In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het belangrijk dat de ferrule 33 een niet gekrompen ferrule 33 is, d.w.z. de ferrule 33 is schuifbaar bevestigd op de kabel 3 aangezien deze kan worden bewogen in een axiale richting A van de kabel 3. Verder 35 is een buitenferrule niet vereist.

De ferrule 33 kan een flens 34, als getoond in Fig. 3C, hebben. In Fig. 3C omgeeft de flens 34 de omtrek van de ferrule 33 hetgeen voordelig is voor de elektromagnetische af- 1028698 11 schermingsprestatie en de trek- en draaiontlastingsprestaties. Als alternatief kan de flens 34 echter slechts aanwezig zijn rond een, bij voorkeur beperkt, deel van de omtrek van de fer-rule 33. Een dergelijke partiele flens 34A wordt schematisch 5 getoond in Fig. 3D. Een partiële flens 34 is voordelig omdat het voor de ferrule 33 mogelijk is om variaties in de afmetingen van andere componenten van de kabelconnector 2 ten gevolge van bijvoorbeeld temperatuurvariaties te volgen zodat het deel van het afschermingomhulsel geklemd blijft in het klemgedeelte 10 van de kabelconnector 2.

Bij voorkeur wordt de ferrule 33 vervaardigd uit me-. taal. Figs. 3E-3G tonen een alternatieve wijze voor het verschaffen van een steunlichaam 33 voor de kabel 3. Hier is het steunlichaam 33 met de partiële flens 34A van Fig. 3D aan-15 gebracht op de kabel 3. Het zal duidelijk zijn dat een steunlichaam 33 zonder een flens (getoond in Figs. 3A en 3B) als ook een steun lichaam met een volledige flens 34 (getoond in Fig. 3C) op de kabel 3 kan worden aangebracht op deze alternatieve wijze.

20 De ferrule 33 is aangebracht op het afschermingom hulsel 31 van de kabel 3 totdat de ferrule 33 aanligt tegen de kabelmantel 30. Het afschermingomhulsel 31 wordt vervolgens teruggevouwen over de ferrule 33 zodanig dat de ferrule 33 ligt tussen het teruggevouwen deel van het afschermingomhulsel 25 31 en het afschermingomhulsel 31 zelf, zoals weergegeven in

Fig. 3G. In deze vorm wordt een meer compact samenstel verkregen in vergelijking met Figs. 3A en 3B. Het zal duidelijk zijn dat de kabel 3 verdere lagen kan hebben die aanwezig kunnen zijn tussen bijvoorbeeld de ferrule 33 en het teruggevouwen 30 deel van het afschermingomhulsel 31.

Voor alle uitvoeringsvormen van de kabel 3, wordt het afschermingomhulsel 31 bij voorkeur teruggevouwen over de ferrule 33 volledig rond de omtrek van de ferrule 33. Aangezien de kabelmantel 30 in het algemeen een lek voor de 35 elektromagnetische straling vormt, draagt de aanwezigheid van het teruggëvouwen afschermingomhulsel 31 over de volledige omtrek van de ferrule 33 bij aan het afsluiten van dit lek. Hetzelfde geldt voor de configuratie waarbij de ferrule 33 is 1026698- 12 aangebracht op het afschermingomhulsel 31 als weergegeven in Fig. 3E-3G. Een volledige flens 34 sluit het lek voor elektromagnetische straling die via de kabelmantel 30 wordt toegevoerd.

5 Figs. 4 en 5 tonen twee fasen van het assembleren van het kabelconnectorsamenstel 1 volgens Figs. IA en 1B.

In Fig. 4 wordt de kabel 3 geprepareerd zoals hierboven beschreven onder verwijzing naar Figs. 3A-3C, d.w.z. een deel van het afschermingomhulsel 31 wordt blootgelegd en te-10 ruggevouwen over de niet-gekrompen ferrule 33 op de kabelmantel 30. Het afschermingomhulsel 31 kan worden getrimd tot aan de flens 34.

Het flensdeel 34 wordt gepositioneerd in de sleuf 15. Het flensdeel 34 is niet-circulair, zodanig dat de flens 15 34 draaiontlasting verschaft voor het kabelconnectorsamenstel 1. Verder verschaft de flens 34 samen met het labyrint 16A, 16B een gesloten optisch pad aan de achterzijde van de kabel-connector 2, zodat de elektromagnetische afschermingprestatie wordt vergroot. De kabeldraden 32 (waarvan er slechts één is 20 getoond) worden vervolgens aangesloten op de draadeinde delen 13.

In Fig. 5 is het tweede klemelement 9 getoond bovenop het samenstel als weergegeven in Fig. 4. Wanneer vervolgens het tweede metalen behuizingsdeel 5 wordt bevestigd op het 25 eerste metalen behuizingsdeel 4 door gebruikmaking van de schroeven 6, worden de eerste en tweede klemelementen 8, 9 samengedrukt totdat de spleet G, geïllustreerd in Figs. IA en 1B, overblijft.

Tijdens deze operatie wordt het afschermingomhulsel 30 31 op het steunlichaam 33 gedrukt die de functie heeft van een

aanbeeld. In deze toestand is het niet-gekrompen steunlichaam 33 niet langer schuifbaar. Ten slotte, dat wil zeggen voor het voltooide kabelconnectorsamenstel als getoond in Fig. 1, is het overgrote deel van het afschermingomhulsel 31 stevig ge-35 klemd tussen de behuizingsdelen 4, 5 en het steunlichaam 33. Dit wordt versterkt door de interferentieribben 14 in het aldus gedefinieerde klemgedeelte. Sommige losse draden van het afschermingomhulsel 31 kunnen aanwezig zijn in de spleet G

1026698- 13 tussen de eerste en tweede klemelementen 8, 9; echter, deze weerhouden de behuizingsdelen 4, 5 er niet van om op elkaar bevestigd te worden, dat wil zeggen dat het grensoppervlak 11 van het behuizingsdeel 4 en het corresponderende grensopper-5 vlak van het behuizingsdeel 5 liggen tegen elkaar aan.

Het kabelconnectorsamenstel 1 kan eenvoudig worden geassembleerd en gedemonteerd door het verwijderen van de behuizingsdelen 4, 5 en het bewegen van het schuifbare steunlichaam 33 wanneer de lengte van de kabeldraden wordt ge-10 modificeerd.

Figs. 6A en 6B tonen respectievelijk een volledig geassembleerd kabelconnectorsamenstel 1 omvattende een kabel-connector 2 en een kabel 3 en een metalen behuizingsdeel 4 van de kabelconnector 2 volgens een tweede uitvoeringsvorm van de 15 uitvinding. Gelijke of equivalente componenten van het samenstel 1 worden aangegeven met identieke verwijzingscijfers zoals toegepast voor het hiervoor beschreven uitvoeringsvorm.

De kabelconnector 2 heeft twee metalen behuizingsdelen 4, 5 die een kabelingang 7 voor de kabel 3 definiëren. De 20 kabelingang 7 is een integraal deel van de metalen behuizingsdelen 4, 5 de kabelingang 7 heeft uitsparingen 60 die hierna in meer detail zullen worden besproken. De kabelingang 7 omvat verder interferentieribben 17. De behuizingsdelen 4, 5 omvatten structuren 61 voor het opnemen van het 25 bevestigingsmiddelen 62 om het kabelconnectorsamenstel 1 op een tegenstuk aan te sluiten.

Figs. 7A en 7B tonen een deel van een steunlichaam 33 vanuit verschillende hoeken voor het kabelconnectorsamenstel 1 van Fig. 6A. Het steunlichaam 33 omvat twee identieke 30 delen 33A, waarvan er slechts één wordt getoond in Figs. 7A en 7B. De delen 33A zijn bij voorkeur vervaardigd uit metaal. Het deel 33A van het steunlichaam is zodanig gestructureerd dat het kan worden bevestigd op een kabel 3 en kan worden geassembleerd in de kabelconnector 2 van Fig. 6A.

35 Meer in het bijzonder heeft het steunlichaamdeel 33A

een halfcirculaire of Z-vormige vorm en omvat aansluitstructu-ren 70, 71 om het steunlichaamdeel 33A te bevestigen aan een identiek tegenstuk om het steunlichaam 33 te voltooien. Verder 1026698- 14 heeft het steunlichaamdeel 33A een uitsteeksel 72 dat zich uitstrekt vanaf het buitenoppervlak 73 van het deel 33A. Het uitsteeksel 72 is ingericht om te worden ingevoerd in de uitsparingen 60 van de kabelingang 7 van de metalen 5 behuizingsdelen 4 en 5. Het uitsteeksel 72 wordt bij voorkeur verschaft nabij de achterzijde van de kabelconnector 2 opdat deze niet interfereert met het begindeel van het teruggevouwen afschermingomhulsel 31.

Het buitenoppervlak 73 van het steunlichaamdeel 33A 10 heeft een structuur 74 met een profiel om samen te werken met de interferentieribben 17 in de kabelingang 7. Ten slotte heeft het steunlichaamdeel 33A en interne rib 75 om te interfereren met de kabel 3, meer in het bijzonder de kabelmantel 30, om de buigontlasting van de kabel te verbeteren.

15 Door het integreren van zoveel mogelijk kenmerken in het steunlichaam 33, behoeven de andere componenten van de ka-belconnector 2 niet te worden gemodificeerd voor het termineren van een andere kabel 3. In een dergelijk geval hoeft enkel het eenvoudiger te vervaardigen steunlichaam 33 of 20 delen 33A te worden gemodificeerd.

Figs. 8A-8F tonen de kabel 3 en het steunlichaam 33, omvattende identieke steunlichaamdelen 33A, tijdens de assemblage van het kabelconnectorsamenstel 1 van Fig. 6A.

In Fig. 8A is een kabel 3 weergegeven die moet wor-25 den bevestigd in de kabelconnector 2. De uitvinding maakt het mogelijk dat de kabeldraden 32 eerst worden getermineerd bij de terminal block behuizingen 13, zoals getoond in Fig. 8B. Vervolgens wordt, zoals getoond in Fig. 8C, een eerste steunlichaam 33A aangebracht op de kabelmantel 30 van de kabel 3.

30 Een tweede, identiek, steunlichaamdeel 33A wordt dan bevestigd op het eerste steunlichaamdeel 33A door het toepassen van de verbindingsstructuren 70, 71 van beide delen, zoals getoond in Fig. 8D, zodat het steunlichaam 33 wordt voltooid. In de getoonde uitvoeringsvorm worden de verbindingstructuren 70, 71 35 handmatig samengeperst op de kabelmantel 30.

Het voltooien van het steunlichaam 33 vereist geen speciale gereedschappen. Dientengevolge kan de kabelconnector 1026698- 15

J

in het veld worden geïnstalleerd of gerepareerd door het van elkaar halen van de metalen behuizingsdelen 4, 5.

Fig. 8E toont een vervolgstap, waarbij het deel van het afschermingomhulsel 31 is teruggevouwen over een deel van 5 het steunlichaam 33, en het steunlichaam 33 is gepositioneerd in het metalen behuizingsdeel 4 door het invoeren van het uitsteeksel 72 in de uitsparing 60 van de kabelconnector 2. De samenwerking tussen het uitsteeksel 62 en de uitsparing 60 verschaft draaiontlasting voor de kabel. De structuur 74 heeft 10 een vorm die overeenkomt met interferentieribben 17 in de kabel ingang 7 teneinde trekontlasting voor de kabel van het kabelconnectorsamenstel 1 te verschaffen.

Fig. 8F toont details van de passing tussen de structuur van de kabelingang 7 en het steunlichaam 33. De 15 structuur van de kabelingang 7 en de structuur 74 van de buitenoppervlak 73 van het steunlichaam 33 bepalen een gecurvde sleuf 80 waarin het teruggevouwen deel van het afschermingomhulsel 31 is geklemd. De gecurvde sleuf 80 voorziet het afschermingomhulsel 31 van diverse krommingen in de sleuf 80 20 waar uitrekking van het afschermingomhulsel plaatsvindt. Dientengevolge vindt de uitrekking van het afschermingomhulsel 31 meer geleidelijk plaats, zodat de herstelbaarheid van het kabelconnectorsamenstel 1 toeneemt. Verder is de kromming van het afschermingomhulsel in het gecurvde sleuf 80 voordelig 25 voor de elektromagnetische afschermingprestaties aangezien het afschermingomhulsel 31 de sleuf 80 afdicht voor elektromagnetische straling.

Tenslotte wordt het metalen behuizingsdeel 5 bevestigd op het metalen behuizingsdeel 4 zodat het teruggevouwen 30 deel van het afschermingomhulsel wordt geklemd tussen de metalen behuizingsdelen 4, 5 en het tweedelige steunlichaam 33.

Het kabelconnectorsamenstel 1 als getoond in Fig. 6A is hiervan het resultaat.

Een bijzonder voordeel van het gebruik van een steun 35 lichaam 33 omvattende meerdere delen 33A is dat het steunlichaam 33 kan worden aangebracht op de kabel na het termineren van de kabel bij de terminal block behuizingen 13. Dientenge- 1026698- 16 volge is meer ruimte beschikbaar voor het termineren van de draden 32.

Opgemerkt wordt dat de twee uitvoeringsvormen van het kabelconnectorsamenstel als hierboven beschreven de uit-5 vinding niet beperken; verdere modificaties van het samenstel 1, zoals het verschaffen van de delen 33A van het steunlichaam 33 met een flens of het verschaffen van een spleet G in de ka-beconnector 2 volgens Fig. 6A teneinde het lokaal spreiden van het afschermingomhulsel 31 mogelijk te maken, vallen onder de 10 beschermingsomvang van de huidige uitvinding.

1026698-

Claims (23)

1. Een kabelconnectorsamenstel (1) omvattende een kabelconnector (2) met metalen behuizingsdelen (4,5) en een kabel (3), waarbij de kabel (3) een afschermingomhulsel (31) omvat dat elektrisch contact maakt met ten minste één van de 5 behuizingsdelen met het kenmerk dat een deel van het afschermingomhulsel (31) is teruggevouwen over een steunlichaam (33) voor de kabel (3) om het deel van het afschermingomhulsel (31) tussen het steunlichaam (33) en 10 tenminste één van de metalen behuizingsdelen (4,5) in een klemgedeelte van de kabelconnector te klemmen.

2. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens conclusie 1, waarbij de kabel (3) verder een kabelmantel (30) omvat, waarbij het deel van het afschermingomhulsel is teruggevouwen 15 over een deel van de kabelmantel (30) en het steunlichaam tussen het deel van de kabelmantel en het teruggevouwen deel van het afschermingomhulsel is aangebracht.

3. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens conclusie 1, waarbij het steunlichaam (33) is aangebracht over het af- 20 schermingomhulsel (31) en een deel van het afschermingomhulsel (31) is teruggevouwen over het steunlichaam (33).

4. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het steunlichaam (33) schuifbaar in een axiale richting (A) is bevestigd op de 25 kabel (3) voor het monteren van de metalen behuizingsdelen (4,5) voor het klemmen van het afschermingomhulsel.

5. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de metalen behuizingsdelen (4,5) zijn ingericht om één of meer aangebrachte 30 klemelementen (8,9) voor het klemgedeelte te herbergen.

6. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het klemgedeelte wordt gevormd door een eerste klemelement (8) voor een eerste metalen behuizingsdeel (4) en een tweede klemelement (9) voor 35 een tweede metalen behuizingsdeel (5) en waarbij het eerste klemelement (8) en het tweede klemelement (9) een spleet (G) 10266 98- openlaten tussen een eerste oppervlak (18) van het eerste kle-melement (8) en een tweede oppervlak van het tweede klemelement (9) wanneer het eerste en tweede behuizingsdeel (4,5) zijn gesloten.

7. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de kabelconnector (2) een kabelingang (7) heeft voor de kabel (3) en een sluit-structuur (16A,16B) nabij de kabelingang (7).

8. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens één of 10 meer van de voorgaande conclusies, waarbij de kabelconnector (2) interferentieribben (14,17) omvat voor de kabel.

9. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het steunlichaam (33) een flensdeel (34) omvat dat zich uitstrekt vanaf de ka-15 bel (3) en de kabelconnector (2) een ontvangstructuur (15) heeft die is ingericht om samen te werken met het flensdeel (34) .

10. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens conclusie 9, waarbij het flensdeel (34) niet-circulair is.

11. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens conclu sie 9, waarbij het flensdeel (34) het steundeel (33) slechts ten dele omgeeft.

12. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens conclusie 9, waarbij de behuizingsdelen (4,5) zijn ingericht om het 25 eerste en tweede klemelement (8,9) te herbergen en het eerste en tweede klemelement (8,9) de ontvangstructuur (15) omvatten.

13. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens conclusie 1, waarbij het steunlichaam (33) ten minste twee delen (33A) omvat.

14. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens conclu sie 13, waarbij de kabelconnector (2) een kabelingang (7) heeft met een inwendige structuur (17,60) die is ingericht om samen te werken met corresponderende structuren (72,74) van de steunlichaamdelen (33A).

15. Het kabelconnectorsamenstel (1) volgens conclu sie 1, waarbij een uitwendig oppervlak (73) van het steunlichaam (33;33A) en een inwendig oppervlak van de kabelconnector (2) een sleuf (80) bepalen voor een deel van het 1026698- teruggevouwen afschermingomhulsel (31), waarbij de sleuf een structuur heeft om het deel van het afschermingomhulsel (31) te vervormen.

16. Een kabelconnector (2) omvattende metalen be- 5 huizingsdelen (4,5) en ten minste één aangebracht klemelement (8,9) opgenomen in de metalen behuizingsdelen (4,5) en ingericht om een deel van het afschermingomhulsel (31) van de kabel (3) te klemmen.

17. De kabelconnector (2) volgens conclusie 16, 10 waarbij het aangebrachte klemelement (8,9) verder een structuur (15) omvat welke is ingericht om samen te werken met een flensdeel (34) van een steunlichaam (33) voor de kabel (3).

18. Een werkwijze voor het assembleren van een kabel (3) en een kabelconnector (2) omvattende metalen 15 behuizingsdelen (4,5) en een draadeinde deel (13), waarbij de kabel (3) een afschermingomhulsel (31) omvat en één of meer kabeldraden (32), waarbij de werkwijze de stappen omvat van het: - blootleggen van een deel van het afschermingomhulsel (31) 20 en het verschaffen van een steunlichaam (33) voor de ka bel (3); terugvouwen van het deel van het afschermingomhulsel (31) over het steunlichaam (33); aansluiten van de kabeldraden (32) op het draadeinde 25 deel; - sluiten van de metalen behuizingsdelen (4,5) zodanig dat het afschermingomhulsel (31) is geklemd tussen de metalen behuizingsdelen (4,5) en het steunlichaam (33) in een klemgedeelte van de kabelconnector (2).

19. De werkwijze volgens conclusie 18, waarbij de kabel een kabelmantel (30) omvat en de werkwijze verder de stap omvat van het aanbrengen van het steunlichaam (33) over de kabelmantel (30).

20. De werkwijze volgens conclusie 18, waarbij de 35 werkwijze verder de stap omvat van het aanbrengen van het steunlichaam (33) over het afschermingomhulsel (31).

21. De werkwijze volgens conclusie 18, 19 of 20, waarbij het steundeel (33) in een axiale richting (A) van de 1026698- kabel (3) schuifbaar wordt gelaten voor het sluiten van de metalen behuizingsdelen (4,5).

22. De werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18-21, waarbij het steunlichaam (33) verder een flensdeel 5 (34) omvat en de werkwijze verder de stap omvat van het of lengte brengen van het deel van het teruggevouwen afscher-mingomhulsel (31) tot aan het flensdeel (34).

23. De werkwijze volgens conclusie 18, waarbij het steunlichaam (33) ten minste twee delen (33A) omvat en de 10 werkwijze verder de stap omvat van het aansluiten van de draden (32) op de terminal block behuizing voor het aanbrengen van de delen (33A) op de kabelmantel (30) . 1026698-