NL1017442C2 - Voertuigsamenstel, rangeerinrichting en werkwijze voor het transporteren van trailers. - Google Patents

Description

Voertuigsamenstel, rangeerinrichting en werkwijze voor het transporteren van trailers

De uitvinding heeft betrekking op een voertuigsamenstel, rangeerinrichting en 5 werkwijze voor het transporteren van trailers

Uit NL 9301059 is bekend om met behulp van een aangepaste infrastructuur trein- en wegtransport te combineren. Een voordeel van deze aangepaste infrastructuur is onder meer dat bestaande infrastructuur voor wegtransport niet wordt belast bij 10 containertransport. Bovendien maakt het containertransport mogelijk op een weinig arbeidsintensieve wijze. Een ander voordeel van de aangepaste infrastructuur is dat omstelling van weg- naar treintransport onnodig is. Naast de genoemde voordelen bezit een transportinrichting ook meerdere nadelen. Een duidelijk nadeel van de in deze publicatie beschreven transportinrichting is dat aan een onbemande aandrijfeenheid 15 slechts één trailer meevoert. Indien grote hoeveelheden trailers in een kort tijdsbestek getransporteerd dienen te worden moet een groot aantal afzonderlijke aandrijfeenheden worden ingezet, in het bijzonder een aantal dat gelijk is aan het aantal te transporteren trailers. De inzet van meerdere aandrijfeenheden brengt aanzienlijke kosten met zich mee. Het met een enkele aandrijfeenheid koppelen van meerdere trailers is niet 20 mogelijk, daar enerzijds de mechanische belastingen op de trailers excessief hoog zouden zijn tijdens vervoer, en daar anderzijds een dergelijk voertuigsamenstel instabiel is.

De uitvinding heef tot doel het verschaffen van een voertuigsamenstel, waarmee één of 25 meerdere trailers met een enkele aandrijfeenheid stabiel kunnen worden getransporteerd, onder handhaving van de voordelen volgens de stand van techniek.

De uitvinding verschaft daartoe een voertuigsamenstel, omvattende een gemotoriseerd aandrijfvoertuig, ten minste één met het aandrijfvoertuig verbonden trailer, en ten 30 minste één met het aandrijfvoertuig verbonden stabilisatievoertuig, welk stabilisatievoertuig is voorzien van treinwielen. Daar de treinwielen zijn ingericht om aan te grijpen op rails van een “tweespoori’-infrastructuur wordt het voertuigsamenstel ter hoogte van ieder stabilisatievoertuig gestabiliseerd. Afhankelijk van het aantal met het aandrijfvoertuig gekoppelde trailers kan een aantal voor stabiel transport benodigde <J Q ^ ^ ^ ft|, iè 0t2im_nl.»üü -2- stabilisatievoertuigen in het voertuigsamenstel worden opgenomen. Aldus kan ieder voertuigsamenstel worden gestabiliseerd ongeacht het aantal met elkaar verbonden trailers. Zoals reeds aangegeven kan het in één voertuigsamenstel opnemen van meerdere trailers duidelijke voordelen opleveren ten opzichte van individueel 5 trailertransport. De volgorde waarin de van het voertuigsamenstel deel uitmakende voertuigen met elkaar worden gekoppeld is mede afhankelijk van situationele omstandigheden zoals het aantal te transporteren trailers en de eigenschappen van de te transporteren trailers, zoals massa er. formaat.

10 Het aandrijfvoertuig is bij voorkeur voorzien van treinwielen. Door de aanwezigheid van treinwielen verschaft ook het aandrijfvoertuig de voertuigcombinatie een stabiliserende effect, hetgeen onder meer als voordeel heeft dat het aandrijfvoertuig niet direct hoeft te worden gekoppeld met een stabilisatievoertuig. Een bestaande locomotief kan worden toegepast als zo een aandrijfvoertuig. In een andere voorkeursuitvoering 15 wordt het aandrijfvoertuig gedragen door met gas gevulde banden. Het voordeel van deze variant is de inzetbaarheid van het aandrijfvoertuig op zowel een daartoe geschikt gemaakte baan met rails als op de conventionele openbare weg; ook bestaande vrachtwagentrekkers zijn zo toepasbaar in de voertuigcombinatie overeenkomstig de uitvinding. Een aandrijfvoertuig met een combinatie van met gas gevulde banden en 20 treinwielen is eveneens denkbaar.

De trailer en het stabilisatievoertuig zijn in een voorkeursuitvoering in lijn met elkaar gekoppeld. In een dergelijke rangschikking is slechts een toegesneden infrastructuur met een enkele baan benodigd. Bovendien geschiedt het rangeren van het voertuigsamenstel 25 in een lijnconfiguratie eenvoudig.

In een voorkeursuitvoering wordt de trailer gedragen door met gas gevulde banden. De van het voertuigsamenstel deel uitmakende trailer is veelal een conventionele trailer welke aan een trekker of enige ander voertuig kan worden gekoppeld. In weer een 30 andere voorkeursuitvoering wordt de trailer gedragen door treinwielen. In een dergelijke uitvoering kan de trailer ook worden aangeduid als (goederen)treinstel. Hoewel het voertuigsamenstel in beginsel niet is ingericht om treinstellen te omvatten, is het wel i n i ? λ .»7 -3- denkbaar om al dan niet sporadisch (goederen)treinstellen in het voertuigsamenstel op te nemen.

Het voertuigsamenstel omvat bij voorkeur kracht-doorvoerende middelen voor het 5 geleiden van een mechanische belasting, welke kracht-doorvoerende middelen ten minste eenzijdig losneembaar zijn verbonden met het voertuigsamenstel en welke kracht-doorvoerende middelen in lijn zijn gelegen met het voertuigsamenstei. Daar tijdens transport van het voertuigsamenstel hoge mechanische belastingen uitgeoefend kunnen worden op onderdelen van het samenstel, met name het chassis, van van het 10 voertuigsamenstel deel uitmakende voertuigen, is het van belang deze mechanische belastingen gecontroleerd te geleiden. Met name tijdens het versnellen en vertragen van het voertuigsamenstel zullen de mechanische belastingen evenwijdig aan de lengterichting van het voertuigsamenstel hoog zijn . Normaliter zijn conventionele trailers niet gedimensioneerd om gekoppeld te worden met één of meerdere andere 15 trailers. Door de trailers te voorzien van kracht-doorvoerende middelen worden de op het op de trailers uitgeoefende mechanische belastingen door deze middelen geleid, met als gevolg dat de overige delen van de trailers minimaal worden belast. De kracht-doorvoerende middelen dienen ten minste eenzijdig losneembaar te zijn verbonden met het voertuigsamenstel om aan- en afkoppelen van voertuigen te vergemakkelijken. Bij 20 voorkeur zijn de kracht-doorvoerende middelen staafvormig, maar deze kunnen ook worden gevormd door een kabel, ketting of dergelijke. In een voorkeursuitvoering zijn de staafvormige kracht-doorvoerende middelen gekoppeld aan het aandrijfvoertuig en/of één of meerdere stabilisatievoertuigen. De lengte van de staafvormige kracht-doorvoerende middelen strekt zich in hoofdzaak ten minste uit over de lengte van een 25 trailer. Indien een trailer aan weerszijden gekoppeld is met een ander voertuig kunnen de kracht-doorvoerende middelen onder het chassis worden doorgeleid. Een andere mogelijkheid is om de staafvormige kracht-doorvoerende middelen door een doorvoeropening in de trailer wordt gevoerd. In een voorkeursuitvoering zijn de kracht-doorvoerende middelen losneembaar gekoppeld met het stabilisatievoertuig. zoals reeds 30 beschreven vergemakkelijkt de losneembare koppeling het aan- en afkoppelen van voertuigdelen. Bovendien kan het loskoppelen van de kracht-doorvoerende middelen en 1 01 7 442 -4- het stabilisatievoertuig na afkoppeling van een voertuig bij het rangeren leiden tot een lengtevermindering van het voertuigsamenstel.

Het stabilisatievoertuig omvat ten minste één koppelorgaan voor koppeling met een van 5 een trailer deel uitmakend contra-koppelorgaan. Een dergelijk koppelorgaan heeft bij voorkeur een vorm die overeenkomt met een van een vrachtwagentrekker deel uitmakend koppelorgaan en dat ook wel wordt aangeduid als een koppelplaat of een “vette” plaat. Het moge duidelijk zijn dat het koppelorgaan ook anders kan worden uitgevoerd op voorwaarde dat de koppelfunctie behouden blijft.

10

Bij voorkeur omvat het stabilisatievoertuig koppelmiddelen voor koppeling van het stabilisatievoertuig met een ander stabilisatievoertuig. Een dergelijke koppeling kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een gebruikelijke treinstelkoppeling. Een eerste voordeel hiervan is dat aan- en afkoppelen van de stabilisatievoertuigen snel en 15 eenvoudig kan verlopen. Een ander voordeel is dat, indien het gewenst is om een treinstel in het voertuigsamenstel op te nemen, geen speciale koppeling op het stabilisatievoertuig hoeft te worden aangebracht, maar dat het treinstel direct aan het stabilisatievoertuig kan worden gekoppeld.

20 Bij voorkeur omvat het aandrijfvoertuig middelen voor het generen van perslucht, welke perslucht met behulp van ten minste één gasleiding naar luchtremmen van de trailer wordt geleid. Bij het tijdens transport afremmen van voertuigsamenstel is het, gezien de doorgaans grote massa van het voertuigsamenstel, van groot belang, dat niet alleen het aandrijfvoertuig actief remt, maar ook dat de met het aandrijfvoertuig verbonden trailers 25 actief (mee)remmen. Bij voorkeur omvat het voertuigsamenstel tevens een besturingseenheid voor het aansturen van de luchtremmen. Tijdens het remproces kan de besturingseenheid de luchtremmen van de aangekoppelde trailer(s) zodanig aansturen dat de achterste trailer, de trailer die het meest ver verwijderd is van het aandrijfvoertuig, het eerste remt en successievelijk de daarvoor gelegen trailers.

30

Het aandrijfvoertuig omvat middelen voor het genereren van een elektrische energie, welke opgewekte elektrische energie met behulp van een elektriciteitsleiding naar de . o'7442 -5- trailer(s) kan wordt geleid. Elektrische stroomvoorziening bij trailers is vaak noodzakelijk, doordat de zich in de trailer bevindende goederen bijvoorbeeld moeten worden gekoeld, verwarmd, verlicht, et cetera. Bij voorkeur omvat het stabilisatievoertuig een doorvoer voor leidingen. In een voorkeursuitvoering worden de 5 persluchtleidingen en/of elektriciteitsleidingen door de doorvoer van het stabilisatievoertuig geleid. De doorvoer biedt een zekere mate van bescherming tegen bijvoorbeeld weersinvloeden en vandalisme van de in de doorvoer aanwezige leidingen en vereenvoudigd de koppeling van de leidingen.

10 Het voertuigsamenstel omvat bij voorkeur meerdere met het aandrijfvoertuig verbonden stabilisatievoertuigen en meerdere met het aandrijfvoertuig verbonden trailers. Daar de stabilisatievoertuigen zorg dragen voor het stabiliseren van het voertuigsamenstel tijdens transport kan zo een groot aantal trailers in het voertuigsamenstel worden opgenomen. Bij voorkeur zijn de in het voertuigensamenstel opgenomen 15 stabilisatievoertuigen en trailers afwisselend en opvolgend met elkaar verbonden. In een dergelijke rangschikking ontstaat tijdens vervoer een hoge stabiliteit van het voertuigsamenstel. Bovendien worden de op het voertuigsamenstel tijdens transport aanwezige hoge mechanische belastingen juist verdeeld over de stabilisatievoertuigen, zodat de mechanische belasting van de trailers beperkt blijft.

20

De uitvinding verschaft tevens een rangeerinrichting voor het rangeren van een voertuigsamenstel, omvattende een rangeerbaan, en ten minste één van de rangeerbaan deel uitmakend rangeersegment, welk rangeersegment is ingericht om ten minste een deel van het voertuigsamenstel te dragen, en welk rangeersegment in een belaste 25 toestand verplaatsbaar is ten opzichte van de rangeerbaan. Voordeel van een dergelijke rangeerinrichting is dat slechts de af te koppelen voertuigen van het voertuigsamenstel worden verplaatst ten opzichte van de rangeerbaan en dat het overige deel van het voertuigsamenstel ongemoeid op de rangeerbaan blijft staan. Na loskoppeling van één of meerdere trailers kan het resterende deel van het voertuigsamenstel, zonder veel 30 tijdverlies, worden vervoerd naar een gewenste locatie. Bij voorkeur omvat de rangeerinrichting meerdere rangeersegmenten. In een voorkeursuitvoering zijn alle rangeersegmenten in dezelfde richting verplaatsbaar ten opzichte van de rangeerbaan, '4 n ··’ ~ · \ -6- vvaardoor alle van het voertuigsamenstel los te koppelen voertuigen aan dezelfde zijde van de rangeerbaan kunnen worden weggeleid. In een andere voorkeursuitvoering zijn de rangeersegmenten tweezijdig ten opzichte van de rangeerbaan verplaatsbaar. Voordeel hiervan is dat van het voertuigsamenstel losgekoppelde voertuigen aan twee 5 zijden van de rangeerinrichting kunnen worden weggeleid, waardoor het afvoeren van losgekoppelde voertuigen snel kan verlopen zonder veel oponthoud door reeds losgekoppelde voertuigen op een terrein naast de rangeerinrichting.

In een andere voorkeursuitvoering zijn ten minste twee rangeerinrichtingen evenwijdig 10 aan elkaar aangebracht, zodat een aandrijfvoertuig met ten minste twee in lijn gelegen rijen voertuigen snel en eenvoudig trailers kan ontkoppelen, zonder eerst van rangeerbaan te wisselen alvorens voertuigen van het voertuigsamenstel ontkoppeld kunnen worden.

15 De uitvinding verschaft tevens een werkwijze voor het transporteren van trailers, omvattende het bij een beginstation met een aandrijfvoertuig verbinden van ten minste één trailer en ten minste één stabilisatievoertuig, het naar een rangeerstation transporteren van het voertuigsamenstel omvattende aandrijfvoertuig, trailer en stabilisatievoertuig, en het bij het rangeerstation ontkoppelen van de trailer. Na het 20 loskoppelen van de trailer kan deze worden weggeleid via een terrein dat in verbinding staat met het eindstation.

Bij voorkeur is de trailer onder tussenkomst van het stabilisatievoertuig gekoppeld aan het aandrijfvoertuig, zodat het ontkoppelen van de trailer snel en eenvoudig kan 25 geschieden. Indien de trailer tussen het aandrijfvoertuig en het stabilisatievoertuig is gepositioneerd dienen, na loskoppeling van de trailer, de resterende voertuigen bij voorkeur te worden gerangeerd.

In een andere voorkeursuitvoering omvat de werkwijze de stappen: het bij een 30 beginstation met een aandrijfvoertuig verbinden van meerdere trailers en meerdere van treinwielen voorziene stabilisatievoertuigen, het naar ten minste één tussenstation transporteren van het voertuigsamenstel, het bij het tussenstation ontkoppelen van ten

J

,· .· -7- minste één trailer, het naar een eindstation transporteren van het resterend voertuigsamenstel omvattende een aandrijfvoertuig, ten minste één trailer en ten minste één stabilisatievoertuig, en het loskoppelen van de resterende trailers. Na ontkoppeling van een trailer wordt het voertuigsamenstel bij voorkeur gerangeerd. Het met een 5 aandrijfvoertuig verbinden van meerdere trailers en meerdere stabilisatievoertuigen geschiedt bij voorkeur in lijn. Echter in een andere voorkeursuitvoering is ten minste een deel van de voertuigen van het voertuigsamenstel parallel opgesteld aan een ander deel van de voertuigen. Alle delen zijn direct of indirect met het aandrijfvoertuig verbonden. In een dergelijk rangschikking kan het aandrijfvoertuig direct met ten minste 10 twee voertuigen zijn verbonden. Bij voorkeur worden eerst de trailers ontkoppeld die het meest ver van het aandrijfvoertuig zijn gelegen. Dit heeft tot voordeel dat het rangeren van het resterende voertuigsamenstel niet veel tijd kost, daar slechts de met de van het aandrijfvoertuig afgekeerde zijde van de trailer verbonden voertuigen, veelal één of meerdere stabilisatievoertuigen, opnieuw gekoppeld moeten worden met de naar het 15 aandrij fvoertuig toegekeerde zijde van de trailer verbonden voertuigen.

De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: 20 figuur 1 een zijaanzicht op een voertuigsamenstel ovvereenkomsyig de onderhavige uitvinding, figuur 2 een bovenaanzicht op een deel van een transportbaan voorzien van rangeermiddelen overeenkomstig de uitvinding, figuur 3a een bovenaanzicht op een rangeerinrichting overeenkomstig de uitvinding, 25 figuur 3b een bovenaanzicht op de rangeerinrichting uit figuur 3a na het arriveren van een voertuigsamenstel, en figuur 3c een bovenaanzicht op de rangeerinrichting uit de figuren 3a en 3b na het aanvangen van het rangeren van een gearriveerd voertuigsamenstel.

30 Figuur 1 toont een voertuigsamenstel 1 bestaande uit een locomotief 2 met treinwielen 3 en een daarmee gekoppeld stabilisatievoertuig 4, eveneens voorzien van treinwielen 5. Het stabilisatievoertuig 4 is aan de bovenzijde voorzien van een koppelplaat 6(ook wel * n " - ; , -8- aangeduid als “vette plaat”). Aansluitend op het stabilisatievoertuig 4 bevindt zich een trailer 7 met luchtbanden 8 die geschikt is voor wegtransport. Voor de koppeling van het stabilisatievoertuig 4 en de trailer 7 is de trailer 7 voorzien van een algemeen bekend koppelorgaan 9 waarmee ook tijdens wegtransport de trailer 7 gekoppeld kan worden 5 met een trekkend voertuig.

Het voertuigsamenstel 1 bestaat in totaal 3 trailers 7 die steeds onder tussenkomst van een stabilisatievoertuig 4 zijn gekoppeld. Om de trailers 7 niet overmatig te belasten zijn er tussen opvolgende stabilisatievoertuigen 4 krachtdoorvoerende elementen 10 10 aangebracht, bijvoorbeeld in de vorm van stangen, kabels of kettingen. Ten slotte bevinden zich aan de achterzijde van het voertuigsamenstel 1 nog twee extra stabilisatievoertuigen 4, bijvoorbeeld om latere aankoppeling van nog twee trailers 7 mogelijk te maken of om de stabilisatievoertuigen 4 te verplaatsen naar een andere locatie.

15

Figuur 2 toont een bovenaanzicht op een deel van een transportbaan 11 welke evenwijdig aan twee spoorrails 12 is voorzien van loopvlakken 13 voor de luchtbanden 8 van de te transporteren trailer 7. In de baan 11 zijn rond een draaipunt 14 roteerbare rangeersegmenten 15 aangebracht waarvan de functie verder zal worden verduidelijkt 20 aan de hand van de figuren 3a-c.

Figuur 3 a toont in bovenaanzicht een rangeerterrein 16 met een transportbaan 11 voorzien van roteerbare rangeersegmenten 15. Op de transportbaan sluiten zijwegen 17 aan die in verbinding staan met een weg 18voor aan- en afvoer van trailers 7.

25

In figuur 3b is het rangeerterrein 16 getoond na aankomst van een voertuigsamenstel 19, bestaande uit een locomotief 20, vijf stabilisatievoertuigen 21 en vijf trailers 22. Ook zichtbaar is dat vrachtwagentrekkers 23 aankomen over de weg 18. In figuur 3c zijn de trailers 22 ontkoppeld van de stabilisatievoertuigen 21 en met verdraaiing van de 30 rangeersegmenten 15 verplaatst naar een positie waarin de trailers 22 aansluiten op de zijwegen 17 zodanig dat de trekkers 23 kunnen aankoppelen aan de trailers 22. De trailers 22 kunnen vervolgens door de trekkers 23 over de weg 18 worden afgevoerd.

1ö17 442 -9-

Alhoevvel in de figuren 3a-c is aangegeven dat de trailers 22 eenzijdig van de transportbaan 11 kunnen worden aan- en afgevoerd is het ook mogelijk deze faciliteit tweezijdig van de baan 11 aan te bieden. Een andere mogelijkheid is het eenzijdig van de transportbaan 11 afvoeren van trailers 22 en het aan de andere zijde van de 5 transportbaan 11 aanvoeren van trailers 22. Daarnaast wordt opgemerkt dat het niet noodzakelijk is tussen de locomotief 20 en de eerste trailer 22 een stabilisatievoertuig 21 te plaatsen. Voor het ontbreken van een stabilisatievoertuig 21 op deze locatie is het evenwel noodzakelijk dat de locomotief 20 en de eerste trailer 2? zijn voorzien van samenwerkende koppelmiddelen. Dit heeft als nadeel dat het minder eenvoudig is met 10 algemeen toegepaste locomotieven 20 en algemeen toegepaste trailers 22 te werken voor transport overeenkomstig de uitvinding.

•1 „ é i ./.

Claims (18)

1. Voertuigsamenstel, omvattende: - een gemotoriseerd aandrijfvoertuig, 5. ten minste één met het aandrijfvoertuig verbonden trailer, en - ten minste één met het aandrijfvoertuig en de trailer verbonden stabilisatievoertuig, welk stabilisatievoertuig is voorzien van treinwielen.

2. Voertuigsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 10 aandrijfvoertuig is voorzien van treinwielen.

3. Voertuigsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de trailer en het stabilisatievoertuig in lijn met elkaar zijn verbonden.

4. Voertuigsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de trailer wordt gedragen door met gas gevulde banden.

5. Voertuigsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voertuigsamenstel kracht-doorvoerende middelen omvat voor het geleiden van 20 een mechanische belasting, welke kracht-doorvoerende middelen ten minste eenzijdig losneembaar zijn verbonden met het voertuigsamenstel en welke kracht-doorvoerende middelen evenwijdig lopen aan de lengterichting van het voertuigsamenstel.

6. Voertuigsamenstel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de kracht-25 doorvoerende middelen staafvormig zijn.

7. Voertuigsamenstel volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de kracht-doorvoerende middelen losneembaar koppelbaar zijn met het stabilisatievoertuig.

8. Voertuigencombinatie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het stabilisatievoertuig ten minste één koppelorgaan omvat voor koppeling met een van de trailer deel uitmakend contra-koppelorgaan. ' '!?442 -11-

9. Voertuigsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het stabilisatievoertuig koppelmiddelen omvat voor koppeling aan een ander stabilisatievoertuig.

10. Voertuigsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aandrijfvoertuig middelen omvat voor het genereren van perslucht, welke perslucht met behulp van ten minste één gasleiding naar luchtremmen van de trailer wordt geleid

11. Voertuigsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aandrijfvoertuig middelen omvat voor het genereren van een elektrische energie, welke opgewekte elektrische energie met behulp van een elektriciteitsleiding naar de trailer wordt geleid.

12. Voertuigsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het stabilisatievoertuig een doorvoer omvat voor leidingen.

13. Voertuigsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voertuigsamenstel meerdere met het aandrijfvoertuig verbonden 20 stabilisatievoertuigen, en meerdere met het aandrijfvoertuig verbonden trailers omvat.

14. Voertuigsamenstel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de stabilisatievoertuigen en de trailers afwisselend en opvolgend met elkaar zijn verbonden. 25

15. Rangeerinrichting voor het rangeren van een voertuigsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, omvattende: - een rangeerbaan en - ten minste één van de rangeerbaan deel uitmakend rangeersegment, welk 30 rangeersegment is ingericht om ten minste een deel van het voertuigsamenstel te dragen, en welk rangeersegment in een belaste toestand verplaatsbaar is ten opzichte van de rangeerbaan. I 01 7 442 -12-

16. Rangeerinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de rangeerinrichting meerdere rangeersegmenten omvat.

17. Werkwijze voor het transporteren van trailers, omvattende de volgende stappen: 5 a. het bij een beginstation met een aandrijfvoertuig verbinden van ten minste één trailer en ten minste één stabilisatievoertuig, b. het naar een eindstation transporteren van het voertuigsamenstel omvattende aandrij Woertuig, trailer en stabilisatievoertuig, en c. het bij het eindstation ontkoppelen van de trailer. 10

18. Werkwijze voor het transporteren van trailers, omvattende de volgende stappen: a. het bij een beginstation met een aandrijfvoertuig verbinden van meerdere trailers en meerdere van treinwielen voorziene stabilisatievoertuigen, d. het naar ten minste één tussenstation transporteren van het voertuigsamenstel, 15 e. het bij het tussenstation ontkoppelen van ten minste één trailer, f. het naar een eindstation transporteren van het resterend voertuigsamenstel omvattende een aandrijfvoertuig, ten minste één trailer en ten minste één stabilisatievoertuig, en g. het loskoppelen van de resterende trailers. 1 01 7442