NL1011129C2 - Werkwijze voor het aanpassen van een rookgaskanaal. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het aanpassen van een rookgaskanaal.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanpassen van een rookgaskanaal waarop een verbrandingsketel van het 5 tenminste in hoofdzaak gesloten type wordt aangesloten.

Bij vervanging van ketels voor centrale verwarming wordt veelal van het gebruikelijke type verbrandingsketel met natuurlijke trek overgeschakeld op de economischere verbrandingsketels van het in hoofdzaak gesloten type, waarbij gebruik gemaakt wordt van een 10 ventilator of dergelijke voor het aanzuigen van verbrandingslucht en/of afvoeren van verbrandingsgassen.

Deze verbrandingsgassen worden in het algemeen vanuit de woning, het gebouw of dergelijke afgevoerd via zich omhoog uitstrekkende bouwkundige rookgaskanalen. In het bijzonder bij oudere 15 woningen, waar dergelijke verbrandingsketels van het tenminste in hoofdzaak gesloten type worden opgesteld blijkt in vele gevallen, dat de wanden van de bouwkundige bijvoorbeeld betonnen rookgaskanalen de rookgassen doorlaten hetgeen uiteraard tot gevaarlijke omstandigheden kan leiden.

20 Voor het renoveren van ventilatiekanalen is het nu bekend om de wanden van de ventilatiekanalen te voorzien van een kunststof bevattende ondoorlaatbare luchtdichte bekleding. Een dergelijke kunststof bevattende bekleding is echter niet bestendig tegen te hoge temperaturen, die kunnen optreden in rookgaskanalen.

25 Volgens de uitvinding brengt men op de wanden van het rookgaskanaal een kunststof, bevattende voor rookgassen ondoorlaatbare bekleding aan terwijl men voorziet in middelen om te bewerkstelligen dat de temperatuur van door het rookgaskanaal stromende gassen onder een bepaalde temperatuur blijft.

30 Dit kan op doelmatige wijze worden bewerkstelligd door naast de van de verbrandingsketel afkomstige verbrandingsgassen buitenlucht in het rookgaskanaal toe te voeren.

Daarbij zal dan een mengsel van verbrandingsgassen en koele buitenlucht via het rookgaskanaal worden afgevoerd, waardoor de 35 temperatuur in het rookgaskanaal kan worden gehandhaafd op een be- 101 1 1 29-! 2 trekkelijk lage temperatuur van bijvoorbeeld maximaal 40°C die de een kunststof bevattende bekleding van het rookgaskanaal niet aantast.

Door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding kan men dus op eenvoudige en doelmatige wijze een effectieve bekleding van 5 een rookgaskanaal bewerkstelligen, zonder dat men daarbij tegen hoge temperaturen bestendige materialen voor de bekleding behoeft toe te passen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren 1-7, in ieder waarvan schematisch een 10 doorsnede over een meerdere boven elkaar gelegen woonruimtes of dergelijke bevattend gebouw is weergegeven.

In figuur 1 is een flatgebouw weergegeven voorzien van een aantal boven elkaar gelegen woonruimtes 1, 2, 3 of dergelijke. In ieder van deze woonruimtes is een verbrandingsketel 4 opgesteld voor 15 verwarmingsdoeleinden en/of voor verwarming van in het huishouden of dergelijke te gebruiken water.

Bij bestaande gebouwen is veelal gebruik gemaakt van bouwkundig gemaakte kanalen bijvoorbeeld een uit betonblokken of dergelijke opgebouwd rookgaskanaal 5, dat is voorzien van een zich 20 over de gehele hoogte van het gebouw uitstrekkend kanaal 6 en een aantal zich evenwijdig aan het rookgaskanaal 6 boven elkaar uitstrekkende hulpkanalen 7 (zogenaamde shunt). Bij de gebruikelijke verbrandingsketels van het niet gesloten type werd de afvoerleiding van de rookgassen aangesloten op een hoger dan de ketel gelegen 25 hulpkanaal 7 welk hulpkanaal 7 in een punt hoger dan het aansluitpunt van de desbetreffende verbrandingsketel op dit hulpkanaal 7 op het kanaal 6 werd aangesloten.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding is nu een toevoerleiding 8 voor de toevoer van verbrandingslucht aan de 30 ketel voorzien van een verlengstuk 9, dat rechtstreeks uitmondt in het kanaal 6.

De op de verbrandingsketel 4 aangesloten leiding 10 voor de afvoer van de verbrandingsgassen uit de ketel mondt uit in het verlengstuk 9 van de toevoerleiding 8 waarbij het uiteinde van de leiding 35 10 in de richting van het kanaal 6 is afgebogen.

1 n i <1c 5 i 3

Het kanaal 6 is voorzien van een bekleding 11, welke is vervaardigd uit een met weefsel versterkte en met kunststofepoxy geïmpregneerde slang, die in het kanaal 6 vanaf bijvoorbeeld het dak van het gebouw kan zijn ingelaten waarbij de flexibele met kunststof 5 geïmpregneerde slang door overdruk in de slang tegen de wand van het kanaal 6 kan worden gedrukt. Na verharden van de kunststofepoxy kunnen dan door het aanbrengen van boringen in het rookgaskanaal 5 de verlengstukken 9 op het kanaal 6 worden aangesloten, terwijl daarbij de kanalen 7 niet meer behoeven te worden gebruikt.

10 Tijdens gebruik van de verbrandingsketels zal verbrandings lucht worden aangezogen via de toevoerleidingen 8. Een deel van deze aangezogen lucht zal door schoorsteenwerking in het kanaal 6 via het verlengstuk 9 rechtstreeks in het kanaal 6 stromen. Deze stroming wordt ondersteund door de vanuit de ketel via de leiding 10 en het 15 verlengstuk 9 afgevoerde verbrandingsgassen. Deze verbrandingsgassen worden in het verlengstuk 9 gemengd met de door dit verlengstuk 9 stromende koele lucht, zodat de temperatuur van het mengsel van lucht en rookgassen in het kanaal 6 lager dan de smelttemperatuur van de deel van de bekleding 11 uitmakende kunststof kan worden gehouden, 20 zodat geen nadelige beïnvloeding van de kwaliteit van de bekleding optreedt.

Uiteraard zijn er binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding wijzigingen en/of aanvullingen denkbaar.

Zo is in het bovenstaande de uitvinding in het bijzonder 25 beschreven in verband met het renoveren van bestaande woningen, waarin gebruikelijke verbrandingsketels worden vervangen door de modernere verbrandingsketels van het tenminste in hoofdzaak gesloten type. Uiteraard zal de werkwijze echter ook kunnen worden toegepast bij nieuwbouw, waarbij gebruik wordt gemaakt van rookgaskanalen, die 30 bestaan uit een materiaal, dat enigszins poreus is of dat na verloop van tijd poreus kan worden.

Verder kan men de voor rookgassen ondoorlaatbare bekleding ook op andere wijze aanbrengen, bijvoorbeeld door het op de wand van het kanaal opspuiten van een verhardende kunststof.

I t i ^(J Z! 4

Daarnaast zijn er ook constructieve varianten op de in figuur 1 weergegeven opstelling denkbaar, zoals nader is afgebeeld in de figuren 2-6.

Onderdelen in de figuren 2-6, die overeenkomen met hier-5 boven aan de hand van de figuur 1 beschreven onderdelen zijn van dezelfde verwijzingscijfers voorzien en zullen hieronder niet nader worden besproken.

Zoals in figuur 2 is weergegeven kan in ieder verlengstuk 9 stroomafwaarts van de uitmonding van leiding 10 een terugslagklep 12 10 in het verlengstuk zijn aangebracht. Met behulp van deze terugslagklep kan worden verhinderd, dat rookgassen of dergelijke vanuit het kanaal 6 terugstromen. Een dergelijk terugstromen kan onder meer een nadelige invloed hebben op de werking van de verbrandingsketel.

Zoals weergegeven in figuur 3 bestaat een verdere mogelijk-15 heid daarin een terugslagklep 13 aan te brengen in de toevoerleiding 8. Dit kan bijvoorbeeld gewenst zijn indien er bijvoorbeeld uit ruimte overwegingen te weinig ruimte is om een terugslagklep in het verlengstuk 9 te monteren.

Ook hierbij kan een terugstromen van verbrandingsgassen of 20 dergelijke uit kanaal 6 effectief worden verhinderd, daar bij een dergelijk terugstromen snel een drukopbouw zal plaatsvinden in het stroomafwaarts van de terugslagklep 13 gelegen gedeelte van de leiding 8, 9 waardoor een verder terugstromen uit het kanaal 6 zal worden verhinderd.

25 Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 4 zijn een tweetal toevoerleidingen 14 en 15 aangebracht, met behulp waarvan koele buitenlucht naar het kanaal 6 kan worden toegevoerd. Daarbij is de ene toevoerleiding 14 via een aftakleiding 16 aangesloten op de ver brandingsketel 4 voor toevoer van verbrandingslucht, terwijl de andere 30 toevoerleiding 15 via een aftakleiding 17 is aangesloten op de verbrandingsketel 4 teneinde verbrandingsgassen uit de ketel af te voeren.

Het zal duidelijk zijn, dat bij deze uitvoering een grote hoeveelheid koele lucht aan het kanaal 6 kan worden toegevoerd, zodat 35 in het kanaal 6 een lage temperatuur kan worden gehandhaafd.

• ^ 5 i 5

Het zal verder duidelijk zijn, dat indien gewenst ook bij deze uitvoeringsvorm gebruik kan worden gemaakt van terugslagkleppen om een terugstromen van gassen uit het kanaal 6 tegen te gaan.

Bij de uitvoeringsvorm van figuur 5 is een toevoerleiding 5 18 aangebracht voor de toevoer van koele buitenlucht. De leiding 18 is via een aftakleiding 19 aangesloten op de ketel 4 voor het toevoeren van verbrandingslucht aan de ketel. Het zich voorbij de aftakleiding 19 uitstrekkende deel van de leiding 18 is aangesloten op een kamer 20, die via een leiding 21 is.aangesloten op het kanaal 6. Op de kamer 10 21 is tevens een zich tussen de verbrandingsketel 4 en de kamer 20 uitstrekkende leiding 22 aangesloten voor het afvoeren van de verbrandingsgassen uit de verbrandingsketel 4 naar de kamer 20. De van de ketel 4 afkomstige verbrandingsgassen en de extra via de toevoerleiding 18 toegevoerde koele buitenlucht zullen in kamer 20 worden 15 gemengd en via leiding 21 worden afgevoerd in kanaal 6. In de in figuur 5 weergegeven uitvoeringsvorm is in de leiding 18 benedenstrooms van de aftakleiding 19 weer een terugslagklep 23 aangebracht. Indien gewenst zal uiteraard een dergelijke terugslagklep ook in leiding 22 kunnen worden gemonteerd.

20 Zoals weergegeven in figuur 6 zal bij toepassing van verbrandingsketels 4, waarvan door de aard van de constructie de temperatuur van de uitlaatgassen op een voldoend laag niveau is kunnen worden volstaan met een toevoerleiding 24 voor toevoeren van ver brandingslucht aan de verbrandingsketel 4 en een daarvan gescheiden 25 leiding 25 voor de afvoer van de koele verbrandingsgassen naar het kanaal 6.

In figuur 7 is een opstelling weergegeven waarbij het kanaal 6 aan zijn ondereinde is aangesloten op een bijvoorbeeld in de kruipruimte en/of bergingen (bij gestapelde bouw) aangebrachte leiding 30 26. Een dergelijke leiding 26 zal zich bijvoorbeeld tussen de voor- en achtergevel van het gebouw kunnen uitstrekken en daar met de buitenlucht in verbinding staan. Indien gewenst kunnen voor het regelen van de luchtstroom door de leiding 26 nabij de uiteinden van de leiding terugslagkleppen zijn aangebracht.

U I 1 1 2^ "3

Claims (10)

1. Werkwijze voor het aanpassen van een rookgaskanaal waarop een verbrandingsketel van het tenminste in hoofdzaak gesloten type 5 wordt aangesloten, met het kenmerk, dat men op de wanden van het rookgaskanaal een kunststof bevattende voor rookgassen ondoorlaatbare bekleding aanbrengt terwijl men voorziet in middelen om te bewerkstelligen dat de temperatuur van door het rookgaskanaal stromende gassen onder een bepaalde temperatuur blijft.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men een toevoerleiding voor het toevoeren van verbrandingslucht aan de verbrandingsketel via een verlengstuk aansluit op het rookgaskanaal.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat men een op de verbrandingsketel aangesloten leiding voor afvoer van de 15 verbrandingsgassen aansluit op een leiding via welke buitenlucht aan het rookgaskanaal kan worden toegevoerd.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat men een op de verbrandingsketel aangesloten leiding voor afvoer van de verbrandingsgassen laat uitmonden in het verlengstuk van de toevoer- 20 leiding voor het toevoeren van verbrandingslucht.

5. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat men een op de verbrandingsketel aangesloten leiding voor afvoer van verbrandingsgassen aansluit op een kamer, waarop de toevoerleiding voor buitenlucht is aangesloten, terwijl men de kamer aansluit op het 25 rookgaskanaal.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat men de toevoerleiding voor buitenlucht op de verbrandingsketel aansluit voor de toevoer van verbrandingslucht aan de verbrandingsketel.

7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het 30 kenmerk, dat men in een luchttoevoerleiding een terugslagklep aanbrengt om terugstroming vanuit het rookgaskanaal tegen te gaan.

8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat men in het rookgaskanaal een met kunststof gedrenkt slangvormig weefsel aanbrengt, waarbij het slangvormige weefsel wordt 35 opgeblazen om het tegen de wanden van het rookgaskanaal te vleien, waarna men de kunststof laat verharden. i U i 11^-9

9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1-7, met het kenmerk, dat men het rookgaskanaal van een bekleding voorziet door het bespuiten van de wanden van het rookgaskanaal met een verhardende kunststof.

10. Gebouw voorzien van een rookgaskanaal met bekleding en daarop aangesloten verbrandingsketel tot stand gebracht onder toepassing van de werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies. 9-